George Rober, visio nnair schilder,
wordt zestig jaar
Alles van Het Zzvanenmeer
Realisme van Couperus
SCHOOLBOEKEN
Nieuwe uitgaven
Geldinzameling ten
bate van Griekenland
3
Eretentoonstelling bij Leffelaar en in Rotterdam
Naar Haarlem
H. DE VRJ.ES
Circus moet affiches
in Amsterdam weghalen
Dertig jaar Gilwell-
cursussen in Nederland
BOEK EN THEATER
Heringa Wuthrich
LITTERAIRE KANTTEKENINGEN
Deel I en V der verzamelde werken
OPTIEK
Kort nieuws
ZATERDAG 22 AUGUSTUS 1953
ADVERTENTIE
George Rober in zijn atelier aan het Rollandspad.
DE SCHILDER GEORGE ROBER, die
sinds 1930 in Haarlem woont, zal op
30 Augustus zijn zestigste verjaardag vie
ren. In September wordt er in de Kunst
handel Leffelaar een eretentoonstelling
van zijn werk gehouden en een maand
later volgt in het Schielandhuis te Rotter
dam een retrospectieve expositie van Ro-
ber's werk.
George Rober werd in 1893 te Brussel
geboren. Zijn vader was kunstschilder of
men zou beter kunnen zeggen fijn-schil
der. De achttiende eeuwse schilderkunst
die vooral aan de nauwkeurigheid van de
weergave hoge eisen stelde moet in hem
nog een late vertegenwoordiger gevonden
hebben. Voor de zoon die in een andere
wereld opgroeide en wiens jeugdidealisme
al dadelijk hevig geschokt werd door de
verschrikkingen van de eerste wereld
oorlog lag een andere gebied open. Ont
daan over wat hij in de loopgraven zien
moest, kwam hij naar Holland.
In Rotterdam werd hij bevriend met de
schilders Ladage - Laurens van Kuyck,
Richters en anderen.
Het was een bewogen tijd van ver
nieuwing en verwachting op een schonere
toekomst. Landgenoten van Rober, zoals
Gustave de Smet, Rik Wauters en Raoul
Heynckes waren evenals hij naar Neder
land uitgeweken en gaven aan het Hol
lands kunstleven nieuwe impulsen.
Rober, die zijn persoonlijkheid beter
ging begrijpen, ging zijn eigen weg. Zonder
bekend te zijn met de theorieën over het
onderbewustzijn van Freud en anderen be
gon hij in zijn tekeningen gevoelens en
driften, die op de bodem van ons wezen
vertoeven, uit te beelden. Vormen waar
van hij de betekenis soms pas later leerde
verstaan als waardevolle fragmenten voor
zelfanalyse en soms als waarschuwingen.
Visioenen die zich aan ons oog voordoen
als uitbeeldingen van kristallen en plant
aardige formaties, meestal in een genuan
ceerd zwart-wit, soms in kleur.
Met Kerstmis 1930 kwam Rober naar
Haarlem. In O ver veen, midden in de bol
lenstreek vond hij een oud huisje aan het
Rollandspad. Hij is daar gebleven en woont
er nog steeds. Wie hem daar bezoekt, vindt
ADVERTENTIE
voor alle inrichtingen voor onderwijs
SCHOOI.BOEKHANDEL
jücobijnestraat 5 GcJ. Oude Gracht
Grote man in kleine stad; Magistraat
in miniatuur, door G. Ie Maire, oud
burgemeester. N. Samson N.V., Al
phen aan de Rijn.
Ik herinner men nog levendig hoe de twee
aardige boekjes van de oud-burgemeester
die zich achter het pseudoniem Le Maire ver
schuilt, Grote man in kleine stad en Ma
gistraat in miniatuur bij hun verschijning
veel succes oogstten.
Dat is nu, voor wat het eerste deeltje be
treft, vijftien jaar geleden. Thans is de
tweede druk van de pers gekomen, weer bij
Samson, de firma waar alle voor de ge
meentehuishouding en -administratie ge
wichtige handboeken, exegesen van wetten,
formulieren en tabellen vandaan komen.
