Molenpad liep in landelijk stadsdeel met bloemboïlenvelden Thuiskomst Haarlems aandeel in expositie van volkstuinproducten Waar rijdt Jimmy op? Snijbloemen en potplanten SLEUTEL WEG? Harmonie Crescendo speelde in Spaarndam Voor zendingen A. B.C. 4 De Gouden Poort „DE SLEUTELSPECIALIST" FEUILLETON door Mevr. Byleveld-Gelinck ZATERDAG 29 AUGUSTUS 1953 HAARLEMS DAGBLAD - OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT Jarenlang was de bruine visotter de postbode te water geweest voor de die ren in het bos. Als een haas aan de ene kant van de beek zijn poot had bezeerd, dan gaven de hazenfamilies aan de andere kant de visotter een mandje spruitjes en klaver mee om aan de zieke te brengen. De visotter zette het op zijn kop, zwom naar de overkant en bracht het met de beste wensen naar de ge wonde haas. Zo deden alle dieren; de eekhoorns lieten beukenootjes naar hun vriendjes brengen en de vriendjes stuurden er bessen, die zij veel hadden voor terug. Jarenlang was dat goed gegaan. Nie mand had ooit te klagen over de otter en hij zelf verdiende er zijn broodje mee. Maar toen gebeurde er iets. Op een goeie nacht toen de otter met een vrachtje aankwam aan de linkeroever van de beek werd hij opgewacht door twee sterke boerenjongens die hem in een hoek dreven en gevangen namen. De volgende morgen heel vroeg was de veldmuis de eerste die merkte dat er iets aan de hand was. Ze klopte bij het hol van de otter, maar kreeg geen ant woord. Ze liep naar de waterkant en keek of de otter soms al onderweg was met een vrachtje. Maar nee, hij was nergens te zien. Ze wachtte een poosje en daar kwam de eekhoorn die een vaste handel had met de eekhoorns aan de andere kant van de beek. „Hij is er niet", piepte de muis al van ver af. „Dat moet", zei de eekhoorn, „ik heb met hem afgesproken". Ze wachtten samen een half uur. Toen kwam de fazant die een verjaars cadeautje naar haar tante wou laten brengen. Even later zagen ze twee ko nijntjes naderen die op een paar wor teltjes hoopten die hun neefjes aan de overkant ze hadden beloofd. Iedereen wachtte. Tegen de middag stond er een hele troep dieren aan de waterkant, maar de otter kwam niet. „Wat is er toch?", kwaakten de kik kers die de oploop zagen. De dieren zwaaiden met hun pakjes en riepen dat ze op de otter wachtten die maar niet op kwam dagen. „Dan kun je lang wachten", kwaakte een dikke kikker, „die komt niet meer terug". Hij vertelde ze wat er gebeurd was, want van onder een paar rietstengels had hij alles gezien. Een heleboel die ren barstten in tranen uit, want hoe zouden ze ooit een postbode terug krij gen die zó goed zijn werk deed? De kikkers waren te klein, de wilde eenden bleven nooit op één plaats, de wezeltjes waren bang en niet sterk ge noeg en de waterratten zouden vast al- tufembad les opeten wat de dieren ze meegaven. Het was een heel treurig geval. Toen kwam de vos, de enige die nog niet wist wat er gebeurd was. Hij luisterde aan dachtig naar het verhaal van de dieren en dacht na. „Er zit maar één ding op", zei hij, „als je er zo op gesteld bent pakjes te sturen en te ontvangen". Alle dieren, ook die aan de andere kant van de beek op de otter wachtten, luisterden met open oren naar de vos. „Er zit maar één ding op", zei hij nog eens, „en dat is zelf zwemmen leren". Alle dieren schreeuwden tegelijk toen ze dat hoorden. Sommige van schrik, andere omdat ze wat de vos zei onmo gelijk vonden en nog weer andere die de vos gewoon uitlachten. „Stel je voor", riepen de hazen en konijnen, „stel je voor, zwemmen!" „Ik zie me al", zei de eekhoorn en de muizen lieten zien dat ze hun pootjes niet eens konden uitslaan. „Het is maar een idee", zei