Molenpad liep in landelijk stadsdeel
met bloemboïlenvelden
Thuiskomst
Haarlems aandeel in expositie
van volkstuinproducten
Waar rijdt Jimmy op?
Snijbloemen en
potplanten
SLEUTEL WEG?
Harmonie Crescendo
speelde in Spaarndam
Voor zendingen
A. B.C.
4
De Gouden Poort
„DE SLEUTELSPECIALIST"
FEUILLETON
door Mevr. Byleveld-Gelinck
ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1953
HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
Jarenlang was de bruine visotter de
postbode te water geweest voor de die
ren in het bos. Als een haas aan de ene
kant van de beek zijn poot had bezeerd,
dan gaven de hazenfamilies aan de
andere kant de visotter een mandje
spruitjes en klaver mee om aan de zieke
te brengen. De visotter zette het op zijn
kop, zwom naar de overkant en bracht
het met de beste wensen naar de ge
wonde haas. Zo deden alle dieren; de
eekhoorns lieten beukenootjes naar hun
vriendjes brengen en de vriendjes
stuurden er bessen, die zij veel hadden
voor terug.
Jarenlang was dat goed gegaan. Nie
mand had ooit te klagen over de otter
en hij zelf verdiende er zijn broodje
mee. Maar toen gebeurde er iets. Op
een goeie nacht toen de otter met een
vrachtje aankwam aan de linkeroever
van de beek werd hij opgewacht door
twee sterke boerenjongens die hem in
een hoek dreven en gevangen namen.
De volgende morgen heel vroeg was
de veldmuis de eerste die merkte dat er
iets aan de hand was. Ze klopte bij het
hol van de otter, maar kreeg geen ant
woord. Ze liep naar de waterkant en
keek of de otter soms al onderweg was
met een vrachtje. Maar nee, hij was
nergens te zien. Ze wachtte een poosje
en daar kwam de eekhoorn die een
vaste handel had met de eekhoorns aan
de andere kant van de beek. „Hij is er
niet", piepte de muis al van ver af.
„Dat moet", zei de eekhoorn, „ik heb
met hem afgesproken".
Ze wachtten samen een half uur.
Toen kwam de fazant die een verjaars
cadeautje naar haar tante wou laten
brengen. Even later zagen ze twee ko
nijntjes naderen die op een paar wor
teltjes hoopten die hun neefjes aan de
overkant ze hadden beloofd. Iedereen
wachtte. Tegen de middag stond er een
hele troep dieren aan de waterkant,
maar de otter kwam niet.
„Wat is er toch?", kwaakten de kik
kers die de oploop zagen. De dieren
zwaaiden met hun pakjes en riepen dat
ze op de otter wachtten die maar niet
op kwam dagen. „Dan kun je lang
wachten", kwaakte een dikke kikker,
„die komt niet meer terug".
Hij vertelde ze wat er gebeurd was,
want van onder een paar rietstengels
had hij alles gezien. Een heleboel die
ren barstten in tranen uit, want hoe
zouden ze ooit een postbode terug krij
gen die zó goed zijn werk deed?
De kikkers waren te klein, de wilde
eenden bleven nooit op één plaats, de
wezeltjes waren bang en niet sterk ge
noeg en de waterratten zouden vast al-
tufembad
les opeten wat de dieren ze meegaven.
Het was een heel treurig geval. Toen
kwam de vos, de enige die nog niet wist
wat er gebeurd was. Hij luisterde aan
dachtig naar het verhaal van de dieren
en dacht na. „Er zit maar één ding op",
zei hij, „als je er zo op gesteld bent
pakjes te sturen en te ontvangen".
Alle dieren, ook die aan de andere
kant van de beek op de otter wachtten,
luisterden met open oren naar de vos.
„Er zit maar één ding op", zei hij nog
eens, „en dat is zelf zwemmen leren".
