Felle polemieken
in Zweden
„Lili" of de onschuld die vertedert
Over mysterie
Ivar Kreuger
Over overwegen
VREEMDE HISTORIE
Een Europees programma
De colleges van Anton Bruckner
aan de Weense universiteit
ONZE PUZZLE
Een aardige film uit Hollywood
De krach
Kr enger vermoord?
Verdwenen dossier
Kreuger en de Russen
Potscherven
Huldiging graficus
Ger Gerrits
Nederlandse werken
voor Jeruzalem
Oude kruik gevonden
in Zuid-Limburg
OVERWEGEN zijn ondingen. Niet omdat
zij de mens in staat stellen om van
de ene zijde der spoorbaan naar de andere
te komendoch omdat zij het normale
leven op de ongeschiktste tijden brutaal
doorbreken, in twee helften snijden, stop
zetten. En dan laten we nog buiten be
schouwing het aantal auto's en andere eer
lijke, onschuldige vervoermiddelen, dat op
een overweg bij tijd en wijle eveneens
doorbroken en in twee helften wordt ge
sneden.
V hebt in de afgelopen week weer kun
nen lezen, hoe een vrachtauto met oplegger
op een overweg eenvoudig doormidden
werd gereden door een trein. De vracht-
vlagen met oplegger was geladen met kip
karren. Het was stom toeval, dat die auto
niet een kar met legkippen was, want an
ders waren er slachtoffers bij de vleet ge
vallen. Het ellendige is, dat men over
wegen niet kan afschaffen, wat altijd de
eenvoudigste manier is om van ondingen
af te komen. Als men de overwegen zou
afschaffen, zou men ook de trein moeten
afschaffen. Ik wil niet zeggen dat daar
niets voor te zeggen zou zijn, maar er be
staan altijd nog mensen die nu en dan wel
eens van dit merkwaardige vervoermiddel
gebruik maken en die kan men nu een
maal niet voor het hoofd stoten.
Het probleem van de overweg is de
voorrangskwestie. Nog nooit is een voor
rangskwestie in het leven zo eenzijdig,
eigenmachtig en onlogisch opgelost als dat
het geval is geweest met de overweg. Als
er een trein gelieft aan te komen, gaan de
spoorbomen dicht. Er is niemand die er
ook maar een moment aan denkt, dat
spoorbomen eigenlijk geen spoorbomen
zijn. Ze sluiten immers niet de weg van het
spoor af wat logisch zou zijn doch de
weg van de rechtmatige, goedwillende en
argeloze weggebruiker.
Ik heb veel sympathie voor die spoor
wegwachter, die altijd gewend was de bo
men voor de trein van 12 uur 15 V* ze ko
men op de onmogelijkste tijden!) pas te
sluiten als de bus van 12 uur 12 de over
weg was gepasseerd. Op een dag was de
bus van 12 uur 12 4 minuten overtijd. Wat
moest de goede man doen? Hij dacht er
precies vier minuten over. Toen was alle
denken overbodig geworden, aangezien hij
Viet grote spoed buiten functie kwam.
Zon man veroordelen is vlug gebeurd.
Maar in feite was deze man het slachtoffer
van zijn rechtvaardigheidszin. Hij werd
met andere woorden, slachtoffer van de
voorrangskwestie.
Ik heb géén sympathie voor de overweg
wachter, die schriftelijk instructie kreeg
cm aan weerszijden van de overweg bij
duisternis rode lantaarns op de weg te
plaatsen, aangezien de spoorbomen steeds
in puin werden gereden vanwege het
slechte zicht. Hij volgde de instructie op,
doch nog steeds ging het in puinrijden
door. Er ging een hoge uit Utrecht pools
hoogte nemen bij nacht en ontij en ook hij
reed de spoorboom in puin, voor hij hem
zag. En gcén rood licht.
Toen begreep hij het. Hij ging naar de
cverwegwachter en zei: „Vrind, je hebt de
instructie keurig opgevolgd. Je hebt rode
lantaarns geplaatst. Maar de instructie was
onvolledig. Er had bij moeten staan dat je
ze moest aansteken ook".
„O", zei toen de overwegwachter. Dié
man had even moeten nadenken.
