Cursus machineschrijven op HBS-A; Stichting vakcursus voor slagers „De Hof der Olijven" van Bernanos voor „Geloof en Wetenschap" Mijn vriend de schurk A. B.C. HUISBRANDOLIE ook verkrijgbaar Uw KOLENHANDELAAR Corsage Bussen via De Glip nu over Heemsteedse Dreef Voor zendingen ZATERDAG 24 OCTOBER 1953 HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT 4 We maken een Onderwijskwesties in Haarlemse raad SMÖRGASBROD enz, Route in Bennebroek langs Bennebroekerlaan AUTORIJLES bij v. d. ZEE betekent R IJ B E W IJ S OKé FEUILLETON Drie bankbiljetten bij brandje verkoold door David Bolderdijk De Koning van Morsemaarland stond voor het raam van zijn paleis en keek naar de straten beneden hem. Het was er weer echt gezellig. De melkboer plenste flinke stralen melk op de straat, de kinderen, die stroop voor hun moe der moesten halen, lieten de helft uit hun kannetje druipen en de burge meester van de stad liet net op de stoep van het stadhuis de as van zijn sigaar op zijn vestje vallen. „Hè ja. zei de Koning, „ik heb ook echt zin om te morsen. Geef me maar eens een zachtgekookt eitje. Dat klie dert lekker". Even later zaten er naast de vlekken van soep, van pudding en van jus ook nog een paar straaltjes eigeel op zijn rode koningsmantel. Zo ging het nu altijd in Morsemaar land. De mensen deden er niets liever dan morsen en kliederen en ik hoef je dus niet te vertellen, hoe zij en hun huis en de straten van Morsemaarland er uitzagen. Wie het meeste en het mooiste morste was altijd de deftigste en dat waren natuurlijk ds Koning, de Koningin en de Prins. Ja zeker, er was ook een Prins in Morsemaarland, een grote al, die Koning zou worden als zij.n vader te oud werd. Dat zou niet zo lang meer duren, want de baard van de Ko ning was onder alle etensrestj es, die er inzaten, al helemaal grijs. Terwijl de Koning voor het raam zijn eitje stond te morsen, zat de Prins in de hoogste toren van het paleis. Hij was een beetje treurig. „Ach", zei hij, „ik wou dat ik me niet zo verveelde. Ik heb vandaag al een uur gemorst en nu is er verder de hele dag niets meer te ■doen' tot vanavond als we weer gaan morsen". Opeens zag hij iets in de verte. Hé, wat kon dat zijn iets dat niet uit Morsemaarland kwam, want het blonk in de zon en je begrijpt wel dat er in Moreemaarland niets glom of blonk. „Het is een koets", zei de Prins, „en als ik het goed zie een gc-uden koets. Daar moet ik op af". Hij rende naar beneden, sprong op zijn paard en reed de koets tegemoet. Toen hij dichterbij kwam, knipperde hij met zijn ogen, want die koets ver blindde hem bijna, zo glom het goud, dat er aan alle kanten op zat. Toen hij stilhield, ging er een raam pje van de koets open en een stem vroeg: „Kunt u mij ook zeggen, waar we zijn?" De Prins maakte een buiging voor de Prinses, die dat vroeg, want dat het een Prinses was, kon je dadelijk wel zien. „U bent in Morsemaarland, Hoogheid", zei hij beleefd. „O, wat enig", riep de Prinses, „daar heb ik nou al zc vaak van gehoord. Is het echt waar, wat de mensen in mijn land vertellen? Morst u echt maar raak? Laat me u eens bekijken". Het portier van de koets ging open en de Prinses kwam naar buiten. Toen ze de Prins zag staan in zijn pak vol vlek ken, met zijn ongekamde haar en zijn schoenen vol stof, sloeg ze haar handen in elkaar van verbazing. „Wat bent u vies", zei ze, „u bent zeker de armste man van Morsemaarland". „Nee" zei de Prins, „ik ben de zoon van de Koning". „Dat bestaat niet", riep de Prinses verbaasd. „Ik had nooit gedacht dat een Prins er zó vies uit kon zien". „Het is toch heus waar", zei hij. „Als u wilt zal ik u naar het paleis van mijn vader