Karei Trautwein, Haarlems glazenier Moderne meubelen in Overveen 'VT Vier verhalen van Tsjech©w M Koningin bezichtigde schilderijen Nieuwe uitgaven /^KNOLLEN VOOR CITROENEN X. Over het nationale element in de muziek ZATERDAG 24 OCTOBER 1953 3 Gelukwens aan een zestigjarige met het bewijs van volstrekt meesterschap «55* f. fX m Nieuwe expositie-zaal in HBS-A aan Zijlvest LITTERAIRE KANTTEKENINGEN OPTIEK Vertwijfeling als vorm van liefde Twee arbeidsongevallen bij Hoogovens Kerkelijk Nieuws imrmma Naar ontwerpen van J. B. Eckhardt De Minnebrief Piet Zoethout Voorlopig geen groter helicoptère-net OP één van deze vreemd-stille herfst dagen, waarop het zonlicht door een grijs wolkenvelum slechts met moeite de aarde bereikt, heb ik het beleefd dat dit- I zelfde licht de diepste en feestelijkste kleu- ren voor mij liet opbloeien. Ik bevond mij op die dag in de Koepelkerk van de St. Willebrordus-Stichting te Hciloo, waarin zich de acht meter hoge glas-in-lood ven sters bevinden, die daar door de Haarlemse glazenier Karei Trautwein zijn aange bracht. De. kunst van het gebrandschilderd glas blijft altijd een wonder. Het opvangen van het licht om het slechts doortocht te ver lenen, nadat het via de transparant ge kleurde glazen van aanschijn veranderd is en kleur en lijn tot leven heeft gewekt, kan mij steeds weer met kinderlijke verbazing en vreugde vervullen. Karei Trautwein, zo had ik vernomen, was kort geleden zestig jaar oud geworden, maar het was zijn wens dat daar niet spe ciaal de aandacht op gevestigd werd. Daar- I entegen had hij er. zoals ieder die zijn vak met toewijding uitoefent, geen enkel be zwaar tegen om iets over zijn schoon be roep te vertellen en er de resultaten van te laten zien. Omdat bij het zien van dit werk mijn nieuwsgierigheid naar het ont staan ervan geprikkeld werd, kwam ik on gemerkt door het werk ook een en ander omtrent de maker te weten, wat belangrijk genoeg lijkt om het hier na te vertellen. Het bleek immers dat deze, thans in de volle kracht van zijn jaren staande, kun stenaar zich in zijn laatste grote werken pas volledig ontplooide. Bij hem is na een gestadige groei op rijpe leeftijd het talent, ondersteund door een grote vakkennis, tot rijke bloei gekomen. ZIJN opleiding is overigens zeer gedegen geweest. Hij bezocht de Amsterdamse Academie onder prof. Derkinderen en volgde na de eerste wereldoorlog, waarin hij zijn dienstplicht moest vervullen, de compositieklasse van prof. Roland Holst. Daaraan was voorafgegaan de schilder klasse bij prof. van der Waay, maar Trautwein vertelt dat hij misschien het meest geleerd heeft van zijn oudere mede leerling, de Limburgse schilder Henri Jonas. De technische kant van het glas-in- lood-vak werd in die jaren op de Acade mie nog niet behandeld en toen Trautwein deze instelling verliet, stond hij dus voor de moeilijkheid hoe zich hierin te bekwa men. Hij meende toch dat de kunst van het glas-in-lood niet uitgeoefend kon wor den door een ontwerper, die de eigenaar digheden van het materiaal niet in alle finesses doorgrondt. Dus ging hij als volon tair op het bekende Haarlemse atelier van Bogtman werken. Daarna begon hij een eigen werkplaats in te richten met oven, loodmolen enzo voorts, kortom een volledige installatie. Dat was op de Parklaan. In 1936 kwamen de eerste omvangrijke opdrachten, onder meer voor het Juvenaat Eikenburg bij Eindhoven voor beglazing van de kapel en een muurschildering. Hij maakte reizen naar Frankrijk en Italië en vestigde zich in 1939 in de Vrouwenstraat bij de Bake- nessergracht. Zeldzame conditie In die jaren had Trautwein enige as sistenten opgeleid en aan de oudste van