De boekjes van de heer Le Maire doen die
collectie geen oneer aan. Zij geven de be
stuurlijke en representatieve beslommeringen
van de eerste burger van het provincie
stadje Graafwijk weer in zijn officieel en
huishoudelijk verkeer met zijn gemeente
naren, zijn collegae en de hogere instanties
Van rijk en provincie. En de heer Le Maire
doet dat op een gezellige manier; aan de
hand van een aantal gewichtige momenten
uit een burgemeestersloopbaan: sollicitatie,
benoeming, installatie, kennismaking met de
burgerij, raadsvergaderingen en zo voort.
De schrijver heeft daarbij gebruik ge
maakt van een aantal documenten, zoals
krantenknipsels, raadsvoorstellen, brieven
en dergelijke en schuwde ook de versvorm
niet. Hij werd bij deze herdruk in dat
streven nog gesteund door de uitgeverij, die
enige van de genoemde „bewijsstukken" in
facsimile afdrukte, hetgeen de aantrekke
lijkheid van dit boekje niet weinig ver
hoogde.
Toch geniet men deze aardige lectuur niet
meer zo zonder bedenkingen als in 1938. Het
ls ons moeilijk geworden burgemeesters te
aanvaarden die 7.0 zeer de enige hefboom
tot activiteit in hun gemeente zijn als met
deze magi, straat in miniatuur het geval is.
Naar onze smaak wordt het accent ietwat
te veel naar „Monsieur le maire" verlegd,
terwijl, naar wij menen te weten, in de wet
toch is bepaald, dat aan het hoofd van de
gemeente de raad staat. Die gemeenteraad
blijft bij deze „Grote man" een tikje teveel
In de schaduw en dat vinden we jammei-,
want tenslotte zijn het zijn leden die het
gezicht van Graafwijk bepalen.
Ook in dat opzicht is het 1953 geworden.
J. H. B.
hem temidden van een merkwaardige ver
zameling van kristallen, stenen, boomfrag
menten, vlinders, schilfers zilver en goud
papier.
Deze curiosa vormen niet de modellen
voor zijn fantastische tekeningen maar
zijn, naar ik meen, voorwerpen die door
hun kernachtige structuur en hun rijke
kleur verwantschap vertonen met de beel
den die Rober's naar binnen gekeerde blik
„Ziet".
De schilder die langs deze weg naar de
waarheid zoekt heeft het zoals men be
grijpen zal moeilijk in het leven en dat
niet alleen in sociaal opzicht maar ook en
vooral met zich zelf. Hoe zal hij de perio
den van geestelijke dorheid die in bijna
ieder kunstenaarsleven optreden over
bruggen, en zal hij tenslotte door steeds
uit het eigen innerlijk te puren, niet ver
schralen?
Rober heeft deze gevaren niet kunnen
omzeilen, maar hij had de moed ze onder
het oog te zien. Zijn laatste werk wijst in
een richting waarin constructie en bouw
groter betekenis krijgen dan tot dusver het
geval was.
Verleden jaar verbleef hij ruim een
maand in Le Rayol aan de cöte des Maures.
Hij tekende er met vaste hand de rotsfor
maties en door de zeewind geteisterde
bomen.
Rober is, vergist u zich daarin niet, geen
dromer, hij heeft een onderzoekende geest,
zijn discours is levendig en zijn woord
keus is, dank zij zijn Belgische origine
plastisch en vol geestige wendingen. Hij
is militant uit idealisme en verdedigt fel
de sociale en vakbelangen van de beel
dende kunstenaar.
In Rotterdam nam hij actief deel aan
de oprichting van cle vereniging „de Bran
ding" en was medewerker van het avant-
garde blad „Signaal". In het Haarlemse
kunstleven staat hij enigszins apart, maar
met de jongere schilders die zich met pro
blemen, verwant aan de zijne, bezig hou
den heeft hij contact.