brengen. Dan kunt u alles wat u weten wilt horen en zien". „Graag", zei de Prinses, „u moet we ten dat ik de dochter van een Koning ben. Ik kom uit Wassemaarland". „Ja", zei de Prins, „dat dacht ik al". En net zo verbaasd als de Prinses naar zijn vlekken had gekeken keek hii naar haar sneeuwwitte japon en haar hand schoentjes en haar muiltjes en het glanzende gouden kroontje op haar hoofd. „Mag ik met u meerijden in de koets?", vroeg de Prins, „dan kan ik u onderweg vast vertellen over wat we zien". De Prinses kreeg een kleur en ze keek verlegen naar de smerige mantel en de schoenen van de Prins, die haar kussens van rose satijn vuil zouden ma ken. Maar ze durfde geen nee te zeggen en schoof alleen maar een beetje opzij om de Prins niet aan te raken. De Prins merkte het wel en hii kreeg ook een kleur, omdat hij zich niet op ziin gemak voelde in die mooie koets Toen ze bij het paleis kwamen, was de hele stad al uitgelopen om de Prinses van Wassemaarland te zien, die niet. één vlekje op haar japon had. Met open monden keken de mensen haar aan en de Prinses keek net zo verbaasd als zii, want ze had nog nooit zo veel slordige en smerige mensen bii elkaar gezien. De Koning en de Koningin van Mor semaarland vonden het een grote eer dat de Prinses bij hen op bezoek kwam en ze lieten meteen de kok komen om een grote morsmaaltiid klaar te ma ken. De Prinses zat haar ogen uit te kijken om al die vorsten en voorname heren en dames, die hun kleren volklie derden. De Koning hield een toespraak en hij vroeg de Prinses of ze niet altijd in Morsemaarland zou willen blijven. Als ze met de Prins wilde .trouwen, zou hij haar Koningin van het land maken. Daar moest de Prinses natuurlijk op antwoorden. Ze werd er eerst verleden van. Ze keek naar al die gezichten bo ven de voigemorste jassen en japonnen. En toen ze daar naar keek. was ze op eens niet verlegen meer. Heel hard, zo dat iedereen het horen kon, zei ze: „Uw zoon vind ik heel aardig, ik zou best met hem willen trouwen, als hij niet zo vies was. Maar in dit land vol vieze mensen zou ik nooit willen leven". riepen alle voorname dames en hei-en, „hoor je wat ze zegt? Ze zegt dat wij vieze mensen zijn. Koning, laat haar gevangen nemen". Maar de Prinses van Wassemaar was al verdwenen uit het paleis. Ze sprong In haar koets en net toen de Prins op de stoep kwam, reed ze weg. „Prinses, Prinses", riep hij, „ik ben niet boos. Blijf toch bij me?" De Prinses stak haar hoofd uit het raampje en riep: „Was je eerst maar eens goed". En weg was ze. Iedereen in het land vergat al gauw weer dat de Prinses er ooit was ge weest. De mensen gingen weer rustig door met morsen en kliederen en ieder een was vroolijk. Iedereen, behalve de Prins. Hele da gen zat hij boven in de toren en dacht aan die lieve Prinses en haar sneeuw witte jurk zonder één vlekje. Op het laatst wou hij niet eens meer eten en hij morste zelfs niet meer. En dat nog wel in Morsemaarland, stel je voor! De Koning, die merkte dat zijn zoon verdriet had, werd er ook treurig van. Op een goede dag klom hij al de trap pen naar de toren op en zei tegen zijn zoon: „Prins, jouw verdriet, heeft me oud gemaakt. Ik wou ophouden met re geren en jij moet Koning zijn". „Ik wil geen Koning zijn", zei de Prins van Morsemaarland, „als de Prin ses van Wassemaarland geen Koningin wordt". De Koning trok een bedenkelijk ge zicht. „Je weet wat ze gezegd heeft", zei hij. „Ja", zei de Prins en hij boog zijn hoofd. Diep in gedachten ging de Koning van Morsemaarland de trappen weer af. Toen hij beneden kwam, had hij het ge vonden. Hij had een prachtig plan! Diezelfde avond nog werden in het hele