Sera, ^aeratera^ara.4, band Het Ke>iitfaeekt Overdaad Zeldzame bezitting van de Haarlemse eenfcuootefipjofflt: Itjtfebottftoitniiotiöé Stadsbibliotheek fiUtj&ftlibflft 7 5 -n- 5 Rijke bron van oude Kerstliederen Franse paragraaf magnet terne K>aetroajis sQeOetxeVijt; De Boulevard St. Michel door G. KROMDIJK Radicaal besluit Dierbare vrienden Opera in Wenen De Hazelaar Aan een doodgewone Hazelaar is zo tegen Kerstmis niets bijzonders te bespeu ren, maar nauwelijks heeft de kerstklok de eerste slag van het middernachtelijk uur laten horen, of één van zijn takken verandert als bij toverslag in een gouden roede, een soort van wichelroede, die echter veel beter werkt dan de gewone wichel roede van de Hazelaar, een wichelroede waarmee alle goud en andere verborgen schatten, ontdekt worden. Het is echter niet zo gemakkelijk en ook niet ongevaarlijk een dergelijke tak te be machtigen. Men moet deze gouden tak namelijk voor het vallen van de laatste slag hebben geveld, anders wordt men van de aarde weggehaald, om daarop nooit terug te keren. Hulst, maretak en dennegroen behoren bij het Kerstfeest, en toch hebben ze even min als de gulden versierselen van de Kerstboom iets te maken met het eigen lijke Kerstfeest, de geboorte van Christus. Het zijn niet anders dan verkerstende heidense gebruiken, zo oud, dat hun oor sprong zich verliest in de lang vergane eeuwen, toen ons land nog bevolkt was door half wilde stammen, die er een primi tieve eredienst op nahielden. Toen ons land dan onder de invloed kwam van de door de Romeinen meegebrachte beschaving en allengs open kwam voor het christelijke geloof, hadden die eerste predikers heel wat te kampen met die oer-oude gebruiken. Zij waren zo ingeroest, dat vele riten en gewoonten niet waren uit te roeien en gewoon aan het Christendom werden aan gepast. Zo houden we bij de heilige Geboorte allerlei tradities in ere, die eigenlijk herin neren aan het zonnewende of Yulefeest, dat in de laatste helft van December viel. Bij dit feest - de terugkeer van het Licht - werd alles gebruikt wat maar flonkerde en glinsterde, vandaar al onze versierselen, de beshulst, de maretak en het sparre- groen. Iedereen kent de beruchte mistletoe - waaronder men immers de meisjes zoenen mag - ze is niets anders dan de heilige plant van de oude Kelten. Plinius vertelt hoe zij van deze plant een drank bereidden die overal goed voor was; de mistel moest dan echter op een eik gegroeid zijn. Deze plant moest ge plukt worden op de zesde dag van de nieuwe maan na de winterzonnewende. Een opperpriester, gekleed in een wit gewaad, sneed de takken met een gouden sikkel af en ving hen op in zijn kleed. Hierna werden twee witte stieren ge offerd. De drank die uit de bessen bereid werd, bleef altijd haar kracht behouden en genas vooral die ziekten, die men door betovering had gekregen, zoals: pest, kan ker, vallende ziekten, krampen enz. Ter bestrijding van de heksen hing men de maretakken op in de stallen of men bevestigde deze aan de staldeuren. De hulst had de kracht boze geesten te weren, dank zij zijn scherpe prikkels en rode bessen. In alle Germaanse landen werd en wordt de beshulst steeds in ere gehouden. Zo trokken de Friezen al eeuwen geleden op de schaats uit, zij het dan ook dat zij toen nog reden op schaat sen van beenderen gemaakt, de zoge naamde scheuvels. Ze trokken op de scheu- vels naar de Leek, waar toen uitgestrekte bossen waren, op zoek naar de zo fel be geerde beshulst. Zo'n leketak gold niet alleen als beschermingsmiddel tegen boze geesten, doch het vinden er van werd ook beschouwd als een sportprestatie van de eerste rang. Nu zijn bossen en hulst ver dwenen, maar toch gaan Friese jongens nog ieder jaar naar de Leek, om daar de nagemaakte hulsttakken te halen, de zoge naamde Liekeblomst. De witte lelie gold bij de oude Joden als een zinnebeeld van onschuld en reinheid. Volgens een oude overlevering droeg de Engel Gabriël, toen hij aan Maria de blijde Geboorte verkondigde, een bloeiende