Sera, ^aeratera^ara.4, band
Het Ke>iitfaeekt
Overdaad
Zeldzame bezitting van de Haarlemse
eenfcuootefipjofflt:
Itjtfebottftoitniiotiöé
Stadsbibliotheek
fiUtj&ftlibflft
7
5
-n-
5
Rijke bron van oude
Kerstliederen
Franse paragraaf
magnet terne K>aetroajis
sQeOetxeVijt;
De Boulevard
St. Michel
door
G. KROMDIJK
Radicaal besluit
Dierbare vrienden
Opera in Wenen
De Hazelaar
Aan een doodgewone Hazelaar is zo
tegen Kerstmis niets bijzonders te bespeu
ren, maar nauwelijks heeft de kerstklok
de eerste slag van het middernachtelijk
uur laten horen, of één van zijn takken
verandert als bij toverslag in een gouden
roede, een soort van wichelroede, die echter
veel beter werkt dan de gewone wichel
roede van de Hazelaar, een wichelroede
waarmee alle goud en andere verborgen
schatten, ontdekt worden.
Het is echter niet zo gemakkelijk en ook
niet ongevaarlijk een dergelijke tak te be
machtigen. Men moet deze gouden tak
namelijk voor het vallen van de laatste
slag hebben geveld, anders wordt men van
de aarde weggehaald, om daarop nooit
terug te keren.
Hulst, maretak en dennegroen behoren
bij het Kerstfeest, en toch hebben ze even
min als de gulden versierselen van de
Kerstboom iets te maken met het eigen
lijke Kerstfeest, de geboorte van Christus.
Het zijn niet anders dan verkerstende
heidense gebruiken, zo oud, dat hun oor
sprong zich verliest in de lang vergane
eeuwen, toen ons land nog bevolkt was
door half wilde stammen, die er een primi
tieve eredienst op nahielden. Toen ons land
dan onder de invloed kwam van de door
de Romeinen meegebrachte beschaving en
allengs open kwam voor het christelijke
geloof, hadden die eerste predikers heel
wat te kampen met die oer-oude gebruiken.
Zij waren zo ingeroest, dat vele riten en
gewoonten niet waren uit te roeien en
gewoon aan het Christendom werden aan
gepast.
Zo houden we bij de heilige Geboorte
allerlei tradities in ere, die eigenlijk herin
neren aan het zonnewende of Yulefeest,
dat in de laatste helft van December viel.
Bij dit feest - de terugkeer van het Licht -
werd alles gebruikt wat maar flonkerde
en glinsterde, vandaar al onze versierselen,
de beshulst, de maretak en het sparre-
groen.
Iedereen kent de beruchte mistletoe -
waaronder men immers de meisjes zoenen
mag - ze is niets anders dan de heilige
plant van de oude Kelten.
Plinius vertelt hoe zij van deze plant
een drank bereidden die overal goed voor
was; de mistel moest dan echter op een
eik gegroeid zijn. Deze plant moest ge
plukt worden op de zesde dag van de
nieuwe maan na de winterzonnewende.
Een opperpriester, gekleed in een wit
gewaad, sneed de takken met een gouden
sikkel af en ving hen op in zijn kleed.
Hierna werden twee witte stieren ge
offerd. De drank die uit de bessen bereid
werd, bleef altijd haar kracht behouden
en genas vooral die ziekten, die men door
betovering had gekregen, zoals: pest, kan
ker, vallende ziekten, krampen enz.
Ter bestrijding van de heksen hing men
de maretakken op in de stallen of men
bevestigde deze aan de staldeuren.
De hulst had de kracht boze geesten
te weren, dank zij zijn scherpe prikkels
en rode bessen. In alle Germaanse landen
werd en wordt de beshulst steeds in ere
gehouden. Zo trokken de Friezen al
eeuwen geleden op de schaats uit, zij het
dan ook dat zij toen nog reden op schaat
sen van beenderen gemaakt, de zoge
naamde scheuvels. Ze trokken op de scheu-
vels naar de Leek, waar toen uitgestrekte
bossen waren, op zoek naar de zo fel be
geerde beshulst. Zo'n leketak gold niet
alleen als beschermingsmiddel tegen boze
geesten, doch het vinden er van werd ook
beschouwd als een sportprestatie van de
eerste rang. Nu zijn bossen en hulst ver
dwenen, maar toch gaan Friese jongens
nog ieder jaar naar de Leek, om daar de
nagemaakte hulsttakken te halen, de zoge
naamde Liekeblomst.