land grote plakkaten opgehangen. „Ter ere van de nieuwe Koning zal in het hele land een wedstrijd worden ge houden. Wie het mooiste schrobben en boenen kan, wie het best kan eten zon der morsen krijgt de eerste prijs. Een zak vol goud", stond er op. Nou, dat vonden de mensen grappig. Zo iets hadden ze nog nooit gedaan en ze wilden dus meteen gaan oefenen. Maar acn, bezems en boenders hadden ze niet in Morsemaarland en ze renden dus naar het paleis van de Koning om te vragen, hoe ze daar aan moestex ko men. Maar je raadt nooit wat er gebeurde, toen ze bij het paleis kwamen. Want de Koning, de Koningin, de kamerheren en alle deftige dames en lakeien waren zich voor het eerst van hun leven eens goed aan het wassen. Alleen de Prins was er, boven in de toren. „Wat willen jullie?", riep hij naar beneden. „Be zems en boenders", riepen ze terug. „Die zijn hier niet", zei de Prins, „die moet je halen in Wassemaarland. Als je even wacht, ga ik mee". De Prins vloog naar zijn kamer, waste zich, trok een nieuw pak zonder vlekken aan, kamde zijn haren en poet ste zijn schoenen en zette zijn kroon op. Toen hij naar buitenkwam keken de mensen vol bewondering naar hem. Dat was pas een Koning! Verlegen keken ze naar hun eigen voigemorste kleren en slordige schoenen. „Wacht even. Prins" riepen ze en ze renden ook naar huis en wasten en poetsten dat het een lust was. Toen gingen ze op pad. Een dag en een nacht moesten ze reizen voor ze in Wassemaarland aankwamen. Daar was het een drukte van belang. Iedereen was bezig te wassen, te plassen en te poetsen, want ze deden nooit iets an ders. Toen ze de stoet uit Morsemaar land zagen komen, wilden ze niet gelo ven dat ze daar vandaan kwamen, want ze zagen er net zo uit als zii. Maar de Prinses, die uit het raam keek, wou het maar wat graag geloven, want ze her kende de Prins, ook al was hij nu niet vuil meer. En wat er verder gebeurde kun je wel raden. In de gouden koets van de Prinses reden ze terug naar Morsemaar land. En achter die koets liepen de men sen van Wassemaarland en Morse maarland, arm iin am, met wel hon derdduizend bezems en boenders op hun rug. Twee dagen later was de bruiloft en toen al zag iedereen in Morsemaarland er uit om door een ringetje te halen en de straten van de stad waren zó schoon dat je we! rijst kon eten van de grond. En toon alles zo schoon was en iedereen zonder morsen kon eten vonden de mensen het ook zonder wedstrijd toch veel beter zoals het nu was. En de prins en de prinses? O, dat ant woord weet je wel. Ze leefden nog vele jaren, schoon en gelukkig. MIES BOUHUYS Weet je, dat je hele leuke corsages kunt maken van beukenootjes, doppen van beukenootjes, pijpjes van eikels en andere herfstvruchtjes? Als je ze met rode en gele plakkaatverf schildert, wordt het een kleurige corsage. Doe je dit niet dan worden ze somberder. Bind de steeltjes met dun ijzer- of koper draad samen. Je zult eens zien, wat een leuke dingen je er van kunt maken. Burgemeester en Wethouders van de gemeente Haarlem zullen in de raadsver gadering van Woensdag 28 October aan de gemeenteraad voorstellen een verordening tot regeling van de cursus machineschrij- ven aan de gemeentelijke Hogere Burger School A met vijfjarige cursus aan te nemen. Bij voldoende belangstelling zal dan aan de vijfjarige H.B.S.-A ten behoeve van de leerlingen van die school en van de leer lingen van de H.B.S.