lelie- tak in de hand. En de Engelen, die het loflied ter ere van Maria en haar Kindje aanhieven, droegen witte lelies als kaarsen. Waar op oude schilderstukken de Madonna met het Christuskind wordt afgebeeld, ziet men ook steeds witte lelies op de achtergrond. De Ster van Bethlehem Wist u dat de Ster van Bethlehem - Ornithogalum umbellatum - in de nacht, kort na de geboorte van Jezus, voor het eerst zijn bloempjes heeft ontplooid? Toen de echte ster de herders uit het Oosten naar de kribbe bracht en haar taak toen had volbracht brak ze uiteen in duizenden had volbracht, brak ze uiteen in duizenden stukken en dezen daalden als even zoveel witte kelkjes op de aarde neer. Jozef ver gaarde een arm vol van deze mooie witte bloempjes en bracht ze aan Maria en nog heden ten dage kent men deze plant onder de naam van Ster van Bethlehem. U ziet hieruit dat deze Ornithogalum rechtens de naam van Ster van Bethlehem toekomt, en niet zoals deze tegenwoordig aan de Campanula isophylla wordt gegeven. De Lavendel Wist u dat de Lavendel de enige bloem is, die de geur van het Paradijs heeft mo gen behouden? Toen Jezus nog maar enkele dagen oud was, moest Maria zijn kleertjes wassen en deed zij dat in een beekje dicht bij de stal. Nadat zij schooon waren spreidde zij ze uit over een plant met on aanzienlijke, viltige bladeren. Bij haar te- i ugkomst kon Maria eerst de kleertjes ner gens vinden. Maar tenslotte vond zij ze uit gespreid op de oever van het beekje. De lucht was vervuld van een heerlijk aroma. Ze zocht naar de plant en nu zag ze, dat deze was veranderd in een plant met fris groene bladeren en prachtige blauwe bloemen, die een verrukkelijke geur had den. De Engel Gabriël zeide tot haar: Deze plant, die de kleertjes van 't Kindeke heeft gedragen, zal voortaan mooie bloe men voortbrengen en een heerlijke geur dikke tranen. Ze vielen op de sneeuw die terstond smolt. Ongemerkt kwam dan een Üe Kerstroos. ..«.w.vu^u tn ccu geur -~-.i0t.iiii.ixtt xtwaiii ucui ccn verspreiden. Maria plukte een takje en engel aanzweven die deze sneeuwloze plek leven begiftigde. Nu weet u waarom de ctoir hxtt u--_ madeliefjes bijna het gehele jaar door- bloeien en waarom kinderen hen nooit met rust kunnen laten, doch altijd madeliefjes willen plukken. stak het tussen haar kleren en sindsdien hebben dat millioenen andere vrouwen gedaan. De Kerstroos Een jong en zeer arm herderinnetje wilde haar liefde aan het pas geboren Christus-kindje en Zijn Moeder tonen, doch had niets, maar ook niets om te geven. aanraakte met een punt van zijn vleugels. En ziet, op dat donkere plekje tussen de sneeuw ontsproten schone, zuiver witte bloemen. Opgetogen plukte het kind de bloemen en snelde er mee naar de stal van Bethle hem. Doch eer ze daar aankwam had de jaloerse duivel in de gedaante van een rode kever een druppel" gif tussen de V,**. Wil £11 tUddCIl UC net zocht naar een plant of bloem om gouden meeldraden gelegd. Door een Gods- toch maar met met lege handen bij de wonder werd het gif echter in een genees- kribbe te verschijnen. Doch helaas - velden krachtig middel veranderd en nog heden en bossen lagen dik onder de sneeuw. Het ten dage is het geloof hierin blijven voort- herderinnetje was wanhopig en schreide leven. Viscum album, de Mistletoe. De Hulst met besse Het Madeliefje Van het madeliefje - Bellis perennis - zou ik u het volgende kunnen vertellen: De herders bevinden zich tegelijk met de rijke Wijzen uit het Oosten bij de kribbe, het enige wat ze kon den meebrengen had den ze meegebracht, namelijk een ruiker veldbloemen. De Wijzen gaven van hun overvloed, wie rook, goud en mirre. Bij het zien van al deze kostbaarheden werden de arme her ders bedroefd, zij fluisterden: Onze bloemen, langs de kant van de weg ge plukt, worden bij zo veel moois geheel waardeloos. Het Christuskindje kende echter hun gedachten en met zijn voetjes stiet hij het goud weg, maar het madeliefje stak hij in zijn mond. Van die tijd af, tot heden toe, prijken de