mmT
Alex Wunninkself-made man
Knappe novelle van Ab Visser
niet onbevredigend slot
Zomee^verlet
Mislukte transplantatie
DE KERKUIL
Nieuwe uitgaven
si AUTO-FINANCIERING
De laatste werken
van Beethoven
SCHOOLBOEKEN
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Pas-toe meubelen
op hun plaats
in ieder
Hollands huis!
„Olympiade" voor
Amateurartisten
Algemene waardering voor
de Haagse Gomedie
Opstellen over Van Gogh
door W. Jos. de Gruyter
nu in boekvorm
Crematie van
prof. dr. A. F. Holleman
H. DE VRIES
ZATERDAG 15 AUGUSTUS 1953
AL KAN MEN moeilijk beweren, dat Robert Louis Stevenson met zijn fameuze ver
haal van Dr. Jekyll en Mr. Hyde welbeschouwd een late variant op het dubbel
gangermotief der Romantici school maakte, men moet hem nageven dat hij een
voorloper is geweest. Het mag nu wel waar zijn, dat het hem met zijn „strange case",
met zijn „gruwelroman", om een fantastische vertelling te doen was en niet om de
ontwikkeling van een wetenschappelijke these of een psychologisch geval, het gegeven
zou, aldus verwerkt, niettemin als illustratie van hetgeen ue mouerne zieiKunae
„schizophrenie" splitsing van de persoonlijkheid in twee afzonderlijke wezens
noemt, geen slecht figuur maken. Dat het in Stevensons verhaal wat onwerkelijk toe
gaat, dat er een „geheimzinnige drank" aan te pas moet komen om de medicus Jekyll
te kampen te geven met „twee zielen in één borst", doet de uitwerking van het geval er
niet minder spitsvoudig, niet minder boeiend en nieuw om zijn.
Waar het op aankomt is maar, dat de
weiswaar niet brave, maar normaal-men
selijke Dr. Jekyll niet meer uitsluitend Dr.
Jekyll is. Hij is óók Mr. Hyde: een schurk,
een kwelgeest, een van het kwaad bezete
ne. De duivel is in hem gevaren, zou men
vroeger hebben gezegd. En men had er de
heksenziener bijgehaald. Schizophrenie,
constateert de verlichte twintigste-eeuwer
nuchter. En hij bedoelt hetzelfde: dat het
met de verhouding tussen het goed en het
kwaad in de mens hachelijk gesteld kan
zijn. Dat, voegt de moderne psycholoog er
aan toe, zij zich niet tot elkaar verhouden
als wit en zwart.
Ab Vissers ^.hellevaart"
Beide, heksenprocessen en schizophrene
gevallen, hebben herhaaldelijk de belang
stelling van een onzer gewiekste novellis
ten, van Ab Visser, gaande gemaakt. Met
zijn schrijversneus rook hij zijn verwant
schap aleer hij zich dienaangaande ge
oriënteerd had. Leek het in zijn vroegste
en vroegere werk, in de jaren dat hij on
der meer de geschiedenis van Rudolf de
Mepse schreef, het spookachtige, fantasti
sche, romantische, dat hem in dergelijke
onderwerpen aanlokte de oorsprong van
die voorkeur men kan er zijn verzen en
zijn novellistische roman „De Leugen" op
nalezen, ligt letterlijk dieper.
„Ik houd van verwilderde parken en
bossen" deze uitlating, neergeschreven
in een halfspeelse boutade over de „litte
raire highbrows", verraadt niet minder
zijn afkeer van „keurig aangelegde tuin
tjes" (ook in het domein van de moraal,
van kunst en levensstijl) als zijn haast
„bezeten" voorliefde voor het wilde, duis
tere. gulzig-woekerende van een natuur
lijke oerkracht, die zich in al wat leeft,
ook m de mens dus, doet gelden. Voor het
angstwekkende, het niet door normen ge-
sanctionneerde. Voor een tyrannie van de
boosaardigheid.