de vos, „ik heb geen familie of vrienden daarginds. Je moet er iets voor over hebben, niet waar?". „Wij willen het jullie wel leren", rie pen de kikkers, maar niemand gaf zich op voor de les. Treurig en diep in ge dachten gingen de dieren aan de twee kanten van de beek naar huis. Ze zou den er nog eens een nachtje over sla pen. Toen dat nachtje om was, misten een heleboel dieren hun pakjes van de over kant zó verschrikkelijk dat ze besloten toch maar eens te proberen of zwem men zo naar was als het leek. En toen de eerste met hun pootjes in het water stonden, kwam de rest ook. De kikkers hadden al op ze gerekend. Ze hadden een stuk \'an de beek afgezet met lange rietstengels en takken. Eerst moest iedereen in het pierebadje laten zien wat hij kon. Dan kwam het on diepe, daarna het diepe en dan pas mochten ze in de beek zwemmen. Binnen een paar minuten krioelde het pierebad van hazen, muizen, konijnen, eekhoorns, mollen, hoenders en een heleboel klein goed dat in de bossen leeft. Zelfs het wilde zwijn was niet achtergebleven en vulde in zijn eentje bijna het hele pierebad. „Om de beurt aan de hengel", riep de vos die van de kant af toe keek en om dat de meeste dieren te zwaar waren voor de kikkers hield hij zelf de hengel maar vast. Konijnen- en hazenmoeders hielden hun kinderen bij hun nekvel en probeerden het ze zo te leren. Maar toen de dikke badmeesterkik kers kwaakten dat het voor vanmorgen genoeg was, had er nog niet eentje vor deringen gemaakt en was er nog niet één dier van het pierebad toegelaten in het ondiepe. „Vanavond gaan we verder", zei de vos en hij liet zijn hengel zakken. Maar 's avonds was het precies hetzelfde en de dag daarop en een week later ook nog. Als de dieren hoestend en proes tend uit het water kropen had er nog niet eentje ook maar één slag gezwom men. Ze schaamden zich allemaal voor de dieren die goed konden zwemmen en die hen uit het water en van de kant af uitlachten. „Het is toch zó eenvou dig", zeiden ze. En toen, op de tiende dag van de zwemles, terwijl iedereen druk zijn best Als je weten wilt waar Jimmie op rijdt, trek je een lijn van 1 naar 2 en zo vervolgens tot 40. 5* 13 U 12 10 deed, hoorden ze opeens een stem aan de overkant van de beek. „Ha, ha", zei die stem, „hazen, konijnen, zwijnen, muizen en eekhoorns en alles wat daar ploetert horen op het land, niet in het water. Jullie zult het nooit leren. Wat je ook doet, een otter word je nooit". Met open mond keken de dieren toe, want ze hadden de stem van de otter herkend. En ja hoor, met prachtige lange slagen zwom hij over de beek, recht op het zwembad af. „Eruit jullie", riep hij vrolijk. „Breng me maar gauw wat je te brengen hebt voor de overkant". Nou, dat lieten de dieren zich geen tweemaal zeggen. Ze renden naar huis en toen ze met hun armen vol pakjes en spullen bij de beek terugkwamen, zat de otter al te wachten. „Hoe ben je ontsnapt?" vroegen ze nieuwsgierig. „Dat is mijn geheim", zei de otter en hij lachte in zichzelf toen hij aan die doorgeknaagde tralies van zijn hok op de boerderij dacht. Zwaar beladen zwom hij weg naar de overkant, waar ze hem al opwacht ten. En terwijl de kikkers met een zucht van opluchting het zwembad afbraken, zetten de dieren aan twee kanten van de beek een „lang zal ie leven" in, dat het schalde over het water. 