Idylle in New York Exposities in het Rijksmuseum „Het Kerstlied van Madame Andropulos" ABRIAAN VAN DER VEEN Zin en onzin in rijm cm proza Nederlandse zakboeken Vervolg van pagina 4) Oudejaarsverhaal door Toneel uit Stratford Het voorbeeld van de Engelse van de inmiddels professor ge en Amerikaanse „pocketbooks" worden Hendrik Andricssen nu begint in ons land meer en meer ook als „zakboek"' zijn herdrukt, navolging te vinden. Wij hadden Dr. J. C. Brandt Corstius deed reeds enkele keren gelegenheid de goed werk, door onder de titel aandacht te vestigen op de opval- ..Het laat seizoen" enkele hoogte- lend goede en rijk gevarieerde punten uit de periode der weder- Prisma-reeks van de uitgeverij geboorte der Nederlandse dicht- Het Spectrum te Utrecht en Ant- kunst te bundelen en zo tot hun werpenwaaraan met de regel- algemenere bekendheid bij te maat van de klok nieuwe deeltjes dragen. Even dankbaar kan men worden toegevoegd. Het is onbegonnen werk. die allemaal aan een bespreking te onderwerpen, te meer daar men vaak met her- ten de C. Buddingh' zijn voor zijn kostelijke bloem lezing uit zeven eeuwen Balladen en refereinen' bevat- zowel erkende poëzie drukken te doen heeft van „klas- als onvervalste straatliederen, sieken" uit de wereldlitteratuur, Wie van de nog lichtere muze tegen een uiterst populaire prijs, houdt, kan troost voor buien van Wij willen daarom slechts enkele somberheid vinden in de door uitzonderingen maken en de aan- Daan de Lange geselecteerde dacht vestigen op die bundels. „Nederlandse nonsens op rijm", welke zonder nadere aankondi- Wilt u ook nog enkele titels uit ging wellicht buiten het gezichts- de rubriek: belangrijke werken veld van de onvoorbereide lezer uit de litteratuur? Hier zijn ze: zouden vallen. Zo zal het de lezers „Demonen" van Dostojewski, van dit blad genoegen doen te „Job" en Tarabasvan Roth en- vernemen, dat de daarin ver- „Schateiland" van Stevenson, schenen artikelen „Over Muziek" D. K. MADAME ANDROPULOS was uit niet zo gewend als de doktersvrouw, dat de rechterwie- haar humeur. Men had haar de de regelmaat van haar leven in de war len op de ver- i v. i werd gestuurd. zakte stoep. De avondbladen gebracht in haar hotel en En achter het voetlicht, nog in haar deur van het ï.e had de jonge Alexiou, die behalve kleedkamer, zat Madame Andropulos, die woonhuis, naast Grieks en Frans ook nog een beetje Hol- pas in het derde nummer hoefde op te tre- de matglazen lands kende, de recensies over hun op- den; 4ev?neejls4 m,et een verbeten Sezicht de café-ingang ii.ii. .i laatste hand te leggen aan een opmaak, stond aan. treden in de hoofdstad laten vei talen, waarvan zij wel wist, dat die de strijd Ds. Caspa- Het was pijnlijk geweest. Ze had hem de tegen het moederlijke in haar uiterlijk rius stak z'n hand uit naar de knop, maar kamer daarachter werd voor een deel in- krant wel uit de handen willen rukken. toch zou moeten afleggen. plotseling greep zijn vrouw hem bij de genomen door een tweepersoonsbed, waar- De dansen van de amort werden <re- In de Pauze werd alles ogenschijnlijk arm: „Neen, neen," zei ze, „ik durf niet! in een kleine grijzen vrouw onrustig met weer goed. Madame Andropulos had zich Als ze eens...." Maar haar man had de het hoofd over het kussen schoof. Ze was roemcl, zeer geroemd zeits en de volks- door het zingen al als bevrijd gevoeld en deur al opengeduwd en wat ze toen zag, niet alleen. Dr. Weeda stond naast het bed liederen, die zij gebracht had, eveneens, toen het