Dit verkapte duivelsmotief, tegenspeler
ADVERTENTIE
Op aanvraag onder teller O en tegen overschrijving
van 50 cent op postgiro 51638 zenden wij U gaarne
jetzj catalogus Pas-toe 1955UMS Rotsoord 3, Utrecht
ADVERTENTIE
Verkrijgbaar bij
Gasthuisvest 5 - Tel. 21264 - Haarlem
ADVERTENTIE
P a s - t o e meubelen verkrijgbaar by
A. M. KOEMAN
Nieuwe Gracht 23, Haarlem
Tel. K 2500 - 17063. Na 6 u. K 2500 - 20601
Op Zaterdag 12 September begint in
Culemborg de eerste landelijke nationale
amateur artisten olympiade, met de eerste
van ruim 100 in het gehele land te houden
voorstellingen.
De bedoeling van de olympiade, waarin
ongeveer 120 uit de ingeschreven amateur
artisten geselecteerde deelnemers zullen
uitkomen, is hun een kans te geven op de
planken te verschijnen.
Iedere artist zal enige tientallen malen met
zijn nummer optreden, telkens met tussen
ruimte van 14 dagen. De voorstellingen
worden door het gehele land gegeven. De
genen die van het publiek of de jury in
de loop van de herfst en de winter in
totaal de meeste punten krijgen, zullen in
Maart of April van het volgend jaar uit
komen in de finale dezer olympiade, die in
Amsterdam gehouden zal worden.
van het zondebesef, deze latente behekst-
heid door het kwaad, deze gecamoufleerde
„hellevaart", deze vernietigingsdrang en
haatzucht als keerzijde van de menselijke
scheppingswil en liefdedrang, kan men,
eenmaal daarop gespitst, in verscheidene
van zijn romanfiguren onderkennen. Langs
omwegen schijnt hij er telkens weer op uit,
een tunnel naar de ondergrondse kern van
dit „menselijke-al-te-menselijke" te boren.
Naar de „Hyde" in iedere „Jekyll".
In geen van zijn novellen heeft Visser
dit „probleem" scherper gesteld, heeft hij
een opzet gekozen, die reëler mogelijk
heden bood op een vei-antwoorde uitwer
king, dan in zijn nieuwste verhaal „Hoorn
vlies" Het uitzonderlijke van zijn „ge
val" een blinde, die door transplantatie
van het hoornvlies van een overledene
weer ziende wordt maakt de ontkete
ning van deze Hyde in de van nature on
problematische persoonlijkheid van de
hoofdpersoon Nico Helder des te aanvaard
baarder.
Van tweeërlei accent heeft Visser zich
bediend om het onheilsgegeven pregnan
ter te bespelen: het wantrouwen van Nico
Helder tegen zijn vrouw, wier min of meer
vermeende intieme omgang met zijn vriend
hem tijdens zijn blindheid waarschijnlijk
voorkwam èn de obsessie, genezen te zijn
dank zij het getransplanteerde hoornvlies
van een moordenaar die zelfmoord pleeg
de. Het één al niet minder een angstmotief
dan het ander.
Is de genezen Helder nog dezelfde als
de blinde Helder? Is hij niet blinder dan
de blinde? Is het oog waardoor hij de we
reld weerziet niet dat van een moordenaar
en zijn blik niet een misdadige blik? Dit
is de twijfel waarmee de boosaardigheid
haar slachtoffer tyranniseert. Waarmee
Helder zichzélf belaagt, om aan zijn nega
tivisme, aan zijn wrevel, onlust, haat en
wraakgevoel, een redelijke grond te geven.
Het is de list, waarmee Hyde zijn troeven
uitspeelt tegen Jekyll.
Zonde en boete
Hier, in Vissers novelle, krijgt Hyde de
volle kans. Nico Helders „leven was acht
jaar lang een stilstaande waterpoel ge
weest, waarin zich een verstikkende vege
tatie" verwilderde parken en bossen!
„had ontwikkeld en nu de dam naar het
levende water opgeruimd was, wist hij niet
hoe het contact te vernieuwen." Een an
dere Helder staat in een andere wereld.
