Een communistisch spion ging naar Zwitserland „Het grote gemis der democratie is het gebrek aan discipline" DE DICHTER J. H. LEOPOLD Verbeeldingen van Harlekijn In aquarel en plastiek AUJ9; Kunstenaars helpen Schrijvers van altijd Het nieuzvs van Caux HARTENDORP 3 LITTERAIRE KANTTEKENINGEN Een sublieme uitgave in twee delen van zijn verzamelde werken Expositie ten bate van het Rampenfonds Limerick-prijsvraag Franse litteratuur INANCIERING Deel collectie Regnault voor Stedelijk Museum Infiltratie De sleutel Vara vraagt Nederlandse lichte composities Toneelprijsvraag 1952 zonder bekroning ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1953 10 IS DAN NU, naast de reeds verschenen en ten dele nog onvoltooide uitgaven der verzamelde werken van Gorter en Couperus, Dèr Mouw (Adwaita) en Top Naeff, Aart van der Leeuw en Keuls, Jan Prins en Greshoff, A. Roland Holst en Jacob Israël de Haan, Marsman en Ter Braak, ook het levenswerk van de dichter Leopold gebundeld*): twee delen, poëzie en proza, in een uitvoering die, in de typografische verzorging van Helmut Salden, een sieraad is van boekkunst en voorzien van de uitvoerige hoewel nog onvolledig gepubliceerde aantekeningen van de dichter en hoogleraar P. N. 'van Eyck tot een standaarduitgave is geworden, die in onze moderne litteratuur nauwelijks haar «gelijke heeft. Moeilijk kan men er zich een voorstelling van maken, hoeveel eindeloos geduld en toegewijde liefde, hoeveel inge spannen arbeid en veelal ook dichterlijke intuïtie er voor nodig moet zijn geweest, om uit de grotendeels ongeordende nalatenschap van cahiers, blaadjes en snippers met jn alle mogelijke staten van bewerking verkerende verzen" en talloze varianten een jo definitief mogelijke bundeling tot stand te brengen, die de goedkeuring van de veleisende, had hij nog geleefd, zou hebben weggedragen. Veel viel er goed te maken, nadat de door Boutens verzorgde eerste verzenbun- van 1912 en de een jaar na de dood van de dichter overhaast samengestelde tweedelige uitgave van 1926 het misver stand, dat als een doem op dit dichter schap, op dit werk en deze mens heeft gerust en nóg rust; alleen maar vergroot ten. Veel was er al goedgemaakt zoveel als met het beschikbare materiaal mogelijk was toen Van Eyck in 1935 Leopolds Verzamelde Verzen" na het zorgvuldigst beraad, na een haast pijnlijk wikken en wegen, uitgaf. Een grotere dienst, een gro tere hulde ook, had aan het werk van een eenzaam, vereenzaamd, zo tot in zijn diepste wezen vereenzelvigd en weggedo ken dichter als Leopold niet bewezen kun nen worden. Het was het enige, dat men selijkerwijs mogelijk was, om de innerlijke eenheid van dit levenswex-k, waarin de dichter stond „gebogen over de eigen zang", in zijn uiterlijke verschijningsvorm te herstellen. En nu is er dan deze com plete uitgave, die ook het nooit te voren gebundelde proza omvat. Leopold geheel Hier is dan Leopold geheel: de dichter van de zes Christusverzen, van het zo diep gekrenkt-schrijnende, uit zoveel onzegbare tederheden weggestroomde „Voor 5 De- cember", van het in de ondoorbreekbare ban van zijn persoonlijkheid gevangen „Cheops". De dichter van „Oosters", die in Rubaiyat van Omar Khayyam „een zachte wijsheid" had gevonden, een be schouwelijk aanvaarden van de mense lijke onvolkomenheid en de onherroepe lijke vergankelijkheid van wat schoon is, van hoogste verlangen en diepste bevredi ging, en de zinnenvreugde van het ogen blik daarom des te kostbaai-der achtte en des te voller genoot genoot uit onvree om het onvervulbai-e. Daar is ook de dichter van het vele dat onvoltooid moest blijven, van wat nog geen uitweg kon vinden en wachten moest, verstillen moest, om door de wand van zijn gekerkerd wezen heen te breken, en