Alle dieren schreeuwden tegelijk toen
ze dat hoorden. Sommige van schrik,
andere omdat ze wat de vos zei onmo
gelijk vonden en nog weer andere die
de vos gewoon uitlachten.
„Stel je voor", riepen de hazen en
konijnen, „stel je voor, zwemmen!"
„Ik zie me al", zei de eekhoorn en de
muizen lieten zien dat ze hun pootjes
niet eens konden uitslaan.
„Het is maar een idee", zei de vos, „ik
heb geen familie of vrienden daarginds.
Je moet er iets voor over hebben, niet
waar?".
„Wij willen het jullie wel leren", rie
pen de kikkers, maar niemand gaf zich
op voor de les. Treurig en diep in ge
dachten gingen de dieren aan de twee
kanten van de beek naar huis. Ze zou
den er nog eens een nachtje over sla
pen.
Toen dat nachtje om was, misten een
heleboel dieren hun pakjes van de over
kant zó verschrikkelijk dat ze besloten
toch maar eens te proberen of zwem
men zo naar was als het leek. En toen
de eerste met hun pootjes in het water
stonden, kwam de rest ook.
De kikkers hadden al op ze gerekend.
Ze hadden een stuk \'an de beek afgezet
met lange rietstengels en takken. Eerst
moest iedereen in het pierebadje laten
zien wat hij kon. Dan kwam het on
diepe, daarna het diepe en dan pas
mochten ze in de beek zwemmen.
Binnen een paar minuten krioelde het
pierebad van hazen, muizen, konijnen,
eekhoorns, mollen, hoenders en een
heleboel klein goed dat in de bossen
leeft. Zelfs het wilde zwijn was niet
achtergebleven en vulde in zijn eentje
bijna het hele pierebad.
„Om de beurt aan de hengel", riep de
vos die van de kant af toe keek en om
dat de meeste dieren te zwaar waren
voor de kikkers hield hij zelf de hengel
maar vast. Konijnen- en hazenmoeders
hielden hun kinderen bij hun nekvel en
probeerden het ze zo te leren.
Maar toen de dikke badmeesterkik
kers kwaakten dat het voor vanmorgen
genoeg was, had er nog niet eentje vor
deringen gemaakt en was er nog niet
één dier van het pierebad toegelaten in
het ondiepe.
„Vanavond gaan we verder", zei de
vos en hij liet zijn hengel zakken. Maar
's avonds was het precies hetzelfde en
de dag daarop en een week later ook
nog. Als de dieren hoestend en proes
tend uit het water kropen had er nog
niet eentje ook maar één slag gezwom
men. Ze schaamden zich allemaal voor
de dieren die goed konden zwemmen
en die hen uit het water en van de kant
af uitlachten. „Het is toch zó eenvou
dig", zeiden ze.
En toen, op de tiende dag van de
zwemles, terwijl iedereen druk zijn best
Als je weten wilt waar Jimmie op
rijdt, trek je een lijn van 1 naar 2 en
zo vervolgens tot 40.
5*
13
U
12
10
deed, hoorden ze opeens een stem aan
de overkant van de beek. „Ha, ha", zei
die stem, „hazen, konijnen, zwijnen,
muizen en eekhoorns en alles wat daar
ploetert horen op het land, niet in het
water. Jullie zult het nooit leren. Wat
je ook doet, een otter word je nooit".
Met open mond keken de dieren toe,
want ze hadden de stem van de otter
herkend. En ja hoor, met prachtige
lange slagen zwom hij over de beek,
recht op het zwembad af. „Eruit jullie",
riep hij vrolijk.
„Breng me maar gauw wat je te
brengen hebt voor de overkant". Nou,
dat lieten de dieren zich geen tweemaal
zeggen. Ze renden naar huis en toen ze
met hun armen vol pakjes en spullen
bij de beek terugkwamen, zat de otter al
te wachten. „Hoe ben je ontsnapt?"
vroegen ze nieuwsgierig. „Dat is mijn
geheim", zei de otter en hij lachte in
zichzelf toen hij aan die doorgeknaagde
tralies van zijn hok op de boerderij
dacht.
