Cursus machineschrijven op HBS-A;
Stichting vakcursus voor slagers
„De Hof der Olijven" van Bernanos
voor „Geloof en Wetenschap"
Mijn vriend
de schurk
A. B.C.
HUISBRANDOLIE ook verkrijgbaar
Uw KOLENHANDELAAR
Corsage
Bussen via De Glip nu
over Heemsteedse Dreef
Voor zendingen
ZATERDAG 24 OCTOBER 1953
HAARLEMS DAGBLAD OPRECHTE HAARLEMSCHE COURANT
4
We maken een
Onderwijskwesties in Haarlemse raad
SMÖRGASBROD enz,
Route in Bennebroek langs
Bennebroekerlaan
AUTORIJLES bij v. d. ZEE
betekent R IJ B E W IJ S OKé
FEUILLETON
Drie bankbiljetten
bij brandje verkoold
door David Bolderdijk
De Koning van Morsemaarland stond
voor het raam van zijn paleis en keek
naar de straten beneden hem. Het was
er weer echt gezellig. De melkboer
plenste flinke stralen melk op de straat,
de kinderen, die stroop voor hun moe
der moesten halen, lieten de helft uit
hun kannetje druipen en de burge
meester van de stad liet net op de stoep
van het stadhuis de as van zijn sigaar
op zijn vestje vallen.
„Hè ja. zei de Koning, „ik heb ook
echt zin om te morsen. Geef me maar
eens een zachtgekookt eitje. Dat klie
dert lekker".
Even later zaten er naast de vlekken
van soep, van pudding en van jus ook
nog een paar straaltjes eigeel op zijn
rode koningsmantel.
Zo ging het nu altijd in Morsemaar
land. De mensen deden er niets liever
dan morsen en kliederen en ik hoef je
dus niet te vertellen, hoe zij en hun
huis en de straten van Morsemaarland
er uitzagen. Wie het meeste en het
mooiste morste was altijd de deftigste
en dat waren natuurlijk ds Koning, de
Koningin en de Prins. Ja zeker, er was
ook een Prins in Morsemaarland, een
grote al, die Koning zou worden als zij.n
vader te oud werd. Dat zou niet zo lang
meer duren, want de baard van de Ko
ning was onder alle etensrestj es, die er
inzaten, al helemaal grijs.
Terwijl de Koning voor het raam zijn
eitje stond te morsen, zat de Prins in
de hoogste toren van het paleis. Hij was
een beetje treurig. „Ach", zei hij, „ik
wou dat ik me niet zo verveelde. Ik
heb vandaag al een uur gemorst en nu
is er verder de hele dag niets meer te
■doen' tot vanavond als we weer gaan
morsen".
Opeens zag hij iets in de verte. Hé,
wat kon dat zijn iets dat niet uit
Morsemaarland kwam, want het blonk
in de zon en je begrijpt wel dat er in
Moreemaarland niets glom of blonk.
„Het is een koets", zei de Prins, „en
als ik het goed zie een gc-uden koets.
Daar moet ik op af".
Hij rende naar beneden, sprong op
zijn paard en reed de koets tegemoet.
Toen hij dichterbij kwam, knipperde
hij met zijn ogen, want die koets ver
blindde hem bijna, zo glom het goud,
dat er aan alle kanten op zat.
Toen hij stilhield, ging er een raam
pje van de koets open en een stem
vroeg: „Kunt u mij ook zeggen, waar
we zijn?"
De Prins maakte een buiging voor de
Prinses, die dat vroeg, want dat het een
Prinses was, kon je dadelijk wel zien.
„U bent in Morsemaarland, Hoogheid",
zei hij beleefd.
„O, wat enig", riep de Prinses, „daar
heb ik nou al zc vaak van gehoord. Is
het echt waar, wat de mensen in mijn
land vertellen? Morst u echt maar raak?
Laat me u eens bekijken".
Het portier van de koets ging open en
de Prinses kwam naar buiten. Toen ze
de Prins zag staan in zijn pak vol vlek
ken, met zijn ongekamde haar en zijn
schoenen vol stof, sloeg ze haar handen
in elkaar van verbazing. „Wat bent u
vies", zei ze, „u bent zeker de armste
man van Morsemaarland".
„Nee" zei de Prins, „ik ben de zoon
van de Koning".
„Dat bestaat niet", riep de Prinses
verbaasd. „Ik had nooit gedacht dat een
Prins er zó vies uit kon zien".