7cP Toen Kardoes de kater sliep en hij sliep heel vast sloop het kleine muisje Piep naar de keukenkast. zei Piep, „ik ruik het al, dat is kost voor mij, kaas en brood en spek vooral; hoe kom ik er bij?" Piep had nooit een kat gezien, h{j vroeg denk eens aan „dag meneer, mag ik misschien op uw rug gaan staan?" „Zeker", zei Kardoes, de kat, „zeker", zei hij vlug, „maar natuurlijk mag u dat!" Piep klom op zijn rug. Maar wie hoorde Piepje daar onder aan de plint? Moeder Muis zag het gevaar, „Help", riep ze, „mijn kind!" Toen het muisje met een vaart naar beneden gleed, kreeg Kardoes nog net Pieps staart bij het puntje beet. Toch kwam Piepje nog op tijd uit Kardoes zijn bek, maar zijn staartje was hij kwijt en hij had geen spek. MIES BOUHUYS Deze inktlap kun je maken van een paar oude lapjes, een pijpenschoon- maker en een grote houten kraal. Maak op het eind van de schoon maker een knoopje, schuif de kraal er tegen en leg daaronder weer een knoop met een langwerpig lapje er tussen. Daaronder komt het rokje. Dit is een lapje stof, dat geplooid om de schoon maker gebonden moet worden. De voe ten zijn ook weer een lapje stof, die door een knoop in de schoonmaker vastge maakt wordt. Je mag hem vast wel meenemen naar school, maar denk er om, niet er mee spelen hoor! Onder de ruim 20 afdelingen van het Algemeen Verbond van Volkstuinvereni gingen in Nederland, die zich voorbereiden op de landelijke tentoonstelling van volks tuinproducten in de R.A.I. in Amsterdam, „De Gouden Poort", die van 4 tot en met 9 September wordt gehouden, zijn ook drie Haarlemse verenigingen. Het zijn de Coöpe ratieve Tuinbouwvereniging „Eigen Tuin", de Volkstuindersvereniging „Ons Buiten", die beide haar tuinen hebben bij de Zo- mervaart en de Volkstuindersvereniging „Zonder Werken Niets" in Haarlem-Noord. Ruim 400 Haarlemse volkstuinders, die in deze verenigingen zijn georganiseerd, ma ken zich in overieg met hun tentoonstel lingscommissies gereed om op deze expo sitie met het allei beste van hun tuinen te verschijnen. Ofschoon in de grote hal ook plaats is voor inzendingen van groenten en fruitsoorten, zal het aandeel van Haar lem alleen flora zijn, waarin men zich hier heeft gespecialiseerd, snijbloemen, zoals dahlia's, zinnia's, gladiolen, helianthus en potplanten, zoals ageratum, salvia's, bego nia's en ieeuwer.bekjes. De Haarlemse volkstuinders hopen nu maar dat zij voor die tijd geen slagregens krijgen opdat zij zo fleurig mogelijk voor de dag kunnen komen. De verenigingen nemen gedrieën in de RAI-hal een centrale plaats in. „Zonder Werken Niets", dat nog niet lang geleden zijn nieuwe tuin aan de Sla perdijk in gebruik nam, gaat op de ten toonstelling een fraaie waterpartij omzo men en wordt aan weerszijden geflankeerd door „Eigen Tuin" en „Ons Buiten". De drie verenigingen hebben al een ruime tentoonstellingservaring, zo vertelde ons de heer A. C. Kloet, de tweede secreta ris van „Eigen Tuin", die voor Haarlem zitting heeft in het landelijk werkcomité voor de expositie. „Eigen Tuin", een van de weinige coöperatieve verenigingen in ons land, die de grond van zijn tuin in eigendom heeft, is de oudste van het Haar- ADVERTENT1E LANGE VEERSTRAAT 10 TEL. 11493 De Haarlemse muziekvereniging „Har monie Crescendo" heeft gisteravond ge concerteerd in het jubileumconcours ter viering van het 35-jarig jubileum van Spaarndams fanfarecorps „Crescendo". Het oude „Spoorcorps" gaf in de muziek tent op de Kolk te Spaarndam, onder lei ding van Jac. J. Bijster, een uitvoering van gebruikelijke rnafsmuziek, ftóar ook van werken, die hogere eisen'stelden. Zo kreeg „Het zwartharige meisje", de mars van de dirigent, waarmede de avond vlot werd ingeleid, al direct een geduchte concurrente in Venus op de aarde", een ouverture van Paul Lincke. De uitvoering van dit werk was nogal neutraal. Meer karakter kwam er in „Espana", de bekende wals van Waldteufel, hoewel de rhythmi- sche accenten hier en daar nog feller had den kunrten spreken. De geliefde „Suite Oriëntale" van