Een overweg is een sta-in-de-weg. Alle
overwegen zijn sta-in-de.Dat is moei
lijk. Wat is het meervoud? Sta-in-de-weg-
gen? Sta-in-de-wegen? Sta-in-de-wegs?
Dat zal ik nu deze Zondag eerst eens
rustig..ehoverwegen. AKTUS
EEN DER VREEMDSTE histories van de
dertiger jaren was de dood van Ivar Kreu-
ger, de Zweedse luciferskoning en geld
magnaat, die zichzelf een wereldconcern
gebouwd had dat zijn weerga niet kende.
Kreugers carrière was die van de typi
sche self-made man. Heel jong was hij
naar de Nieuwe Wereld getrokken, had er
enige tijd als ingenieur gewerkt, maar al
gauw ontdekt, dat hij nog andere talenten
bezat. In 1908 keerde hij in Stockholm
terug en stichtte daar met zijn vriend Paul
Toll de aannemersmaatschappij Kreuger en
Toll, die de basis zou leggen voor zijn latere
wereldmacht. Zijn eerste grote succes was
de vereniging van de concurrerende
Zweedse lucifersfabrieken in een trust,
waarin hij nauwelijks dertig jaar oud
van meet aan de eerste viool speelde. Stap
voor stap veroverde hij daarna de buiten
landse industrieën tot dat hij rond 1925 in
ongeveer 40 landen het lucifersmonopolie
verkregen had in ruil voor enorme lenin
gen, tezamen het liefelijke sommetje van
ruim een half milliard gulden vertegen
woordigend. Bovendien had hij zo en pas
sant tientallen bankinstellingen, mijnen,
papierfabrieken, electriciteitsmaatschap-
pijen en handelskantoren in tal van landen
geheel of gedeeltelijk onder controle van
zijn concern gebracht, dat op het toppunt
van Kreugers macht 150 ondernemingen
met ruim 250.000 man personeel omvatte.
Toen kwam de crisis en ook Kreuger en
Toll nu fungerend als „holding com
pany" van het concern kreeg rake klap
pen. De aandelen zakten bedenkelijk, maar
dat deden alle effecten in die dagen en de
solide beleggers twijfelden niet of Kreuger
zou de depressie wel overleven: zijn good
will was onaantastbaar.
HOE HEEL ANDERS is het uitgepakt! In
de late avond van de twaalfde Maart 1932
maakte Kreuger in zijn paleis aan de
Avenue Victor Emmanuel te Parijs met een
revolverschot een eind aan zijn leven en
dat betekende tevens het einde van zijn
trotse concern. Nog diezelfde nacht stortte
heel het financiële imperium als een kaar
tenhuis ineen, nadat bij een haastige con
trole der boeken gebleken was, dat Kreuger
op grote schaal met fictieve saldi en fic
tieve winsten geknoeid zou hebben. Hoe dit
ook zij, de volgende morgen was het mach
tige concern aan flarden gescheurd, ston
den tienduizend werknemers op straat en
waren ontelbare beleggers tot de bedelstaf
gebracht. Het werd een enorm schandaal
met vele arrestaties (onder andere van drie
Amsterdamse directeuren van Kreugerban-
ken), scherpe reacties aan alle beurzen en
steeds nieuwe verwikkelingen. Slechts een
klein gedeelte van de schuldeisers kon
enigermate schadeloos gesteld worden dank
zij de interventie van de Zweedse regering,
die daartoe a fonds perdu 235 millioen gul
den fourneerde, maar het gros der gedu
peerden heeft nooit een cent teruggezien.
DIT ALLES IS nu ruim 21 jaar geleden
en zou dus eigenlijk voltooid verleden tijd
moeten zijn. Maar in de laatste weken is de
pennestrijd rond Kreuger in Zweden weer
in volle omvang hervat, met als inzet een
JOnKÓPIfïG 5 OCH
yuuXH? x*ripww\-
KA.ThlHE.FORS
A.a.
Ivar Kreuger
nog niet eens verschenen boek van dr. Sven
Stolpe over de beruchte luciferskoning.
Stolpe is namelijk van oordeel, dat Kreuger
„hoogstwaarschijnlijk" geen zelfmoord
pleegde, doch vermoord werd. €n voor die
stelling heeft hij verschillende argumenten.