hen deed hij na de bevrijding het techni sche gedeelte over. Natuurijk behield hij de supeiwisie over de door hem ontworpen en daar uitgevoerde werken volkomen, maar sindsdien beschikte hij over meer tijd om zich geheel aan het ontwerpen te wijden. Belangrijke onderdelen blijft hij eigenhandig uitvoeren. Deze langzame, maar gestadige artistieke en technische rijpwording blijkt achteraf bezien een allergunstigste factor geweest te zijn voor de man, die het moeilijke gla zeniersvak gekozen had. De opdrachten voor het vervaardigen van kerkramen zul len immers bij voorkeur toevertrouwd worden aan een kunstenaar, voor wie de noodzakelijke discipline geen knellende band meer betekent, maar die zich in zijn dienende functie toch, of misschien juist vrij voelt. Deze zeldzame conditie moet veroverd worden en de erkenning zal soms lang op zich laten wachten. De sublieme voorbeelden van gothische glasschilderkunst moesten een man als Trautwein wel tot geestdrift brengen. Zon der deze kunst na te volgen heeft de Haar lemse glazenier echter in steeds sterker mate waarde geschonken aan de directe werking, van de kleurige glasschijf. In de vensters te Heiloo valt de vereenvoudiging der inschildering sterk op. Vooral in het laatst gereed gekomen raam, onder meer voorstellend de zondeval van Adam en Eva en de verdrijving uit het Paradijs, wordt de toeschouwer getroffen door de groot gehouden vormen der figuren. De zeer zware opgave om in de langgerekte, betrekkelijk smalle vensternissen de figu ren door gebaar en stand de noodzakelijke expressie te geven is hier glansrijk over wonnen. Het is ondoenlijk in dit bestek zelfs maar een vluchtige beschrijving te geven van de samengestelde iconografie, die aan de ramen ten grondslag ligt. Een zinrijke verwerking der gegeven symbolen heeft vrijwel alle toepassing van louter versierende ornamentiek overbodig ge maakt. Wij geloven, dat Karei Trautwein met de thans grotendeels voltooide cyclus ra men in Heiloo zijn volstrekte meesterschap bewezen heeft. Daarmee kan men iemand tenslotte be ter feliciteren dan met een zestigste ver jaardag. OTTO B. DE KAT - 0, M m zx .4 Een der klassen van de Hogere Burger school A aan de Zijlvest in Haarlem is in gericht als expositiezaal en hiermede is een van de idealen van de leraar in het vak kunstgeschiedenis, dr. J. A. van der Boom, in vervulling gegaan. Een jaar ge leden ongeveer legde hij namelijk zijn plan aan de waarnemend directeur van de school, de heer R. Prosée, voor en deze was er direct voor te vinden. Het verzoek om een der leslokalen te mogen inrichten als expositieruimte werd gericht aan de ge meentelijke instanties, maar ook de gemeen telijke molen draait niet altijd even vlot en toen men in September na de vacantie weer op school kwam was er nog niets aan het aangewezen lokaal veranderd. Plotse ling werd er echter haast achter gezet en in ruim een maand hebben de werklieden van Openbare Werken in nauwe samen werking met dr. Van der Boom, die de werktekening maakte, een van de leslo kalen op de eerste verdieping van de school herschapen in een ruime en lichte expo sitiezaal. Als eerste tentoonstelling heeft dr. Van der Boom een aantal gebrandschilderde ramen en werktekeningen van een aantal glazeniers bijeengebracht. De bedoeling is, dat de leerlingen, die deelnemen aan het facultatieve vak kunst geschiedenis regelmatig de tentoonstelling bezoeken en ook wil men in de toekomst vooral de leerlingen van de hogere klassen op deze wijze in contact brengen met de kunst. De bedoeling van dr. Van der Boom is om deze expositie van de glazeniers onge veer vier weken te laten duren en daarna zal men