Hij verkeert in de noodzaak om de ver
plichtingen van een gezond man te aan
vaarden, om van de licensies der ziekte
afstand te doen. Hij moet de wereld van
zijn blindenvoorstelling toetsen aan de
zichtbare werkelijkheid. Als herborene
moet hij een nieuw compromis met het le
ven sluiten. Was de blinde psychisch vol
waardig, de genezene schiet tekort. Van
daar zijn verzet tegen zijn zorgzame en be
zorgde moeder, zijn zelfkwelling als boete
doening, zijn zelfbestraffing uit zondebesef.
Wie boete doet, kent zonde. Wie zonde
kent, erkent zedelijke normen: moraal. In
wezen is Visser dan ook een moralistisch
(wat niet zeggen wil: een moraliserend)
schrijver. Des te opmerkelijker dat de
katharsis, de louterende inkeer, de „wen
ding ten goede" die Visser aan zijn ver
haal geeft, is mislukt. Eenmaal verlost van
de moord-obsessie wordt Nico Helder zich
waaróm, waardóór zo plotseling? be
wust van zijn liefde (verschuldigde lief
de?) aan zijn vrouw bijna te laat. Een
poging tot zelfmoord brengt haar namelijk
aan de rand van de dood. Dit „tragisch"
accent van het bijna te laat, dit gelouterde
inzicht vergezeld van het di'eigend onher
stelbare, dit dubbelmotief met zijn ver
zwakkend effect, zou een intelligent auteur
als Visser niet zijn ontsnapt, als hij er zich
aan het eind wat minder gemakkelijk van
af had gemaakt. Nu laat deze in haar na
tuurlijke stijl voortreffelijk geschreven
novelle de indruk na van een overhaast
beëindigd en te vroeg uit handen gegeven
werkstuk, waarin de transplantatie van de
liefde op de onvree is mislukt. „Hyde" is
een taaie rakker. Men sla er zijn Steven
son nog maar eens op na.
C. J. E. DINAUX
Ab Visser: Hoornvlies" (Serie „De Boek
vink" Litteratuur in miniatuur, N.V. Ar
beiderspers, Amsterdam).
ADVERTENTIE
In mijn droom-maatschappij krijgen alle
werkers zonne-verlet.
In mijn droom-wereld heeft iedereen vrij
zodra de zon schijnt.
Ge zoudt kunnen voorstellen dat zulke
uren dan in het regen-tij wel worden in
gehaald, omdat dat gemakkelijk genoeg
is; zonnige dagen zijn zeldzaam en de regen
valt vele, vele etmalen, doch ik ben de
ernstige mening toegedaan dat dit inhalen
niet eens noodzakelijk is: als iedereen
minder werkt, blijft alles hetzelfde. Dat
geloofden onze grootvaders niet, toen de
kreet om de acht-urige werkdag klonk. Zij
vonden dat een krankzinnige luiheid, die
het ganse land tot de bedelstaf zou bren
gen. Nu wordt die arbe'idsbeperking als
een doodgewone zaak beschouwd. Zo zal
het ook zijn met dat zonneveriet van mij.
Zon-over-Nederland is een te zeldzame
zaak om die niet uit te buiten en om niet
onmiddellijk alle fabrieken en kantoren
plat te leggen zodra zij ons verrukken
komt.
Het is een onzinnigheid om electrische
lampjes en badhanddoeken te gaan zitten
maken wanneer de wereld zo mooi is in de
goud-en-blauwe glans van de hemel; een
waandenkbeeld om te vermoeden dat ge
beter herensokken, damestassen en reuk
wateren kunt verkopen, dan in de zon te
gaan liggen met dichte ogen en een wijd
open ziel.
Wat hebt ge bovendien aan uw winst op
lampjes en sokken, wanneer ge die niet
besteden moogt aan domweg wandelen
door het lichte land? Wanneer ge leven leven
noemen wilt moet ge een dagenplukker
zijn en de dagen die het plukkenwaardigst
zijn, zijn immers de warme-zon doorstoofde
en rijpe, die u zo maai' in de schoot vallen
wanneer ge maar de moed kunt opbren
gen, van uw werkbank en uw schrijftafel
op te staan en uw weefgetouwen en reken
machines te laten voor wat zij zijn: midde
len tot het enige doel, dat helemaal mens
waardig is: vrij zijn in de zon.