Eén daarvan is zijn vraag, wat er met de
1 Yi milliard Kronen werkkapitaal gebeurd
is, die het concern nog in 1931 rijk was. Na
Kreugers dood, nauwelijks een jaar- later,
vond men een tekort van 300 millioen en
om die 1,8 millia^ in zo'n korte tijd te ver
donkeremanen acht dr. Stolpe blijkbaar
een krachttoer, die zelfs Kreugers finan
ciële capaciteiten verre te boven ging.
Kreugers stoffelijk overschot werd naar
Zweden overgebracht, waar verschillende
vrienden en familieleden om een autopsie
verzochten. Al die verzoeken werden echter
afgewezen. „Daarentegen werd grote haast
gemaakt met de crematie," zo zegt dr.
Stolpe, er lichtelijk melodramatisch aan
toevoegend, dat „uit deze as nieuwe vragen
rijzen omtrent de ware toedracht van het
Kreuger-mysterie."
STOLPE ZEGT dan verder, dat het hele
dossier-Kreuger later op onnaspeurlijke
wijze uit de archieven van de Franse
„Süreté" verdwenen is. Een ander onder
werp van felle polemieken in Zweden is
ook weer de revolver, die Kreuger op de
middag voor zijn dood gekocht zou hebben
en die bij de ontdekking van het lijk nog
krampachtig in zijn linkerhand geklemd
zat. De wetenschap zou echter bewijzen
kunnen, dat een zelfmoordenaar nooit een
wapen zo kan blijven vastknellen, nadat
de dood is ingetreden. De revolver schijnt
dan door de schok van het schot uit de
hand te moeten vallen en dus moet iemand
Kreuger na diens overlijden het wapen in
de vuist gedrukt hebben. Experts weten
bovendien te vertellen dat slechts linkse
mensen zichzelf met de linkerhand dood
kunnen of zullen schieten en Kreuger
was „uitgesproken" rechtshandig. Nog een
ander punt: een afscheidsbrief aan een
goede Zweedse vriend was in het Engels
geschreven. Waarom zou Kreuger dit ge
daan hebben?, vraagt Stolpe. Waarom werd
er geen lijkschouwing gehouden? De nacht
voor de begrafenis in Stockholm was de
kist enkele uren verdwenen uit de kapel.
Waar was zij en waarom is zij weggehaald?
Is er toch een geheime autopsie verricht?
IN DIE TRANT, heel suggestief, stelt dr.
Stolpe vele vragen. Vragen, waarop hij zelf
geen antwoord verschaft, maar die toch
allerlei onopgehelderde détails van 't Kreu-
ger-raadsel naar voren brengen. Er zijn
dan ook al hevige perspolemieken over zijn
beweringen aan de gang tussen de zoge
naamde Kreugercouranten „Stockholms-
tidningen" en „Aftonbladet" aan de ene, en
de dagbladen van het Bonnierconcern
„Daghens Nyheter" en Expressen" aan de
andere kant. Langzaam wint de overtuiging
veld, dat er aan de zelfmoordtheorie op zijn
minst een luchtje zit. Kreuger had onge
twijfeld met enorme moeilijkheden te kam
pen gehad rond 1931 en hij zelf had een
zenuwcrisis doorgemaakt. Maar met steun
van de Zweedse regering was hij de acute
moeilijkheden te boven gekomen en toen
hij op 11 Maart 1932 uit Amerika in Cher
bourg terugkeerde met nieuw kapitaal en
nieuwe in de V.S. verworven mogelijk
heden, toen droeg hij de tevreden glimlach
van iemand die zijn zorgen weer meester is.
De volgende dag was hij dood.
ACHTER ZIJN DOOD vermoedde men
grote politieke machten. Men meent te
weten dat zijn millioenen onder andere de
opbouw van Mussolini's vloot gefinancierd
hebben. Vast staat in elk geval, dat hij be
gin 1932 ruim 90 procent van de Italiaanse
lucifersindustrie beheerste. Ook weet men
dat de Sovjet-Unie, alle ideologische theo
rieën ten spijt, graag met deze internatio
nale kapitalist in zee wilde gaan: voor 100
millioen dollar bood zij hem het Russische
lucifersmonopolie aan. Toen Kreuger dit in
1930 afsloeg, kreeg hij een nog verleide
lijker aanbod: het thee- en zoutmonopolie
voor het gehele Sovjet-Russische gebied in
ruil voor een lening van 1 milliard dollar.