De witte lelie gold bij de oude Joden als
een zinnebeeld van onschuld en reinheid.
Volgens een oude overlevering droeg de
Engel Gabriël, toen hij aan Maria de blijde
Geboorte verkondigde, een bloeiende lelie-
tak in de hand. En de Engelen, die het
loflied ter ere van Maria en haar Kindje
aanhieven, droegen witte lelies als kaarsen.
Waar op oude schilderstukken de Madonna
met het Christuskind wordt afgebeeld,
ziet men ook steeds witte lelies op de
achtergrond.
De Ster van Bethlehem
Wist u dat de Ster van Bethlehem -
Ornithogalum umbellatum - in de nacht,
kort na de geboorte van Jezus, voor het
eerst zijn bloempjes heeft ontplooid? Toen
de echte ster de herders uit het Oosten
naar de kribbe bracht en haar taak toen
had volbracht brak ze uiteen in duizenden
had volbracht, brak ze uiteen in duizenden
stukken en dezen daalden als even zoveel
witte kelkjes op de aarde neer. Jozef ver
gaarde een arm vol van deze mooie witte
bloempjes en bracht ze aan Maria en nog
heden ten dage kent men deze plant onder
de naam van Ster van Bethlehem. U ziet
hieruit dat deze Ornithogalum rechtens
de naam van Ster van Bethlehem toekomt,
en niet zoals deze tegenwoordig aan de
Campanula isophylla wordt gegeven.
De Lavendel
Wist u dat de Lavendel de enige bloem
is, die de geur van het Paradijs heeft mo
gen behouden? Toen Jezus nog maar enkele
dagen oud was, moest Maria zijn kleertjes
wassen en deed zij dat in een beekje dicht
bij de stal. Nadat zij schooon waren
spreidde zij ze uit over een plant met on
aanzienlijke, viltige bladeren. Bij haar te-
i ugkomst kon Maria eerst de kleertjes ner
gens vinden. Maar tenslotte vond zij ze uit
gespreid op de oever van het beekje. De
lucht was vervuld van een heerlijk aroma.
Ze zocht naar de plant en nu zag ze, dat
deze was veranderd in een plant met
fris groene bladeren en prachtige blauwe
bloemen, die een verrukkelijke geur had
den. De Engel Gabriël zeide tot haar: Deze
plant, die de kleertjes van 't Kindeke
heeft gedragen, zal voortaan mooie bloe
men voortbrengen en een heerlijke geur
dikke tranen. Ze vielen op de sneeuw die
terstond smolt. Ongemerkt kwam dan een
Üe Kerstroos.
..«.w.vu^u tn ccu geur -~-.i0t.iiii.ixtt xtwaiii ucui ccn
verspreiden. Maria plukte een takje en engel aanzweven die deze sneeuwloze plek leven begiftigde. Nu weet u waarom de
ctoir hxtt u--_ madeliefjes bijna het gehele jaar door-
bloeien en waarom kinderen hen nooit met
rust kunnen laten, doch altijd madeliefjes
willen plukken.
stak het tussen haar kleren en sindsdien
hebben dat millioenen andere vrouwen
gedaan.
De Kerstroos
Een jong en zeer arm herderinnetje
wilde haar liefde aan het pas geboren
Christus-kindje en Zijn Moeder tonen,
doch had niets, maar ook niets om te geven.
aanraakte met een punt van zijn vleugels.
En ziet, op dat donkere plekje tussen de
sneeuw ontsproten schone, zuiver witte
bloemen.