De 48-urige werkweek klonk vijftig jaar
geleden even dwaas als dit zonneplannetje
van mij.
Bedenkt dit wel, gij die mij een loze
babbelaar vindt. Nu ik dit schrijf schijnt
de volle zon op mijn papier. Als er van
daag geen sok verkocht wordt, loopt mor
gen niemand barrevoets. ELIAS
De wonderlijke mengeling van geheim
zinnigheid en vertrouwelijkheid die de
lezer in Dickens' verhalen steeds weer
boeit, kenmerkt ook zijn laatste roman, een
onvoltooide, want hij was er op Woensdag
8 Juni 1870 aan bezig, toen de dood hem
verraste. Die nuchtere mededeling, die dit
boek „Het geheim van Edwin Drood" (The
mystery of Edwin Drood) plotseling on
derbreekt, geeft voor het bewustzijn van
de lezer nog meer relief aan de vreemde
verstandhouding, die in zijn romans vaak
tussen de levenden en de gestorvenen be
staat. Een voorbeeld daarvan in deze laat
ste roman is de steenhouwer Durdles (zer
ken, graftomben en monumenten), die zich
zo thuis voelt tussen de „ouwen" in de
crypte van de kathedraal. De rol van deze
man „die even zelden dronken als geheel
nuchter is" is ongetwijfeld belangrijk voor
de ontknoping van het raadsel, dat Dickens
met zich mee in het graf heeft genomen.
Dat raadsel betreft de verdwijning van
Edwin Drood iri een stormnacht, waarin
hij zich zou gaan verzoenen met een op
vliegende jongeman, met wie hij op ge
spannen voet had gestaan. Tegen de laat
ste rijzen natuurlijk verdenkingen maar
via het rijk der gestorvenen en een lugu
bere opiumtent wijst de schrijver al naar
een andere vermoedelijke dader. Maar de
lezer, die bij het „vooronderzoek" tevens
kan afgaan op de intuïtie van een lieftal
lig meisje, komt er niet helemaal achter.
Dickens heeft, zoals men van hem gewend
is, weer talrijke markante persoonlijkhe
den tot in détails geschilderd, waarbij zijn
nauwelijks overtroffen humor hoogtij viert.
De vertaler, Jan Nieuwenhuis, heeft,
voor zover onze taal hem daartoe in de
gelegenheid stelde, deze humor zo getrouw
mogelijk weerspiegeld, en daardoor is ook
deze laatste roman van de begenadigde
Victoriaanse verteller een bekroning van
de Prisma-serie van Het Spectrum in
Utrecht, welke aan hem werd gewijd.
ADVERTENTIE
FRANS VAN DAALEN - ASSURANTIËN
IODEV/I1K VAN DEYSSEUAAH ftA,'- HAARLEM - IEL 74414
De Haagse Kunstkring is door de ge
meenteraad van 's-Gravenhage opnieuw
voor drie jaar aangewezen tot vaste bespe
ler van de Koninklijke Schouwburg.
Hartelijke woorden van tevredenheid,
waardering en bewondering werden door
mevrouw E. van den BoschDe Jongh
(V.V.D.) en de heer W. A. Rensen (P. v.
d. A.) aan het adses van de onder directie
van Cees Laseur en Paul Steenbergen
staande Haagse Comedie gericht. De alge
mene waardering van de raadsleden kwam
tot uiting in het goekeuren van de aanwij
zing met algemene stemmen.