madeliefjes, die van tevoren geheel wit waren, met een goud gele schijf, terwijl de straalbloempjes een zacht rose kleur kregen. Volgens een andere sage zou het anders gegaan zijn. Op de eerste verjaardag van haar Kindje, maakte Maria een bouquet van enige kunstbloe men, omdat er mid den in de winter geen bloeiende planten te vinden waren. Het waren bloemen met een gouden hartje en daaromheen een witte krans. Zij stak zich bij het aaneenrijgen met een naald in de vinger en een bloed- droppel gaf aan enige witte kransjes een rode tint. De kleine Jezus vond deze bloempjes zo mooi, dat hij ze met het Voor de microfoon V De Heemsteedse predikant ds. F. R. A. Henkels schreef deze week in „De Schakel" over de (kerkelijke) Kerst-inspanningen: „En dat te bedenken, dat Hij om wie al die drukte wordt aangericht, zeer stil en als van terzijde, door een staldeur deze wereld is binnengestapt!" Een soortgelijk gevoel bekroop mij ook, toen ik de Kerstprogramma's van de Ne derlandse omroepverenigingen bestudeerde. Alleen reeds in het tijdvak van Donderdag 24 December 18 uur tot en met het einde van de tweede Kerstdag kwam ik tot een totaal van meer dan vijftig speciale of aan gepaste Kerstprogramma's. Het behoeft dan ook geen commentair, dat het aantal dou blures weer legio is. Zo kan men Donder dagavond om half acht „kiezen" uit een Kerstprogramma door het B*egijnhofkapel- koor van Paul Chr. van Westering (uit Haarlem) en het Kerstliederenprogramana door het jeugdkoor „Inter Nos" onder lei ding van Jan Booda (uit Haarlem). De Kerstliederensymphonie van de Engelsman Hely Hutchinson kan men Donderdagmid dag horen (opnamen van het Metropole orkest), maar ook Tweede Kerstmorgen (opnamen van het Metropole-orkest Op het gebied van de Kerkdiensten is het nog erger. Aan de vooravond van Kerstmis kan men om 23 uur een Heiworm de dienst, om middernacht een Hervormde dienst, op Eerste Kerstdag om half acht 's morgens een zangdienst, een uur later gevolgd door een Hervormde ochtendwijding meemaken. Om half elf kan men opnieuw een Her vormde dienst beluisteren. Op Tweede Kerstdag kan men 's morgens halverwege de dienst van de Hervormde dominee Straatsma overgaan naar de dienst van diens Hervormde collega Banning, zij het dan dat die in een Remonstrantse kerk voorgaat. Men zal wel van mij willen aannemen, dat ik niets heb tegen Hervormde kerk diensten, maar alles tegen zulk een chao tisch programmabeleid. Het kan trouwens al niet anders of pro gramma's welke zo topzwaar worden van Kerstgedachten en -gedichten, van Kerst- muziek, Kerstluisterspelen, Kerstklokken en -klanken en wat er verder niet met Christus' geboorte in verband kan worden gebracht, worden ongenietbaar Eerlijk ge zegd begrijpen wij ook niet goed, waarom de meeste Kerstmuziek nu juist altijd voor de laatste week in het jaar wordt gereser veerd, alsof ze op andere tijden niet goed zou klinken. Het gevolg daarvan is, dat de uitvoeringen van de Kerstpartituren van Manfredini, Hassler, Buxtehude, Daquin en zovele anderen een geforceerd karakter krijgen. Toch wil ik deze beschouwing niet in bitterheid besluiten: er valt deze dagen immers van zeer veel schoons te genieten. J. H. B. Kerstliederen zijn bij uitstek volksliederen en rekken het leven dank zij de macht der traditie. Nu kunnen tradities heel taai zijn en eeuwen overbruggen, maar als alle dingen staan zij bloot aan slijtage, aan verslapping en verwording. En er hoeft slechts een kei tussen het raderwerk van het wereldbestel te vallen om ze te doen afsterven. Zo heeft de bewogen zestiende eeuw heel wat opgeruimd dat tot de Middeleeuwse tradities be hoorde, al is het ook nawijsbaar, dat dit niet een uitroeien „met tak en wortel was, want dat er altijd nog wel wat van de volks- gebruiken in leven bleef, vaak voldoende om later weer wortel te schieten of enigszins kunstmatig weer tot nieuwe bloei te komen. De Middeleeuwen waren rijk aan volksliederen, profane maar vooral ook geestelijke, waaronder betrekkelijk vele