-A afdelingen van de andere gemeentelijke scholen een cursus gehouden worden, waarbij onderwijs gege ven wordt in machineschrijven. De lessen zullen onder leiding staan van een speciaal daarvoor benoemde leraar. De cursus, welke wordt gegeven in groepen van ten minste zeven en ten hoogste twaalf leerlingen, omvat één schooljaar. Elke leerling ontvangt éénmaal per week les gedurende zestig minuten. Tot de cursus zullen alleen leerlingen toegelaten worden ten aanzien van wie de directeur (rector) van de school, welke de leerling bezoekt, verklaart er geen bezwaar tegen te heb ben, dat de leerling aan de lessen deel neemt. Aan het volgen van het onderwijs in machineschrijven zijn voor de leerlingen geen kosten verbonden. De verordening zal in werking treden op 1 Januari 1954. B. en W. stellen de raad voor ten be hoeve van de aankoop van schrijfmachines voor bedoelde cursus een bedrag van 4300 beschikbaar te stellen. Slagerscursus Van het bestuur der Vereniging tot be vordering van Slagersvakonderwijs te Utrecht is bij B. en W. het verzoek inge komen om een verklaring af te leggen, waarbij de noodzakelijkheid wordt uitge sproken om in deze gemeente een cursus voor vakopleiding van slagers te stichten. Op grond hiervan werd advies ingewon nen van de desbetreffende organisaties in het slagersbedrijf, van de inspecteur van het nijverheidsonderwijs en van de direc teur van het Slachthuis in Haarlem. Zij allen erkennen het grote belang van het stichten van een vakcursus voor slagers in deze gemeente. ADVERTENTIE ^YOOR UW INTIEME FEESTJE^ thuis, verzorgen wij DINERS. HORS D'OEUVRES CAFé-REST. BOLWERK Kennemerplein 5 Telefoon 16849 Met ingang van morgen zullen de bussen van de dienst HaarlemLeiden, die over De Glip rijden, in Bennebroek de route via de Bennebroekerlaan volgen. Tot nu toe reden de busseji tussen de stichting Vogelenzang en de Glipperweg door het Oostelijk deel van Bennebroek, omdatJ3. en W. van die gemeente dat had den verzocht. Het gevolg was echter dat met de bussen die de oude route over de Herenweg volg den, niet altijd alle reizigers van de cen trale halte in Bennebroek aan de vier sprong konden worden vervoerd. Van morgen af wordt de route dus pas gesplitst bij de viersprong. Een andere verandering in het traject betreft de route van de „Leidse" bussen (via De Glip) in Heemstede. Met ingang van 9 November zullen deze bussen op ver zoek van B. en W. van Heemstede tussen Valkenburgerolein en Blauwebrug niet langer via Raadhuisstraat, Binnenweg, Bronsteeweg rijden, maar over de Heem- steedse Dreef. Voorts is in overweging buslijn 3 in Heemstede wederom door te trekken van de Laan van Bloemenhove naar de Lanck- horstlaan. Op die wijze zou Heemstede- Zuid en Centrum een verbinding met het station Heemstede-Aerdenhout krijgen. Ook op het punt van de beschuttingen bij de stopplaatsen is er nieuws. Bij het Valkenburgerplein komt een abri voor de gecombineerde lijnen 1 en 2. De stopplaats van lijn 1 aan de zijde van de Dreef komt dan te vervallen. In Haarlem wordt dezer dagen een begin gemaakt met het plaatsen van de dakjes boven enkele halteplaatsen. Het eerst komt de Vergierdeweg-Rijksstraatweg aan de beurt. B. en W. raden de raad nu aan te ver klaren, dat de oprichting en instandhou ding van een cursus voor vakonderwijs aan slagers noodzakelijk is. B. en W. stellen de raad voor aan de afdeling Haarlem van de Vereniging voor Handenarbeid ten behoeve van de winter- cursus 1953-'54 voor de opleiding van jeugdleiders een subsidie te verlenen van twintig gulden per deelnemer onder voor waarde, dat deze tenminste 85 percent van de lessen volgt en dat er ten minste vijf tien deelnemers per cursus zijn, alsmede een bedrag van honderd gulden per cursus van ten minste vijftien deelnemers. Het gehele bedrag wordt geraamd op achthon derd gulden. Voorts stellen B. en W. de raad voor aan het bestuur van de