Alex Wunnink wiens overlijden wij Vrij
dag meldden werd op 9 Februari 1877 in
een woning in Amsterdam geboren. Na
zijn lagere schooltijd moest hij onmiddel
lijk een betrekking zoetten en kwam als
leerling in dienst bij een behanger voor
f 1.50 per week. Na enkele jaren begon hij
een avondcursus te volgen bij „Ons Huis"
Te Kjeller in Noorwegen, waar het Nederlancls-Noors atoominstituut is gevestigd,
een driedaagse conferentie over uraanreactoren gehouden, waaraan door physici
18 verschillende landen werd deelgenomen. Hier zien we van links naar rechts
Nederlanders \V. J. Beekman, J. H. Boer, Van der Held, P. M. Endt en de Noor
Viking Eriksen.
Ter gelegenheid van de nationale ten
toonstelling ter herdenking van de ge
boorte van Vincent van Gogh kon
men een catalogus kopen, waarin de her
ziene tekst van een artikelenreeks van W.
Jos. de Gruyter was opgenomen. Deze op
stellen, die vooral instructief warén door
dat de schrijver, om een zo scherp moge
lijk beeld van de schilder te kunnen teke
nen, alle plaatsen bezocht had waar deze
gewerkt heeft, verschenen voor het eerst
in het Haagse dagblad „Het Vaderland".
Het is een goed idéé geweest van de uit
gever dit geschrift nu als boekwerk te
publiceren, want de tekst van De Gruyter
gaat veel verder dan het gebruikelijke
voorwoord van een catalogus pleegt te
doen. Tezamen met de documentaire af
beeldingen en de reproducties vormen
deze artikelen een boek, dat ook na afloop
van de tentoonstellingen zijn afzonderlijk
belang blijft behouden.
De Gruyter, wiens grote bewondering
voor Van Gogh duidelijk uit zijn woorden
opklinkt, vervalt nergens tot de gezwollen
of sentimentele toon, waartoe het tragi
sche leven van de schilder zo spoedig aan
leiding geeft. Men kan de zware weg, die
Vincent gegaan is van zijn geboorte in
1353 te Zundert tot zijn tragische dood te
Auvers-sur-Oise op de voet volgen. De
tijd, die Van Gogh als zendeling in de Bo-
rinage doorbracht, wordt door de reportage
die De Gruyter van de streek geeft uiterst
levendig voor ons getekend. De schrijnen
de sociale toestanden, die destijds in de
Belgische mijnen heersten, werden door de
jonge zendeling ook opgemerkt en uit de
gesprekken die De Gruyter ter plaatse
voerde vernemen wij welke opofferingen
Van Gogh zich getroostte om het leed te
verzachten. Gedesillusionneerd door de
houding van zijn supérieuren, die zijn han
delwijze overdreven achtten begon hij
hier zijn eerste tekeningen te maken.
Zijn sociale instelling, zijn medegevoel
niet de armen en eenvoudige mensen be
houdt hij zijn leven lang. Zelfs vele jaren
later in Arles zegt hij nog van zijn be
roemd geworden „Berceuse", dat deze er
uitziet als een banale chromolithografie.
Want het gelijk lag niet bij de dames en
heren, die de salons bezochten, maar bij de
volksmensen die er geen verstand van had
den „die chromo's kochten en sentimenteel
naar draaiorgels luisterden".
Aan de reis naar het Zuiden in de win
ter van 1888 en aan de eerste indrukken
die Van Gogh in deze voor hem nieuwe
streek, waarin hij een afspiegeling van de
Japanse landschappen der houtsneden zag,
heeft De Gruyter een paar prachtig ge
schreven bladzijden gewijd. De gehele
tekst is zeer overzichtelijk gesteld en geeft
de lezer een indrukwekkend beeld te zien
van de mens Van Gogh.
De ontwikkeling van Van Goghs kunst
is uitstekend geanalyseerd. De indeling
der bladzijden is wel wat vreemd en het
werkt verwarrend dat de tekst soms ge
woon doorloopt op de linkerpagina, die
overigens vaak voor notities en citaten ge
reserveerd is. Ook kunnen wij de blad
spiegel niet bewonderen, daar het zetsel
aan de linkerzijde nergens inspringt, daar
entegen aan de rechterzijde zeer grillig is,
doordat nergens afkortingen werden ge
maakt. Er zijn vier kleurreproducties in
het boek opgenomen.