„Het is toch heus waar", zei hij.
„Als u wilt zal ik u naar het paleis van
mijn vader brengen. Dan kunt u alles
wat u weten wilt horen en zien".
„Graag", zei de Prinses, „u moet we
ten dat ik de dochter van een Koning
ben. Ik kom uit Wassemaarland".
„Ja", zei de Prins, „dat dacht ik al".
En net zo verbaasd als de Prinses naar
zijn vlekken had gekeken keek hii naar
haar sneeuwwitte japon en haar hand
schoentjes en haar muiltjes en het
glanzende gouden kroontje op haar
hoofd.
„Mag ik met u meerijden in de
koets?", vroeg de Prins, „dan kan ik u
onderweg vast vertellen over wat we
zien".
De Prinses kreeg een kleur en ze
keek verlegen naar de smerige mantel
en de schoenen van de Prins, die haar
kussens van rose satijn vuil zouden ma
ken. Maar ze durfde geen nee te zeggen
en schoof alleen maar een beetje opzij
om de Prins niet aan te raken.
De Prins merkte het wel en hii kreeg
ook een kleur, omdat hij zich niet op
ziin gemak voelde in die mooie koets
Toen ze bij het paleis kwamen, was
de hele stad al uitgelopen om de Prinses
van Wassemaarland te zien, die niet. één
vlekje op haar japon had. Met open
monden keken de mensen haar aan en
de Prinses keek net zo verbaasd als zii,
want ze had nog nooit zo veel slordige
en smerige mensen bii elkaar gezien.
De Koning en de Koningin van Mor
semaarland vonden het een grote eer
dat de Prinses bij hen op bezoek kwam
en ze lieten meteen de kok komen om
een grote morsmaaltiid klaar te ma
ken. De Prinses zat haar ogen uit te
kijken om al die vorsten en voorname
heren en dames, die hun kleren volklie
derden.
De Koning hield een toespraak en hij
vroeg de Prinses of ze niet altijd in
Morsemaarland zou willen blijven. Als
ze met de Prins wilde .trouwen, zou hij
haar Koningin van het land maken.
Daar moest de Prinses natuurlijk op
antwoorden. Ze werd er eerst verleden
van. Ze keek naar al die gezichten bo
ven de voigemorste jassen en japonnen.
En toen ze daar naar keek. was ze op
eens niet verlegen meer. Heel hard, zo
dat iedereen het horen kon, zei ze: „Uw
zoon vind ik heel aardig, ik zou best
met hem willen trouwen, als hij niet zo
vies was. Maar in dit land vol vieze
mensen zou ik nooit willen leven".
riepen alle voorname dames en
hei-en, „hoor je wat ze zegt? Ze zegt dat
wij vieze mensen zijn. Koning, laat haar
gevangen nemen".
Maar de Prinses van Wassemaar was
al verdwenen uit het paleis. Ze sprong
In haar koets en net toen de Prins op
de stoep kwam, reed ze weg.
„Prinses, Prinses", riep hij, „ik ben
niet boos. Blijf toch bij me?"
De Prinses stak haar hoofd uit het
raampje en riep: „Was je eerst maar
eens goed". En weg was ze.
Iedereen in het land vergat al gauw
weer dat de Prinses er ooit was ge
weest. De mensen gingen weer rustig
door met morsen en kliederen en ieder
een was vroolijk.
Iedereen, behalve de Prins. Hele da
gen zat hij boven in de toren en dacht
aan die lieve Prinses en haar sneeuw
witte jurk zonder één vlekje. Op het
laatst wou hij niet eens meer eten en
hij morste zelfs niet meer. En dat nog
wel in Morsemaarland, stel je voor!
De Koning, die merkte dat zijn zoon
verdriet had, werd er ook treurig van.
Op een goede dag klom hij al de trap
pen naar de toren op en zei tegen zijn
zoon: „Prins, jouw verdriet, heeft me
oud gemaakt. Ik wou ophouden met re
geren en jij moet Koning zijn".
„Ik wil geen Koning zijn", zei de
Prins van Morsemaarland, „als de Prin
ses van Wassemaarland geen Koningin
wordt".
De Koning trok een bedenkelijk ge
zicht. „Je weet wat ze gezegd heeft",
zei hij.
„Ja", zei de Prins en hij boog zijn
hoofd.
Diep in gedachten ging de Koning
van Morsemaarland de trappen weer af.