Opgetogen plukte het kind de bloemen
en snelde er mee naar de stal van Bethle
hem. Doch eer ze daar aankwam had de
jaloerse duivel in de gedaante van een
rode kever een druppel" gif tussen de
V,**. Wil £11 tUddCIl UC
net zocht naar een plant of bloem om gouden meeldraden gelegd. Door een Gods-
toch maar met met lege handen bij de wonder werd het gif echter in een genees-
kribbe te verschijnen. Doch helaas - velden krachtig middel veranderd en nog heden
en bossen lagen dik onder de sneeuw. Het ten dage is het geloof hierin blijven voort-
herderinnetje was wanhopig en schreide leven.
Viscum album, de Mistletoe.
De Hulst met besse
Het Madeliefje
Van het madeliefje
- Bellis perennis -
zou ik u het volgende
kunnen vertellen: De
herders bevinden
zich tegelijk met de
rijke Wijzen uit het
Oosten bij de kribbe,
het enige wat ze kon
den meebrengen had
den ze meegebracht,
namelijk een ruiker
veldbloemen. De
Wijzen gaven van
hun overvloed, wie
rook, goud en mirre.
Bij het zien van al
deze kostbaarheden
werden de arme her
ders bedroefd, zij
fluisterden: Onze
bloemen, langs de
kant van de weg ge
plukt, worden bij zo
veel moois geheel
waardeloos. Het
Christuskindje kende
echter hun gedachten
en met zijn voetjes
stiet hij het goud weg,
maar het madeliefje
stak hij in zijn mond.
Van die tijd af, tot
heden toe, prijken de
madeliefjes, die van
tevoren geheel wit
waren, met een goud
gele schijf, terwijl de
straalbloempjes een
zacht rose kleur
kregen.
Volgens een andere
sage zou het anders
gegaan zijn. Op de
eerste verjaardag van
haar Kindje, maakte
Maria een bouquet
van enige kunstbloe
men, omdat er mid
den in de winter geen
bloeiende planten te
vinden waren. Het
waren bloemen met
een gouden hartje en
daaromheen een witte
krans. Zij stak zich
bij het aaneenrijgen
met een naald in de
vinger en een bloed-
droppel gaf aan enige
witte kransjes een
rode tint. De kleine
Jezus vond deze
bloempjes zo mooi,
dat hij ze met het
Voor de
microfoon
V
De Heemsteedse predikant ds. F. R. A.
Henkels schreef deze week in „De Schakel"
over de (kerkelijke) Kerst-inspanningen:
„En dat te bedenken, dat Hij om wie al die
drukte wordt aangericht, zeer stil en als
van terzijde, door een staldeur deze wereld
is binnengestapt!"
Een soortgelijk gevoel bekroop mij ook,
toen ik de Kerstprogramma's van de Ne
derlandse omroepverenigingen bestudeerde.
Alleen reeds in het tijdvak van Donderdag
24 December 18 uur tot en met het einde
van de tweede Kerstdag kwam ik tot een
totaal van meer dan vijftig speciale of aan
gepaste Kerstprogramma's. Het behoeft dan
ook geen commentair,
dat het aantal dou
blures weer legio is.
Zo kan men Donder
dagavond om half
acht „kiezen" uit een
Kerstprogramma door
het B*egijnhofkapel-
koor van Paul Chr. van Westering (uit
Haarlem) en het Kerstliederenprogramana
door het jeugdkoor „Inter Nos" onder lei
ding van Jan Booda (uit Haarlem). De
Kerstliederensymphonie van de Engelsman
Hely Hutchinson kan men Donderdagmid
dag horen (opnamen van het Metropole
orkest), maar ook Tweede Kerstmorgen
(opnamen van het Metropole-orkest
Op het gebied van de Kerkdiensten is het
nog erger. Aan de vooravond van Kerstmis
kan men om 23 uur een Heiworm de dienst,
om middernacht een Hervormde dienst, op
Eerste Kerstdag om half acht 's morgens
een zangdienst, een uur later gevolgd door
een Hervormde ochtendwijding meemaken.
Om half elf kan men opnieuw een Her
vormde dienst beluisteren. Op Tweede
Kerstdag kan men 's morgens halverwege
de dienst van de Hervormde dominee
Straatsma overgaan naar de dienst van
diens Hervormde collega Banning, zij het
dan dat die in een Remonstrantse kerk
voorgaat.