Werken van George Rober bevinden
zich, behalve in particuliere collecties, in
het Prentencabinet van de Leidse Univer
siteit, in het Museum Boymans te Rotter
dam en in het Frans Halsmuseum te Haar
lem. O. d. K.
De president van de rechtbank te Am
sterdam heeft uitspraak gedaan in een
kor.t geding tussen de circussen Strass
burger (als eiser) en Jos. Mullens (als ge
daagde). De president bepaalde in zijn
vonnis, dat de reclamebiljetten w/lke het
circus Mullens, dat vanavond zijn pre
mière in Amsterdam geeft, heeft verspreid
en waarop op opvallende wijze de naam
Strassburger is vermeld, binnen 36 uur
verwijderd moeten worden. Op de biljetten
staat met grote letters „Strassburger en
Comp." en „José Strassburger-Mullens".
(Henri Strassburger, een telg uit het cir
cusgeslacht Strassburger, is gehuwd met
de dochter van de heer Mullens).
In het vonnis werd verder gezegd dat
door de wijze van afficheren zelfs bij
nauwkeurige lezing verwarring ontstaat.
Er is uit af te leiden, dat de voorstellingen
mede uitgaan van Strassburger of dat dit
circus iets met Mullens te maken heeft.
Het wekt de indruk van een belangenge
meenschap.
De directeur Jos. Mullens werd ver dei-
verboden om de naam Strassburger op
zijn programma-aankondigingen anders te
bezigen dan gebruikelijk is met de overige
artisten. Voorts werd hem bij overtreding
van het verbod ten aanzien van de ver
wijdering der reclamebiljetten een dwang
som opgelegd. Ook werd hij veroordeeld
tot betaling van de kosten van het geding.
V
De Nederlandse padvinders herdenken
29 en 30 Augustus het feit dat het dit
jaar 30 jaar is geleden dat de eerste zo
genaamde Gilwellcursus te Ommen werd
gehouden. Het is vooral aan de toenmalige
hoofdverkenner, staatsraad Rambonnet te
danken dat dergelijke trainingscursussen
voortaan ook geregeld in ons land konden
worden gehouden. De richtlijnen voor deze
training waren door de stichter van de
padvindersbeweging Lord Baden Powell,
opgesteld.
De vorm van training kan het beste
gekarakteriseerd worden door het gezegde
van Lord Baden-Powell: „Wij maken van
de jongens mannen door mannen te leren
een jongen te zijn."
Heeft een leider of leidster de certifica
ten voor het practische en het theoretische
gedeelte van de Gilwellcursus behaald en
is in de practijlc gebleken, dat voldaan is
aan de gestelde eisen, dant ontvangt hij of
zij de woodbadge, het enige insigne, dat
leiders of leidsters in de padvindersbewe
ging dragen en dat over de gehele wereld
hetzelfde is, namelijk twee houten kralen
aan een leren veter om de hals en de Gil-
welldas. Zij treden dan automatisch toe
tot de internationale Gilwellgroep. Het
aantal van hen, dat thans een actieve
functie in de padvindersbeweging in Ne-
derdand vervult, bedraagt 900.
Het Nederlandse Rode Kruis meldt:
Was de watersnood in Februari er de
oorzaak van dat grote hoeveelheden goe
deren uit alle delen van de wereld ons
land binnenstroomden, thans is in een an
der gedeelte van Europa, in Griekenland,
ons medeleven met der. daad vereist.
Hoewel de allereerste nood op de Ioni
sche eilanden nu wel gelenigd schijnt en
de bewoners van dit zwaar getroffen ge
bied weer naar hun gehavende dorpen te
rugkeren, toch is het zeker voor ons dui
delijk, dat nog zeer veel hulp zal moeten
worden geboden alvorens het leven hier
weer enigszins zijn normale gang kan her
nemen.
Reeds konden grote hoeveelheden levens
middelen, textielpakketten, zeep, kinine-
tabletten enz. worden verzonden, maar de
nood is nog in genen dele gelenigd.