OTTO B. DE KAT
in de Rozenstraat te Amsterdam. De toen
malige directeur van dit huis stelde be
lang in deze intelligente 17-jarige jongen
en zorgde er voor, dat hij een betrekking
kreeg bij een suikerfabriek. Bovendien
bracht de heer Tours een fonds bijeen,
waaruit privélessen voor de verdere ont
wikkeling van Alex werden gefinancierd.
Tot zijn 19e jaar zette de jonge Wunnink
deze studie voort.
In 1896 trad hij in dienst bij de Konink
lijke Marine, waar hij boks- en worstel
kampioen van zijn lichting was en nog
voor de eeuwwisseling werd hij vervolgens
volontair-schrijver bij de belastingdienst.
Spoedig verkreeg hij de functie van vaste
schrijver. Omstreeks 1900 werd de heer
Wunnink, die toen 23 jaar oud was, bevor
derd tot deurwaarder bij de belasting
dienst van de gemeente Amsterdam. Weer
een jaar later werd hij bevorderd tot com
mandeur, en vanaf die tijd dateren zijn
eerste contacten met talloze directeuren
van schouwburgen en variététheaters in de
hoofdstad.
Een twintigtal jaren behield hij dit toe
zicht op de publieke vermakelijkheidsbe
lasting, tot hij op 45-jarige leeftijd in 1922
een beslissende stap moest nemen. In dat
jaar gingen de gemeentebelastingen over
naar de rijksbelastingen en de heer Wun
nink kreeg de keuze op wachtgeld gesteld
te worden, dan wel dienst te nemen in een
andere-gemeente. Hij koos het eerste, daar
hij Amsterdam niet wenste te verlaten. Na
een korte wachtperiode kwam hij in 1923
bij Louis Bouwmeester Jr. als bedrijfslei
der van het voormalige Paleis voor Volks
vlijt aan het Frederiksplein te Amsterdam
in dienst.
Zijn werkzaamheden bij het theater
Carré dateren van Februari 1927. Hij was
toen juist 50 jaar en werd binnen een jaar
na zijn benoeming als administrateur door
een ingestelde Raad van Beheer bevorderd
lot directeur. In die tijd was er een tekort
van ruim 30.000 gulden.
Op resolute wijze pakte deze „self-made
man" de exploitatie van dit oude Amster
damse variété-theater aan. Op drastische
wijze verlaagde hij de prijzen en zorgde
er voor, dat het publiek goede program
ma's kreeg voorgezet.
Het is de heer Wunnink geweest, die de
Italiaanse opera naar ons land heeft ge
bracht, vooral tot groot enthousiasme van
het publiek uit de Amsterdamse Jordaan.
Toen Carré 50 jaar bestond keerde het
circus in de piste terug. In dit gebouw aan
de Amstel heeft Louis Davids onder lei
ding van directeur Wunnink zijn triomfen
en Buziau zijn hoogtijdagen gevierd. In
1932 kwam Josephine Baker naar Amster
dam en Carré was 22 dagen uitverkocht.
Het vorige jaar was de overledene 25
jaar verbonden aan het theater Carré. Hij
bereikte toen bovendien de leeftijd van 75
jaar en werd in zijn theater op grootse
wijze gehuldigd. Bij die gelegenheid werd
hij benoemd tot ridder in de orde van
Oranje-Nassau.
„Vincent van Gogh" door W. Jos. de Gruy
ter, verschenen bij D. A. Daamen's Uitgevers
maatschappij te 's-Gravenhage.
Inmiddels verscheen ook, met medewerking
van de Vincent van Goghstichting, bij de We
reldbibliotheek te Amsterdam/Antwerpen het
derde deel der „Vet zamelde Brieven". Ter
verklaring en aanvulling zijn tevens allerlei
uitlatingen van tijdgenoten en verslagen van
latera onderzoekingen opgenomen. Men vindt
hierin onder meer vele brieven uit Arles aan
en over Gauguin. Het ruim vijfhonderd blad
zijden tellende boek in kloek formaat is rijk
verlucht met reproducties van schilderijen,
krabbels en pentekeningen, verder met zelfpor
tretten uit de Antwerpse tijd en uit Parijs.