Popy zal voorlopig wel niet van de programma's van harmonie-corpsen worden afgevoerd. Dit is begrijpelijk, want het werk staat od een behoorlijk muzikaal niveau en het is voor de prestaties van de verschillende in strumentale timbres uiterst gunstig ge schreven. „Harmonie Crescendo" maakte van deze factor een dankbaar gebruik, zodat men vaak kon genieten van een mooie samenklank en van een voor deze muziek karakteristieke klanksfeer. De beste prestatie leverde het corps evenwel na de pauze met de ouverture „Oberto" van Verdi. De uitvoering van deze ouverture kreeg de overtuigende ex pressieve spanning en het élan, dat men ook bij de overige vertolkingen meer had willen horen. De Slavische dansen van A. Dworsjak klonken, op een paar oneffenheden in de begeleidingsfiguren, bijzonder verzorgd. Vooral dan No. 8 was vaak mooi van klank. En verder verdient het corps een compli ment voor het verfijnd-dynamische spel, dat het liet horen bij de vertolking van „British patrol" van G. Wittmann. „Harmonie Crescendo" besloot de avond met de uitvoering van twee marsen van zijn dirigent. Namens het jubilerende „Crescendo" sprak de heer D. Harskamp woorden van dank tot de dirigent en het corps, waarna de voorzitter van „Harmo nie Crescendo", de heer D. Tuin, het Spaarndamse „Crescendo" met zijn 35- jarig bestaan gelukwenste. P. ZWAANSWIJK. lemse drietal en nam steeds aan verschei dene tentoonstellingen deel, vooral van Dahlia- en lathyrusteelt. Daarop volgen wat het jaartal van oprichting betreft „Ons Buiten" en „Zonder Werken Niets". Deze twee verenigingen hebben in Juni nog elk een zilveren medaille gewonnen op een la thyrusshow in Haarlem, waaraan ook de Tuinbouwstudieclub „Haarlem" en de On derlinge Tuinlieden vereniging „Aerden- hout en Omstreken" deelnamen. Bushalte bij Sassenheimervaart verbetering voor watersporters Enige jaren geleden is de bushalte van de N.V. Maarse en Kroon bij het viaduct over de Sassenheimervaart, in de rijksweg Den Haag—Amsterdam opgeheven. Voor de vele watersportliefhebbers, die nu bepakt en bezakt een lange weg moesten lopen om hun in de Sassenheimervaart liggende boten te bereiken, was dit een zeer ver velende maatregel. De A.N.W.B. heeft dan ook herhaaldelijk aangedrongen op wederinstelling van dez- bushalte. Thans kan de Bond berichten, dat zijn pogingen succes hebben gehad. De rijkswaterstaat heeft Maarse en Kroon ver gunning verleend om een tweetal bushaltes nabij de Sassenheimervaart in te stellen welke inmiddels reeds in gebruik zijn ge nomen. DE NAAM „MOLENPAD" wekt herinneringen bij oudere Haarlemmers op, die aan het eind van de vorige of in het begin van deze eeuw in de omgeving van het Wijde Geldelozepad hebben gespeeld of een school aan dit pad hebben bezocht, maar officieel is het Molenpad niet meer bekend. Van een pad zou overigens niet meer gesproken kunnen worden, want de Koninginneweg van de Raambrug tot de Tempeliersstraat, zoals het Molenpad sedert 1899 heet, is een brede weg geworden en de molen, die daar gestaan heeft, is reeds vele jaren verdwenen. Toch wordt de naam nog wel eens ge noemd en speciaal als jeugdherinneringen worden opgehaald. Het Molenpad ontleende zijn naam aan een korenmolen die op de Baan heeft ge staan en in 1667 „verkruid" is buiten de Raampoort. Langs de molen liep een pad naar het Wijde Geldelozepad tot de Steenmuurslaan. Deze laan is verdwenen bij de bebouwing in de vorige eeuw. Er waren in deze landelijke om geving vele paden en wegen, waar het aangenaam wandelen was tussen tuinen en bloemboïlenvelden. Zowel van de zijde van de Raampoort als van het Houtplein werden wandelingen gemaakt naar het gedeelte van