Er zal hiervoor nog zeer veel geld nodig
zijn!
Om hieraan tegemoet te komen organi
seert het Nederlandse Rode Kruis een col
lecte in een groot aantal plaatsen in het
land. Gedachtig aan de Februari-dagen
doet het ook op uw vrijgevigheid wederom
een beroep.
De afdeling Haarlem en omstreken van
het Nederlandse Rode Kruis organiseert
deze collecte op:
Dinsdag 25 Augustus a.s. te Haarlem en
Heemstede;
Vrijdag 28 Augustus a.s. te Bloemendaal;
Zaterdag 29 Augustus a.s. te Bennebroek.
Collectanten kunnen zich opgeven voor:
Haarlem: Rode Kruis-gebouw, Pavil- 1
joenslaan 3. Tel. 21485;
Heemstede: mevrouw H. E. Degenaar, P.
de Hooghstraat 11. Tel. 35008;
Bloemendaal: mevrouw M. P. Kluit, Es-
schenlaan 22. Tel. 22680 vanaf 26 Augus
tus a.s.;
Aerdenhout: mevrouw J. W. de Jong
Schouwenburg, Bentveldsweg 150. Tel.
27513;
Overveen: mevrouw J. A.Wildschut, Per-
nambucolaan 7. Tel. 25719;
Bennebroek: mevrouw A. M. van Har-
denbroek, Rijksstraatweg 61. Tel. K 2502 -
400.
Voorts kunnen giften gestort worden op
gironummer 777 ten name van het hoofd
bestuur van het Nederlandse Rode Kruis
te 's-Gravenhage.
ADVERTENTIE
Haarlem
CENTRALE VERWARMING
JOHNSON OLIEBRANDERS
„HET ZWANENMEER" is, ook hier te
lande, een van de bekendste werken uit het
internationale balletrépertoire, hoewel
maar weinigen het ooit in zijn geheel uit
gevoerd gezien zullen hebben. Vrijwel
iedereen is vertrouwd met de mede door
melodieuze kwaliteiten uitmuntende en ge
makkelijk in het geheugen liggende muziek
van Tsjaikofski al was het maar door
draaiorgel of radio. En elke dansliefhebber-
zag natuurlijk wel eens de op het réper
toire van geen enkele der zich op de klas
sieke techniek baserende ensembles ter-
wereld ontbrekende pas-de-deux uit de
tweede acte, speciaal eruit gelicht om de
eerste solisten hun virtuositeit te laten be
wijzen en bij gebrek aan voldoende stijl
gevoel soms gevaarlijk ontaardend tot
variétévermaak, Margot Fonteyn en Rosella
Hightower zijn de mooiste Odiles geweest,
die wij in dit duet mochten aanschouwen.
André Eglevsky toonde als Siegfried in
onze theaters meermalen zijn onvergelijk
bare aan kracht gepaarde souplesse.
Wat het zuiver technische gedeelte be
treft, kunnen wij trouwens met trots wijzen
op onze Marianne Hilarides en Jaap Flier,
al ware het slechts omdat de eerstgenoemde
feilloos de door Pierina Legnani ingevoerde
32 fouettés op de plaats draait en omdat
haar partner een der weinigen is, die in zijn
variatie zijn pirouettes met de moeilijke
rond-de-jambe-en-l'air-en-dehors besluit,
welke spectaculaire toer door Auguste Ves
tris „de god van de dans" lang voor
„Het Zwanenmeer" voor het eerst werd
vertoond. Ik zal deze kroniek niet langer
met dergelijke voor buitenstaanders wel
licht onbegrijpelijke abracadabra vullen,
maar dit te weinig opgemerkte feit mag
toch wel eens vermeld worden.
De volledige versie staat sinds enige tijd
op het rpertoire van het Sadler's Wells
Ballet in Engeland, maar het blijft de vraag
of het succes van deze onderneming de
populariteit van de doorgaans vertoonde
fragmenten ook maar bij benadering even
aart. Men gaat er voornamelijk heen uit
curiositeit, tot enthousiasme komt men toch
pas bij de geliefde gedeelten van zuivere
dans. Reeds Diaghilew kenschetste dit
avondvullende sprookje als „ouderwetse
sentimentaliteit". Misplaatste ambitie dus?