Vereniging tot stichting en instandhouding van een -Christelijke school voor buitengewoon lager onderwijs te Haarlem in verband met een te vormen zevende groep leerlingen aan dePrinses Marijkeschool een bijdrage te verlenen van ten hoogste 288 per jaar voor het inge- bruiknemen als klas van een lokaal van het Nederlands Hervormde Wijkgebouw aan de Leidsevaart en tevens een bijdrage van ten hoogste 3280 voor het aanschaf fen van meubelen en leer- en hulpmidde len. Tevens 9tellen B. en W. de raad voor aan het bestuur van de Vereniging tot stichting en instandhouding van scholen met de Bijbel in Haarlem een bedrag van ten hoogste 1210 te verlenen voor het ADVERTENTIE groot of klein is BESTELDIENST ABC niet te evenaren, BARREVOETESTRAAT 2 HAARLEM Tel, 18428 - na 6 uur 14810 - 14155 aanschaffen van leer- en hulpmiddelen ten behoeve van het onderwijs in de zevende en achtste leerjaren van de Prins Bern» hardschool. Voor het aanschaffen van boeken en leermiddelen voor de Theo Thijssenschool zal een bedrag van 8910 beschikbaar ge steld dienen te worden. B. en W. stellen verder de raad voor ten behoeve van de algehele vernieuwing van het meubilair van het voor handwerken be stemde lokaal van de H.B.S. voor meisjes met vijf- en zesjarige cursus (Tempeliers- straat) alsmede voor het doen aanbrengen van een vloerbedekking in dit lokaal ter beschikking te stellen een bedrag van ten hoogste 3700. Benoemingen Tenslotte stellen B. en W. de raad voor voor het tijdvak van 1 September 1953 tot en met 31 Augustus 1954 te benoemen tot tijdelijke leraar in de muziek aan het gymnasium te Haarlem, de heer E. F. Biele te Haarlem. Tevens aan de H.B.S.-B met ingang van 5 October 1953 tot tijdelijke lerares in de Nederlandse taal en letter kunde, mevrouw L. G. Oosten-Marwitz te Haarlem; met ingang van 1 September 1953 tot tijdelijk leraar in de scheikunde, de heer A. J. Jager te Heemstede en met ingang van 1 October 1953 tot tijdelijke leraar in de geschiedenis de heer dr. J. M. Pluvier te Amsterdam. ADVERTENTIE „De Dialogen der Karmelietessen" van Ceoi-ges Bernanos gisteravond door de Toneelvereniging onder de titel „De Hof der Olijven" voor de leden van „Geloof en Wetenschap" in de Haarlemse Schouwburg ten tone gebracht waren door deze mi litante katholieke schrijver bestemd voor een film, die men echter nooit heeft1 ver vaardigd. Het scenario daarvoor was sa mengesteld door E. P. Raymond Bruck- berger naar de beroemde novelle „De laat ste op het schavot" van Gertrud von Le Fort over de zestien kloosterzusters van Compiègne, die op 17 Juli 1794 als „contra- revolutionnairen" geguillotineerd werden. De laatste der drie genoemde titels staat ook als ooschrift boven de vertaling, die Maurice Roelants van deze bij lezing zeer boeiende gesprekken maakte en die door Elsevier (Brussel en Amsterdam) dit jaar is uitgegeven. Uit de oorspronkelijke tekst, voltooid in Maart 194S, toen Bernanos bedlegerig werd om niet meer op te staan, is door Albert Beguin en Marcelle Tassencourt een min of meer dramatische kroniek getrokken en deze versie was het, die wij gisteravond te zien kregen onder regie van laatstge noemde, welke ook van de Parijse opvoe ringen (in het Théatre Héberlöt) de lei ding had. Zij heeft er kennelijk bijzonder veel toegewijde zorg aan besteed, slaagde er inderdaad ook in het geheel met de een voudigste middelen een sfeer van authen ticiteit te geven. Maar heeft zij met dit alles de belangstelling en de spanning kunnen wekken, die men bij de lectuur van dit werk ondergaat? Het stellen van de vraag houdt het antwoord eigenlijk al in. Het stuk is een boek gebleven. Een boek in twintig