Ook dat heeft Kreuger geweigerd. Wat ge
beurde er toen? Werd het aanbod opnieuw
verhoogd? Of grepen de Russen naar het
aloude middel om een hinderlijke getuige
tot zwijgen te brengen? Ook dat is een open
vraag, een van de vele rond het drama-
Kreuger, die onopgelost zijn en dat wel
altijd zullen blijven. H. C.
De opbouw van het Kreuger-concern. De namen in de cirkels zijn die van de „holding
companies", respectievelijk de moederondernemingen. De letters staan voor lucifers
industrieën (A), banken (B), hypotheekinstellingen (C)mijnmaatschappijen (D),
electriciteitswerken (E), grondexploitatie-maatschappijen (F), verkoopskantoren (G),
papierfabrieken (H), chemische industrieën (I), bosbouw-ondernemingen (K),
machinefabrieken en ingenieursbureaux (L).
Er is wel eens gesproken over de moge
lijkheid om in Europa te komen tot een
werkelijk Europees omroepprogramma, dat
de geestelijke en culturele verworvenheden
van ons werelddeel zou weerspiegelen en
uitdragen. Men dacht dan aan een net van
enkele krachtige, over het gehele gebied
verspreid staande zenders, waarvoor het
programma zou worden geleverd uit de
verschillende culturele centra van Europa.
Veel kans op verwezenlijking had en
heeft die gedachte niet door de niet geringe
technische en financiële bezwaren, welke
overwonnen moesten worden. Waarbij dan
nog komt, dat het gevaar niet denkbeeldig
is, dat zulk een programma toch een
samenstelling van een groot aantal artis
tieke topprestaties zou worden, zonder dat
er sprake van een vaste Europese lijn zou
zijn.
Belangrijker is echter, dat Europa zo'n
waarlijk eigen programma al enkele jaren
heeft, namelijk door middel van de Saar-
landse omroep. Het streven van de Saar-
landse regering naar een Europees statuut
voor haar gebied heeft ertoe geleid, dat zij
de onder haar gezag levende bevolking op
velerlei wijze een Europees besef tracht bij
te brengen, dus ook door middel van de
omroep.
Waarschijnlijk zal Radió-Saarbrücken
wel de enige omroep zijn, die een speciale
afdeling „Cultureel Europa" kent, die
wekelijks tal van uitzendingen verzorgt,
zoals de lezingenreeks „Van de adel van de
Europese geest", „Levend Europa", „Wat
denkt u van Europa?" en „Dichters zien
Europa". Men strooit spreuken en citaten
door de afzonderlijke programma-onder
delen om steeds te wijzen op de grondsla
gen van dat geestelijke Europa, dat, ter
zijde van de politieke gebeurtenissen van
de dag, een eigen eeuwig leven leeft.
Voor de
microfoon
Ook in het muziekprogramma komt dit
streven tot uitdrukking. Weinig omroep
organisaties leveren zo'n verscheidenheid
van componisten, stromingen en uitvoeren
den op als in de prestaties van Radio-
Saarbriicken het geval is.
Nederland wordt in het veelvervige
Europese palet niet vergeten. Reeds maak
ten wij melding van
een uitvoering van de
Kuhnau-variaties van
Hendrik Andriessen
onder leiding van
André Rieu. Op 20
December heeft men
de gelegenheid in de
serie „Muziek, taal der wereld" het Con
certgebouworkest onder leiding van Eduard
van Beinum te horen met Dora van Doorn
Lindemann, sopraan, Jaap en Haakon
Stotijn, hobo, en het Amsterdams Toon
kunstkoor. Tot uitvoering komen werken
van Johan Wagenaar, Alexander Voor-
mloen, Jan van Gilse, Hans Henkemans en
Rudolf Mengelberg. In de reeks „Compo
nistenportretten" komt op 23 Februari
Henk Badings aan de beurt.
Zo draagt de Saarlandse omroep daad
werkelijk bij tot een intensieve beleving
van die waarden, welke het wezen van
onze beschaving vormen. J. H. B.