Dat dacht u maar: enkele maanden geleden
publiceerde het tijdschrift Dance and
Dancers" een artikel van A. P. Perrin,
waarin deze betoogt dat „Het Zwanen-
meer" een meesterwerk is, niet alleen om
muzikale redenen en uit choreografisch
standpunt bezien, maar wegens „de myt'no-
logisch-historische achtergrond en de dra-
matisch-psychologische inhoud".
Kent u het verhaal dat eraan ten grond
slag ligt? Prins Siegfried viert met zijn
vrienden de laatste avond van zijn minder
jarigheid, als zijn moeder hem komt op-
Links: Pierina Legnani. die in de versie van Petipa-Ivanov (1895) de dubbelrol van
Odette-Odile creëerde. Rechts: scène uit het tweede deel van de eerste acte bij de
Moskouse première in 1877 (door Beaumont overgenomen uit de Vsemirnaya
Illustratsia)
„ENFIN, HET IS EEN moeilijk boeltje geweest en de leek die misschien zegt: Cou
perus maakt er zich nu eens gemakkelijk van af, gewone menschen, gewone woorden
en niet weer tooveratmosfeer en schitterende Psyche-frazen, weet er niets van!"
Dat schreef Couperus aan Henri van Booven, half verontschuldigend, maar aan de
andere kant toch ook wel weer als een erkenning van het verschil in rang tussen de
sprookjessymboliek van „Fidessa" en „Psyche", en dat „moeilijke boeltje": het vier
delige „zedenpanorama" van de „Boeken der kleine zielen", die bijna duizend blad
zijden omvattende roman van Haags leven, van morose levensonmacht, van fin-de-
siècle-verval, van mondaine verkwijning. „En de regen, grauw over de weg en grauw
ever de huizen en tuinen, was zwart over de verschieten, die vaag waasden door de
naakte tuinen" in die éne zin, die ik overschrijf uit de „Boeken der kleine zielen",
uit „Zielenschemering" uit dat, als in één adem geschreven, tweehonderd bladzij
den lang één onderbroken spanningsniveau handhavende, derde boek in die éne zin
dan, is de kleine ziel van dat kleine leven zo groot gevangen, dat het eind-negen-
tiende-eeuwse Den Haag en alles wat er historisch-voorbijgaand is in deze roman,
er bij in het niet verzinkt en er alleen maar dat groot-menselijke van die kleine
zielen-schildering overblijft.
Is dat, vraagt men zich „De kleine
zielen" in het als vijfde der Verzamel
de Werken verschenen deel herlezend
af, alleen maar realisme, alleen maar wer
kelijkheidsbeschrijving? Zou na een halve
eeuw een werk, dat bovendien in zinswen
ding en taalgebruik een zo onmiskenbare
verwantschap vertoont met de in discrediet
geraakte woordkunst der Tachtigers, nog
zo machtig kunnen boeien, kunnen ont
roeren en bewondering afdwingen, als het
niet meer was dan een weergaloos knap
geschreven „beeld van de tijd", waarmee
de onze niets, maar dan ook niets meer
gemeen heeft?
De sprong van Den Haag naar Rome
Couperus zou, al was hij nóg zozeer hun
meerdere een meester temidden van
middelmatigen hebben afgedaan als
zijn realistische tijdgenoten als Coenen en
De Meester, Netscher en Robbers, hij- zou
met de grootsten van deze generatie, met
Van Looy en Emants, het lot gedeeld heb
ben nog nauwelijks gelezen te wórden, was
hij niet oneindig veel meer geweest dan
een „realist". Als men, aan het einde van
zijn lectuur gekomen, van de „Kleine zie
len" zegt: dat is groot, dan is dat omdat
deze boeken elke voorliefde voor het détail
öm het détail, voor de kunst om de kunst
en de realiteit óm de realiteit zo ver ach
ter zich, beneden zich laten.. Hier is iets
anders gedaan dan „beschrijven", iets we-
zenlijkers, dat Couperus de sprong moge
lijk maakte van Den Haag naar Rome,
van de negentiende eeuw naar de Oud
heid, van „De kleine zielen" naar „De berg
van licht" van zijn „realisme" naar zijn
creatieve fantasie.