dat nu in de ijle stilte van de voor goed on ingevulde vers-woorden meefluistert als uit een andere wereld. Want zo heeft hij zich gevoeld en 't ook meer dan eens uit- gedrukt: „gekerkei-d" binnen de grenzen van zijn persoonlijkheid, „verscholen"uit bittere noodzaak. Hij, volwassen geworden tijdens de nabloei van de Beweging van Tachtig, individualist niet bij de genade, maar bij de doem der geboorte, geest ten- volle van zijn tijd, was er niet naar ge aard, deel te nemen aan de „panische brui loft der zinnen" (Marsman), aan dat tin telend levensbegeren, dat in Gorters „Mei" losbarstte. En evenmin kon hij als Kloos „een god in het diepst van zijn gedachte" zijn, het „allei-individueelste" verheerlijken en belijden als hoogste goed. Leopold droeg eeuwen in zich om. Zijn bloed was oud en moe van cultuur, zijn ontvankelijkheid daardoor tot het uiterste verfijnd en gedifferentieerd. Laaide bij de Tachtigers de brand van hun levensdorst fel op, bij Leopold was de vlam naar bin nen geslagen en verhelderde en verzengde tegelijk, wat in hem het schoonste en te derste was. Er moet in deze van de wereld afgewende mens, deze onverzadigbaar naar het volmaakte reikende dichter, een hevig bewogen tumult zijn geweest, een veelheid van indrukken die hem overstelpte en in haar menigvuldigheid niet anders dan in stamelende, prevelende, ademloos benoe mende en in stilte verzinkende dichter- woorden kon terugvloeien. Anders dan Gorter doorbrak hij de traditionele vers vorm, ontbond hij het zinsverband, om woord voor woord te doen klinken als „violen en violoncellen donkerstroef ge streken" en zo, „stil voor zich heenge voerd", het uiterste prijs te geven van zijn vreugde en pijn, van het heiligste van zijn vervoering, het tederste van zijn onvervul bare liefde. Niets heeft hij zo smartelijk beleden als déze onvei-vulbaarheid. Veel gederfde lief de en gemeenschapshunkering was er in deze schuchtere mens, een diep verlangen naar volsti-ekte overgave, dat soms alleen een uitweg kon vinden in een verheven stilte, waarin alle onvolkomen mensen woorden verstomden. „Ik wil gaan schuilen in mijn eigen woorden" hoe noodlottig hij die eenzaamheid heeft ervaren, is woord voor woord aan het proza van zijn aan Beethoven gewijde „Nabetrachtingen van een concertganger" af te lezen. Symbool der eeuw Hij was anders dan zijn generatiegeno ten, de oudere en jongere. Anders dan de vitaal-onproblematische, zich argeloos voor het leven openstellende Gorter. Anders dan de in een roes van persoonlijkheids verheerlijking zwelgende Kloos en de in wijsgerige bezinning verhelderde Verwey. Hij was een einde, en hij wist het. Hij was een symbool van zijn eeuw, van zijn aan zijn individualisme lijdende tijd een teken van een aan zijn rijpheid bezwij kende cultuur, die vóór haar afscheid in haar hoogste verfijning opbloeide. En als einde was hij, opgenomen in de kringloop der dingen, tevens een begin. Steeds heeft men hem uitsluitend genoemd, verklaard, gewaardeerd in verband met de nabloei der Tachtigers, zijn betekenis daar mee inperkend binnen het raam van de litteraire stroming, waaraan hij zonder twijfel verwant was. Maar verruimt men de einder, denkt men zich zijn dichterfi guur in tegen de achtergrond van de Europese poëzie, dan lijkt hij ik denk aan Von Hofmannsthal, Rilke, Mallarmé en Joyce, ten dele aan Eliot met zijn „verzelfstandigd woordgebruik", met zijn transreële zintuigelijkheid, aan de aanvang te staan van een verskunst, waarvan de ontwikkeling zich nü pas aftekent. Maar laat ons ook met déze waarde bepaling voorzichtig zijn: „Tijdens mijn leven", dichtte Leopold, „was iedere oor deelspreuk er altijd neven". Over Leopold, over de eenzame, in zijn uit- en afzonder lijkheid