Men zal wel van mij willen aannemen,
dat ik niets heb tegen Hervormde kerk
diensten, maar alles tegen zulk een chao
tisch programmabeleid.
Het kan trouwens al niet anders of pro
gramma's welke zo topzwaar worden van
Kerstgedachten en -gedichten, van Kerst-
muziek, Kerstluisterspelen, Kerstklokken
en -klanken en wat er verder niet met
Christus' geboorte in verband kan worden
gebracht, worden ongenietbaar Eerlijk ge
zegd begrijpen wij ook niet goed, waarom
de meeste Kerstmuziek nu juist altijd voor
de laatste week in het jaar wordt gereser
veerd, alsof ze op andere tijden niet goed
zou klinken. Het gevolg daarvan is, dat de
uitvoeringen van de Kerstpartituren van
Manfredini, Hassler, Buxtehude, Daquin en
zovele anderen een geforceerd karakter
krijgen.
Toch wil ik deze beschouwing niet in
bitterheid besluiten: er valt deze dagen
immers van zeer veel schoons te genieten.
J. H. B.
Kerstliederen zijn bij uitstek volksliederen en rekken het
leven dank zij de macht der traditie. Nu kunnen tradities heel
taai zijn en eeuwen overbruggen, maar als alle dingen staan zij
bloot aan slijtage, aan verslapping en verwording. En er hoeft
slechts een kei tussen het raderwerk van het wereldbestel te
vallen om ze te doen afsterven. Zo heeft de bewogen zestiende
eeuw heel wat opgeruimd dat tot de Middeleeuwse tradities be
hoorde, al is het ook nawijsbaar, dat dit niet een uitroeien „met
tak en wortel was, want dat er altijd nog wel wat van de volks-
gebruiken in leven bleef, vaak voldoende om later weer wortel
te schieten of enigszins kunstmatig weer tot nieuwe bloei te
komen.
De Middeleeuwen waren rijk aan volksliederen, profane maar
vooral ook geestelijke, waaronder betrekkelijk vele die de ge
boorte van het Christuskind bezongen. Weinigen dezer hebben
de stormen der tijden overleefd. Hun rustige eenvoud en naïeve
dichterlijkheid moesten het afleggen tegen de dynamiek van de
renaissance. En toen deze verebde, zat men opgescheept met de
nakomertjes der „Hergeboorte" de verburgerlijkte goden en
godinnen van de Olympus.
Hun heerschappij leek wel de dood van het volkslied te beze
gelen. Doch met hen ontwaakte de zin voor het arcadische, die
met zijn herders en herderinnen de barok en het rococo zou be
heersen. Die terugkeer naar de natuur bracht elementen naar
voren, waar de Kerstliederenlitteratuur van geprofiteerd heeft.
Het leek soms of de Middeleeuwse geest zich weer openbaarde
in de gezongen tafereeltjes met de onvermijdelijke herders bij
de kribbe.
De overgang naar de romantiek was voor het volkslied een
dorre tijd. Maar met de romantiek kwam de kentering, niet door
nieuwe zuivere scheppingsdrift, doch door herstel van het oude.
Men ontdekte de Middeleeuwen en de belangstelling voor de
volkskunst werd een der kenmerken van de nieuwe tijd, die
mede het nationalisme zag ontwaken, ook in de kunst, welke
men een eigen karakter poogde te geven door beïnvloeding met
motieven van de herstelde traditie.
Heel Europa door werd het een jacht op oude sprookjes, zegs
wijzen, volksdansen en volksliedjes. Bibliotheken werden afge
zocht naar geschreven en gedrukte bronnen.