applaus enthousiast opgeklaterd deed haar de rest van de woorden inslik- met een verpleegster, terwijl zijn vrouw Maar dat ene zinnetje, dat had haar een was en het Bruidslied zelfs gebisseerd ken. aan de tafel zat met het hoofd gesteund op sneldeorik PePeven z<S veniinip dien' 7e moest worden, waren haar wrevelige ge- Het gordijn, dat het kroegje van het de handen. Maar bij het voeteneind stond vi-i 1" dachten tenminste voorlopig verdwe- kleine voorportaal scheidde, was wegge- nog iemand. „Ik had haar stem direct her- nad 2)en aan een critisch onderzoek on- nen. En in de foyer had de dokter in de schoven, zodat het schelle licht uit het kend", zei mevrouw Casparius later. „Ik derworpen voor de verweerde spiegel, kring van de gasten verteld, waarom do- rokerige zaaltje het onderste gedeelte van wist, dat het Madame Andropulos moest zodra Alexiou de kamer verlaten had. minee Casparius en hij te laat waren bin- de steile trap bescheen en op die trap za- zijn!" W it znnrlon vp nnrW pllroor „,-„,.1,nen gekomen om nog naar de voorste rij ten en stonden mannen en vrouwen, ken- De oude vrouw begon nu voor zich heen tlK«ar giecneien, te dringen_ Het oude mevrouwtje Psomas nelijk gasten uit het café, want dat was te mompelen. Ze vroeg iets in een vreemde (ie wichten, als hij het hun vertelde: was plotseling erger geworden: „Een land- leeg. Ze hingen tegen de leuning of zaten taal. Steeds weer vroeg ze het met de zelf- „Madame Andropulos viel uit de toon genote van Uwe Excellentie". Toevallig ineengedoken op een tree, de armen om de woorden en haar handen zochten in de door haar moederlijk uiterlijk". Met an- had de dorr>inee bij de brievenbus zien de knieën.- En in hun onbewegelijkheid ruimte met tastende gebaren naar iets, dere woorden- ze werd f lV 1 staan> toen hiJ daar langs reed. En omdat hadden ze iets zo onwezenlijks, dat de dat ze niet konden vinden. Dan probeerde era te UiK, ze wera hij wjst, dat het gezin Psomas geen onbe- beide nieuwgekomenen onwillekeurig een ze te zingen met haar versleten, gebarsten te oud, het was afgelopen met haar kende voor de dominee was, had hij hem stap verder deden. Maar één van de vrou- stem. jeugd. meegenomen. wen wenkte hen naar binnen, terwijl ze Toen greep Madame Andropulos die Mevrouw Casparius had haar wenkbrau- de vinger op de lippen legde, en op dat- arme, afgewerkte handen in de hare en Neen, Madame was allerminst te spre- wen opgetrokken. Wat wist zij van al de zelfde ogenblik klonk daar plotseling van terwijl zij ze vast bleef houden, begon ze ken over deze beoordeling en als het aan gezinnen, die in die wonderlijke gemeente boven een stem, zo lieflijk, zo warm-ge- zelf weer te zingen, zacht, maar doordrin- haar had gelegen, had ze de boel er bij van haar man behoorden: zeelieden in de voelig, zo melodieus, dat de beide bezoe- gend. ,,'t Bruidslied!" herkenden ze alle neergegooid, maar natuurlijk ging dat haven en gewezen .zeelieden aan de wal, kers roerloos onder aan-de trap bleven vier het lied, dat ze de avond te voren niet. Men moest nu eenmaal de tournée hun vrouwen en kinderen, lieden van al- luisteren. Vreemde klanken, een wonder- nog gebisseerd hadden, afmaken uit propaganda voor de Griekse lerhande nationaliteiten. Ze had immers lijke haast Oosterse melodie, maar zoet- ouc|e mevrouwtje Psomas werd kal- zaak en uit dankbaarheid voor de reeds de handen vol aan haar eigen drukke ge- vloeiend en in een volkomen contrast met mer £r kwam een vage glimlach op haar geschonken