hoofdstukken, die hardop worden voorgelezen, waarbij men echter geen gelegenheid krijgt het gesprokene te overdenken. En het merkwaardige van dit werk van Bernanos is juist, althans voor mijn gevoel, dat men er door in spanning geraakt en waarlijk bewogen wordt, door dat de verbeeldingskracht zijn impulsen ontvangt uit een denkproces, waartoe het bijna voortdurend aanzet. Het voornaamste motief, waarom al deze gesprekken in wezen draaien, is dat van de angst. Men hoorde nu wel de gehele avond alle mogelijke varianten op dit thema, maar het kreeg vrijwel geen ogenblik wer kelijk gestalte. Dit overwegende wordt men er weer aan herinnerd, dat Bernanos zijn dialogen oorspronkelijk voor een film schreef en dat zulks merkbaar is gebleven. Herhaaldelijk vraagt een situatie om een close-up, zoals bijvoorbeeld tijdens de scène waarin de zusters vrijwillig de ge lofte van het martelaarschap afleggen. Men zou dan ook willen zien wat er in haar omgaat en dat zulks mogelijk is heeft Dreyer jaren geleden met zijn kroniek van het proces van Jeanne d'Arc bewezen. En op andere ogenblikken mist men de contrastwerking tussen mens en massa. Natuurlijk moesten voor deze toneelversie de nonnen en burgers tot een bescheiden aantal worden teruggebracht en enkele essentiële gedeelten overgeslagen, maar daardoor mist het slottafex-eel zijn ontroe rende of aangrijpende uitwerking. Men moet de beschrijvende tekst lezen om dit te beseffen. De voorstelling had overigens vele goede kwaliteiten. Dank zij een weloverwogen enscènering liep de eenheid ondanks de verdeling in talrijke korte episodes geen gevaar van verbrokkeling. De zware hoofdrol van de bange zuster Blanche van 's Heren Doodstrijd was toevertrouwd aan de uit het studententoneel voortgekomen Els Bouwman, zeker niet het ideale type voor deze rol, maar desondanks toch wel aanvaai-dbaar. Bijzonder mooi vond ik bij voorbeeld haar schrille uitingen van schrik in het achttiende tafereel tijdens het bezoek van de ondei'overste aan haar verlaten huis na de terechtstelling van haar vader. Marie Hamel speelde het door gaans met een zachttrillende humor klaar van de tweede Moederoverste een „ge wone" vrouw te maken, die ook de grote vraagstukken van leven en dood, van ne derigheid en geestelijke hovaardij in ge zonde verhoudingen weet te zien. En ver der moeten nog genoemd worden: Mary Smithuysen als de in haar geloofsijver op heldhaftige manifestaties beluste plaats vervangster en van de verdere zusters Anita Menist, Benita Groenier en Emmy Lopes Dias. Een grote mand met bloemen levei'de aan 't slot het bewijs van de waardexing van hét bestuur van „Geloof en Wetenschap". DAVID KONING ADVERTENTIE Telef. 17355 Vermoedelijk door oververhitting van een oliebrander, die bij een aquarium stond, is Vrijdagmorgen begin van brand ontstaan in de voorkamer van een woning aan de Leeuwerikstraat in Haarlem-Noord. Er j was niemand in de woning aanwezig en de j brand werd ontdekt door een buurman. Een fauteuil is verbrand en de binnen wand tussen de voor- en achterkamer en een kastje, dat boven het aquarium hing, zijn geblakerd. Drie bankbiljetten met een totale waarde van f 70, die in een blikken doosje waren geborgen, dat in het kastje stond, zijn verkoold. 