Dat andere dat was zijn levensgevoel,
zijn diepe melancholie, zijn beschouwelijk
scepticisme, die hartgrondige weemoed
om het vergankelijke van dit aardse, om
de hulpeloosheid van dit menselijk-kleine,
dat met al zijn verlangen en willen niet
ontkomen kan aan de doem van het on
doorgrondelijke lot, mensen zomin als
culturen. Alles wat we in Couperus bewon
deren, waarom wij van hem houden,
kwam uit dat levensgevoel voort: de „dan
dy", die zo zielsveel van de dingen hield, zo
goed als de „realist" die „Eline Vere"
schreef; de charmante causeur niet min
der dan de epische prozaïst van „Iskan-
der"; de mild-beschouwelijke Couperus in
niet geringere mate als de poseur, wiens
hoogste spel het was zichzelf te verbergen.
Zisch schuilhouden: dat was zijn aristo
cratisch scepticisme. Hij distanciëerde zich
van zijn figuren. Hij was de één èn de
ander, was allen tegelijk en geen van allen.
„Ze zijn niet meer dan een zielgenoot".
Niet meer dan Niet Couperus-zelf dus,
nooit Couperus-geheel. „Een rest van pru
derie", noemde hij die reserve, „of schaam
te, of ijdelheid, of alles te samenof
iets anders".
„Iets anders": misschien was dat een
kleine litteraire coquetterie. Maar mis
schien was het toch ook wel bedoeld als
een toespeling op wat hij, ondanks zijn
miskend-zijn, heimelijk geweten moet heb
ben: dat hij een ras-romancier was; dat
hij dat juist zo volbloedig kou zijn, omdat
hij steeds afstand bewaarde.
„Hier zit ik en vorm mensen", zegt
Goethe's Prometheus. Couperus vormde ze
met liefde en deernis. Met melancholische
liefde en deernis. Als hij in dat prachtige
derde boek van „De kleine zielen" de filo
soof Paul, van cultuur verzadigd en „vol
oude ideeën in zijn bloed", laat zeggen
(blz. 601): een nieuw idee, een heus,
mooi, nieuw idee in onze tijd, dat is het
medelijden.... Gerrit, wat is er mooier
en heerlijker en nieuwer dan het mede
lijden. Ik, ik voel het ook. Maar even
als ik het voel en niet van mijn divan
kom, zo voelt de hele nieuwe wereld de
nieuwe idee van medelijden en komt niet
van zijn divan" dan is dat bedwelming
aan een machteloze menslievendheid en
scepticisme tegelijk. En dat wil dan toch
eigenlijk weer zeggen: een sceptisch scep
ticisme, een voorbehoud dat zichzelf weer
met voorbehoud aanvaardt en dus tóch een
bevestiging is een melancholische be
vestiging, die zo graag in zichzelf geloven
wil.
Dat is het, dat de „kleine zielen" groot
maakt: het menselijke, dat van goede wil
en zwakke kracht is; dat zo vol verlangen
naar licht is en zo duister blijft; dat streeft
en groot wil zijn en klein blijft in de ban
van het noodlot. Daarom zijn deze banale
levens niet realistisch-trïest, maar tragisch;
is dit werk geen voorbijgaand realisme,
maar epiek van de eerste rang en is Cou
perus, wiens dandyisme deze tragiek zo
fier, zo aristocratisch bezwoer, een groot
prozaïst.