die de ge boorte van het Christuskind bezongen. Weinigen dezer hebben de stormen der tijden overleefd. Hun rustige eenvoud en naïeve dichterlijkheid moesten het afleggen tegen de dynamiek van de renaissance. En toen deze verebde, zat men opgescheept met de nakomertjes der „Hergeboorte" de verburgerlijkte goden en godinnen van de Olympus. Hun heerschappij leek wel de dood van het volkslied te beze gelen. Doch met hen ontwaakte de zin voor het arcadische, die met zijn herders en herderinnen de barok en het rococo zou be heersen. Die terugkeer naar de natuur bracht elementen naar voren, waar de Kerstliederenlitteratuur van geprofiteerd heeft. Het leek soms of de Middeleeuwse geest zich weer openbaarde in de gezongen tafereeltjes met de onvermijdelijke herders bij de kribbe. De overgang naar de romantiek was voor het volkslied een dorre tijd. Maar met de romantiek kwam de kentering, niet door nieuwe zuivere scheppingsdrift, doch door herstel van het oude. Men ontdekte de Middeleeuwen en de belangstelling voor de volkskunst werd een der kenmerken van de nieuwe tijd, die mede het nationalisme zag ontwaken, ook in de kunst, welke men een eigen karakter poogde te geven door beïnvloeding met motieven van de herstelde traditie. Heel Europa door werd het een jacht op oude sprookjes, zegs wijzen, volksdansen en volksliedjes. Bibliotheken werden afge zocht naar geschreven en gedrukte bronnen. Oectcl gbcttclijtlte lieOefcns efi /iSo Xepfenen/otemint ocftrtqrtoc &ttfir ronntn gtvninoi uiatoitó oftin^Ssdhifte: tut Oterlfbeftc Ofncnpldrtfcti bktnncrgaoett en (u tnalfdiiüerë oyruoc(ljt.<?n «bhterthenbff&fawnmfonocrü ttoauiife/eftuopa. op nctë BbrttcU/gfjchjc Die ïj| fciüurtuBolgrii btteómxmqft etiöcnco dam trtnrtipftdftc coopfttönwm tfntt&orpcn/op ofe ïbmbaetöen netto teem tpr ép mt Ppmon<€ocft. Vergeleken bij Engeland en Duitsland, is men in de Nederlanden vrij laat met deze activiteit begonnen. En het was dan nog een Duitser, Hoffmann von Fallers- leben, die hier de hand aan de ploeg sloeg. Als 23-jarig student kwam deze dichter en cultuurvorser in 1821 in ons land om let terkundige onderzoekingen te doen in ar chieven en bibliotheken. In Utrecht werd hij door een hoogleraar afgescheept met de nuchtere woorden: „Mijnheer, het behoort niet tot de gebruiken van ons land om lit teraire reizen te maken". Te Leiden werd hij beter ontvangen en mocht hij naar gtkööjeij Vat) etnbee „Jesus kerst van Nazareene, Hi is gheboren van eender maghet reene. Daer om is God ghebenedijt". Eerste regels van nr. CCXXXVI uit „Een devoot ende profitelyck boeexken". hartelust grasduinen in de bibliotheek van de Maatschappij van Nederlandse Letter kunde, waaruit hij zeldzame schatten op diepte. Vandaar toog hij naar Haarlem, waar hij een unieke ontdekking deed, die de jonge wetenschap der liedvorming later grote diensten zou bewijzen. Kort daarop is hij ook de gelukkige ontdekker gewor den van het fameuze Antwerps Liedboek van 1544, dat de voornaamste bron is van het profane Nederlandse lied in de zes tiende eeuw. Hij vond dit énige exemplaar (221 liederteksten) in Wolfenbüttel. Wat hij in Haarlem ontdekte, was daarvan een geestelijk pendant: een bundel met 259 gezangen, tekst en muziek, gedrukt te Ant werpen in 1539, onder de titel: „Een devoot ende profitelyck boeexken". Dit liedboek was het eigendom van Adri- aan van der Willigen (1766—1841), die sinds 1813 schoolopziener te Haarlem was. Hoffmann von Fallerslcben heeft het bij hem geraadpleegd. Maar wat heel eigen aardig is, hij heeft in zijn publicaties („Horae Belgicae") slechts drie liederen uit deze bundel aan het licht gebracht, ter wijl hij het Antwerps Liedboek compleet heruitgaf. Wellicht heeft het hem aan tijd ontbroken om het exemplaar, waaraan een paar bladzijden ontbraken, grondig te be studeren. Heeft Adriaan van der Willigen geweten wat 't „Devoot ende profitelyck boeexken" waard was om zijn inhoud als bron van geestelijke liedcultuur en om zijn zeld zaamheid? Waarschijnlijk