Bij graafwerkzaamheden te Epen ont
dekte men enkele scherven van potten,
vermoedelijk uit 1500. Uit een kuil, ont
staan tengevolge van een verzakking in een
weiland, kwam een drietal urnen te voor
schijn. Men veronderstelt dat deze oude
voorwerpen afkomstig zijn van een kasteel,
dat hier in vroeger tijden heeft gestaan.
bemint. Ze snelt terug en valt hem in de
armen.
De grote charme van „Lili" is haar on
gekunsteldheid. Het meisje is een kind, zo
zuiver en zo onschuldig. Die onschuld ver
tedert en ontroert. Leslie Caron (békend
uit „An American in Paris") speelt het
meisje. Ze doet dat zeer mooi, ook al moge
haar kinderlijkheid in het begin van de
film nogal opzettelijk zijn. (Dat begin is
trouwens het zwakste deel van „Lili".)
De dromen in de film en vooral de laat
ste, waarin de poppen als levende wezens
met Lili meelopen om stuk voor stuk te
veranderen in de eigenaar der poppenkast
en in het niet te verdwijnen, die dromen
zijn prachtig getroffen van sfeer, en met
de „vertoningen" van de poppenkast wel
het sterkst. Laboreert „Lili" aanvankelijk
aan traagheid en een klaarblijkelijk tekort
aan originaliteit van visie, wanneer we te
recht komen op de kermis krijgt regisseur
Charles Walter de geest. Hij slaagt erin
zijn film dat zuiver karakter te doen be
houden dat er van meet af aan in lag,
maar door een te veel aan uiterlijke effec
ten verloren had kunnen gaan. Hij con
centreert zich op zijn titelheldin. De con
centratie geschiedt met een voortdurende
wisseling van instelling, de gevoelens nu
eens duidelijk weerspiegelend, ze den weer
verbergend. Zo blijft men meeleven en
meewensen, dat „Lili" eindelijk zal ontdek
ken waar de liefde haar wacht waarnaar
haar hart verlangt.
Dit, zo zeide ik al, is een fikn voor de
filmliefhebber en het grote publiek. En
komt de critische filmliefhebber niet over
al aan zijn trekken, hij heeft met het grote
publiek tenslotte to.*b waardering voor
„Lili" gemeen. Want aan haar charme zal
niemand ontkomen.
P. W. FRANSE.
Ter voorbereiding van een huldiging van
de Amsterdamse kunstschilder en graficus
Ger Gerrits ter gelegenheid van diens zes
tigste verjaardag op 24 December heeft
zich een comité gevormd, bestaande uit J.
J. Voskuil, voorzitter, Cor de Wolff, secre
taris en Gerard van Vliet, penningmeester.
De jubilaris zal een huldeblijk worden
aangeboden tijdens de opening van zijn
ere-tentoonstelling in de kunstzaak „Le
Canard" op Woensdagmiddag 23 Decem
ber. Deze opening wordt gevolgd door een
receptie.
Voor het muziekfeest der Internationale
Vereniging Hedendaagse Muziek, dat vol
gend jaar in Jeruzalem zal worden gehou
den, heeft een jury de volgende Neder
landse inzendingen gekozen: Hendrik An-
driessens Symphonische étude voor orkest,
het Septet van Kees van Baaren, het in
Memoriam voor orkest van Lex van Del
den, het sextet „Le torabeau de Ravel"
van Rudolf Escher, het Cappriccio voor
strijkorkest van Marius Flothuis en het
Derde Strijkkwartet van Oscar van HemeL
De jury bestond uit de heren Sem Dres
den, Paul Hupperts en Jan Mul.
Tijdens het afgraven van een talud ten
behoeve van de verbreding van een weg
te Mechelen (gemeente Wittem) in Zuid-
Limburg, vonden de arbeiders een oude
kruik met het opschrift „Vrolic met eeren,
can niemant negeren, 1648".
grondbeginselen der accoordverbindingen
en de harmonisering van melodieën. In zijn
voorwoord geeft Schwanzara ook toe, dat
de colleges waren berekend op toehoorders
van wie de meesten weinig muzikale vor
ming bezaten. De weergave op papier van
het besprokene schenkt
In 1868, toen hij professor werd in de mu
ziektheoretische vakken aan het Conser
vatorium, vestigde Anton Bruckner zich te
Wenen. De minister van Onderwijs be
noemde de componist enige jaren later, in
1875, tot lector in harmonieleer en contra
punt aan de Weense Universiteit. Zo mooi
als dit alles er uitziet
was het echter niet.