In de aula van het crematorium te Vel-
sen heeft gistermiddag dr. T. van der Lin
den uitvoerig de levensloop en de loopbaan
geschetst van zijn oud-leermeester, prof.
dr. A. F. Holleman, wiens stoffelijk over
schot op het marmeren podium stond op
gebaard.
Spreker roemde de overledene als een
nuchter en critisch mens met een sterk
gevoel voor orde, wiens grote verdiensten
voor de wetenschap zowel als onderzoeker
en als docent erkenning had gevonden bij
de regering in eigen land, maar ook in
internationaal verband.
Nadat de met bloemen bedekte kist onder
de tonen van een koraal van Bach was
gedaald, heeft de oudste zoon van de ver
scheidene de aanwezigen dank gezegd voor
de door hen betoonde belangstelling.
Bij degenen, die prof. Holleman de laat
ste eer bewezen, waren dr. J. E. baron De
Vos van Steenwijk, als voorzitter van de
Hollandse Maatschappij der Wetenschappen,
mevrouw prof. dr. C. G. van Arkel, na
mens de senaat der Amsterdamse univer
siteit, prof. dr. H. J. Backer van de Gro
ningse universiteit, prof. A. J. Kluyver,
voorzitter van de Koninklijke Academie
van Wetenschappen, prof. dr. J. Kok, prof.
E. van Slochteren.'prof. dr. G. A. van den
Bergh van Eysinga en vele anderen. 1
Het zal de muziekminnaar bekend zijn,
dat in de Beethoven-litteratuur het
levenswerk van de gi'ote symphonicus in
drie perioden wordt verdeeld.
De eerste daarvan omvat de werken tot
en met de eerste twee sympl^onieën en al
wat aan andere composites in datzelfde
tijdsbestek ontstaan is. Zij onderscheidt
zich door de verrassende levenskracht, de
komende zelfstandigheid, die ook dan al,
als de componist nog voortbouwt op de
door zijn voorgangers gelegde grondslagen,
onmiskenbaar doorbreekt. Meer nog dan
de geestelijke aristocratie van Mozart, is
Haydns van levensvreugde vervulde kunst
Beethovens voorbeeld geweest.
Een tweede phase breekt aan als Beet
hoven met de Eroica, zijn derde symphonie,
voor ons staat als een gerijpt meester. Meer
nog: als een dichter en denker, wie de
dichterlijke'achtergrond in de muziek vóór
alles gaat en die zijn inspiratie put uit de
krachten van zijn diepe menselijkheid. Zo
ook in de Eroica, waar achter de machtige
symphonische bouw de gestalte van Napo
leon oprijst als symbool van een van Beet
hovens levensidealen: de menselijke vrij
heid. In hoeverre de belichaming van dit
ideaal nu in de figuur van de wereldver
overaar juist gezien was, wil ik in het mid
den laten. De componist heeft trouwens
.de opdracht van het werk aan Napoleon
teniet gedaan toen hij vernam, dat deze
zichzelf tot keizer had gekroond.
De bekendste werken ontstonden nu: zes
symphonieën, het vierde en het vijfde
pianoconcert, de opera Fidelio, de Wald-
steinsonate en de Appassionate, al rijkdom
aan muziek, een levenswerk op zichzelf.
In Beethovens laatste levensjaren, de
derde periode, treedt echter een geest van
verinnerlijking op, die zijn werken voor
velen ontoegankelijk heeft gemaakt. Men
stond vreemd tegenover de gedachten-
wereld, die zich hier openbaarde, in een
klankgewaad, waaraan elke opschik en elke
vorm van toenadering tot de hoorder ont
braken. Het is dus niet te verwonderen, dat
over deze muziek in de loop der jaren een
litteratuur ontstond, die problemen daarvan
trachtte te belichten en de oorzaken van de
zo opvallende verandering in de muziek
dezer laatste jaren poogde na te speuren.