een tentoonstelling inrichten ge wijd aan een andere tak van de kunst. De zaal zal in gebruik gesteld worden op Woensdag 28 October. De wethouder van Onderwijs, de heer D. J. A. Geluk, heeft toegezegd de opening te zullen verrichten. Dr. Van der Boom zal een inleiding hou den over het met dit lokaal beoogde doel en over de tentoongestelde collectie glas schilderingen. Glas-in-lood-raam voor de kapel te Hciloo door K. Trautwein. ADVERTENTIE gebruikten KEIP-BRILLEN voor beter zien. Meer dan 40 jaar waren en zijn er mensen die niet anders dan KEIP-BRILLEN gebruiken. KEIP-BRILLEN zijn hun geld steeds ruim schoots waard. Gr. Houtstraat naast Luxor. 1 L KUNNEN DE VIER verhalen, die gebundeld onder de titel van het eerste ■z\. („Zaal 6") onlangs in een jammer genoeg lang niet vlekkeloze vertaling zijn verschenen allicht geen volledig beeld van de Russische schrijver Anton Tsjechow (18601904) geven, mét elkaar zijn ze kenmerkend genoeg voor de bijzondere ge aardheid van Tsjechows uiterst fijn-genuanceerde schrijftrant, voor de tragische problematiek waarvan zijn werk is doortrokken, om als een proeve te kunnen gelden van hetgeen men wel „de Tsjechowse sfeer" heeft genoemd. Wat men daaronder ver stond was het beschouwlijk-berustende wanhopen aan het menselijk geluk; aan een zin, een metaphysische zin, van het leven, één dus die boven al het dagelijkse doen uit gaat; aan een verlossend antwoord op de in zovele wijsgerige stelsels, in zo onder scheiden geloofsvormen herhaalde vraag naar het „grote waarom": het waaróm van ons aards bestaan en ons sterven, van ons leed, van ons immer weer falen, van onze vrezen en onze zelfzuchtige doeleinden van onze trieste en veelal beschamende menselijke ontoereikendheid, alle maatschappelijke vooruitgang ten spijt. Vrijdagmorgen zou de voorman P. J. van L. uit Beverwijk bij de giethal van Hoog oven I een tuidraad losmaken, toen hij het evenwicht verloor en ongeveer 2'/a meter viel. Hierbij had hij het ongeluk op de rug terecht te komen. Met ernstig letsel is hij in het Rode Kruisziekenhuis te Beverwijk opgenomen. Tijdens het in werking stellen van een ammoniakcompressor in gebouw I van de Mekog is Vrijdagmorgen de deksel van de cylinder gebroken. Hierdoor ontsnapte ammoniak. De apparaatwachtcr R. A. uit Haarlem kreeg een gedeelte in het gelaat, waardoor hij met beschadiging van de ogen eveneens naar het Rode Kruisziekenhuis moest worden overgebracht. Ncd. Hcrv. kerk Drietal te Goutum: G. J. J. Rensink te Dalen (Dr.), A. Faber te Boxum en L. J. van der Kam te Kedichem. Beroepen te Stadskanaal J. S. Postma te Nijega-Opeinde; te Vinkeveen A. Wisger- hof te Oldcbroek. Aangenomen de benoeming tot vicaris te Schalsum mej. Th. A. A. Jonker, candi date te Emmen. De heer C. v. Duin, cand. te Noordwijk aan Zee, stelt zich beroepbaar. Gercf. kerken Tweetal te Borger: A. M. Franssen, cand. te Finsterwolde en G. Meijering Hzn. te Herwijnen. ADVERTENTIE SKIPANTALONS - ANORAKS Gistermiddag heeft Koningin Juliana, vergezeld van haar particuliere secreta resse, mevrouw N. Smitt-Avis en haar particuliere secretaris, W. J. baron Van Heeckeren van Molecaten, een bezoek ge bracht aan Amsterdam, waar zij in hotel Krasnapolsky met belangstelling toezag hoe de jury voor „de koninklijke subsidie voor de vrije schilderkunst" met de be oordeling bezig was van de schilderijen en tekeningen, die ingezonden waren ter ver krijging van deze studiebeurzen, die we derom aan zes Nederlandse schilders zul len worden toegekend. Bij haar komt in Krasnapolsky werd de Koningin begroet door de schilders Matthieu Wiegman, Mark Kolthoff en Gerard van Vliet, respectievelijk voorzit