zoveel misverstane dichterfiguur, die de stroming waaruit hij is voortgeko men zo verre overschreed, is het laatste woord nog niet geschreven. Misschien is het een latere tijd beschoren hem te ont dekken. C. J. E. DINAUX J. H. Leopold: „Verzen, Fragmenten" (Deel I), „Verzen, Drama, Proia" (Deel II). (Brusse) Van Oorschot, Botterdam-Amsterdam) Over ontstaan en samenstelling van deze tentoonstelling heeft men in dit blad op Zaterdag 12 September kunnen lezen. Ter leniging van de nood, ontstaan bij de ca tastrofale Februaristorm, hebben Neder landse en buitenlandse kunstenaars wer ken afgestaan, welke door verloting onder het publiek kunnen komen. Naast de vele acties, ondernomen tot het bijeenbrengen van de enorme, noodzakelijke bedragen zijn talloze middelen aangewend. De be langeloze, hartelijke geste van de kunste naars, die zelf dikwijls tot de materieel zwaarst beproefden behoren, verdient ze ker een geestdriftig antwoord van de zijde van het publiek. Uiteraard mag een dergelijke expositie niet onderworpen worden aan critische beschouwingen en we willen ons dus be perken tot een korte bespi-eking. Indien we er toe overgaan toch enkele namen te noemen, doen we dit niet met de bedoeling om een grens te trekken tussen deze kun stenaars, die allen met gelijke nobele in- tensie hun geesteskinderen afstonden om hun medemensen te helpen, maar alleen omdat het een aanbeveling tot bezoek en aankoop van loten ma£ zijn, wat toch het gemeenschappelijk doel is. Europese namen als Chagall, Villon en Rouault „klinken" natuurlijk voor een ten toonstelling, maar het dient toch opge merkt te worden dat ook de Nederlandse kunstenaars voor het merendeel een vol waardig werk hebben afgestaan. En als ik u vertel dat er één van de mooiste bron zen maskers van John Radecker, schilde rijen van Marie van Regteren Altena, Quirijn van Tiel, Lodewijk Schelfhout en George Rueter, aardewerk van Bart Nien- huis en Huberts geëxposeerd (en dus te winnen) zijn, ziet u dat het aan Neder landse „namen" ook niet mankeert. Om nog enkele exposanten te vermelden noe men wij de grafici prof. Kuno Brinks, Mau- rits Escher, Joh. Bezaan en Jeanne Bieru- ma Oosting, welke laatste behalve enige etsen ook nog schilderijen afstond. Zij is lang niet de enige, die royaal-weg ver scheidene werken schonk. Van de Haarlemse schilders en beeld houwers vindt men werk van Theo van Reyn, H. F. Boot, Willem Rees, mevrouw Dingemans Numans en anderen. Wij zagen ook menig goed schilderij van ons onbe kende kunstenaars. En men mag niet ver geten dat slechts een klein gedeelte van het totaal aantal werken in Haarlem te zien is. Wie weet vindt één dezer werken een weg naar uw huis en brengt er een stukje vreugde. Maar dan moet u een lot of liefst meer dan één kopen! OTTO B. DE KAT. Jan Peeters (kunstschilder) en Hanny Riidecker (beeldhouwer) stellen gezamen lijk hun werk ten toon in een expositiezaal in het perceel Kleine Houtweg 65. Deze alliantie tussen twee Amsterdamse kun stenaars is er niet een van het toevallig moment, hetgeen al dadelijk blijkt uit een gemeenschappelijke voorkeur voor be paalde motieven, zoals de harlekijnfiguur. Beiden hebben een lyrische inslag en be zitten naast een voorliefde voor het onge- dwongene en luchtige een gedegen aan dacht voor de technische totstandkoming van het kunstwerk. Gouache van Jan Peeters Uit bovenstaande schematische aandui ding, die deze exposanten bij de lezer wil introduceren, zult u wel de gevolgtrekking gemaakt hebben, dat er hier spx-ake is van een harmonieus samengaan. Dit is stellig het geval en het is dan ook een van de plezierigste exposities, die we de laatste tijd gezien hebben, temeer daar buiten het goed klinkende ensemble ook in de afzonderlijke