Oectcl gbcttclijtlte lieOefcns efi /iSo
Xepfenen/otemint ocftrtqrtoc
&ttfir ronntn gtvninoi uiatoitó
oftin^Ssdhifte: tut Oterlfbeftc
Ofncnpldrtfcti bktnncrgaoett
en (u tnalfdiiüerë oyruoc(ljt.<?n
«bhterthenbff&fawnmfonocrü
ttoauiife/eftuopa. op nctë
BbrttcU/gfjchjc Die ïj|
fciüurtuBolgrii
btteómxmqft
etiöcnco
dam
trtnrtipftdftc
coopfttönwm tfntt&orpcn/op ofe
ïbmbaetöen netto teem tpr
ép mt
Ppmon<€ocft.
Vergeleken bij Engeland en Duitsland,
is men in de Nederlanden vrij laat met
deze activiteit begonnen. En het was dan
nog een Duitser, Hoffmann von Fallers-
leben, die hier de hand aan de ploeg sloeg.
Als 23-jarig student kwam deze dichter en
cultuurvorser in 1821 in ons land om let
terkundige onderzoekingen te doen in ar
chieven en bibliotheken. In Utrecht werd
hij door een hoogleraar afgescheept met de
nuchtere woorden: „Mijnheer, het behoort
niet tot de gebruiken van ons land om lit
teraire reizen te maken". Te Leiden werd
hij beter ontvangen en mocht hij naar
gtkööjeij Vat) etnbee
„Jesus kerst van Nazareene, Hi is gheboren
van eender maghet reene. Daer om is
God ghebenedijt". Eerste regels van nr.
CCXXXVI uit „Een devoot ende
profitelyck boeexken".
hartelust grasduinen in de bibliotheek van
de Maatschappij van Nederlandse Letter
kunde, waaruit hij zeldzame schatten op
diepte. Vandaar toog hij naar Haarlem,
waar hij een unieke ontdekking deed, die
de jonge wetenschap der liedvorming later
grote diensten zou bewijzen. Kort daarop
is hij ook de gelukkige ontdekker gewor
den van het fameuze Antwerps Liedboek
van 1544, dat de voornaamste bron is van
het profane Nederlandse lied in de zes
tiende eeuw. Hij vond dit énige exemplaar
(221 liederteksten) in Wolfenbüttel. Wat
hij in Haarlem ontdekte, was daarvan een
geestelijk pendant: een bundel met 259
gezangen, tekst en muziek, gedrukt te Ant
werpen in 1539, onder de titel: „Een devoot
ende profitelyck boeexken".
Dit liedboek was het eigendom van Adri-
aan van der Willigen (1766—1841), die
sinds 1813 schoolopziener te Haarlem was.
Hoffmann von Fallerslcben heeft het bij
hem geraadpleegd. Maar wat heel eigen
aardig is, hij heeft in zijn publicaties
(„Horae Belgicae") slechts drie liederen
uit deze bundel aan het licht gebracht, ter
wijl hij het Antwerps Liedboek compleet
heruitgaf. Wellicht heeft het hem aan tijd
ontbroken om het exemplaar, waaraan een
paar bladzijden ontbraken, grondig te be
studeren.
Heeft Adriaan van der Willigen geweten
wat 't „Devoot ende profitelyck boeexken"
waard was om zijn inhoud als bron van
geestelijke liedcultuur en om zijn zeld
zaamheid? Waarschijnlijk wel, al heeft hij
er, voor zover wij weten, zelf geen gebruik
van gemaakt door het te exploiteren. Wat
er van zij, nog tijdens zijn leven heeft de
gelukkige bezitter het boek aan de Haar
lemse Stadsbibliotheek ten geschenke ge
geven, die het nu nog bezit en onder hare
merkwaardigste schatten mag rekenen.
Voor zoverre bekend is, bestaat er bui
ten het Haarlemse, nog slechts één exem
plaar (gelukkig geheel compleet) van
„Een devoot ende profitelyck boeexken".
Alfons Willems te Brussel, kocht het in
1877 voor het (voor die tijd hoge) bedrag
van 550.00 francs uit de nalatenschap van
de vermaarde musicoloog en liedkenner
Edmond de Coursemaecker, te Hazebroeck
in Frans Vlaanderen, waar hij vrederech
ter was.