ter, secretaris en penningmeester der jury, die vervolgens de leden Jean Adams, Ger Gerrits, Jan van Heel, Ton Meijer, Jo Mulder, Jan Wiegers aan Hare Majesteit voorstelden. De Koningin toonde grote be langstelling voor de ingezonden kunstwer ken en onderhield zich geruime tijd met de juryleden. Het bezoek duurde meer dan anderhalf uur. In de reeks „De Sneeuwbal" verscheen bij Kluitman in Alkmaar een herdruk van het in deze rubriek al eerder besproken boek voor oudere meisjes: „Zuster Rita", ver taald uit het Noors van Annik Saxegaard door M. J. Molanus—Stamperius. Wie- Anton Tsjechow voor een „pessi mist", voor een zwartkijker wil houden, vindt ogenschijnlijk daarvoor steun te over in al wat hij heeft geschreven sinds de plotselinge ommekeer, die zich in hem al jong wie zal zeggen waardóór voltrok en hem voor goed deed breken met de brillant-komische verhaaltrant, waarmee hij naam had gemaakt. In het merendeel van zijn verhalen slaat als een blind toeval het noodlot toe: hier als vrij willig gekozen dood, daar als geestesnacht van de krankzinnigheid, soms als een weg kwijnend sterven aan de bittere ontgoo cheling die als een gif in het bloed is ge slagen. Ze stranden, deze levens, zonder klacht vaak, zonder gerucht, stil zoals een avond valt, bezwijkend aan hun machte loosheid, gebroken door hun vertwijfeling, weggevaagd door de zelfverzekerden, door het brute leven der „succesvolle" banali teit. „Zwaarmoedige mensen" Vrijwel alle hoofdpersonen uit zijn ver halen en dramatische werk zijn „zwaar moedige mensen", zoals hij één van zijn uit z'n kenteringstijd daterende novellen betitelde. Treplew uit het toneelstuk „De Meeuw" bekent in zijn voor Tsjechows levensgevoel karakteristieke monoloog één der aangrijpendste die hij heeft ge schreven dat hij zich als een gevangene voelt, die ,.in een lege, diepe put is ge worpen en niet weet waar hij is" een „wanhoop" die men, en zelfs op goede gronden, existentialistisch zou kunnen noemen. De provinciaal uit „Mijn leven", die het leven met zo hooggestemde ver wachtingen tegemoet treedt, vindt zijn einde in een triest, juister: een tragisch, débacle. Wolodja uit de gelijknamige, in de bovengenoemde vertaling opgenomen, vertelling, slaat de hand aan zichzelf, na dat zijn eerste vluchtige liefdeservaring de smet van de walg heeft geworpen op zijn zuiver geloof „dat er ergens op deze we reld nog een leven vol reinheid, schoon heid en poëzie bestond". Waaraan zij ten gronde gaan dat is niet zo zeer een „fin-de-siccle-gevoel", evenmin de hopeloosheid van de Russische intellectuelen, die hun edelste idealen sinds de troonsbestijging van Alexander III met de voeten zagen treden; het is, wat Unamuno het „tragische levensgevoel" heeft genoemd: het besef van een ontbre kend levensbeginsel, een „algemene idee", zoals Tsjechow het heet; van een innerlijke zekerheid als fundament van ons doen en ons laten. Neem Andrej Jefimytsj uit „Zaal 6", een vrij lange vertelling, die, zoals Tsjechows gehele oeuvre trouwens, uitmunt in so berheid en alle elementen van zijn „le vensgevoel", tot het fijnzinnigste-mense- lijke veredeld, in zich verenigt. Deze arts Andrej, die in de ondoorgrondelijkheid van het menselijk lot met stoïcijnse onaan doenlijkheid berustte, moet het leven van de rampzaligsten in zijn hospitaal, van de in „zaal 6" opgesloten geesteskranken, gaan delen sinds hij zich uit mensenliefde aan een tweegesprek met één van hen heeft gewaagd. Voor het eerst heeft zich het naakte mensenbestaan, ontdaan van alle misleidende illusie en „charlatanerie", aan hem onthuld. Hij, arts, getuige dus van de machtige oyerwinning, door een Koch en Pasteur