99 9) „Zo is dat nu altijd," fluisterde Vroeg indeweij mij toe. „Ik kan geen pas buiten zetten of hij is op zijn post. Hij staat maar en gluurt maar, en hij moet alles weten. Hoe kan ik gaan graven met zo'n ellende ling om me heen? Binnen enkele uren zou de hele stad weten wat ik doe. Een houten schutting helpt niet. Hij maakt er eenvou dig een gat in." Tellige bleef over de haag loeren tot we weer naar binnen gingen. Ik kreeg de on weerstaanbare neiging om kluiten aarde naar hem te gaan gooien, maar dat zou waarschijnlijk geen enkele uitwerking heb ben gehad. Hij zou me hebben laten gooien tot ik niet meer kon, zonder zijn volle maansgezicht terug te trekken. „Je moet een betonschutting hebben, hoe eerder hoe beter," zei ik ferm tegen mijn gastheer, toen we weer in de kamer zaten. „En daarom moeten we zo gauw mogelijk is± loterijbriefje vinden," „Morgen," zei hij eenvoudig. En daarna dronken we thee met de hele familie, en ik kon mijn ogen niet afwenden van het liefe lijke tafereel aan de overkant van de tafel, waar het roodharige meisje was uitgestald. Vroegindeweij noemde haar Elsje en ik zei juffrouw tegen haar. Ze kleurde allerliefst toen ik Laar vroeg of ze het prettig vond, op kantoor te werken. „Niet zo erg prettig," zei ze. „Ik zou lie ver grote reizen maken en vreemde landen zien, of paarden temmen in Mexico." Ik durfde Laar in het bijzijn van de hele familie niet bekennen, dat ik haar bij die opwindende bezigheid met groot genoegen zou assisteren, ook al had ik nooit een paard van dichterbij dan twee meter dur ven beschouwen. „Paarden temmen is een onfatsoenlijke liefhebberij voor een meisje," zei haar va der afkeurend. „En vooral in Mexico." Hij keek enige tijd bezorgd naar zijn dochter en merkte toen op: „Ze is een beetje avon tuurlijk aangelegd, vrees ik. Ik begrijp niet van wie ze dat hebben kan." „Schatgraven is toch ook avontuurlijk," zei ik, want ik wilde een goede beurt bij Elsje maken. Maar mijn gastheer bleek het helemaal niet eens met deze zienswijze. „Er is geen vleugje avontuurlijkheid in mijn onderneming," protesteerde hij. „Ik heb alles uitgekiend en berekend, alles in systeem gebracht en voorzien. Dat is geen avontuur. Paarden temmen kan je niet vol gens een systeem doen. En daarom vind ik het onfatsoenlijk." „Je hebt alles uitgekiend, behalve mijn loterijbriefje," zei ik triomfantelijk, „Mor gen moeten we naar de vuilnisbelt en als we dat ding niet vinden, ligt je hele onder neming aan gruizels. Noem dat maar niet avontuurlijk." Elsje keek mij bewonderend aan en ik bloosde van louter genoegen. Maar haar vader was niet voor één gat te vangen. „Nou moet je eens goed luisteren," zei hij. „Morgen gaan we naar de vuilnisbelt, zeg je. Juist, dat zou jij doen met je vol ledig gebrek aan systeem. Maar weet je wat ik doe? Ik ga een systeem uitwerken om te berekenen waar op die vuilnisbelt we moeten zoeken. Ik ga eerst uitvinden hoe die lui van de gemeentereiniging te werk gaan bij het vuilstorten. Ik ben er namelijk zeker van dat ze dat niet zo maar in het wildeweg doen. Ze hebben de stad ingedeeld in wijken bij het ophalen. Goed. Dan hebben ze ook een regeling wat het storten betreft. Je zal zien dat ik zonder die vuilnisbelt nog gezien te hebben op een paar vierkante meter nauwkeurig de plaats kan berekenen, waar de inhoud van de vuilnisbak van juffrouw Vrolijk moet zijn neergekomen." Die Vroegindeweij met zijn systeem be gon me danig de keel .uit te hangen. Hij wist letterlijk overal raad op, en dat is een van de naai'ste eigenschappen die een mens kan hebben, vond ik. Ik vroeg mij af of de opvoeding van Elsje ook volgens een systeem had plaatsgevonden. In dat geval zou ik mij ernstig moeten beraden of hier niet van een ontaarde vader zou moeten worden gesproken. Zoiets moois in het keurslijf van een koud, nuchter, harteloos systeem dwingen leek me een misdaad tegen de natuur. Maar Elsje zag er niet uit naar enig systeem. Een verstolen knip oogje in mijn richting bijvoorbeeld kon ik onmogelijk in welk systeem ook thuis