aquarellen en plastieken heel veel te waar deren valt. De grote Harlekijn, direct in kalksteen gehakt door H. Radecker, is niet alleen een decker zich de discipline van het hakken in steen weet op te leggen, is een gunstig teken. Jan Peeters mag dan ditmaal voor het eei-st in Haarlem uitkomen met deze col lectie aquarellen, zijn debuut ligt al heel wat jaren terug. Wij herinneren slechts aan zijn recente muurschildering in de Am sterdamse Stadsschouwburg. Het was juist deze opdracht, die het harlekijnmotief op leverde en op deze tentoonstelling vindt men dan ook verscheidene aquarellen, die voor en na deze muurschildering zijn ont staan. Opmerkelijk is de juiste typering van het corpus van de harlekijnfiguur, het welk iets logs en tevens soepels heeft. Tussen het zotte van de clown en het lenige van de acrobaat ligt zijn domein. Picasso heeft in zijn blauwe periode deze figuren meermalen verbeeld en er de melancholie en nostalgie naar een ge droomde wereld in uitgesproken. Jan Pee ters blijft dichter bij het onderwerp zelf, maar een zweem van droefheid is soms ook in zijn aquarellen te vinden, onder andere in de staande figuur tegen grijs-groen fond. Peeters gaat zorgvuldig en spaarzaam met zijn uitdrukkingsmiddelen om hetgeen voor de aquarel dienstig is. Denkt u maar aan Cézanne, die stellig ook Jan Peeters' verre leermeester is. Ook hij doopt de waterverf- penseel veelvuldig in ultramarijn en cobaltblauw en tekent nat-in-nat de con structie van een landschap, interieur of vi-ouwfiguurtje. Zijn aesthetiek lijkt op het moment nog een belemmering om de mens als spiritueel wezen te benaderen. Maar misschien is dat geen direct nadeel, want zonder zich te forceren kan hij nu zijn volle aandacht geven aan een zuivere weergeving. Men mag zijn aquarellen ge rust „knap" noemen, zonder daarbij in de verste verte aan iets schools te denken. Zijn aanloop is zeker goed voorbereid en onder de Amsterdamse jongeren mag men hem rekenen tot een der meest begaafden. Wij zijn blij met deze expositie en hopen dat het Haarlemse kunstleven er een stimulans door ontvangt, hetgeen, gezien de geringe oogst van de laatste maanden, niet overbodig lijkt. OTTO B. DE KAT De uitgeversmaatschappij A. W. Bruna te Utrecht heeft een prijsvraag uitgeschx-e- ven voor een limerick van willekeurige „ECRIVAINS DE TOUJOURS", (Editions du Seuil, Paris) Kon-Tiki, Anapurna en De belevenissen van dr. Bombard zijn bestsellers. Toch dienen de beschreven avonturen eigenlijk slechts tot ondei-zoek of bewijsvoering. Danken deze boeken hun succes dan aan het feit, dat deze zeevaarders en bex-gbe- klimmers als onzichtbare tochtgenoot de dreiging van een mogelijke ramp hebben en deze mogelijkheid, hoewel door weten schappelijke vooi-bereiding tot onwaar schijnlijkheid teruggebracht, voor de lezer een heerlijke prikkel is? Men zou voor hun succes ook een andere verklaring kunnen geven en zeggen, dat de huidige lezer, levend in een onrustige wereld, steeds minder belang stelt in ach ter de schrijftafel bedachte romanhelden, wier psychologisch conflict, temidden van geconstrueerde situaties, uiteengerafeld wordt. Talrijke lezers willen thans een schrijver leren kennen in het door deze werkelijk doorleefde. Zij wensen niet de ontleding van een fictief leven, maar de ontwikkeling van een in lichaam en ziel ervaren leven. Kortom, vele lezers schij nen thans behoefte te hebben door het werk heen een reële, levende persoonlijk heid te ontmoeten. fijnzinnig werkstuk, maar heeft een losheid inhoud in de Nederlandse taal. De inschrij en rust in de stand, welke in deze materie niet zonder grote concentratie te bereiken is. Zijn geboetseerde kleine figux'en en groepen vertonenen deze speelsheid in nog sterkere