Zwaar beladen zwom hij weg naar
de overkant, waar ze hem al opwacht
ten.
En terwijl de kikkers met een zucht
van opluchting het zwembad afbraken,
zetten de dieren aan twee kanten van
de beek een „lang zal ie leven" in, dat
het schalde over het water.
7cP
Toen Kardoes de kater sliep
en hij sliep heel vast
sloop het kleine muisje Piep
naar de keukenkast.
zei Piep, „ik ruik het al,
dat is kost voor mij,
kaas en brood en spek vooral;
hoe kom ik er bij?"
Piep had nooit een kat gezien,
h{j vroeg denk eens aan
„dag meneer, mag ik misschien
op uw rug gaan staan?"
„Zeker", zei Kardoes, de kat,
„zeker", zei hij vlug,
„maar natuurlijk mag u dat!"
Piep klom op zijn rug.
Maar wie hoorde Piepje daar
onder aan de plint?
Moeder Muis zag het gevaar,
„Help", riep ze, „mijn kind!"
Toen het muisje met een vaart
naar beneden gleed,
kreeg Kardoes nog net Pieps staart
bij het puntje beet.
Toch kwam Piepje nog op tijd
uit Kardoes zijn bek,
maar zijn staartje was hij kwijt
en hij had geen spek.
MIES BOUHUYS
Deze inktlap kun je maken van een
paar oude lapjes, een pijpenschoon-
maker en een grote houten kraal.
Maak op het eind van de schoon
maker een knoopje, schuif de kraal er
tegen en leg daaronder weer een knoop
met een langwerpig lapje er tussen.
Daaronder komt het rokje. Dit is een
lapje stof, dat geplooid om de schoon
maker gebonden moet worden. De voe
ten zijn ook weer een lapje stof, die door
een knoop in de schoonmaker vastge
maakt wordt.
Je mag hem vast wel meenemen naar
school, maar denk er om, niet er mee
spelen hoor!
Onder de ruim 20 afdelingen van het
Algemeen Verbond van Volkstuinvereni
gingen in Nederland, die zich voorbereiden
op de landelijke tentoonstelling van volks
tuinproducten in de R.A.I. in Amsterdam,
„De Gouden Poort", die van 4 tot en met
9 September wordt gehouden, zijn ook drie
Haarlemse verenigingen. Het zijn de Coöpe
ratieve Tuinbouwvereniging „Eigen Tuin",
de Volkstuindersvereniging „Ons Buiten",
die beide haar tuinen hebben bij de Zo-
mervaart en de Volkstuindersvereniging
„Zonder Werken Niets" in Haarlem-Noord.
Ruim 400 Haarlemse volkstuinders, die in
deze verenigingen zijn georganiseerd, ma
ken zich in overieg met hun tentoonstel
lingscommissies gereed om op deze expo
sitie met het allei beste van hun tuinen te
verschijnen. Ofschoon in de grote hal ook
plaats is voor inzendingen van groenten
en fruitsoorten, zal het aandeel van Haar
lem alleen flora zijn, waarin men zich hier
heeft gespecialiseerd, snijbloemen, zoals
dahlia's, zinnia's, gladiolen, helianthus en
potplanten, zoals ageratum, salvia's, bego
nia's en ieeuwer.bekjes. De Haarlemse
volkstuinders hopen nu maar dat zij voor
die tijd geen slagregens krijgen opdat zij
zo fleurig mogelijk voor de dag kunnen
komen. De verenigingen nemen gedrieën
in de RAI-hal een centrale plaats in.
„Zonder Werken Niets", dat nog niet
lang geleden zijn nieuwe tuin aan de Sla
perdijk in gebruik nam, gaat op de ten
toonstelling een fraaie waterpartij omzo
men en wordt aan weerszijden geflankeerd
door „Eigen Tuin" en „Ons Buiten".