Het professoraat aan
het Conservatorium
blijkt maar matig ge
honoreerd te zijn
geweest, want hij
schreef in 1876 aan
Wilhelm Tappert:
en zo woon ik
sedert 1868 in Wenen,
het zeer betreurend
ooit hier te zijn geko
men, daar mij mede
werking, erkenning en bestaansmiddelen
ontbreken. Wat mijn werkzaamheid als
niet-gehonoreerd lector voor harmonieleer
en contrapunt aan de universiteit betreft,
dr. Hanslick is mij hierin een kwaadaar
dige tegenstander geweest."
Bruckner had indertijd zelf meer dan eens
het verzoek tot het ministerie gericht, om
aan de universiteit als docent te worden
toegelaten, maar hij had daarbij gehoopt op
een professoraat: „Mit Gehalt und Pen-
sionsfahigkeit verbonden", zoals hij in zijn
verzoekschrift van April 1874 zegt.
"W7aarom de componist dit alles begeer -
W de? Bruckner, ongetrouwd, had geen
gezin te verzorgen, en zou dus toch zeker
wel voldhende kunnen verdienen voor zich
alleen. Maar hier zien wij weer een symp
toom van de onderstromingen die door
's componisten gehele leven lopen. Hij voelt
zich leraar. Uit eenvoudige leraarskringen
voortgekomen, als hulponderwijzer begon
nen, steeds getuigschriften, diploma's en
aanbevelingsbrieven beschouwend als be
langrijke dingen in het menselijk bestaan,
acht hij een benoeming aan de universiteit
de bekroning van zijn levenswerk, de apo
theose van het leraar-zijn.
Een paar jaar geleden, in 1950, verscheen
een werk van Ernst Schwanzara: „Anton
Bruckner, Vorlesungen über Harmonielehre
und Kontrapunt an der Universitat
Wien." De schrijver volgde de colleges als
jong studentje in 18911892 en in de twee
daaropvolgende studiejaren; beseffend, dat
mededelingen hierover historische waarde
zouden verkrijgen, maakte hij van de col
leges stenografische verslagen. Het boek is
mijns inziens nog meer de moeite waard
om Bruckners doen en laten als docent, en
zijn instelling tegenover de studenten, dan
als muzikaal-wetenschappelijk document.
Want, om met dit laatste te beginnen,
Bruckner behandelde in zijn colleges een
leerstof, die voor studenten van andere
faculteiten wellicht interessant en waar
schijnlijk zelfs moeilijk was, maar voor
musici is zij een materie, die men in de
allereerste conservatoriumjaren reeds moet
leren beheersen. Zijn onderwijs betrof de
maar een matig
genoegen; hier kan
het gesproken woord
eigenlijk niet worden
gemist.
Tussendoor echter
treft men opmerkin
gen en uitlatingen
van Bruckner aan,
die interessant zijn,
al vallen ze buiten zijn
eigenlijke onderwerp.
In de pauzes tussen
de colleges heeft hij
behoefte om met zijn
studenten te praten over dingen, die hem
na aan het hart liggen, en hij doet dit dan
op zijn simpele, onbevangen manier. Meer
malen klaagt hij over het weinige begrip,
dat zijn composities bij critici en publiek
maar vooral bij de eersten vinden.
Op 11 Januari 1882, zegt Schwanzara, is
er 's avonds om zeven uur pauze. Bruckner
blijft eerst een poos in gedachten verzon
ken. Maar daarna begint hij te klagen over
de boosaardigheid der critici en zegt dan:
„Beethoven noemden ze in zijn tijd een
muzikaal zwijn, hij zou in het gekkenhuis
thuishoren. Ik denk maar: wat dan ook,
componeren, en niet naar links of naar
rechts zien. Tegen dat hij („hij" is Hans
lick, zijn grote tegenstander) het zal be
grijpen, zal ik allang dood zijn. Nu eens
noemen ze mij een gek, dan weer een
meester. Laat ze maar schreeuwen zoveel
ze willen.