De inhoud van het boek is pas alge
meen bekend geworden door de bijzondere
belangstelling die de Haagse bankier en
ijverige musicoloog D. F. Scheurleer er
voor aan de dag legde. Om het geregeld
te kunnen raadplegen begon hij met er
een afschrift van te nemen. Doch onder
het verrichten van dit tijdrovende werk,
kwam hij tot het radicale besluit het boek
te laten herdrukken. Het verscheen in
1889 bij Martinus Nijhoff, met belang
wekkende aantekeningen en beschou
wingen. Zodat men nu niet meer naar
Brussel of naar Haarlem moest om deze
zeldzame bron van geestelijke liedcultuur
te bestuderen. Men kon het aanschaffen,
volledig, met muziekteksten en al. Het
resultaat bleef niet uit. Er werd gretig in
gezocht naar waardevolle liederen die,
hersteld in hedendaagse notering van de
melodieën en in velerhande bewerkingen
verspreid, geleidelijk weer zijn beginnen te
leven en op heden tot de belangrijkste van
onze oude liederenschat gerekend worden.
Hun herstel is vooral te danken geweest
aan de Vlaamse musicoloog en liederen-
specialist Florimond van Duyse, die, reeds
vóór hij in zijn uitgebreid standaardwerk
„Het Nederlandsche Lied" tal van num
mers uit het „Devoot ende profitelyck
boeexken" met commentaar behandelde,
er reeds vijftien van uitgegeven had, voor
zien van een eenvoudige begeleiding, in
een keurig bundeltje, dat hij betitelde „Dit
is een suyverlyck boeexken". Even be
langrijk was de keuze die J. C. M. van
Riemsdijk maakte van het liedboek („Vier
en twintig liederen") dat hij in opdracht
van de Vereniging voor Nederlands Mu
ziekgeschiedenis bezorgde, een bundel, die
de verbreiding der middeleeuwse zangen
zeer (bevorderd heeft.
Niet alleen voor het herstellen van
geestelijke liederen was het „Devoot ende
profitelyck boeexken" van onschatbare
waarde, doch tevens voor het restaureren
van menig profaan lied, waarvan wij wel
de teksten maar niet de melodieën bezaten.
Van de 259 nummers die het oude lied
boek bevat, zijn er 43 die tot de kerst
zangen gerekend kunnen worden. Niet al
lemaal zijn deze belangrijk; er is ook heel
wat prutswerk van Rederijkers uit het
begin der zestiende eeuw bij. De mooiste
liederen en dat geldt voor de hele ver
zameling stammen uit de vijftiende eeuw
en van velen kan men bovendien vermoe
den dat hun traditie beduidend ouder is.
Wie in deze Kerstdagen de stemmige en
lenige melodieën hoort van Waer is de
dochter van Sioen, Laet ons met herten
reyne, O suver maegt van Israël, Een Kint
is ons gheboren, Het was een maghet uyt-
vercoren, Jesus Kerst van Nazarenen en zo
nog twintig andere, mag zijn gedachten
laten gaan naar het zeldzame boek uit de
Haarlemse Stadsbibliotheek.
JOS. DE KLERK
PARIJS, December, Midden in
deze maand zijn de kermiskramen langs
de Boulevard St. Michel weer opgesteld.
Zij hebben er aan het begin van de herfst
lange tijd gestaan, een ongewone soort
kermis, kort en mager: alleen honderd
meter trottoir van de Boulevard St. Michel,
maar hardnekkig: het duurde zeker zes
weken. De meeste van de kramen zijn
schiettenten; er is een bijzonder populaire
waar bibberende beertjes van hout over
een lopende band voorbij trekken, eerst
behoorlijk op hun vier poten, maar jam
merlijk overeind als zij geraakt zijn. Voor
een grauwe, slechtverlichte tent waar
alleen schietschijven in hingen, was het in
September altijd stil: geen wonder, men
werd er door herinnerd aan dienstplicht.
De eigenaar stond er achter de koele ge
weren met de gelaatsuitdrukking van een
man wiens belangen door de wet gewaar
borgd zijn. Terwijl dit geschreven wordt,
zijn de kramen nog gesloten: misschien
waren het eigenlijk allemaal schiettenten,
behalve de tafel op de hoek; die kraakte
onder giftig gekleurde snoepheuvels, en
de tafel met gesorteerde kammetjes op de
tegenoverliggende hoek, maar die zijn er
ook wel zonder de schiettenten geweest.