Voor de hand lag natuurlijk de verkla
ring, dat 's componisten toenemende doof
heid hem op den duur belette de klankwer
king van wat hij schreef voldoende te be
oordelen. De verklaring is echter te gemak
kelijk om degenen, die dieper in het wezen
van Beethovens kunst doordrongen te be
vredigen. Eerder te aanvaarden zou de op
vatting zijn, dat de zorgen des levens, die
ongetwijfeld de meester niet bespaard zijn
gebleven, de zorgen over zijn neef Karl,
zorgen over zijn eigen toekomst, hem tot
een in zichzelf gekeerd man maakten, een
gesteltenis die zeer zeker op zijn kunst haar
stempel zou drukken.
Men kan dit alles nog van een breder
standpunt bezien en overwegen dat deze
mens een uiterst sterke persoonlijkheid
was, die in zijn ouderdom kwam te staan
tussen menselijke opstandigheid tegen zijn
vereenzaming of geresigneerd aanvaarden
'n conflict dat ontroerend ligt gesymboli
seerd in een werk als de laatste klavier
sonate. Concretiseren is echter gevaar
lijk......
anleiding tot deze beschouwingen gaf
IA mij een artikel van de Engelse musico
loog Ernest Newman in het Maartnummer
van de Atlantic Monthly, getiteld: Beet
hoven, de laatste periode.
Newman verdedigt daarin de stelling, dat
Beethovens derde stijl geen tegenstelling
vormt tot hetgeen is voorafgegaan, maar
integendeel slechts de volledige realisatie
vormt van gevoelens en de sublimering van
technische procedures, die bij Beethoven
van den beginne af aanwezig waren. Onge
twijfeld, zegt Newman, wijzen deze werken
op een crisis in zijn zieleleven, maar de
oorzaak daarvan lag in Beethovens inner
lijke ontwikkeling en niet in de uiterlijke
levensomstandigheden. Als alle grote inner
lijke veranderingen voltrekt dit proces zich
langzaam. Hij vergelijkt het met een geolo
gische verschuiving, die tot een nieuw kli
maat, tot een nieuwe flora en fauna leidt.
Bij Beethoven is het klimaat geleidelijk
anders geworden. De oude geestelijke „tem
peratuurverschillen" bestaan niet meer, er
is niet zulk een groot onderscheid tussen de
snelle en de langzame delen van de laatste
kwartetten als tussen die van de grote wer
ken der middenperiode. De oude polariteit
der gevoelens, typerend voor Beethoven,
bestaat nog wel, maar de twee polen lijken
niet meer zo ver van elkaar te liggen, de
tegenstellingen zijn minder heftig, minder
opvallend. De componist behoeft voor zijn
spanningen en ontspanningen niet meer de
fors uitgebeelde, sterk contrasterende ge
gevens van vroeger, nog minder de concre
tisering van geestelijke strijd in menselijke
karakters als Egmont, Coriolanus, Leonore.
Pizarro. Het drama speelt zich nu geheel af
in de wereld van 's componisten innerlijk.
Tot zover Ernest Newman. Het hoogge
stemde artikel geeft aanleiding, zich op
nieuw de vraag te stellen of de oudere
Beethoven-exegese niet te veel heeft ge
poogd, dingen te horen in deze muziek die
er eenvoudig gezegd niet in staan.
Aan de andere kant zullen alle verklarin
gen ter wereld pogingen blijven, want het
wonder van het leven, ook in de kunst, is
niet te achterhalen. Nochtans: het pogen is
schoon. En het is zo menselijk, te zoeken
naar begrip en inzicht.
WILLEM ANDRIESSEN
ADVERTENTIE
voor alle inrichtingen voor onderwijs
SCHOOI BOEKHANDEL
Jacohi/ncstraat j Ge/. Oude Grarju iy-2ya
- Vrijdagmorgen is de Parlementaire
Commissie, die Zondagavond per vliegtuig
uit Nederland is vertrokken, op het vlieg
veld van Hollandia aangekomen, waar zij
werd begroet door de gouverneur van
Nieuw Guinea, de heer J. van Baal.