Ook een dichter? Met moeite heeft de
commissie van redactie der Verzamelde
Werken uit de twee dichtbundels („Een
lent van Vaerzen" en „Orchideeën) en de
ongebundeld verschenen gedichten een
vijftigtal bladzijden poëzie voor het 'in
middels eveneens verschenen eerste deel
dat behalve deze jeugdpoëzie en twee
schetsen ook „Eline Vere" en een zevental
novellen omvat bijeen kunnen lezen:
acht verzen in totaal, waaronder dan nog
drie van langere adem. Antikizerende ver
beeldingen van zijn jeugddromen, zou men
ze globaal kunnen noemen Petrarca,
Laura, Kleopatra. Neen, hij mag als dich
ter begonnen zijn, een geboren dichter was
Couperus niet, ook al schreef hij het char
mante, camée-achtig doorschijnende son
net op een „baadster": „Een blanke nymf
steeg zij uit het marmren bad Dat
rozig-blond van 't blozend rozeblad, die
amber der violen dat klonk, dat geurde
en kleurde wel, dat was iets van het aroom
van weleer, van Arcadische bekoorlijk
heid. Het was een twintigjarige Couperus
waarachtig niet onwaardig. Maar men
moet veel „schoonheid" hebben prijsgege
ven, om maandenlang te zwoegen aan „een
moeilijk boeltje", een groots boek te schrij
ven en een groot auteur te worden.
C. J. E. DINAUX
dragerï de volgende dag tijdens een groot
bal in het kasteel een vrouw te kiezen. Een
langskomende vlucht zwanen besluit hen
op jacht te doen gaan. Het tweede gedeelte
van de eerste acte toont de ontmoeting van
Siegfried met de leidster der zwanen, de
betoverde prinses Odette, die des nachts
aan het meer haar oorspronkelijke ver
schijning mag aannemen. Alleen een man,
die volledig van haar houdt en nooit een
ander heeft bemind, kan haar betovering
verbreken. Siegfried zweert haar eeuwig
trouw als hij merkt dat zijn liefde beant
woord wordt. Op het bal in het tweede be
drijf verschijnt de tovenaar Von Rothbart
met zijn dochter Odile, die als twee drup
pels water op Odette, de zwanenkoningin,
gelijkt. Overtuigd dat Odette en Odile het
zelfde wezen zijn, vraagt hij haar ten hu
welijk. Op dat moment ziet hij echter
Odette in haar vogelgedaante voor het
raam. Wanhopig volgt hij haar naar het
meer, waar hij zijn aanbedene, thans weer
tot vrouw gemetamorfoseerd, de toedracht
uitlegt en om vergiffenis smeekt. Tegen de
dageraad springen zij samen van een rots
„in het rijk van oneindig samenzijn in ge
luk".
Perrin wijst in zijn artikel eerst op be
paalde verwantschappen met Wagners be
handeling van de Siegfriedlegende, er
daarbij aan herinnerend dat met Von Roth
bart kennelijk de germaans-mythologische
keizer Barbarossa is bedoeld, om tenslotte
zijn stelling te lanceren: Siegfried lijdt aan
een Oedipuscomplex, waarbij dan de in het
meer wonende Odette een geïdealiseerde
verschijning van zijn moeder is. Bij een
dergelijke interpretatie is Siegfried dus de
Hamlet van het ballet.
Hoe interessant zulke beschouwingen
ook mogen zijn, ik geloof niet dat ze enige
invloed hebben op onze appreciatie van dit
gedanste sprookje, noch op de wijze van
opvoering. Wel kan deze psychologische
verklaring ons begrip versterken van de
persoonlijkheid van de maker ervan. Meer
en meer geraakt men tot het inzicht, dat de
componist Tsjaikofski ook op de totstand
koming van het libretto een grote invloed
heeft uitgeoefend. .Wie alles over dit werk
en zijn voorgeschiedenis wil weten, raad
plege het kostelijke boek „The Ballet called
Swan Lake" van Cyril W. Beaumont, dooi
de schrijver zelf uitgegeven, Men treft daar
ook het ten bewijze van deze mening dik
wijls aangevoerde verhaal in aan van de
muziek, die hij in 1871 schreef voor de kin
deren van zijn zuster, getiteld „Het meer
der zwanen". Als auteurs van het scenario
van „Het Zwanenmeer" worden V. P. Begi-
chev en V. F. Geltser genoemd, welke eer
ste een intieme vriend van Tsjaikofski was
en met hem tezamen een grote studiereis
door Europa maakte.