hulp aan de getroffen gebie- zin. Dat was een redelijk excuus, maar de verveloze, kale omgeving. Een lied, dat vervallen en gerimpeld gezichtje en tevre den. De Ambassadeur zou vanavond ko- toch voelde ze een vreemde jaloersheid, deze zonderlinge opeenhoping van mensen cjen si00t ze de ogen, terwijl de klanken men, heel eervol, maar dat nam niet weg, dat de vrouw van de dokter het mevrouw- geheel in zijn ban hield. haar naar een jonge Psomas terugvoerden, dat Madame Andropulos uit haar humeur tje Psomas wèl bleek te kennen en zich Toen de stem zweeg, schoven de men- een jonge Psomas,"die op haar wachtte, nu, ee ook omdat het m dit vreselijke land onmiddellijk in het gesprek kon mengen. Sen wat op zij en voorzichtig baanden in zijn ouderdom in een land, dat niet zo a ten maai legende, sneeuwde en mistte Ze hoorde, dat de oude Psomas vorig jaar dominee Casparius en zijn vrouw zich een ver meer weg was.... en ze maar niet warm kon worden, hoewel gestorven was. Hij had een cafétje gedre- Weg naar boven. Toen de laatste tonen verklonken waren, e ^'erwai m'n2 °P hard stond. ven na het ongeluk met de winch, dat hem Een deur op het portaal stond open. De bleef mevrouw Psomas stil liggen, de ogen JVJadame Andropulos was de enige niet, ongeschikt had gemaakt om nog te varen, die haar goede luim kwijt was. De vrouw Na zijn dood was de zaak in andere han- van dominee Casparius had juist in haar den overgegaan, maar één kamer had het geprikkeldheid de tuit van het blauwe oude mevrouwtje Psomas voor zich ge- theepotje, waar ze zo aan gehecht was, houden. De kinderen waren weggezwermd tegen de gootsteenrand kapot gestoten en en over de hele wereld verspreid en zij nu was ze nog bozer op haar man. Waar- was te oud om terug te keren naar haar om wilde hij ook per se, dat ze vanavond zonnige geboorteland. En zo had ze maar met hem mee zou gaan naar de schouw- zitten wachten in de grauwe havenbuurt burg en nog wel naar een dansgroep! De op de dag, dat ze weer naar haar Psomas vooravond voor Kerstmis! Wat moest er zou mogen gaan. van zijn preek terecht komen, om van al tiZe was wel heel erg eenzaam gewor- haar eigen werk nog maar te zwijgen! En den", zei de dokter. „Vrienden van haar dat alleen omdat hij de actie voor hulp- generatie had ze niet meer en de mensen vei lening aan Griekenland geleid had sa- van het kroegje zaten te springen om die men met dr. Weeda. Hij moest toegeven, ene kamer. Dat voelde ze...." dat het slecht uitkwam, wat de dag aan- ging, had hij gezegd, maar deze uitnodi- Toen de volgende dag de Kerstdrukte ging van de ambassadeur kon hij toch niet voorbij was van 's morgens hier preken en naast zich neerleggen. Weeda en z'n vrouw 's middags daar en 's avonds het feest vie- gingen ook. ren in de huiselijke kring, trok dominee Maar mevrouw Casparius zou nog bozer Casparius zijn jas aan en zei dat hij nog worden. Want toen haar man na het eten even ging kijken naar dat oude Mevrouw- pog even naar de post ging, kwam hij niet tje Psomas. terug, maar kwam er toen zij al enige „Als je een ogenblik wacht, ga ik met tijd met haar mantel aan zich had zitten je mee", zei zijn vrouw, die de kinderen opwinden een telefoontje van mevrouw in bed had gelegd. Weeda, dat ze haar kwam halen met een De dominee verborg zijn verwondering taxi. Ze moesten maar niet wachten op de en samen gingen zij even later de klamme beide mannen: die kwamen op eigen ge- kou in van een mistige Kerstavond, legenheid. Waarom, dat wist ze niet. Ze