brengen. Toen ik wegging, kreeg ik een hand van haar. „Zeg maar Elsje", zei ze liefjes. Ik nam mij voor dit inderdaad voortaan te zeggen en bij voorkeur op gefluisterde toon in haar kleine, rose oorschelpje. Ik had nog slechts eenmaal tevoren aan schelpen gedacht bij het beschouwen van vrouwenoren, waaruit ik meende te moeten opmaken dat dit zinnebeeld zich pas op dringt bij een romantische stemming van verliefdheid. Die eerste maal hadden de schelpjes vastgezeten aan het hoofd van Suzanne Overtoom. Het waren echter sinds lang weer gewone oren geworden. Nu was ik dus verliefd op Elsje Vroegindeweij. Wat een toestand! Een schoonvader te krij gen die loten verkocht en schatten groef! Maar afgezien van de vraag of Elsjes vader ooit de verborgen gouden guldens zou vin den, de schat die in zijn huis op twee slanke benen rondliep was mij op dat ogen blik liever dan alle goud der wereld. Ik wandelde als op wolken naar huis, waar mij een grote verrassing wachtte. Die verrassing las ik reeds op het weinig scherpzinnige gezicht van juffrouw Vrolijk. Het goede mens kwam mij in de gang tege moet met de vinger op de lippen. „U hebt bezoek," fluisterde zij gieche lend. Ik dacht een ogenblik aan de heer Van Pannegaarden de Groht, die mij misschien met tranen in de ogen kwam smeken om hem niet in de steek te laten. Maar juf frouw Vrolijk sloeg deze schone verwach ting de bodem in met een nog schonere. „Het is een dame," zei ze veelbelovend. „Ze wacht op uw kamer." Een dame! Welke dame zou mij op dit uur met een bezoek vereren? Toen ging mij een licht op. Suzanne natuuidijk! Het was inderdaad Suzanne. Een dee moedige, droevig-gestemde Suzanne, die haar wimpers onophoudelijk op en weer neersloeg en zich volkomen bleek te heb ben ingeleefd in de rol van het gedesillu- sionneerde, hulpbehoevende meisje. „Je komt dus nog," zei ze met omfloerste stem, toen ik binnentrad. Ze zat op mijn divan met „De Groene Slang" van Goethe op de knieën. Dat boek had ik eens als pre mie gekregen en ik had oprecht mijn best gedaan om het te lezen ook, doch halver wege had ik de gewaarwording gekregen dat een dozijn groene slangen bezit hadden genomen van de i'uimte, waar voordien mijn hersenen hadden gezeten. Dus was ik met een aspirine en met het voornemen om „De Groene Slang" nimmer meer open te slaan, in bed gekropen. Suzanne bladerde in het boek met een melancholisch gezicht. „Wat een meesterwerk," zuchtte ze. „Het heeft mijn gedachten tenminste even kun nen afleiden." Zij legde het meesterwerk op tafel en keek mij onderzoekend aan. „Hoe voel je je?" vroeg zij bezorgd. „Ik? Ik voel me best. Niet ziek of zó. Al leen heb ik het een beetje druk, zie je. Veel te regelen." Ik besloot haar voorlopig niets van het drama te onthullen. „Ik bedoel, voel je je gelukkig?" „Allicht! Ik heb een aardig sommetje ge wonnen, zoals je weet, en ik kan het er nu eens van gaan nemen. Dat is een prettig gevoel." „Hoeveel is het?" „O, een slordige drieëntwintigduizend. Precies weet ik het niet," zei ik luchtig. „Het is in ieder geval meer dan ik op het moment verwerken kan. Ik zal wel eens zien wat ik er mee doen zal." „Heb je nog geen vaste plannen?" „Och nee. Ik denk dat ik eerst eens een flinke vacantie neem. Bovendien heb ik intussen interesse gekregen voor een onder neming waar ook nog wel flink wat geld uit zal komen. Grote zaak, begrijp je?" ..O," zuchtte ze. „Het moet heerlijk zijn, zó'n toekomst voor je te zien." Ze leunde achterover op de divan en keek dromerig naar het plafond. Eigenlijk was ze toch een drommels mooi meisje, dacht ik. (Wordt vervolgd).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 10