Toen hij beneden kwam, had hij het ge
vonden. Hij had een prachtig plan!
Diezelfde avond nog werden in het
hele land grote plakkaten opgehangen.
„Ter ere van de nieuwe Koning zal in
het hele land een wedstrijd worden ge
houden. Wie het mooiste schrobben en
boenen kan, wie het best kan eten zon
der morsen krijgt de eerste prijs. Een
zak vol goud", stond er op.
Nou, dat vonden de mensen grappig.
Zo iets hadden ze nog nooit gedaan en
ze wilden dus meteen gaan oefenen.
Maar acn, bezems en boenders hadden
ze niet in Morsemaarland en ze renden
dus naar het paleis van de Koning om
te vragen, hoe ze daar aan moestex ko
men.
Maar je raadt nooit wat er gebeurde,
toen ze bij het paleis kwamen. Want de
Koning, de Koningin, de kamerheren en
alle deftige dames en lakeien waren
zich voor het eerst van hun leven eens
goed aan het wassen. Alleen de Prins
was er, boven in de toren. „Wat willen
jullie?", riep hij naar beneden. „Be
zems en boenders", riepen ze terug.
„Die zijn hier niet", zei de Prins, „die
moet je halen in Wassemaarland. Als je
even wacht, ga ik mee".
De Prins vloog naar zijn kamer,
waste zich, trok een nieuw pak zonder
vlekken aan, kamde zijn haren en poet
ste zijn schoenen en zette zijn kroon op.
Toen hij naar buitenkwam keken de
mensen vol bewondering naar hem. Dat
was pas een Koning! Verlegen keken ze
naar hun eigen voigemorste kleren en
slordige schoenen. „Wacht even. Prins"
riepen ze en ze renden ook naar huis en
wasten en poetsten dat het een lust was.
Toen gingen ze op pad. Een dag en
een nacht moesten ze reizen voor ze in
Wassemaarland aankwamen. Daar was
het een drukte van belang. Iedereen
was bezig te wassen, te plassen en te
poetsen, want ze deden nooit iets an
ders. Toen ze de stoet uit Morsemaar
land zagen komen, wilden ze niet gelo
ven dat ze daar vandaan kwamen, want
ze zagen er net zo uit als zii. Maar de
Prinses, die uit het raam keek, wou het
maar wat graag geloven, want ze her
kende de Prins, ook al was hij nu niet
vuil meer.
En wat er verder gebeurde kun je
wel raden. In de gouden koets van de
Prinses reden ze terug naar Morsemaar
land. En achter die koets liepen de men
sen van Wassemaarland en Morse
maarland, arm iin am, met wel hon
derdduizend bezems en boenders op hun
rug.
Twee dagen later was de bruiloft en
toen al zag iedereen in Morsemaarland
er uit om door een ringetje te halen en
de straten van de stad waren zó schoon
dat je we! rijst kon eten van de grond.
En toon alles zo schoon was en iedereen
zonder morsen kon eten vonden de
mensen het ook zonder wedstrijd toch
veel beter zoals het nu was.
En de prins en de prinses? O, dat ant
woord weet je wel. Ze leefden nog vele
jaren, schoon en gelukkig.
MIES BOUHUYS
Weet je, dat je hele leuke corsages
kunt maken van beukenootjes, doppen
van beukenootjes, pijpjes van eikels
en andere herfstvruchtjes? Als je ze met
rode en gele plakkaatverf schildert,
wordt het een kleurige corsage. Doe je
dit niet dan worden ze somberder. Bind
de steeltjes met dun ijzer- of koper
draad samen. Je zult eens zien, wat een
leuke dingen je er van kunt maken.
Burgemeester en Wethouders van de
gemeente Haarlem zullen in de raadsver
gadering van Woensdag 28 October aan de
gemeenteraad voorstellen een verordening
tot regeling van de cursus machineschrij-
ven aan de gemeentelijke Hogere Burger
School A met vijfjarige cursus aan te
nemen.
Bij voldoende belangstelling zal dan aan
de vijfjarige H.B.S.-A ten behoeve van de
leerlingen van die school en van de leer
lingen van de H.B.S.-A afdelingen van de
andere gemeentelijke scholen een cursus
gehouden worden, waarbij onderwijs gege
ven wordt in machineschrijven.