op de menselijke onkunde behaald, gelooft aan de maatschappelijke vooruitgang; maar evenzeer is hij ervan overtuigd, dat al het menselijke kunnen aan „het wezen der dingen" niets zal, niets kan veranderen. Dat is niet Tsjechows laatste woord. Wie hem voor een pessimist, of, zoals men dat nü wellicht zou noemen, voor een-„ni hilist" mocht houden, heeft de boodschap van een zich zo diep van zijn verantwoor delijkheid bewust zijnd mens en schrijver als Tsjechow slecht verstaan in het ver kapte zelfgesprek, dat hij herhaaldelijk in zijn werk voert. Ook „Zaal 6" is zo'n zelf gesprek: tussen de mens van de berusten de wanhoop (Andrej Jefimytsj) en de mens die desondanks hoopt (hier: de pa tiënt Dmitri). Deze Dmitri weet dat hij in de gevangenschap van de hospitaalzaal zal sterven. Maar hij hóópt niet op zijn be vrijding, niet op zijn „genezing" en zijn terugkeer in het leven der vulgariteit. Hij hoopt op een „eens", op een verlossing een bevrijding in een boven-persoonlijke, een al-menselijke zin. Zijn hoop is niet of nauwelijks een troost. Ze wil dat ook niet zijn. Ze is opstandigheid, verzet tegen de wanhoop, een protest tegen de zinloosheid. En zo wordt ze tot een getuigenis van menselijke waardigheid, die dit sterfelijk wezen uit een zedelijk gebod, een liefdes gebod verplicht tot de hoop, tot de hoop cp de hoop, tot het voeren van een levens staat die, mócht dan het leven zinloos zijn, deze zinloosheid te schande maakt. In geen van zijn verhalen, van zijn to neelstukken, heeft de wanhoop, hoe triest deze er zich ook in voordoet, hoezeer ze er de drijfveer toe geweest mag zijn, het laatste woord. Elk ervan is een zedelijke In de toonzalen van de firma J. A. Boskamp en Zonen te Overveen wordt van 26 October tot 8 November een expositie gehouden van nieuwe meubelen, tapijten en gordijnstoffen. Zo ongeveer staat het op de uitnodigingen, die dezer dagen zijn rondgestuurd. Maar deze opsomming is met volledig, zoals straks wel blijken zal. Bovendien doen dat is haast altijd het geval bij zakelijke aankondigingen komt het bijzondere karakter er niet in tot uitdrukking, behalve natuurlijk voor de genen voor wie de naam Boskamp een be grip is geworden. De heer Boskamp staat nu al meer dan dertig jaar aan het hoofd van een van de weinige zaken in ons land, waar men de meubelen nog zelf maakt. Fabrieksmeubelen, zo heeft hij altijd ge redeneerd, kunnen voortreffelijke kwali teitsproducten zijn, maar ze 'hebben het onvermijdelijke nadeel, dat het typsch eigene, het individuele karakter verloren gaat. Gelet op de aard en de bestemming worsteling, heeft als inzet de „hoop op de hoop". Elk daarvan getuigt van een twee voudige moed: de moed om de waarheid, van alle schoonschijnende franje gezui verd, koelbloedig in het gezicht te zien; de moed bovendien om desóndanks te hopen en hopend te leven. Het is en dat lijkt mij de bezwerende, ontroerende, verlos sende kracht van deze diep in de mense lijke ziel afdalende verhalen, van deze „Tsjechowse sfeer" een hoop uit liefde voor de mens. Een liefde uit deernis. Zonder die mensenliefde is Tsjechows wanhoop, is Tsjechows werk, ondenkbaar. Zijn vertwijfeling is een vorm van liefde, is ontbeerde, gekwetste, geschonden liefde. Wie niet liefheeft kan niet wanhopen. Niet zó wanhopen althans, niet zó mede lijden, zo tot de laatste ademtocht met alle zedelijke levenskracht de deur van het leven, al is het op een kier, 'openhouden voor de hoop, als deze mens en schrijver Tsjechow in het onafgebroken getuigenis van zijn werk heeft gedaan. Zou men Tsjechows boodschap als volgt mogen for muleren: dat alleen diè mens vurig kan hopen, tot medelijdende