De drie verenigingen hebben al een
ruime tentoonstellingservaring, zo vertelde
ons de heer A. C. Kloet, de tweede secreta
ris van „Eigen Tuin", die voor Haarlem
zitting heeft in het landelijk werkcomité
voor de expositie. „Eigen Tuin", een van
de weinige coöperatieve verenigingen in
ons land, die de grond van zijn tuin in
eigendom heeft, is de oudste van het Haar-
ADVERTENT1E
LANGE VEERSTRAAT 10 TEL. 11493
De Haarlemse muziekvereniging „Har
monie Crescendo" heeft gisteravond ge
concerteerd in het jubileumconcours ter
viering van het 35-jarig jubileum van
Spaarndams fanfarecorps „Crescendo".
Het oude „Spoorcorps" gaf in de muziek
tent op de Kolk te Spaarndam, onder lei
ding van Jac. J. Bijster, een uitvoering van
gebruikelijke rnafsmuziek, ftóar ook van
werken, die hogere eisen'stelden.
Zo kreeg „Het zwartharige meisje", de
mars van de dirigent, waarmede de avond
vlot werd ingeleid, al direct een geduchte
concurrente in Venus op de aarde", een
ouverture van Paul Lincke. De uitvoering
van dit werk was nogal neutraal. Meer
karakter kwam er in „Espana", de bekende
wals van Waldteufel, hoewel de rhythmi-
sche accenten hier en daar nog feller had
den kunrten spreken.
De geliefde „Suite Oriëntale" van Popy
zal voorlopig wel niet van de programma's
van harmonie-corpsen worden afgevoerd.
Dit is begrijpelijk, want het werk staat od
een behoorlijk muzikaal niveau en het is
voor de prestaties van de verschillende in
strumentale timbres uiterst gunstig ge
schreven. „Harmonie Crescendo" maakte
van deze factor een dankbaar gebruik,
zodat men vaak kon genieten van een
mooie samenklank en van een voor deze
muziek karakteristieke klanksfeer.
De beste prestatie leverde het corps
evenwel na de pauze met de ouverture
„Oberto" van Verdi. De uitvoering van
deze ouverture kreeg de overtuigende ex
pressieve spanning en het élan, dat men
ook bij de overige vertolkingen meer had
willen horen.
De Slavische dansen van A. Dworsjak
klonken, op een paar oneffenheden in de
begeleidingsfiguren, bijzonder verzorgd.
Vooral dan No. 8 was vaak mooi van klank.
En verder verdient het corps een compli
ment voor het verfijnd-dynamische spel,
dat het liet horen bij de vertolking van
„British patrol" van G. Wittmann.
„Harmonie Crescendo" besloot de avond
met de uitvoering van twee marsen van
zijn dirigent. Namens het jubilerende
„Crescendo" sprak de heer D. Harskamp
woorden van dank tot de dirigent en het
corps, waarna de voorzitter van „Harmo
nie Crescendo", de heer D. Tuin, het
Spaarndamse „Crescendo" met zijn 35-
jarig bestaan gelukwenste.
P. ZWAANSWIJK.
lemse drietal en nam steeds aan verschei
dene tentoonstellingen deel, vooral van
Dahlia- en lathyrusteelt. Daarop volgen
wat het jaartal van oprichting betreft „Ons
Buiten" en „Zonder Werken Niets". Deze
twee verenigingen hebben in Juni nog elk
een zilveren medaille gewonnen op een la
thyrusshow in Haarlem, waaraan ook de
Tuinbouwstudieclub „Haarlem" en de On
derlinge Tuinlieden vereniging „Aerden-
hout en Omstreken" deelnamen.