De lessen zullen onder leiding staan van
een speciaal daarvoor benoemde leraar. De
cursus, welke wordt gegeven in groepen
van ten minste zeven en ten hoogste twaalf
leerlingen, omvat één schooljaar. Elke
leerling ontvangt éénmaal per week les
gedurende zestig minuten. Tot de cursus
zullen alleen leerlingen toegelaten worden
ten aanzien van wie de directeur (rector)
van de school, welke de leerling bezoekt,
verklaart er geen bezwaar tegen te heb
ben, dat de leerling aan de lessen deel
neemt.
Aan het volgen van het onderwijs in
machineschrijven zijn voor de leerlingen
geen kosten verbonden.
De verordening zal in werking treden
op 1 Januari 1954.
B. en W. stellen de raad voor ten be
hoeve van de aankoop van schrijfmachines
voor bedoelde cursus een bedrag van
4300 beschikbaar te stellen.
Slagerscursus
Van het bestuur der Vereniging tot be
vordering van Slagersvakonderwijs te
Utrecht is bij B. en W. het verzoek inge
komen om een verklaring af te leggen,
waarbij de noodzakelijkheid wordt uitge
sproken om in deze gemeente een cursus
voor vakopleiding van slagers te stichten.
Op grond hiervan werd advies ingewon
nen van de desbetreffende organisaties in
het slagersbedrijf, van de inspecteur van
het nijverheidsonderwijs en van de direc
teur van het Slachthuis in Haarlem. Zij
allen erkennen het grote belang van het
stichten van een vakcursus voor slagers
in deze gemeente.
ADVERTENTIE
^YOOR UW INTIEME FEESTJE^
thuis, verzorgen wij
DINERS. HORS D'OEUVRES
CAFé-REST. BOLWERK
Kennemerplein 5
Telefoon 16849
Met ingang van morgen zullen de bussen
van de dienst HaarlemLeiden, die over
De Glip rijden, in Bennebroek de route via
de Bennebroekerlaan volgen.
Tot nu toe reden de busseji tussen de
stichting Vogelenzang en de Glipperweg
door het Oostelijk deel van Bennebroek,
omdatJ3. en W. van die gemeente dat had
den verzocht.
Het gevolg was echter dat met de bussen
die de oude route over de Herenweg volg
den, niet altijd alle reizigers van de cen
trale halte in Bennebroek aan de vier
sprong konden worden vervoerd.
Van morgen af wordt de route dus pas
gesplitst bij de viersprong.
Een andere verandering in het traject
betreft de route van de „Leidse" bussen
(via De Glip) in Heemstede. Met ingang
van 9 November zullen deze bussen op ver
zoek van B. en W. van Heemstede tussen
Valkenburgerolein en Blauwebrug niet
langer via Raadhuisstraat, Binnenweg,
Bronsteeweg rijden, maar over de Heem-
steedse Dreef.
Voorts is in overweging buslijn 3 in
Heemstede wederom door te trekken van
de Laan van Bloemenhove naar de Lanck-
horstlaan. Op die wijze zou Heemstede-
Zuid en Centrum een verbinding met het
station Heemstede-Aerdenhout krijgen.
Ook op het punt van de beschuttingen
bij de stopplaatsen is er nieuws. Bij het
Valkenburgerplein komt een abri voor de
gecombineerde lijnen 1 en 2. De stopplaats
van lijn 1 aan de zijde van de Dreef komt
dan te vervallen.
In Haarlem wordt dezer dagen een begin
gemaakt met het plaatsen van de dakjes
boven enkele halteplaatsen. Het eerst komt
de Vergierdeweg-Rijksstraatweg aan de
beurt.
B. en W. raden de raad nu aan te ver
klaren, dat de oprichting en instandhou
ding van een cursus voor vakonderwijs aan
slagers noodzakelijk is.
B. en W. stellen de raad voor aan de
afdeling Haarlem van de Vereniging voor
Handenarbeid ten behoeve van de winter-
cursus 1953-'54 voor de opleiding van
jeugdleiders een subsidie te verlenen van
twintig gulden per deelnemer onder voor
waarde, dat deze tenminste 85 percent van
de lessen volgt en dat er ten minste vijf
tien deelnemers per cursus zijn, alsmede
een bedrag van honderd gulden per cursus
van ten minste vijftien deelnemers. Het
gehele bedrag wordt geraamd op achthon
derd gulden.