Beaumont heeft aangemoedigd door
het succes van zijn soortgelijke studie over
„Giselle" ruim tien jaar besteed aan de
verzameling van het materiaal, waarbij hij
zo gelukkig was zijn herhaalde verzoeken
om de zo nodige medewerking met de ver
strekking van belangwekkende historische
gegevens uit Moskou beloond te zien. Inte
ressant is de reproductie van het gehele
oorspronkelijke tekstboek, gebruikt voor de
eerste vertoning in 1877, die door de infé
rieure choreografie van de Oostenrijkse
i balletmeester Wenzel Reisinger een totale
mislukking werd. In 1880 volgde een reprise
in een zetting van de later in Parijs bekend
geworden Olaf Hansen, maar succes be
haalde „Het Zwanenmeer" toch pas in 1895
te St. Petersburg na de dood van Tsjai
kofski toen Marius Petipa het scenario
tamelijk ingrijpend wijzigde (doch geens
zins verbeterde, integendeel) en de choreo
grafie .grotendeels toevertrouwde aan zijn
medewerker Lev Ivanov, wiens aandeel
doorgaans onderschat wordt. Het door
Beaumont aan hem gewijde hoofdstuk
werpt het juiste licht op deze na het
onverwachte welslagen door Petipa uit eer
zucht in de schaduw gestelde kunstenaar.
De bespreking van het oorspronkelijke
scenario laat tevens uitkomen, dat men hier
geenszins met een zo zwak geconstrueerd
ballet te doen hacl als de tegenwoordige
versie doet vermoeden. Voor dansstuderen-
den van belang zijn de door Beaumont ge
registreerde uittreksels van de choreogra
fie.
De rest van het boek van Beaumont is
gewijd aan de lotgevallen van het werk tot
in deze tijd, met wetenswaardige gegevens
over de voornaamste vertolkers, de
costuums en décors. Bij de rolverdeling uit
1895 komt men bij de corypheeën de naam
van de sinds de revolutie te Parijs als
lerares werkzame Olga Preobrajenska
tegen. Grappig is het te vernemen, dat
Pavel Gerdt als Siegfried in die voorstelling
een snor en een puntbaard had. En even
moeilijk als de vraag of Hamlet dik of
mager was, schijnt die van de haarkleur
van Odette te beantwoorden. N'- eens was
zij blond, meestal echter donker.
DAVID KONING
ADVERTENTIE
Louis Couperus: „Verzamelde werken",
Deel X en IV (De samenwerkende uitgevers,
Amsterdam).
Uw bril nie. in orde? Het licht
van uw ogen i« het kostbaarste,
wat u hebtl Ga dus uitsluitend naar
de vakman, de *D~cialist
Koningin Juliana heeft de heer en me
vrouw Le Cocq uit Lynden (V. S.) ontvan
gen, die haar een brief van de burgemeester
van Lynden hebben overhandigd" waarin
deze naar aanleiding van de watersnood zijn
medeleven met het Nederlandse volk en zijn
hoop op een spoedig herstel uitspreekt.
Lynden, een plaatsje van 2000 inwoners,
bracht destijds 9000 dollar bijeen voor de
rampslachtoffers. De inwoners zijn voor het
grootste deel van Nederlandse afkomst.
De Koningin zal tot het einde van deze
maand met de jongste twee prinsessen op
Het Loo verblijven. De Prins zal de volgen
de week enkele dagen naar Le Zoute in Bel
gië gaan om aldaar het internationaal con
cours hippique bij te wonen. Op 31 Augustus
zal de gehele koninklijke familie in paleis
Het Loo de verjaardag van Prinses Wil-
helmina vieren.