mate. hetgeen enigszins voor de hand ligt. Dat een talent als Hanny Ra- ving sluit 15 November. De uitslag wordt in dezelfde maand bekend gemaakt De hoofdprijs bedraagt honderd gulden.'Ver der zijn er vijftig prijzen in boekvorm. De jury bestaat uit Max Dendermonde, dr. Barend de Goede en Jaap Romijn. WILLI BENEDENS, een mijnwerker in het Ruhrgebied, was sinds zijn prille jeugd het communisme toegedaan op een wijze, die hem stempelde tot een fanatiek en overtuigd aanhanger der idee tot wereldrevolutie. Tijdens het nazibewind stond hij te boek als „verdacht" en bij het uitbreken van de Duits-Russische oorlog werd hij onmiddellijk verwijderd uit de Luftwaffe, waarin hij diende. Hij werd naar het Oostfront gestuurd, waar hij beide benen verloor. Wonderlijk genoeg overleefde hij deze verschrikkelijke verwonding en toen hij na de nederlaag van Hitier weer in het Ruhrgebied terugkwam, kende hij maar één doel: Zich geheel en al geven voor het communisme. Hij werd propagandaleider der partij in een Ruhr-Bezirk en had een groot aandeel in de verspreiding der communistische ideologie onder de mijnwerkers. Van deze man, die zich met twee kunstbenen op bijna normale wijze voortbeweegt resultaat van wilskracht en geduld hoorde ik een interessant verhaal, dat ik hem hieronder laat vertellen. ADVERTENTIE Een veertigtal schilderijen uit de ver zameling van P. A. Regnault is aan het Stedelijk Museum te Amsterdam overge dragen. Mr. H. J. Reinink, secretaris generaal van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die bij de overdracht tegenwoordig was, vestigde er de aandacht op, dat de heer Regnault een der weinige verzamelaars is van moderne kunst in ons land. Lang voordat kunste naars als Zadkini, Chagall, Lurgal, Cam- pigli en Permeke naam hadden gemaakt, begon de heer Regnault hun werken reeds te verzamelen. „De idee van een wereldrevolutie, die zou afrekenen met de sociale onrechten en de maatschappij zou hei-vormen tot in haar diepste grondslagen, had mij sinds mijn jeugd in naar ereep en bezielde mij tot een voortdurende striid voor het com munisme, waarin ik de oplossing voor het wereldprobleem meende te hebben ge vonden. Geen enkele andere ideologie had de aanti-ekkingskx-acht, die het commu nisme op mij uitoefende, kunnen op brengen. De mislukking van de demo cratie in de praktijk, de vervlakking en ln de gelederen der pioniers van Caux staat ook die zwarte dokter uit Zuid- Afrika, dr. William Nkomo, pionier der Zuid-Afrikaanse jeugdorganisatie, die een a de gewelddadige revolutie tegen de blan ken predikte. onwaarachtigheid van de praktijk der godsdiensten, de verfoeilijke methoden van het nationaal-socialisme dat alles deed mij onvoorwaardelijk geloven in de doeltreffendheid en de ver wezenlij kings- mogelijkheden van het communisme. Een betere wereld dat was het fasci nerende doel wat mij voor ogen schitter de en daarvoor trachtte ik mijn mede-ar beiders te winnen. Wat me ook in ver rassende mate gelukte. Het was voor mij dan ook een ergerlijke belevenis toen een van hen. een zekere Max Bladek, even als ik oudgediende in de partij, zijn com munistische overtuiging verloor door de aanraking met Morele Herbewapening. Hij ging zelfs naar Caux en bleef daar gerui me tijd, waarna wij hem uit de partij stootten. Ik achtte het mijn pjicht, zelf het uiter ste te doen hem voor ons terug te winnen en besloot naar Caux te gaan om hem terug te halen. Tegelijk zag ik de moge lijkheid te ontdekken, hoe wij die Morele Herbewapening1 het best zouden kunnen bestrijden. Ik ging onder valse vlag naar Caux, sloop de kantoren en conferentiekamei's van „Mountain House" binnen, bladerde steels in documenten en doorsnuffelde archieven en naamlijsten. Ik ging zeer