Voorts stellen B. en W. de raad voor aan
het bestuur van de Vereniging tot stichting
en instandhouding van een -Christelijke
school voor buitengewoon lager onderwijs
te Haarlem in verband met een te vormen
zevende groep leerlingen aan dePrinses
Marijkeschool een bijdrage te verlenen van
ten hoogste 288 per jaar voor het inge-
bruiknemen als klas van een lokaal van
het Nederlands Hervormde Wijkgebouw
aan de Leidsevaart en tevens een bijdrage
van ten hoogste 3280 voor het aanschaf
fen van meubelen en leer- en hulpmidde
len.
Tevens 9tellen B. en W. de raad voor
aan het bestuur van de Vereniging tot
stichting en instandhouding van scholen
met de Bijbel in Haarlem een bedrag van
ten hoogste 1210 te verlenen voor het
ADVERTENTIE
groot of klein
is BESTELDIENST ABC niet te evenaren,
BARREVOETESTRAAT 2
HAARLEM
Tel, 18428 - na 6 uur 14810 - 14155
aanschaffen van leer- en hulpmiddelen ten
behoeve van het onderwijs in de zevende
en achtste leerjaren van de Prins Bern»
hardschool.
Voor het aanschaffen van boeken en
leermiddelen voor de Theo Thijssenschool
zal een bedrag van 8910 beschikbaar ge
steld dienen te worden.
B. en W. stellen verder de raad voor ten
behoeve van de algehele vernieuwing van
het meubilair van het voor handwerken be
stemde lokaal van de H.B.S. voor meisjes
met vijf- en zesjarige cursus (Tempeliers-
straat) alsmede voor het doen aanbrengen
van een vloerbedekking in dit lokaal ter
beschikking te stellen een bedrag van ten
hoogste 3700.
Benoemingen
Tenslotte stellen B. en W. de raad voor
voor het tijdvak van 1 September 1953 tot
en met 31 Augustus 1954 te benoemen tot
tijdelijke leraar in de muziek aan het
gymnasium te Haarlem, de heer E. F. Biele
te Haarlem. Tevens aan de H.B.S.-B met
ingang van 5 October 1953 tot tijdelijke
lerares in de Nederlandse taal en letter
kunde, mevrouw L. G. Oosten-Marwitz te
Haarlem; met ingang van 1 September
1953 tot tijdelijk leraar in de scheikunde,
de heer A. J. Jager te Heemstede en met
ingang van 1 October 1953 tot tijdelijke
leraar in de geschiedenis de heer dr. J. M.
Pluvier te Amsterdam.
ADVERTENTIE
„De Dialogen der Karmelietessen" van
Ceoi-ges Bernanos gisteravond door de
Toneelvereniging onder de titel „De Hof
der Olijven" voor de leden van „Geloof en
Wetenschap" in de Haarlemse Schouwburg
ten tone gebracht waren door deze mi
litante katholieke schrijver bestemd voor
een film, die men echter nooit heeft1 ver
vaardigd. Het scenario daarvoor was sa
mengesteld door E. P. Raymond Bruck-
berger naar de beroemde novelle „De laat
ste op het schavot" van Gertrud von Le
Fort over de zestien kloosterzusters van
Compiègne, die op 17 Juli 1794 als „contra-
revolutionnairen" geguillotineerd werden.
De laatste der drie genoemde titels staat
ook als ooschrift boven de vertaling, die
Maurice Roelants van deze bij lezing zeer
boeiende gesprekken maakte en die door
Elsevier (Brussel en Amsterdam) dit jaar
is uitgegeven.
Uit de oorspronkelijke tekst, voltooid in
Maart 194S, toen Bernanos bedlegerig werd
om niet meer op te staan, is door Albert
Beguin en Marcelle Tassencourt een min
of meer dramatische kroniek getrokken en
deze versie was het, die wij gisteravond te
zien kregen onder regie van laatstge
noemde, welke ook van de Parijse opvoe
ringen (in het Théatre Héberlöt) de lei
ding had. Zij heeft er kennelijk bijzonder
veel toegewijde zorg aan besteed, slaagde
er inderdaad ook in het geheel met de een
voudigste middelen een sfeer van authen
ticiteit te geven. Maar heeft zij met dit
alles de belangstelling en de spanning
kunnen wekken, die men bij de lectuur
van dit werk ondergaat? Het stellen van
de vraag houdt het antwoord eigenlijk al
in. Het stuk is een boek gebleven. Een
boek in twintig hoofdstukken, die hardop
worden voorgelezen, waarbij men echter
geen gelegenheid krijgt het gesprokene te
overdenken. En het merkwaardige van dit
werk van Bernanos is juist, althans voor
mijn gevoel, dat men er door in spanning
geraakt en waarlijk bewogen wordt, door
dat de verbeeldingskracht zijn impulsen
ontvangt uit een denkproces, waartoe het
bijna voortdurend aanzet.