Op 6 Maart 1893 ging Bruckner in de
pauze op de eerste rij in de gehoorzaal zit
ten en zei onder meer: „Toen Speidel
(Weens criticus) mij eens zei,, dat ik con
servatief was, antwoordde ik hem: mijn
hoogste ideaal zou zijn geweest Beethoven
mijn werk te kunnen tonen, en dat hij dan
gezegd zou hebben: Bruckner, ik ben
tevreden!"
Bruckners studenten vereerden hem, ge
voelden dat een eigenaardig, maar in ieder
geval zeer bijzonder man hen inleidde in
de geheimen der muziektheorie. Weder
kerig gevoelde Bruckner, hoe hij gedragen
werd door bewondering en sympathie, tel
kens als hij de oude collegezaal betrad en
daar zijn taak begon.
In zijn laatste college, November 1894,
zeide hij: „het adagio (uit de Negende Sym-
phonie, waaraan hij toen werkte) moet het
mooiste worden dat ik geschreven heb. Het
ontroert mij altijd, als ik het speel. Als ik
vóór de voltooiing van de symphonie zal
sterven, dan moet in plaats van het vierde
deel mijn Te Deum gespeeld worden. De
heb dit zo bepaald."
.Hij is inderdaad vóór de voltooiing, op
11 October 1896, gestorven.
WILLEM ANDRIESSEN
Iedere bioscoopexploitant zal u kunnen vertellen dat er films zijn en publiekfilms. De
eerste categorie trekt slechts de aandacht van de beperkte kring diergenen, die in de
film meer zien dan een middel tot ontspanning of verstrooiing. De tweede spekt de
kas van het theater. Zo zal bijvoorbeeld de Japanse film Rashomon, die thans in het
Haarlemse Rembrandt-theater is ingezet, door de grote massa niet opgezocht worden.
De film ligt de massa niet. Ze stelt eisen aan de zelfwerkzaamheid van de toeschou
wer, aan zijn begrip, zijn fantasie. En de bioscoopbezoeker is maar al te geneigd
zich behagelijk in zijn fauteuil te nestelen en de dingen te laten gebeuren zonder veel
meer te doen dan te kijken. Hij wil wel wat meebeleven, maar dat moet weinig moeite
kosten. Voor dezulken is een film als Rashomon te veeleisend. Wanneer daar nog bij
komt dat de zeden van het Japanse volk, weerspiegeld in Rashomon, zeer verschil
lend zijn van de onze, zodat men zich nog eens speciaal moet instellen op de zwarig
heden welke deze omstandigheid voor de genieting meebrengt, dan is het wel duide
lijk hoe weinig spectaculair zo'n film het grote publiek voorkomt. Er is immers altijd
nog een heel grote vraag naar kitsch. Men koopt liever een dier afschuwelijke origi
nele schilderijtjes, die in de étalage voor een zacht prijsje te koop worden aange
boden dan een mooie, maar toch nog vrij dure reproductie. De kunst verliest het van
de kitsch. Af en toe echter treft men van die films, die ieder liggen. Ik doel hier op
„Lili", een ontwapenend en alleraardigst filmwerk, dat geen meesterlijk toonbeeld
van filmkunst mag helen, maar in zijn eenvoud uw hart op slag verovert en zich
verre houdt van de kitsch. Ik wil u er iets van vertellen. Ge zijt dan „gewaarschuwd"
als ge „Lili" zelf kunt gaan zien.
een
vader, die haar
verzorging op zich
beloofde te nemen.
Helaas, ook deze
vriend heeft het
tijdelijke voor het
eeuwige verwis
seld en daar staat
ze nu. Maar een
manufacturier
ontfermt zich over
haar. Bepaald net
jes zijn zijn be
doelingen niet. Het
meisje neemt de
vlucht en wordt
daarbij geholpen
door een knappe
jongeman,die goo
chelaar blijkt te
zijn op een kermis.
Lili wordt hevig
verliefd op hem.
Hij bezorgt haar
een baantje als
serveuse. Ze heeft
echter meer oog
voor de goochelaar
dan voor haar
klanten en wordt
prompt ontslagen.