mensenliefde bij machte is, die de weg van de wanhoop tot het uiterste is gegaan? Het zou een voor deze tijd zinrijke boodschap zijn. C. J. E. DINAUX van het meubel kan hij dit niet anders zien dan aLs een gevaarlijke vervlakking van het beschavingspeil. Wat hij in de handel brengt beschouwt hij als een cul tureel product, dat aesthetisch verant woord is en dat toch zakelijk kan concur reren. Het is namelijk een volkomen mis vatting, dat speciaal ontworpen en ge maakte meubelen extra duur zouden zijn. Er worden ten naaste bij dezelfde prijzen voor genoteetd als voor „het betere genre dat van de fabrieken komt. Toen de heer Boskamp zijn lange en vaak moeizame strijd tegen de heersende wan smaak en onverschilligheid begon, werd hij vrij algemeen voor gek verklaard. Maar hij is een integer en vastbesloten man, die staat voor zijn overtuiging en zich dan ook nooit van zins heeft getoond om water in de wijn te doen. Hij wenst de mensen te helpen iets van hun binnen huis te maken, iets persoonlijks. En hij heeft dat altijd kunnen doen door zijn nauwe samenwerking met zijn assistent C de Jong, die enkele jaren geieden is ge storven, juiss toen het werk van deze even gedegen ais vooruitstrevende ontwerpei- een kunstenaar in zijn vak, internationale erkenning begon te vinden. Een Frans tijd schrift besprak vol lof zijn inrichting van de directiekamers van een groot Neder lands dagbladbedrijf en van een radio omroepvereniging in een artikel met tal rijke foto's. Nu is er een opvolger gevonden in de heer J. B. Eckhardt, aan wiens werkstuk ken deze expositie voor het grootste deel is gewijd. Met hem, die aan de Acaaem.e voor beeldende kunst in Den Haag zijn opleiding genoot, komt een nieuwe gene ratie aan bod. Hij zoekt een stijl, die be wust aansluit bij de zich immer steeds weer vernieuwende traditie en toch de geest van de tijd ademt. Inspiratie heeft hij vooral gevonden in Italië, waar hij een soort nieuwe renaissance op dit gebied meent te herkennen. Hij gelooft, dat er van deze architectuur een grote invloed is te verwachten. In het nieuwe station te Rotterdam zal men er bijvoorbeeld duide lijke sporen van zien. Zeer fraaie lampen Anton Tsjechow: „Zaal 6" (een bundel van vier verhalen). (Vertaald door M. Budimir en Theo J. van der Wal; uitgegeven door L. J. Veen's uitgeversmaatschappij N.V. te Amster dam). Een minnebrief vol geest en vuur kwam in een brievenzak, maar hield, getrouw aan haar natuur ook daar niet haar gemak. De passie woedde in haar voort en nam haar adem schier, soms steeg een zucht op halfgesmoord uit haar benard papier. Zij kronkelde van minnepijn, zij danste in de zak, zodat haar buurvrouw in de trein daarover schande sprak. De buurvrouw was een bitse kaart, ook aanmaning genaamd, „Ik ben", sprak zij, „een kwartje waard, 't Wordt tijd dat jij je schaamt!" De minnebrief kromp in elkaar en gaf geen zuchtje meer: zij was het kosteloos gebaar van een verliefde heer. Deze geestdriftige ontwerper is een groot voorstander van zoveel mogelijk vrijheid maar hij wenst daarbij geenszins te breken met de overgeleverde vormen van het ver leden. Het zijn moderne, soms zeer geavan ceerde varianten die hij hier laat zien. En natuurlijk moet hij rekening houden met de tegenwoordige, over het algemeen nogal beperkte woonruimten, waarin ech ter veel licht wordt toegelaten. En even natuurlijk is het, dat men zelf met denk beelden bij hem kan komen, waarvoor dan een technische oplossing zal worden ge zegd. Want het gaat er tenslotte om, dat de mensen weer leren zelf een keuze te deen en zichzelf een sfeerrijke omgeving te bouwen. Het heeft weinig zin een poging te wagen