Het voornaamste motief, waarom al deze
gesprekken in wezen draaien, is dat van de
angst. Men hoorde nu wel de gehele avond
alle mogelijke varianten op dit thema,
maar het kreeg vrijwel geen ogenblik wer
kelijk gestalte. Dit overwegende wordt
men er weer aan herinnerd, dat Bernanos
zijn dialogen oorspronkelijk voor een film
schreef en dat zulks merkbaar is gebleven.
Herhaaldelijk vraagt een situatie om een
close-up, zoals bijvoorbeeld tijdens de
scène waarin de zusters vrijwillig de ge
lofte van het martelaarschap afleggen.
Men zou dan ook willen zien wat er in
haar omgaat en dat zulks mogelijk is heeft
Dreyer jaren geleden met zijn kroniek
van het proces van Jeanne d'Arc bewezen.
En op andere ogenblikken mist men de
contrastwerking tussen mens en massa.
Natuurlijk moesten voor deze toneelversie
de nonnen en burgers tot een bescheiden
aantal worden teruggebracht en enkele
essentiële gedeelten overgeslagen, maar
daardoor mist het slottafex-eel zijn ontroe
rende of aangrijpende uitwerking. Men
moet de beschrijvende tekst lezen om dit
te beseffen.
De voorstelling had overigens vele goede
kwaliteiten. Dank zij een weloverwogen
enscènering liep de eenheid ondanks de
verdeling in talrijke korte episodes geen
gevaar van verbrokkeling. De zware
hoofdrol van de bange zuster Blanche van
's Heren Doodstrijd was toevertrouwd aan
de uit het studententoneel voortgekomen
Els Bouwman, zeker niet het ideale type
voor deze rol, maar desondanks toch wel
aanvaai-dbaar. Bijzonder mooi vond ik bij
voorbeeld haar schrille uitingen van
schrik in het achttiende tafereel tijdens
het bezoek van de ondei'overste aan haar
verlaten huis na de terechtstelling van
haar vader. Marie Hamel speelde het door
gaans met een zachttrillende humor klaar
van de tweede Moederoverste een „ge
wone" vrouw te maken, die ook de grote
vraagstukken van leven en dood, van ne
derigheid en geestelijke hovaardij in ge
zonde verhoudingen weet te zien. En ver
der moeten nog genoemd worden: Mary
Smithuysen als de in haar geloofsijver op
heldhaftige manifestaties beluste plaats
vervangster en van de verdere zusters
Anita Menist, Benita Groenier en Emmy
Lopes Dias.
Een grote mand met bloemen levei'de aan 't
slot het bewijs van de waardexing van hét
bestuur van „Geloof en Wetenschap".
DAVID KONING
ADVERTENTIE
Telef. 17355
Vermoedelijk door oververhitting van een
oliebrander, die bij een aquarium stond, is
Vrijdagmorgen begin van brand ontstaan
in de voorkamer van een woning aan de
Leeuwerikstraat in Haarlem-Noord. Er j
was niemand in de woning aanwezig en de j
brand werd ontdekt door een buurman.
Een fauteuil is verbrand en de binnen
wand tussen de voor- en achterkamer en
een kastje, dat boven het aquarium hing,
zijn geblakerd. Drie bankbiljetten met een
totale waarde van f 70, die in een blikken
doosje waren geborgen, dat in het kastje
stond, zijn verkoold.
99
9)
„Zo is dat nu altijd," fluisterde Vroeg
indeweij mij toe. „Ik kan geen pas buiten
zetten of hij is op zijn post. Hij staat maar
en gluurt maar, en hij moet alles weten.
Hoe kan ik gaan graven met zo'n ellende
ling om me heen? Binnen enkele uren zou
de hele stad weten wat ik doe. Een houten
schutting helpt niet. Hij maakt er eenvou
dig een gat in."