wel, al heeft hij er, voor zover wij weten, zelf geen gebruik van gemaakt door het te exploiteren. Wat er van zij, nog tijdens zijn leven heeft de gelukkige bezitter het boek aan de Haar lemse Stadsbibliotheek ten geschenke ge geven, die het nu nog bezit en onder hare merkwaardigste schatten mag rekenen. Voor zoverre bekend is, bestaat er bui ten het Haarlemse, nog slechts één exem plaar (gelukkig geheel compleet) van „Een devoot ende profitelyck boeexken". Alfons Willems te Brussel, kocht het in 1877 voor het (voor die tijd hoge) bedrag van 550.00 francs uit de nalatenschap van de vermaarde musicoloog en liedkenner Edmond de Coursemaecker, te Hazebroeck in Frans Vlaanderen, waar hij vrederech ter was. De inhoud van het boek is pas alge meen bekend geworden door de bijzondere belangstelling die de Haagse bankier en ijverige musicoloog D. F. Scheurleer er voor aan de dag legde. Om het geregeld te kunnen raadplegen begon hij met er een afschrift van te nemen. Doch onder het verrichten van dit tijdrovende werk, kwam hij tot het radicale besluit het boek te laten herdrukken. Het verscheen in 1889 bij Martinus Nijhoff, met belang wekkende aantekeningen en beschou wingen. Zodat men nu niet meer naar Brussel of naar Haarlem moest om deze zeldzame bron van geestelijke liedcultuur te bestuderen. Men kon het aanschaffen, volledig, met muziekteksten en al. Het resultaat bleef niet uit. Er werd gretig in gezocht naar waardevolle liederen die, hersteld in hedendaagse notering van de melodieën en in velerhande bewerkingen verspreid, geleidelijk weer zijn beginnen te leven en op heden tot de belangrijkste van onze oude liederenschat gerekend worden. Hun herstel is vooral te danken geweest aan de Vlaamse musicoloog en liederen- specialist Florimond van Duyse, die, reeds vóór hij in zijn uitgebreid standaardwerk „Het Nederlandsche Lied" tal van num mers uit het „Devoot ende profitelyck boeexken" met commentaar behandelde, er reeds vijftien van uitgegeven had, voor zien van een eenvoudige begeleiding, in een keurig bundeltje, dat hij betitelde „Dit is een suyverlyck boeexken". Even be langrijk was de keuze die J. C. M. van Riemsdijk maakte van het liedboek („Vier en twintig liederen") dat hij in opdracht van de Vereniging voor Nederlands Mu ziekgeschiedenis bezorgde, een bundel, die de verbreiding der middeleeuwse zangen zeer (bevorderd heeft. Niet alleen voor het herstellen van geestelijke liederen was het „Devoot ende profitelyck boeexken" van onschatbare waarde, doch tevens voor het restaureren van menig profaan lied, waarvan wij wel de teksten maar niet de melodieën bezaten. Van de 259 nummers die het oude lied boek bevat, zijn er 43 die tot de kerst zangen gerekend kunnen worden. Niet al lemaal zijn deze belangrijk; er is ook heel wat prutswerk van Rederijkers uit het begin der zestiende eeuw bij. De mooiste liederen en dat geldt voor de hele ver zameling stammen uit de vijftiende eeuw en van velen kan men bovendien vermoe den dat hun traditie beduidend ouder is. Wie in deze Kerstdagen de stemmige en lenige melodieën hoort van Waer is de dochter van Sioen, Laet ons met herten reyne, O suver maegt van Israël, Een Kint is ons gheboren, Het was een maghet uyt- vercoren, Jesus Kerst van Nazarenen en zo nog twintig andere, mag zijn gedachten laten gaan naar het zeldzame boek uit de Haarlemse Stadsbibliotheek. JOS. DE KLERK PARIJS, December, Midden in deze maand zijn de kermiskramen langs de Boulevard St. Michel weer opgesteld. Zij hebben er aan het begin van de herfst lange tijd gestaan, een ongewone soort kermis, kort en mager: alleen honderd meter trottoir van de Boulevard St. Michel, maar hardnekkig: het duurde zeker zes weken. De meeste van de kramen zijn schiettenten; er is een bijzonder populaire waar bibberende beertjes van hout over een lopende band voorbij trekken, eerst behoorlijk op hun vier poten, maar jam merlijk overeind als zij geraakt zijn. Voor een grauwe, slechtverlichte tent waar alleen schietschijven