Bushalte bij Sassenheimervaart
verbetering voor watersporters
Enige jaren geleden is de bushalte van
de N.V. Maarse en Kroon bij het viaduct
over de Sassenheimervaart, in de rijksweg
Den Haag—Amsterdam opgeheven. Voor de
vele watersportliefhebbers, die nu bepakt
en bezakt een lange weg moesten lopen om
hun in de Sassenheimervaart liggende
boten te bereiken, was dit een zeer ver
velende maatregel.
De A.N.W.B. heeft dan ook herhaaldelijk
aangedrongen op wederinstelling van dez-
bushalte. Thans kan de Bond berichten, dat
zijn pogingen succes hebben gehad. De
rijkswaterstaat heeft Maarse en Kroon ver
gunning verleend om een tweetal bushaltes
nabij de Sassenheimervaart in te stellen
welke inmiddels reeds in gebruik zijn ge
nomen.
DE NAAM „MOLENPAD" wekt herinneringen bij oudere Haarlemmers op, die aan
het eind van de vorige of in het begin van deze eeuw in de omgeving van het Wijde
Geldelozepad hebben gespeeld of een school aan dit pad hebben bezocht, maar officieel
is het Molenpad niet meer bekend. Van een pad zou overigens niet meer gesproken
kunnen worden, want de Koninginneweg van de Raambrug tot de Tempeliersstraat,
zoals het Molenpad sedert 1899 heet, is een brede weg geworden en de molen, die daar
gestaan heeft, is reeds vele jaren verdwenen. Toch wordt de naam nog wel eens ge
noemd en speciaal als jeugdherinneringen worden opgehaald.
Het Molenpad ontleende zijn naam aan
een korenmolen die op de Baan heeft ge
staan en in 1667 „verkruid" is buiten de
Raampoort. Langs de molen liep een pad
naar het Wijde Geldelozepad tot de
Steenmuurslaan. Deze laan is verdwenen
bij de bebouwing in de vorige eeuw.
Er waren in deze landelijke om
geving vele paden en wegen, waar het
aangenaam wandelen was tussen tuinen
en bloemboïlenvelden. Zowel van de zijde
van de Raampoort als van het Houtplein
werden wandelingen gemaakt naar het
gedeelte van Haarlem, dat tussen het
Houtplein en de Leidsevaart liep ten Zui
den van de Singeigracht (Raamsingel).
Vroeger heeft er het klooster van de Tem
peliers gestaan.
Het karakter van het Molenpad en om
geving is in de laatste zestig jaar sterk
gewijzigd. De landelijke wegen met wo
ningen voor tuinders en voor arbeiders
van tuinderijen zijn verdwenen en brede
straten zijn aangelegd. De Veldlaan bij
voorbeeld is veranderd in de Stolberg
straat met herenhuizen.
In de achttiende eeuw hebben schepe
nen van Haarlem getracht de weilanden
langs de Leidsevaart zo lang mogelijk in
tact te houden door bepalingen te maken,
dat er niet gebouwd mocht worden. Die
bepalingen waren niet te handhaven door
de vermeerdering van het aantal inwoners.
Een indruk van de toestand van de oude
tijd kan men nog krijgen bij de tuinen
van Tubergen langs de Koninginneweg en
Leidsevaart, die bekend stonden onder de
naam van Zwanenburg. Er waren ver
scheidene bedrijven voor bloembollencul
tuur en zoals liefhebbers tegenwoordig in
het voorjaar naar Hillegom en Lisse trek
ken om te genieten van de schoonheid
van de bolbloemen zo bezochten in de af
gelopen eeuw velen behalve Overveen de
omgeving van het Molenpad. In het bij
zonder waren toen de hyacinten te zien
die de belangrijkste bloemen waren.
De school aan de tegenwoordige Tem
peliersstraat dateert van 30 Mei 1886 en
was gebouwd voor een bedrag van
f 36.743. Aanvankelijk sprak men van een
tussenschool aan het Wijde Geldelozepad,
later van een gewone lagere school en
deze was in het bijzonder bestemd voor de
Leidsebuurt. Sedert 1935 is het gebouw
nadat het gerestaureerd was bestemd
voor de Middelbare school voor meisjes.