Een enkel trottoir is te weinig voor een
kermis en er was in de herfst dan ook geen
noemenswaardige winst aan openbare pret
op te merken; eerder het tegendeel, want
jongemannen, die anders hun gezelschap
door woorden in hun ban moeten slaan,
meenden nu beter te doen met staalhard
naar de beertjes te loeren over de gewan
trouwde huur-vizieren. Niettemin zat de
aantrekkelijke vrouw-op-jaren in de kiosk
tussen de kramen vandaag verstelwerk te
verrichten op een ragdunne zachtgele stof,
die ter weerszijden van haar ellenvèr over
de recente publicaties golfde, en die men
eerder gezocht zou hebben over de knieën
van Marilyn Monroe dan in deze met druk
inkt bezoedelde knuistjes: op gewone dagen
ziet men haar altijd breien.
Breiwerk gebruiken de kioskhoudstera
ook in deze stad als regel voor haar tijds-
verdrijf; alleen het vrouwtje verder naar
het Zuiden op de Boulevard St. Michel be
steedt al haar tijd aan handenwrijven, niet
van voldoening over de voorspoed van
haar bescheiden nering, maar van de kou.
Zij heeft ook eigenlijk geen kiosk, alleen
een soort poortje van zeildoek, waar zij
tegen het vallen van de duisternis een
tafel op ijzeren schragen onder zet; zij wik
kelt twee lelijke wollen sjaals om haar
hoofd, maar om tien uur moet de kou tus
sen alle draden daarvan doorgedrongen
zijn, en dan is haar krantenvoorraad nog
niet uitgeput. Tegenover haar tafel is een
caféterras met een kas er omheen ge
bouwd, waar een hoog geel verwarmings
apparaat in staat, beschilderd met onge
loofwaardige rode vlammen men kan
zich voorstellen dat zij die ruimte niet
meer als echt-bestaand beschouwt, meer
als het scherm van een openlucht-bioscoop,
en er komt ook begeleidende jazzmuziek
uit een dancing aan de overkant van een
zijstraat.
Haar film is anders niet erg amusant,
een documentaire van de minst onderne
mende soort. Zij zou zich waarschijnlijk
beter beloond achten met de voorstelling
van een café, dat helaas een eind verder
naar het Noorden staat, en waar men
s avonds vóór een orkest zangers in kleu
rige jasjes kan zien, de hoofden vooruit
gestoken van grappigheid. Het vermaak
is daar van het vaudeville-model van 1900
en het is nog steeds goed genoeg om iede
re avond de aanwezigheid van een trosje
lanterfanters op de stoep te verzekeren,
die zo neutraal mogelijk naar binnen kij
ken en trouwens 's winters ook niets kun
nen horen. Zij versperren de weg -voor de
wandelaar, maar dat gebeurt op het Oos
telijke trottoir van de Boulevard St.Michel
op allerlei punten: het is opvallend dat
het vermaaksleven aan één kant van de
rijweg geconcentreerd is - misschien is die
ontwikkeling als toeval begonnen, en ver
der in de hand gewerkt door de drukte
van het verkeer.
Het was dan ook aan de Oostzijde dat
vorige week de doodstille dronkemaft
stond: een magere dertiger in een lereii
ak, met een paar natte krullende slier
ten haar over zijn voorhoofd. Hij onder
vond kennelijk de sensatie dat zijn boven
lijf een cirkel leek te beschrijven boven
het vaste punt van zijn voeten, maar hij
gaf geen kik om er zich van te bevrijden;
hij bleef in de herinnering als een toon
beeld van ingetogenheid.
Daar heb ik wel oren naar!
Te Wenen is voor het eerst sinds 1945
een staatslening binnen de gestelde ter
mijn voltekend. Het betrof hier een bedrag
van ongeveer zes millioen gulden voor de
wederopbouw van de Staatsopera. Het was
binnen drie uur bijeen.