Haarlem, dat tussen het Houtplein en de Leidsevaart liep ten Zui den van de Singeigracht (Raamsingel). Vroeger heeft er het klooster van de Tem peliers gestaan. Het karakter van het Molenpad en om geving is in de laatste zestig jaar sterk gewijzigd. De landelijke wegen met wo ningen voor tuinders en voor arbeiders van tuinderijen zijn verdwenen en brede straten zijn aangelegd. De Veldlaan bij voorbeeld is veranderd in de Stolberg straat met herenhuizen. In de achttiende eeuw hebben schepe nen van Haarlem getracht de weilanden langs de Leidsevaart zo lang mogelijk in tact te houden door bepalingen te maken, dat er niet gebouwd mocht worden. Die bepalingen waren niet te handhaven door de vermeerdering van het aantal inwoners. Een indruk van de toestand van de oude tijd kan men nog krijgen bij de tuinen van Tubergen langs de Koninginneweg en Leidsevaart, die bekend stonden onder de naam van Zwanenburg. Er waren ver scheidene bedrijven voor bloembollencul tuur en zoals liefhebbers tegenwoordig in het voorjaar naar Hillegom en Lisse trek ken om te genieten van de schoonheid van de bolbloemen zo bezochten in de af gelopen eeuw velen behalve Overveen de omgeving van het Molenpad. In het bij zonder waren toen de hyacinten te zien die de belangrijkste bloemen waren. De school aan de tegenwoordige Tem peliersstraat dateert van 30 Mei 1886 en was gebouwd voor een bedrag van f 36.743. Aanvankelijk sprak men van een tussenschool aan het Wijde Geldelozepad, later van een gewone lagere school en deze was in het bijzonder bestemd voor de Leidsebuurt. Sedert 1935 is het gebouw nadat het gerestaureerd was bestemd voor de Middelbare school voor meisjes. Het Molenpad was nog voor dat de ge meenteraad een plan tot uitbreiding der gemeente aanvaardde reeds 'n belangrijke Aan het einde van de vorige eeuw zag de Veldlaan er uit, zoals bijgaande afbeelding weergeeft. De Veldlaan is verdwenen en ter plaatse is De Stolberg straat gekomen. verkeersweg geworden. De naam was niet meer in overeenstemming met de werke lijkheid en in Mei 1886 wendden bewoner» zich tot de gemeenteraad met 't verzoek een andere naam aan het pad te geven, daaf de naam volgens hen „onaangenaam" klonk. Enige raadsleden meenden, dat er aanleiding was te spreken van Molenweg, doch de meerderheid was voor handha ving van het Molenpad. Dertien jaar la ter, toen de weg van de Wagenweg tot het Wijde Geldelozepad reeds de naam van Koninginneweg had werd besloten de naam Van het Molenpad te veranderen. Plannen voor bebouwing Over de bebouwing van de terreinen tussen de Leidsevaart en de Wagenweg werd reeds in 1875 gesproken en plannen werden vastgesteld. De besluiten zijn in getrokken en nieuwe voorstellen zijn ge maakt, totdat de gemeenteraad op 27 Februari 1895 besloot negen nieuwe stra ten en een plein aan te leggen. In de daar op volgende jaren is het plan uitgevoerd, waardoor goede verbindingen via het vroegere Molenpad naar de Wagenweg en van het Houtplein naar de Leidsevaart tot stand kwamen. Het landelijke ver dween echter. Enkele paden en lanen in dat stadsge deelte zijn behouden gebleven en wel het Wijde (een gedeelte is veranderd in Tem peliersstraat) en het Nauwe Wijde Gelde lozepad, de Olieslagerslaan en het kleine zijlaantje de Langelaan. De naam van het Geldelozepad herinnert aan de tijd van de bloembollenhandel. In 1637 bij de dwaze verkoop van tulpen werden de terreinen waardeloos en de eigenaars „geldeloos". Er heeft een lange laan ge lopen, vandaar de naam Langelaan, doch de lengte is door de bebouwing wel sterk afgenomen. In vroeger eeuwen heeft bij de weg van Haarlem naar Heemstede het geslacht Olyslager vele terreinen