het tentoongestelde te beschrijven. Men moet zelf maar eens gaan kijken. Het pret tige is, dat men in alle stoelen mag plaats nemen en zodoende kan constateren, hoe heerlijk ze over het algemeen „zitten". Ter opluistering hangen er fraaie gobelins van Edmond de Cneudt uit Baarn, een der wei nige nog levende tapijtknopers in ons land. En verder zijn er prachtige stalen van uni- caglas uit Leerdam en Murana, benevens plastieken van Wim Commandeur, een Alkmaarse beeldhouwer. Een geheel aparte verrassing zijn de Italiaanse lampen, zeld zaam heldere lichtbronnen in ranke en on danks hun strakheid speelse vormen. Dat de heer Boskamp zich al die tijd in de vooi'hoede der woninginrichters heeft kunnen handhaven, komt misschien omdat hij in een dorp gevestigd is. Daar wordt men niet mee gesleept naar het gemiddelde peil, zoals in een grote stad, maar kan men zichzelf blijven. Dat is zijn kracht. TA AT het werk van een componist noodzakelijk onder de invloed van ras of nationaliteit waartoe hij behoort? Indien men sommige auteurs, voornamelijk uit de landen die men toonaangevend zou kunnen noemen, wil geloven, dan zijn er compo nisten van universeel .karakter, en anderen, die in hun kunst slechts de cultuur van hun volk vertegenwoordigen. Het klinkt heel mooi, maar op deze wijze wordt het toch beperkt gezien. Wat bijvoorbeeld te zeggen over Chopin, die ongetwijfeld een exponent is van wat aan muziekzin leeft in het Poolse volk? Mist Chopins muziek universaliteit? Mij dunkt van niet. Er is in de muziekgeschiedenis dikwijls sprake van de zogenaamde nationale com ponistenscholen, die ten tijde der roman tiek, in de eerste helft der negentiende eeuw, opbloeiden. Het behoorde inderdaad tot de kenmerken der romantische geestes houding zich te verdiepen in het verleden, in het volkseigene, in wat ook in volkslied en dans aan schoonheid leefde. Vandaar dat met de opbloei van de ro mantiek componisten opstonden, die zich wendden tot en hun inspiratie putten uit de folklore van hun land. Bij Chopin was het niet anders. „Men ziet", zegt Chopins biograaf Hugo Leichtentritt in zijn bespre king der mazurkas, „de boeren bij de dans, bruiloftsfeesten, burlesken, idyllen, de lief de, het landleven, alles is er in te vinden. Men hoort de herdersfluit, de doedelzak, de viool". Zo deed ook Edvard Grieg, die zichzelf nog meer beperkte en zijn levenswerk op bouwde uit het materiaal, dat de oude Noorse volksmuziek hem verschafte. In Rusland begon de jonge, eigen muziek met Glinka, en daar ontplooide zich in de negentiende eeuw een buitengewone rijk dom aan muzikale schoonheid. Dat deze en andere componisten pioniers waren voor een eigen kunst wil daarom echter nog niet zeggen, dat mannen als Bach. Havdn, Mozart, Beethoven zoiets als uit de hemel gevallen, vaderlandsloze „Uebermensehen" waren, hoog boven het nationaliteitsbegrip verheven. Bach en Beethoven waren Duitsers, dachten en voelden als Duitsers, Haydn, Mozart en Schubert waren Oostenrijkers en wie zou de verbondenheid met hun land niet uit hun werk herkennen? Dat daarentegen sommige volken in het Europese concert wat later dan andere een zelfstandige par tij te spelen kregen, stempelt hun voor mannen nog niet tot een groep van compo nisten, die om deze reden in een afzijdig hoekje geplaatst moeten worden. Hier spc-elt bij de midden-Europese schrijvers over muziek een bewust of onbewust superioriteitsgevoel mee, verklaarbaar uit de geschiedenis, maar in wezen onaan vaardbaar. Het beschavingsleven fluctueert voortdurend en de curven kunnen buiten gewoon grillige figuren opleveren. Zeer zeker kunnen Duitsland en Oostenrijk, Frankrijk en Italië