Het Molenpad was nog voor dat de ge
meenteraad een plan tot uitbreiding der
gemeente aanvaardde reeds 'n belangrijke
Aan het einde van de vorige eeuw zag de
Veldlaan er uit, zoals bijgaande afbeelding
weergeeft. De Veldlaan is verdwenen en
ter plaatse is De Stolberg straat gekomen.
verkeersweg geworden. De naam was niet
meer in overeenstemming met de werke
lijkheid en in Mei 1886 wendden bewoner»
zich tot de gemeenteraad met 't verzoek een
andere naam aan het pad te geven, daaf
de naam volgens hen „onaangenaam"
klonk. Enige raadsleden meenden, dat er
aanleiding was te spreken van Molenweg,
doch de meerderheid was voor handha
ving van het Molenpad. Dertien jaar la
ter, toen de weg van de Wagenweg tot het
Wijde Geldelozepad reeds de naam van
Koninginneweg had werd besloten de
naam Van het Molenpad te veranderen.
Plannen voor bebouwing
Over de bebouwing van de terreinen
tussen de Leidsevaart en de Wagenweg
werd reeds in 1875 gesproken en plannen
werden vastgesteld. De besluiten zijn in
getrokken en nieuwe voorstellen zijn ge
maakt, totdat de gemeenteraad op 27
Februari 1895 besloot negen nieuwe stra
ten en een plein aan te leggen. In de daar
op volgende jaren is het plan uitgevoerd,
waardoor goede verbindingen via het
vroegere Molenpad naar de Wagenweg en
van het Houtplein naar de Leidsevaart
tot stand kwamen. Het landelijke ver
dween echter.
Enkele paden en lanen in dat stadsge
deelte zijn behouden gebleven en wel het
Wijde (een gedeelte is veranderd in Tem
peliersstraat) en het Nauwe Wijde Gelde
lozepad, de Olieslagerslaan en het kleine
zijlaantje de Langelaan. De naam van
het Geldelozepad herinnert aan de tijd
van de bloembollenhandel. In 1637 bij de
dwaze verkoop van tulpen werden de
terreinen waardeloos en de eigenaars
„geldeloos". Er heeft een lange laan ge
lopen, vandaar de naam Langelaan, doch
de lengte is door de bebouwing wel sterk
afgenomen. In vroeger eeuwen heeft bij
de weg van Haarlem naar Heemstede het
geslacht Olyslager vele terreinen in het
bezit gehad. Daarom werd een der lanen
naar deze familie genoemd.
ADVERTENTIE
eroot of klein
is BESTELDIENST ABC niet te evenareD
13)
„Een man, die uit uw leven verdwenen
is?"
„Was hij maar verdwenen!"
Ze gooide het eruit, heftig en onbeheerst.
Ze kreeg een schok van schrik, dat ze zich
zelf zo verraden had. De grijze ogen van de
politieman schenen door haar heen te zien.
Ze klemde haar handen krampachtig in
elkaar.
„Een man, die het u lastig maakt, me
vrouw?"
„Nee...."
„Waar u mee getrouwd bent?"
„Néé! Néé: Ik ben niet getrouwd! Ik
ben verloofd!"
„Verloofd'"
„Ja, met Herbert Maxsfeld. We gaan
deze zomer trouwen".
„Ik feliciteer u, mevrouw. De directeur
van de Dalton Rubber Maatschappij, niet
waar? Een prachtige positie!"