in het bezit gehad. Daarom werd een der lanen naar deze familie genoemd. ADVERTENTIE eroot of klein is BESTELDIENST ABC niet te evenareD 13) „Een man, die uit uw leven verdwenen is?" „Was hij maar verdwenen!" Ze gooide het eruit, heftig en onbeheerst. Ze kreeg een schok van schrik, dat ze zich zelf zo verraden had. De grijze ogen van de politieman schenen door haar heen te zien. Ze klemde haar handen krampachtig in elkaar. „Een man, die het u lastig maakt, me vrouw?" „Nee...." „Waar u mee getrouwd bent?" „Néé! Néé: Ik ben niet getrouwd! Ik ben verloofd!" „Verloofd'" „Ja, met Herbert Maxsfeld. We gaan deze zomer trouwen". „Ik feliciteer u, mevrouw. De directeur van de Dalton Rubber Maatschappij, niet waar? Een prachtige positie!" Er viel een stilte. Hij zag bevreemd naar de vrouw tegenover zich, die hem zoëven haar aanstaande nuwelijk had meegedeeld met Herbert Marsfeld, de rubberkoning van het Museumplein en misschien de rijkste man van Amsterdam. Naar haar zenuwachtig-vertrokken gezicht en haar onrustige handen, die een avondtasje open en dicht knipten in haar schoot. Ze had niet veel van een gelukkige bruid. En de manier, waarop zij hem de mededeling gedaan had was ook niet die van een blijde, triomfantelijke vrouw, die zich de uitver korene weet van een man met zulk een hoge positie. Ze had haastig, zenuwachtig, nadrukkelijk verzekerd, dat ze niet ge trouwd was en hem daarna deze verloving medegedeeld. Herbert Marsfeld. Was er aan hem iets bijzonders? De politieman kon het zich niet herinneren. Op de Cen trale Recherche was de man zeker niet bekend en verder gaf hij veel geld uit voor kunst en liefdadigheid en had een alleszins uitstekende naam. Hij moest on geveer vijftig jaar oud zijn. Nee, aan de persoon van Herbert Marsfeld kon de ner vositeit van Vera Dana zeker niet te wij ten zijn, dat leek hem vrijwel uitgesloten. Er meest dus iets anders zijn, een geheim zinnig iets. dat verband hield met haar komst in dit huis. „Weet Herbert Marsfeld dat u vanavond in dit huis bent?" „Nee. En hij mag het ook niet weten! Nooit!" Ze zat daar, doodsbleek, met. wijde open ogen. Ze dronk een grote slok van de whiskey, die Charles van Milsbeek nog voor haar ingeschonken had en veegde zich mond en lippen af met haar zakdoek. Ze was nu werkelijk tragisch. Maar de po litieman, met al zijn vragen over haar particuliere leven, was tot de kern van de zaak nog geen stap verder gekomen. Hij bleef om die kern heendraaien als een vlieg om de stroop, uiterst voorzichtig en bang om haar te kwetsen of zo buiten zich zelf te brengen, dat zij niets meer zou los laten. Het was een précaire geschiedenis. Hij zag nu zijn eigen aantekeningen door. „Ik heb hier nog één vraag open staan, mevrouw. In welke plaats in Indië bent u toen voor het eerst opgetreden?" „Makassar". Makassar, 29 jaar geleden, noteerde hij. „En bent u na die eerste tournee nog wel eens in Indië geweest?" „Nee, nooit meer. Ik kon niet tegen het klimaat". „Juist. Nu moet ik tot mijn spijt weer op vanavond terugkomen, mevrouw. Er is hier in huis een inbraak gepleegd. U komt in een opgewonden toestand de trap af stormen. U hoort hier niet in huis. U wei gert iedere verklaring. U begrijpt toch wel dat ik u móet vragen wat u hier kwam doen!" „Ja". „Nu?" „Ik kan het niet zeggen! Ik kan het niet!" „Misschien kan ik u een eind op weg hel pen. U kwam, om in de koffers .van. de geoloog De Vere te kijken". „Néé inspecteur. Néé!" „Jawel mevrouw. U bent in zijn slaap kamer geweest". „Dat ben ik niet". „Dat bent u wel. En hier is het bewijs". Ze viel gelukkig niet flauw, dacht hij toen hij ae enveloppe met de lovertjes voor de dag haalde Hij legde