gewiekst te werk en ik vond van me zelf, dat ik een uitstekend spion was. Het merkwaardige was de zorgloosheid, waar mee men daar met alle geheimen van de beweging omsprong. Men liet alle deu ren onafgesloten, de administratie lag on beheerd ter inzage, de kas stond open in een verlaten ver-trek, de paperassen kon den uit mappen worden gehaald zonder dat iemand het merkte. Men bekeek mij niet met bizondere aandacht, men be kommerde zich niet om wat ik deed, men was niet verdacht op mijn „infiltratie". Max Bladek sprak ik aanvankelijk niet, omdat ik eerst op de hoogte wiide zijn van de juiste methoden ter bestrijding van zijn waanzinnige Morele Herbewa- oeningsidee. Natuurlijk woonde ik ook de dagelijkse meetings bij, waarop mensen van allerlei slag en ras hun ervaringen uitwisselden. Ik zag er arbeiders en kapitalisten met elkaar opgewekt confereren en dineren, negers met Japannei-s en Aziaten met En gelsen aan één tafel zitten. Ik mengde mij onder hen en luisterde. En toen, op een goede dag, ontdekte ik iets heel belang rijks. Ik ontdekte, dat ik iets gemeen had met al deze mensen. Namelijk mijn onblusbaar verlangen om een betere wereld te helpen scheppen. Ik was er nog steeds van over tuigd, dat. zulks enkel door het commu nisme zou kunnen geschieden, doch ik werd nieuwsgierig naar hun methode. Vooral, omdat ik benieuwd was naar de manier, waarop zij erin geslaagd waren mijn Bladek in de wacht te slepen. Ik zou iets van hen kunnen leren bij mijn pro paganda. Ik leerde inderdaad iets. Ik leerde, hoe een mens zijn leven lang blind kan zijn voor een eenvoudige waarheid. Ik leerde de onomstotelijke waarheid zien, dat de strijd voor een betere wereld nooit tot een succes zal kunnen worden gemaakt door nieuwe tegenstellingen tussen de mensen te bevorderen. Het communisme predikt klassenstrijd, de haat en de wraak. Het streeft naar de verscherping der te genstellingen tussen de mensen. Het wil een betere wereld scheppen door de ene categorie uit te roeien en de andere op haar plaats te stellen. In het kort: Het communisme vergeet, dat een betere we reld beter mensen noodzakelijk maakt. Het ziet over het hoofd, dat een revolutie welke ook moet beginnen in het hart van de mens zelf, om te kunnen slagen. Ik zag plotseling heel duidelijk, dat het communisme een prachtige ideologie zou zijn, wanneer het de ideeën van Morele Herbewapening als beginsel zou aan vaarden. Toen sprak ik met Max Bladek. en kan zich afvragen, of ook deze redenen ten dele het succes verklaren van collecties als de „Ecrivains de tou- jours". De in deze serie verschenen werk jes brengen door hun opzet de lezer in levend contact met de behandelde schrij ver. Zij zijn allen van hetzelfde formaat en op dezelfde wijze ingedeeld: een korte studie over de auteur door een deskundige, een „montering" van teksten ontleend aan de werken van de schrijver, waardoor men deze geleidelijk leert kennen, voorts uit voerig, intelligent gekozen fotomateriaal, dat de schrijver voor ons doet leven in zijn tijd, tenslotte bio-bibliographische ge gevens en oordelen van critici. De keuze van deze Ecrivains de toujours „de toujours", omdat men meent, dat zij verzekerd zijn van hun voortbestaan in de letteren is veelzijdig en zonder secretarisme. Men treft er een Montaigne aan, door Henri Jeanson enigszins uit de existentiële hoek bekeken, maar waaruit men duidelijk ex-vaart, hoe actueel deze 16de-eeuwer is, die, door zichzelf te be schrijven, enige wezenlijke kanten van de mens heeft belicht. Men leest met span ning een Stendhal, leraar in wilskracht, wiens „Le Rouge et le Noir" en „Lucien Leuwen" sedert enige jaren weer de ge liefde lectuur van vele jongeren zijn. Er is een Hugo, de door velen hoog gepi'ezen, door