als kernlanden in de ontwikkeling der muziek der laatste eeuwen gelden. Doch er is ook een periode geweest, een tijdperk van meer dan hon derd jaar, dat bijvoorbeeld de Neder landers (hierbij ook en voor een belangrijk deel Zuid-Nederland te rekenen) het mu ziekleven beheersten. Dit was in de zes tiende eeuw. Wat later behoorde onze Jan Pieterszoon Sweelinek tot. de internationale figuren. Maar tevens typeert zijn muziek de geest van ons vaderland uit de tijd van Rembrandt, Vondel en Hooft. Zij is ver vuld van de kracht en de stoerheid van onze voorouders, die de oorlog tegen Spanje voerden, van de onverzettelijkheid van een volk, dat in nooit aflatende ener gie zijn vrijheid tegemoet ging. Is er iets meer Frans dan Pièces de clavecin van Couperin, of iets, zo Duits als de Branden- burgse Concerten van Bach? Later, in de negentiende eeuw, neemt een man als Edvard Grieg maar een be trekkelijk beseheiden plaats in; de reden daarvan ligt echter niet in zijn landaard, maar in de beperktheid van zijn wezen. Kiest een componist onderwerpen, die bui ten de grenzen van zijn vaderland liggen, zoals Bizet deed in Carmen, Hugo Wolf in zijn Corregidor, Ravel in l'Heure Espag- nole. dan spreekt hij daarin zo goed als al tijd een muziektaal, waarvan het accent zijn afkomst verraadt. Het komt intussen meermalen voor, dat de componist muzi kaal op eigen bodem blijft, terwijl de han deling van zijn werk daar ver vandaan speelt. Men denke aan de Barbier van Bag dad van Cornelius of aan Madame Butter fly van Puccini! Overigens gaat de dichterlijke vrijheid in de opera ten opzichte van de plaats der handeling nog aleens vrij ver: de oproerige Italianen waren in 1849 zo wild-enthousi- ast na de eerste opvoeringen van Verdi's La Battaglia di Legnano, dat het werk ver boden werd. Verdi verplaatste toen de handeling naar de Nederlanden. De hoofd persoon, Barbarossa, werd de Hertog van Alva en het geheel: De slag bijHaar lem. Toen de tijden rustiger werden, heeft men de oude tekst in ere hersteld. Album „Mijn sterren" De Bond zonder naam heeft een nieuwe actie op touw gezet, namelijk een plaatjes actie voor de kinderen. Naar analogie van de moderne verzamelwoede van plaatjes van filmsterren en sportfiguren heeft de Bond zonder naam plaatjes vervaardigd van persoonlijkheden, die de kinderen kunnen leren, hoe men een groot en nobel mens wordt. De plaatjes kunnen door de kinderen worden verzameld in een album, getiteld: „Mijn sterren". Er zijn o.a. af beeldingen bij van Herman Boerhave, Louis Pasteur, Maria Goretti, Dorus Rij kers, Albert Schweitzer. De actie heeft ten doel, ouders en opvoeders een hulpmiddel in handen te geven om de kinderen op te voeden in de geest van naastenliefde. HET valt, meen ik, niet te ontkennen, dat elk kunstenaar, evenzeer als hij geestelijke en lichamelijke eigenschappen van zijn ouders erfde, ook kind van zijn vaderland is, meer of minder erfgenaam en later mede-erflater, om met dr. Jan Ro mein te spreken der beschaving van het land zijner afstamming. De waarde zijner kunst wordt bepaald door de kracht van zijn persoonlijkheid, de zuiverheid en het algemeen-menselijke der gevoelens, in zijn werk geopenbaard. WILLEM ANDRIESSEN De eerste vijf a tien jaren kan niet woe den gedacht aan itbreiding van het hA' copternet naar het Noorden en Oosten v Europa. Dit heeft de Sabena in Brusse medegedeeld aan de Kamer van Koophan del en Fabrieken in Nijmegen. De Sabena voegde aan deze mededeling toe, dat pas aan een uitbreiding van het hélicopternet kan worden gedacht, wanneer er grotere toestellen ter beschikking komen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 9