ze zorgvuldig in de palm van zijn hand en hield ze haar voor. Zij staarde in zijn hand en een rode gloed kroop langzaam uit haar hals naar boven. Dan zag ze hem aan, een onzekere uitdrukking in haar ogen. „Inspecteur", zei ze langzaam, „was het een klein kamertje?" „Dat weet u even goed als ik". „Met koffers op de grond?" „Tussen die koffers vond ik uw lover tjes". „Ja inspecteur. Ja. Dan ben ik daar ge weest". Hij haalde diep adem. Een bekentenis. Eindelijk! Het had moeite gekost. Maar hij was toch niet waar hij wezen moest. „U kwam daar dus, om in de koffers van dr. De Vere te kijxeri'. „Nee". „Nu weer: nee! U hebt daarnet bekend dat u er geweest bent". „Ja, dat beken ik ook. Maar niet om in die koffers te kijken. Nee". „Om te stelen dan". „Hoe kon ik iets meenemen0 U hebt mij toch op de trap ontmoet? En ik had geen tas bU mij". „U kunt gemakkelijk een papier verstopt hebben. Heel gemakkelijk. Ik kan u laten fouilleren, mevrouw Dana". „Doet u dat, inspecteur. U zult niets vinden". Ik ben op het verkeerde spoor, dacht hij. Hij leunde achterover in zijn stoel. „Hin dert het u als ik een sigaret aansteek? Mis schien mag ik u er ook één aanbieden?" Dank u wel, inspecteur. Maar gaat u zelf gerust uw gang. Het hindert mij niet". Het was nu even stil. Hij blies een paar rookwolkjes naar boven en oogde de krin gelende rookvezels na. Een verduiveld lastige zaak. Hij moest nu verder tasten. En hij begon opnieuw: „U kunt cok een papier aan de advocaat Van Milsbeek hebben overhandigd. Hij heeft tenslotte het meisje De Vere mee getroond naar de Schouwburg". „Listig be dacht, inspecteur! Maar ik heb vóór van avond Van Milsbeek nog nooit van mijn leven gezien. U kunt er naar informeren" Loog zij of sprak zij de waarheid? Hij zou Van Milsbeek ook nog eens onder de loupe moeten nemen. Er waren vele moge lijkheden: Jean de Vere, Van Milsbeek, en tenslotte ook Herbert Marsfeld. Het zou niet de eerste keer zijn dat er een grote heer achter de schermen was. „U hebt mij nog steeds niet verteld, mevrouw, wat u hier dan wèl kwam doen. Misschien zal Herbert Marsfeld mij de no dige inlichtingen kunnen verschaffen". „O nee, dat niet, inspecteur! Dat niet... o, hebt u tcch medelijden!" BARREVOETKSTRAAT 2 - HAARLEM Tel. 18428 na 6 uur 14810 14155 Ze was meteen weer geheel lipset, doods bleek en ontdaan bij de gedachte dat haa* verloofde haar hier in dit huis zou zien Dit was weer de kern, dacht inspecteui Renkevoort, de wezenlijke kern van haar tegenstand. Ze leek eerlijk in haar soort,' ze kon slecht haar emoties verbergen. Hef feit, dat ze betrapt was op een bezoek in het slaapkamertje had haar niet zozeer ont steld. De betichting van diefstal had zij weerlegt, maar het had haar tamelijk on beroerd gelaten. De veronderstelling var een samenwerken met Van Milsbeek had zij kalmweg afgewezen. Slechts de moge lijkheid dat haar aanstaande echtgenoot in de zaak zou worden betrokken bracht haar buiten zichzelf, en verder weigerde zi.1 hardnekkig te vertellen wat zij hier in huis en in het slaapkamertje van Jean de Vera was komen doen. Dat was nog steeds het kardinale punt dat hij ten koste van alles te weten moest komen. „Kent u de geoloog De Vere of zijn zuster?" „Nee „Hoort u eens mevrouw, u zult mij niet een gebrek aan geduld kunnen verwijten. Ik zit hier maar en probeer op alle moge lijke manieren te weten te komen wat uw motieven geweest zijn om hier te komen, U weigert mij iedere verklaring. Ik heb tenslotte het bewijs in handen dat u in het kamertje van de inbraak geweest bent. Daar kan ik u op laten arresteren". „Dat begrijp ik, inspecteur". (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 6