anderen geminachte oerkracht, van wie Henri Guillemin een wel veel veel- zijdiger beeld geeft dan de dichter zelf heeft willen nalaten. Na een iets te pricieus geschreven inleiding leren de gekozen tek sten een zowel zeer vrouwelijke als krach tige, tedere en wijze Colette kennen. Proust, met wie de moderne roman ge boren is, wordt behandeld door een iets te angstvallig-objectieve Claude Mauriac. De door Pascal Pia gekozen teksten geven een indringende verklaring van Bau delaire, zonder wiens „Fleurs du Mal" de modei-ne poëzie anders zou zijn dan zij is. Verder zijn nog verschenen: Pascal, de Montesquieu, Flaubert, Zola, Giraudoux, Diderot. Tenslotte, als laatste, Malraux par lui-méme, door Gaëtan Picon. Zij die de mens en schrijver Malraux een van de „klassieken" der twintigste eeuw, willen leren kennen, vinden in Picon's wex'k een voortreffelijke gids. Interessant is, dat Malraux de tekst van Picon van kantteke ningen heeft voorzien. Het zou te ver voeren elk van deze deel tjes uitvoerig te bespreken; détailcritiek is trouwens in deze kolommen niet op haar plaats. Wij willen de belangstellende lezer er slechts op wijzen, dat alle werken in deze uitstekende serie, handig van formaat en bescheiden van prijs, prachtig materiaal geven voor hen, die in contact willen komen met een Ecrivain-de-toujoux-s en ingewijd willen worden in diens werk. S. E. Ik merkte dat zijn ontdekkingen de zelfde waren als de mijne. Wij beiden waren fanatieke idealisten gebleven, doch wij hadden de tekortkomingen van onze ideologie ontdekt. Wij beiden bleken niet omgepraat of gehypnotiseex-d te zijn door een of ander „spelletje van Caux", doch wij wax-en slechts wijzer geworden. Morele Herbewapening gaf ons tevens de sleutel van de mislukking der democratie. Wij zagen duidelijk, dat de democratie slechts mislukte omdat zij haar eigen kracht niet kende en toepaste. Zij bleef in de theorie steken zonder de consequenties van haar eigen ideologie in praktijd te brengen, Zij miste de discipline, die de mens in zijn eigen pex-soonlijk leven moet verwezen lijken om zijn opdracht in het leven te kunnen vervullen. Morele Herbewapening maakte van ons, communisten, (die weten wat discipline is) democx-aten in één week-. Doordat zij ons de methode der discipline leerde, gebaseerd op de erkenning van Gods leiding in het leven en op de na leving van Zijn eeuwige, onverander lijke wet: „Hebt uw naasten lief gelijk u zelve, wees eerlijk, onbaatzuchtig en liefderijk". Willi Benedens en Max Bladek zon den een telegram naar hun partij in het Ruhrgebied, waarin zij eisten dat het com munisme de beginselen van Morele Her bewapening zou aanvaarden. Ook Bene dens werd toen prompt uit de partij ge stoten. Zij gingen samen terug naar hun werk en begonnen de edele strijd voor het goede, tegen het kwade dat zij zolang hadden gediend. Zij slaagden erin het per centage der communisten in het Ruhx-- gebied met ongelofelijke cijfers te doen dalen door hun woord en voorbeeld. „Het communisme heeft ondervonden, dat de sterkste bedreiging voor zijn succes ligt in de praktische herleving van de Christelijke en democratische ideologie in meest consequente vorm niet in de losjes samengevoegde legers der Weste lijke landen of het Atlantisch pact. Niet in de actie dergenen, die communisten vervolgen en de haat prediken. Een be zielde democratie, die overtuigd is van haar eigen onveranderlijke waarde en het alleenbezit van het geheim, waarmee de problemen der wereld kunnen worden op- .En ook prof. R. J. Mooti, Amerikaans atoomgeleerde en medewerker aan de ontwikkeling van de atoombom, die zijn leven in dienst stelt van de verdelging van de oorlog. gelost, is de enig mogelijk succesvolle de fensie tegen het