Er viel een stilte. Hij zag bevreemd naar
de vrouw tegenover zich, die hem zoëven
haar aanstaande nuwelijk had meegedeeld
met Herbert Marsfeld, de rubberkoning
van het Museumplein en misschien de
rijkste man van Amsterdam. Naar haar
zenuwachtig-vertrokken gezicht en haar
onrustige handen, die een avondtasje open
en dicht knipten in haar schoot. Ze had
niet veel van een gelukkige bruid. En de
manier, waarop zij hem de mededeling
gedaan had was ook niet die van een blijde,
triomfantelijke vrouw, die zich de uitver
korene weet van een man met zulk een
hoge positie. Ze had haastig, zenuwachtig,
nadrukkelijk verzekerd, dat ze niet ge
trouwd was en hem daarna deze verloving
medegedeeld. Herbert Marsfeld. Was er
aan hem iets bijzonders? De politieman
kon het zich niet herinneren. Op de Cen
trale Recherche was de man zeker niet
bekend en verder gaf hij veel geld uit
voor kunst en liefdadigheid en had een
alleszins uitstekende naam. Hij moest on
geveer vijftig jaar oud zijn. Nee, aan de
persoon van Herbert Marsfeld kon de ner
vositeit van Vera Dana zeker niet te wij
ten zijn, dat leek hem vrijwel uitgesloten.
Er meest dus iets anders zijn, een geheim
zinnig iets. dat verband hield met haar
komst in dit huis.
„Weet Herbert Marsfeld dat u vanavond
in dit huis bent?"
„Nee. En hij mag het ook niet weten!
Nooit!"
Ze zat daar, doodsbleek, met. wijde open
ogen. Ze dronk een grote slok van de
whiskey, die Charles van Milsbeek nog
voor haar ingeschonken had en veegde
zich mond en lippen af met haar zakdoek.
Ze was nu werkelijk tragisch. Maar de po
litieman, met al zijn vragen over haar
particuliere leven, was tot de kern van de
zaak nog geen stap verder gekomen. Hij
bleef om die kern heendraaien als een
vlieg om de stroop, uiterst voorzichtig en
bang om haar te kwetsen of zo buiten zich
zelf te brengen, dat zij niets meer zou los
laten. Het was een précaire geschiedenis.
Hij zag nu zijn eigen aantekeningen door.
„Ik heb hier nog één vraag open staan,
mevrouw. In welke plaats in Indië bent u
toen voor het eerst opgetreden?"
„Makassar".
Makassar, 29 jaar geleden, noteerde hij.
„En bent u na die eerste tournee nog
wel eens in Indië geweest?"
„Nee, nooit meer. Ik kon niet tegen het
klimaat".
„Juist. Nu moet ik tot mijn spijt weer op
vanavond terugkomen, mevrouw. Er is
hier in huis een inbraak gepleegd. U komt
in een opgewonden toestand de trap af
stormen. U hoort hier niet in huis. U wei
gert iedere verklaring. U begrijpt toch wel
dat ik u móet vragen wat u hier kwam
doen!"
„Ja".
„Nu?"
„Ik kan het niet zeggen! Ik kan het
niet!"
„Misschien kan ik u een eind op weg hel
pen. U kwam, om in de koffers .van. de
geoloog De Vere te kijken".
„Néé inspecteur. Néé!"
„Jawel mevrouw. U bent in zijn slaap
kamer geweest".
„Dat ben ik niet".
„Dat bent u wel. En hier is het bewijs".
Ze viel gelukkig niet flauw, dacht hij
toen hij ae enveloppe met de lovertjes
voor de dag haalde Hij legde ze zorgvuldig
in de palm van zijn hand en hield ze haar
voor. Zij staarde in zijn hand en een rode
gloed kroop langzaam uit haar hals naar
boven. Dan zag ze hem aan, een onzekere
uitdrukking in haar ogen.
„Inspecteur", zei ze langzaam, „was het
een klein kamertje?"
„Dat weet u even goed als ik".
„Met koffers op de grond?"
„Tussen die koffers vond ik uw lover
tjes".
„Ja inspecteur. Ja. Dan ben ik daar ge
weest".
Hij haalde diep adem. Een bekentenis.
Eindelijk! Het had moeite gekost.
Maar hij was toch niet waar hij wezen
moest.