in hingen, was het in September altijd stil: geen wonder, men werd er door herinnerd aan dienstplicht. De eigenaar stond er achter de koele ge weren met de gelaatsuitdrukking van een man wiens belangen door de wet gewaar borgd zijn. Terwijl dit geschreven wordt, zijn de kramen nog gesloten: misschien waren het eigenlijk allemaal schiettenten, behalve de tafel op de hoek; die kraakte onder giftig gekleurde snoepheuvels, en de tafel met gesorteerde kammetjes op de tegenoverliggende hoek, maar die zijn er ook wel zonder de schiettenten geweest. Een enkel trottoir is te weinig voor een kermis en er was in de herfst dan ook geen noemenswaardige winst aan openbare pret op te merken; eerder het tegendeel, want jongemannen, die anders hun gezelschap door woorden in hun ban moeten slaan, meenden nu beter te doen met staalhard naar de beertjes te loeren over de gewan trouwde huur-vizieren. Niettemin zat de aantrekkelijke vrouw-op-jaren in de kiosk tussen de kramen vandaag verstelwerk te verrichten op een ragdunne zachtgele stof, die ter weerszijden van haar ellenvèr over de recente publicaties golfde, en die men eerder gezocht zou hebben over de knieën van Marilyn Monroe dan in deze met druk inkt bezoedelde knuistjes: op gewone dagen ziet men haar altijd breien. Breiwerk gebruiken de kioskhoudstera ook in deze stad als regel voor haar tijds- verdrijf; alleen het vrouwtje verder naar het Zuiden op de Boulevard St. Michel be steedt al haar tijd aan handenwrijven, niet van voldoening over de voorspoed van haar bescheiden nering, maar van de kou. Zij heeft ook eigenlijk geen kiosk, alleen een soort poortje van zeildoek, waar zij tegen het vallen van de duisternis een tafel op ijzeren schragen onder zet; zij wik kelt twee lelijke wollen sjaals om haar hoofd, maar om tien uur moet de kou tus sen alle draden daarvan doorgedrongen zijn, en dan is haar krantenvoorraad nog niet uitgeput. Tegenover haar tafel is een caféterras met een kas er omheen ge bouwd, waar een hoog geel verwarmings apparaat in staat, beschilderd met onge loofwaardige rode vlammen men kan zich voorstellen dat zij die ruimte niet meer als echt-bestaand beschouwt, meer als het scherm van een openlucht-bioscoop, en er komt ook begeleidende jazzmuziek uit een dancing aan de overkant van een zijstraat. Haar film is anders niet erg amusant, een documentaire van de minst onderne mende soort. Zij zou zich waarschijnlijk beter beloond achten met de voorstelling van een café, dat helaas een eind verder naar het Noorden staat, en waar men s avonds vóór een orkest zangers in kleu rige jasjes kan zien, de hoofden vooruit gestoken van grappigheid. Het vermaak is daar van het vaudeville-model van 1900 en het is nog steeds goed genoeg om iede re avond de aanwezigheid van een trosje lanterfanters op de stoep te verzekeren, die zo neutraal mogelijk naar binnen kij ken en trouwens 's winters ook niets kun nen horen. Zij versperren de weg -voor de wandelaar, maar dat gebeurt op het Oos telijke trottoir van de Boulevard St.Michel op allerlei punten: het is opvallend dat het vermaaksleven aan één kant van de rijweg geconcentreerd is - misschien is die ontwikkeling als toeval begonnen, en ver der in de hand gewerkt door de drukte van het verkeer. Het was dan ook aan de Oostzijde dat vorige week de doodstille dronkemaft stond: een magere dertiger in een lereii ak, met een paar natte krullende slier ten haar over zijn voorhoofd. Hij onder vond kennelijk de sensatie dat zijn boven lijf een cirkel leek te beschrijven boven het vaste punt van zijn voeten, maar hij gaf geen kik om er zich van te bevrijden; hij bleef in de herinnering als een toon beeld van ingetogenheid. Daar heb ik wel oren naar! Te Wenen is voor het eerst sinds 1945 een staatslening binnen de gestelde ter mijn voltekend. Het betrof hier een bedrag van ongeveer zes millioen gulden voor de wederopbouw van de Staatsopera. Het was binnen drie uur bijeen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 15