De goochelaar trekt nu zijn handen van
haar af. Wanneer zij op het punt staat zich
voor altijd uit deze boze wereld terug te
trekken, wordt ze toegesproken door een
grappige pop uit een poppenkast. Er ko
men nog meer poppen op de proppen. Ze
spreken Lili moed in. Lili praat met de
poppen als haar liefste vrienden. De eige
naar van de poppenkast, eens een beroemd
danser, die door de oorlog verminkt, zijn
beroep niet meer kan uitoefenen, ziet iets
in de samenspraak van LiU met de poppen.
Het meisje, haar minnaar en de poppen.
Horizontaal: 1. gesponnen draad; 5. tel
woord; 7. voorzetsel; 8. parool; 10. onge
kookt; 11. muzieknoot; 12. leeg; 13. bedor
ven; 14. verdriet; 15. dun, lang, opgroeiend
oevergewas; 16. boom; 17. lol; 18. boom;
19. faam; 21. algemeen ruilmiddel; 22.
voorzetsel; 23. gesloten; 24. zwart in de
wapenkunde.
Verticaal: 1. kreet; 2. meisjesnaam; 3.
herkauwend dier van het geslacht der
hertachtigen; 4. deel van het aangezicht; 5.
hoogliggend bouwland ener gemeente in
Drente en Overijsel; 6. jongensnaam; 9. be
zittelijk voornaamwoord; 10. houten hand-
egge; 11. dwang; 12. koppelriem voor ja
gershonden; 13. gordel; 14. schoenvorm;
15. stad in N. Brab.; 17. onderdeel van de
arm; 19. muzieknoot; 20. overdekte markt;
21. voornaamwoord; 22. afkorting voor
neon.
Hij maakt er een nummer van. Het meisje
stemt toe. Voor haar bestaan alleen de
poppen. Bij iedere voorstelling zegt ze wat
ze denkt en voelt tot haar vriendjes, niet
beseffend, dat het de eigenaar der poppen
kast is, die tot haar spreekt. Deze gaat van
haar houden, doch verraadt zijn liefde niet.
Want Lili droomt nog altijd van de goo
chelaar tot ze bemerkt, dat deze gewiekste
charmeur getrouwd is. En wanneer ze dan
nog in conflict komt met haar „baas", juist
op het moment, dat deze een heel gunstig
contract kan afsluiten, loopt ze weg. Weer
proberen de poppen haar tegen te houden.
Nu echter rukt ze het doek achter hen
open en ziet wie hun stem voert. Ze vlucht.
Maar op haar vlucht gaan de poppen voor
haar leven. En ieder der poppen verandert
in de eigenaar der poppenkast en verlaat
haar, zodat ze alleen overblijft. Op dat
moment beseft ze, dat zij in de poppen de
man lief heeft die ze hanteert en hij haar
Winnaars van de vorige puzzle:
De winnaars van de Sinterklaaspuzzle
zijn:
L. H. S. Buhning, Wilhelminapark 24,
Haarlem 7.50.
W. Kippersluis, Stationsplein 1, IJmui-
den 5.
Mevrouw A. Wieling, Binnenweg 155c,
Heemstede 2.50.
Om mee te dingen naar de geldprijzen
ad f 7.50 f 5.en f 2.50 moeten oplos
singen, voorzien van de aanduiding „Op
lossing Puzzle" (op enveloppe of adreszijde
briefkaart), uiterlijk Dinsdag om 17 uur
ontvangen zijn aan een van onze kantoren
in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soen-
daplein 37, of IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Men sluite geen mededelingen bij.
De oplossing van de Sinterklaas-puzzle.
Het was dan Sint-Niklaas. 't Is feest in
stad en huis. De straten zijn vervuld van
't woelig koopgedruis. En menig woning
vol verwachting en gezangen.
De naam van de dichter is: De Genestet.
En de sleutelwoorden zijn:
A Stoïcijn.
B Vivisectie.
C Tendenz. Halo.
D Due. Montevideo.
E El Greco. Genève.
F Gis. Wielewaal.
G Gin. Geisha. Wit.
H Eureka! Stengun.
I Naïef. Gnoe. N.N.
J Ezau. Whisten.
K San Salvador.
L Tapisserie.
M Eskadron.
N Talent.