„U kwam daar dus, om in de koffers van
dr. De Vere te kijxeri'.
„Nee".
„Nu weer: nee! U hebt daarnet bekend
dat u er geweest bent".
„Ja, dat beken ik ook. Maar niet om in
die koffers te kijken. Nee".
„Om te stelen dan".
„Hoe kon ik iets meenemen0 U hebt mij
toch op de trap ontmoet? En ik had geen
tas bU mij".
„U kunt gemakkelijk een papier verstopt
hebben. Heel gemakkelijk. Ik kan u laten
fouilleren, mevrouw Dana".
„Doet u dat, inspecteur. U zult niets
vinden".
Ik ben op het verkeerde spoor, dacht hij.
Hij leunde achterover in zijn stoel. „Hin
dert het u als ik een sigaret aansteek? Mis
schien mag ik u er ook één aanbieden?"
Dank u wel, inspecteur. Maar gaat u
zelf gerust uw gang. Het hindert mij niet".
Het was nu even stil. Hij blies een paar
rookwolkjes naar boven en oogde de krin
gelende rookvezels na. Een verduiveld
lastige zaak. Hij moest nu verder tasten.
En hij begon opnieuw:
„U kunt cok een papier aan de advocaat
Van Milsbeek hebben overhandigd. Hij
heeft tenslotte het meisje De Vere mee
getroond naar de Schouwburg". „Listig be
dacht, inspecteur! Maar ik heb vóór van
avond Van Milsbeek nog nooit van mijn
leven gezien. U kunt er naar informeren"
Loog zij of sprak zij de waarheid? Hij
zou Van Milsbeek ook nog eens onder de
loupe moeten nemen. Er waren vele moge
lijkheden: Jean de Vere, Van Milsbeek, en
tenslotte ook Herbert Marsfeld. Het zou
niet de eerste keer zijn dat er een grote
heer achter de schermen was.
„U hebt mij nog steeds niet verteld,
mevrouw, wat u hier dan wèl kwam doen.
Misschien zal Herbert Marsfeld mij de no
dige inlichtingen kunnen verschaffen".
„O nee, dat niet, inspecteur! Dat niet...
o, hebt u tcch medelijden!"
BARREVOETKSTRAAT 2 - HAARLEM
Tel. 18428 na 6 uur 14810 14155
Ze was meteen weer geheel lipset, doods
bleek en ontdaan bij de gedachte dat haa*
verloofde haar hier in dit huis zou zien
Dit was weer de kern, dacht inspecteui
Renkevoort, de wezenlijke kern van haar
tegenstand. Ze leek eerlijk in haar soort,'
ze kon slecht haar emoties verbergen. Hef
feit, dat ze betrapt was op een bezoek in
het slaapkamertje had haar niet zozeer ont
steld. De betichting van diefstal had zij
weerlegt, maar het had haar tamelijk on
beroerd gelaten. De veronderstelling var
een samenwerken met Van Milsbeek had
zij kalmweg afgewezen. Slechts de moge
lijkheid dat haar aanstaande echtgenoot in
de zaak zou worden betrokken bracht haar
buiten zichzelf, en verder weigerde zi.1
hardnekkig te vertellen wat zij hier in huis
en in het slaapkamertje van Jean de Vera
was komen doen. Dat was nog steeds het
kardinale punt dat hij ten koste van alles
te weten moest komen.
„Kent u de geoloog De Vere of zijn
zuster?"
„Nee
„Hoort u eens mevrouw, u zult mij niet
een gebrek aan geduld kunnen verwijten.
Ik zit hier maar en probeer op alle moge
lijke manieren te weten te komen wat uw
motieven geweest zijn om hier te komen,
U weigert mij iedere verklaring. Ik heb
tenslotte het bewijs in handen dat u in het
kamertje van de inbraak geweest bent.
Daar kan ik u op laten arresteren".
„Dat begrijp ik, inspecteur".
(Wordt vervolgd).