Tellige bleef over de haag loeren tot we
weer naar binnen gingen. Ik kreeg de on
weerstaanbare neiging om kluiten aarde
naar hem te gaan gooien, maar dat zou
waarschijnlijk geen enkele uitwerking heb
ben gehad. Hij zou me hebben laten gooien
tot ik niet meer kon, zonder zijn volle
maansgezicht terug te trekken.
„Je moet een betonschutting hebben, hoe
eerder hoe beter," zei ik ferm tegen mijn
gastheer, toen we weer in de kamer zaten.
„En daarom moeten we zo gauw mogelijk
is± loterijbriefje vinden,"
„Morgen," zei hij eenvoudig. En daarna
dronken we thee met de hele familie, en ik
kon mijn ogen niet afwenden van het liefe
lijke tafereel aan de overkant van de tafel,
waar het roodharige meisje was uitgestald.
Vroegindeweij noemde haar Elsje en ik zei
juffrouw tegen haar. Ze kleurde allerliefst
toen ik Laar vroeg of ze het prettig vond,
op kantoor te werken.
„Niet zo erg prettig," zei ze. „Ik zou lie
ver grote reizen maken en vreemde landen
zien, of paarden temmen in Mexico."
Ik durfde Laar in het bijzijn van de hele
familie niet bekennen, dat ik haar bij die
opwindende bezigheid met groot genoegen
zou assisteren, ook al had ik nooit een
paard van dichterbij dan twee meter dur
ven beschouwen.
„Paarden temmen is een onfatsoenlijke
liefhebberij voor een meisje," zei haar va
der afkeurend. „En vooral in Mexico." Hij
keek enige tijd bezorgd naar zijn dochter
en merkte toen op: „Ze is een beetje avon
tuurlijk aangelegd, vrees ik. Ik begrijp niet
van wie ze dat hebben kan."
„Schatgraven is toch ook avontuurlijk,"
zei ik, want ik wilde een goede beurt bij
Elsje maken. Maar mijn gastheer bleek het
helemaal niet eens met deze zienswijze.
„Er is geen vleugje avontuurlijkheid in
mijn onderneming," protesteerde hij. „Ik
heb alles uitgekiend en berekend, alles in
systeem gebracht en voorzien. Dat is geen
avontuur. Paarden temmen kan je niet vol
gens een systeem doen. En daarom vind
ik het onfatsoenlijk."
„Je hebt alles uitgekiend, behalve mijn
loterijbriefje," zei ik triomfantelijk, „Mor
gen moeten we naar de vuilnisbelt en als
we dat ding niet vinden, ligt je hele onder
neming aan gruizels. Noem dat maar niet
avontuurlijk."
Elsje keek mij bewonderend aan en ik
bloosde van louter genoegen. Maar haar
vader was niet voor één gat te vangen.
„Nou moet je eens goed luisteren," zei
hij. „Morgen gaan we naar de vuilnisbelt,
zeg je. Juist, dat zou jij doen met je vol
ledig gebrek aan systeem. Maar weet je
wat ik doe? Ik ga een systeem uitwerken
om te berekenen waar op die vuilnisbelt
we moeten zoeken. Ik ga eerst uitvinden
hoe die lui van de gemeentereiniging te
werk gaan bij het vuilstorten. Ik ben er
namelijk zeker van dat ze dat niet zo maar
in het wildeweg doen. Ze hebben de stad
ingedeeld in wijken bij het ophalen. Goed.
Dan hebben ze ook een regeling wat het
storten betreft. Je zal zien dat ik zonder
die vuilnisbelt nog gezien te hebben op
een paar vierkante meter nauwkeurig de
plaats kan berekenen, waar de inhoud van
de vuilnisbak van juffrouw Vrolijk moet
zijn neergekomen."
Die Vroegindeweij met zijn systeem be
gon me danig de keel .uit te hangen. Hij
wist letterlijk overal raad op, en dat is een
van de naai'ste eigenschappen die een mens
kan hebben, vond ik. Ik vroeg mij af of de
opvoeding van Elsje ook volgens een
systeem had plaatsgevonden. In dat geval
zou ik mij ernstig moeten beraden of hier
niet van een ontaarde vader zou moeten
worden gesproken. Zoiets moois in het
keurslijf van een koud, nuchter, harteloos
systeem dwingen leek me een misdaad
tegen de natuur. Maar Elsje zag er niet uit
naar enig systeem. Een verstolen knip
oogje in mijn richting bijvoorbeeld kon ik
onmogelijk in welk systeem ook thuis
brengen. Toen ik wegging, kreeg ik een
hand van haar.