communisme. Dit laatste is juist door anti-communisten al zo vaak betoogd, dat het bijna een gemeenplaats is". Tot zover Willi Benedens. Wat zal ik daar nog aan toevoegen? Wanneer de beweging voor Morele Her bewapening er alleen maar in zou slagen de ogen te openen van hen, die eerlijk en van goede wil totnutoe tevergeefs zochten naar het antwoox-d op de wijdverbx-eide Marxistische ideologie, opdat zij voor zich zelf het geestelijk pantser zouden kunnen smeden dat hen zou beveiligen tegen be smetting, zou het al de moeite waard zijn deze beweging met aandacht te beschou wen. Wanneer zij bovendien zoals uit het verhaal van Willi Benedens blijkt de ogen zou kunnen openen van de ver doolden en misleiden, zou zij reeds méér bereikt hebben dan welke anti-commu nistische actie ook. Het kan niet de roeping der democratie zijn, de misleiden en onwetenden met wa penen te vernietigen. Het moét haar gege ven zijn, deze dwaallichten te overtuigen van haar wereldhervormende mogelijk heden. En het is mogelijk, dat Morele Herbewapening het sluitstuk der werk zame en bruikbare democratie vormt. Het is een enorme eis, die zulk een democratie aan haar voorvechters stelt. Doch nooit is betoogd, dat de christelijke beschaving zou kunnen worden behouden met geldelijke offers alleen. Ieder mens afzonderlijk wordt geroepen tot een uiterste inspan ning daartoe. Wanneer mij iets in Caux duidelijk is geworden, dan is het wel dit: Dat er nog mensen op de wereld zijn, die in staat blijken zich aan een ideaal te geven met alles wat zij in zich hebben. Willi Bene dens is een van hen. Hij staat in het gelid met negers, Aziaten, Europeanen, met fabriekseigenaars, geleerden, arbeiders en intellectuelen. Met keiharde Amerikaanse zakenlieden en kunstenaars van alle ras sen. Ik kan slechts hopen, dat hun gelede ren worden uitgebreid tot zij de wereld veroveren. J. L. ADVERTENTIE De Stofzuiger Speciaalzaak Gen. Cronjéstr. 43 Spaarne 3 Tel. 16990 Tel. 17696 Kruidbergerweg 51. Santpoort Het speciale adres voor STOFZUIGERS Reparatiën en onderdelen In het komende winterseizoen zal in de Vara-uitzending „De Showboat" iedere Zaterdagavond een muziekprogramma van vijftig minuten worden opgenomen, waarin telkens een oorspronkelijke Nederlandse compositie ten gehore zal worden gebracht. Zowel vocale als instrumentale nummers, die nog niet eerder voor de microfoon zijn uitgevoerd, komen hiervoor in aanmer king. Deze composities zullen in een spe ciale bewerking worden gespeeld door het Metropole-orkest onder leiding van Dolf van der Linden. Iedere componist van lichte muziek kan zijn werk inzenden voor Zaterdag 26 Sep tember aan de Vax-a-muziekafdeling te Hilversum. Een speciale commissie zal be- oordelen of de ingezonden composities aan de eisen, die aan een radio-uitvoering moe ten worden gesteld, voldoen. Tevens zal door deze commissie worden bepaald,welke drie nummers als de beste kunnen wor den beschouwd. Deze worden met geld prijzen beloond. De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft een honorarium toe gekend voor 6 van de 45 inzendingen van de Toneelprijsvraag 1952. De volgende in zenders zagen hun stuk gehonoreerd: Luisa Treves voor „De Minotaurus", Herman Roelvink voor „Laetitica", mevrouw dr. E. E. Verkade-Cartier van Dissel voor „De dominee van Urk", prof. dr. L. van der Wal voor „Iphigenia inArgos", E. S. Willarts (pseudoniem) voor „Geliefde sphinx" en Nico Wijnen voor „Le déjeu ner sur l'herbe". De jury, die de inzendingen te beoor delen had, bestaande uit: Ferd. Stexmeberg, Michael Deak, Emmy van Lokhorst, Johan de Meester en Bert Voeten, vond geen aan leiding om de beschikbare prijs van f 2000 toe te kennen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 9