„Zeg maar Elsje", zei ze liefjes.
Ik nam mij voor dit inderdaad voortaan
te zeggen en bij voorkeur op gefluisterde
toon in haar kleine, rose oorschelpje.
Ik had nog slechts eenmaal tevoren aan
schelpen gedacht bij het beschouwen van
vrouwenoren, waaruit ik meende te moeten
opmaken dat dit zinnebeeld zich pas op
dringt bij een romantische stemming van
verliefdheid. Die eerste maal hadden de
schelpjes vastgezeten aan het hoofd van
Suzanne Overtoom. Het waren echter sinds
lang weer gewone oren geworden. Nu was
ik dus verliefd op Elsje Vroegindeweij.
Wat een toestand! Een schoonvader te krij
gen die loten verkocht en schatten groef!
Maar afgezien van de vraag of Elsjes vader
ooit de verborgen gouden guldens zou vin
den, de schat die in zijn huis op twee
slanke benen rondliep was mij op dat ogen
blik liever dan alle goud der wereld.
Ik wandelde als op wolken naar huis,
waar mij een grote verrassing wachtte.
Die verrassing las ik reeds op het weinig
scherpzinnige gezicht van juffrouw Vrolijk.
Het goede mens kwam mij in de gang tege
moet met de vinger op de lippen.
„U hebt bezoek," fluisterde zij gieche
lend.
Ik dacht een ogenblik aan de heer Van
Pannegaarden de Groht, die mij misschien
met tranen in de ogen kwam smeken om
hem niet in de steek te laten. Maar juf
frouw Vrolijk sloeg deze schone verwach
ting de bodem in met een nog schonere.
„Het is een dame," zei ze veelbelovend.
„Ze wacht op uw kamer."
Een dame! Welke dame zou mij op dit
uur met een bezoek vereren? Toen ging
mij een licht op. Suzanne natuuidijk!
Het was inderdaad Suzanne. Een dee
moedige, droevig-gestemde Suzanne, die
haar wimpers onophoudelijk op en weer
neersloeg en zich volkomen bleek te heb
ben ingeleefd in de rol van het gedesillu-
sionneerde, hulpbehoevende meisje.
„Je komt dus nog," zei ze met omfloerste
stem, toen ik binnentrad. Ze zat op mijn
divan met „De Groene Slang" van Goethe
op de knieën. Dat boek had ik eens als pre
mie gekregen en ik had oprecht mijn best
gedaan om het te lezen ook, doch halver
wege had ik de gewaarwording gekregen
dat een dozijn groene slangen bezit hadden
genomen van de i'uimte, waar voordien
mijn hersenen hadden gezeten. Dus was ik
met een aspirine en met het voornemen om
„De Groene Slang" nimmer meer open te
slaan, in bed gekropen. Suzanne bladerde
in het boek met een melancholisch gezicht.
„Wat een meesterwerk," zuchtte ze. „Het
heeft mijn gedachten tenminste even kun
nen afleiden." Zij legde het meesterwerk op
tafel en keek mij onderzoekend aan.
„Hoe voel je je?" vroeg zij bezorgd.
„Ik? Ik voel me best. Niet ziek of zó. Al
leen heb ik het een beetje druk, zie je. Veel
te regelen." Ik besloot haar voorlopig niets
van het drama te onthullen.
„Ik bedoel, voel je je gelukkig?"
„Allicht! Ik heb een aardig sommetje ge
wonnen, zoals je weet, en ik kan het er nu
eens van gaan nemen. Dat is een prettig
gevoel."
„Hoeveel is het?"
„O, een slordige drieëntwintigduizend.
Precies weet ik het niet," zei ik luchtig.
„Het is in ieder geval meer dan ik op het
moment verwerken kan. Ik zal wel eens
zien wat ik er mee doen zal."
„Heb je nog geen vaste plannen?"
„Och nee. Ik denk dat ik eerst eens een
flinke vacantie neem. Bovendien heb ik
intussen interesse gekregen voor een onder
neming waar ook nog wel flink wat geld
uit zal komen. Grote zaak, begrijp je?"
..O," zuchtte ze. „Het moet heerlijk zijn,
zó'n toekomst voor je te zien."
Ze leunde achterover op de divan en keek
dromerig naar het plafond. Eigenlijk was
ze toch een drommels mooi meisje, dacht
ik.
(Wordt vervolgd).