spraken niet. Dat hoefde ook niet. En zo kwam het, dat er voor het voet- Het was goed zo samen door de kille nacht licht op de ere-rij twee lege plaatsen wa- lucht te lopen met hetzelfde doel. Het gaf jen, toen het doek opging en er naast één een vreemd warm gevoel en ze moesten van die plaatsen een mevrouw zat met hun best doen ook werkelijk aan dat doel een niet al te vriendelijke trek op haar ge- te denken. In de smalle straat gekomen, zicht, want mevrouw Casparius was het troffen ze de bekende doktersauto aan met In enkele zalen van het Rijksmuseum te Amsterdam zijn twee Kerstexposities in gericht, die tot 15 Februari duren. Het Rijksprentenkabinet toont zijn dit jaar verworven belangrijkste aanwinsten, waartoe onder meer behoren Franse teke ningen uit de achttiende eeuw van Wat- teau, Boucher, zoals een serie voorstudies voor de illustratie van een Molière-uitgave van 1734) en Fragonard. Voorts drie teke ningen van Veronese, een vroege druk van een prent van Dürer, twee bundels tekeningen uit Florence omstreeks 1500 en Noord-Italië omstreeks 1000, een Albert Cuyp en een Rembrandt. Het geëxposeer de beslaat het tijdvak van de veertiende eeuw tot 1850. In twee zalen van het Koninklijk Oud heidkundig Genootschap is een kleine ex positie ingericht van porselein en aarde werk van Oost-Aziatische en allerlei Euro pese makelij, versierd met het zogenaamde Kakiemon-décor. Deze naam is de soort naam geworden voor een der meest ge waardeerde producten der Japanse porse leinkunst. Dit versieringsmotief is in Duits land, Engeland, Frankrijk, Italië en ook in Delft gecopieerd. gesloten, haar handen nog steeds in die van Madame Andropulos. Haar ademhaling was gelijkmatig geworden en diep. „Ze slaapt", zei de zuster en beduidde Madame Andropulos, dat ze haar los kon laten, maar die schudde het hoofd. „Als u het goed vindt, blijf ik," fluisterde ze tot de dokter. „Laten de anderen weggaan". Dr. Weeda knikte. „Ik kom misschien al heel gauw", zei hij tot zijn vrouw. Het leek aarde donker, toen ze met z'n drieën weer op het portaal stonden en de deur achter hen gesloten werd, maar toen hun ogen ge wend waren ontdek ten zij dezelfde ge stalten nog op de steile trap bijeenge- klit. „Is ze dood?" vroeg een vrouw, die boven aan zat. Er kwam beweging onder de luisterenden. Voorzichtig drong men naar boven. „Ze slaapt", zei de dominee. „Ze slaapt", her haalde een stem uit de donkere diepte. „Wordt ze nou weer beter?" vroeg een andere stem. „Mijn man denkt, dat het niet lang meer zal duren", het was de doktersvrouw, die antwoordde, „maar ze is nu rus tig". „Dat komt van dat "It /TET een zorgzame moeder in de buurt IV A zou hun zeker een van die moeder lijke vragen zijn gesteld, die kinderen met romantische verachting voor de nuchtere concreetheid zo kunnen ergeren: „Houden jullie nu van elkaar?" En „wat zijn jullie eigenlijk van plan?" Dan zou er misschien al eerder iets zijn gebeurd. Maar Evelyn was een wees en Hans' ouders zaten in Holland. Tegen haar als een donkere drei ging gevoelde kwetsbaarheid hield Evelyn zich streng aan de vaste beschei'mende Amerikaanse omgangsvormen tussen jon gen en meisje. Heel lang was zij. wanneer hij om een afspraak telefoneerde, haar zakboekje met meestal gefingeerde afspra ken blijven raadplegen. Belde hij Vrijdag voor een „date" op Zaterdag, dan was zij altijd bezet, ook al kwam deze conventio nele leugen haar gewoonlijk te staan op een eenzame Zaterdagavond alleen op haar kamertje. Zij lachte hem verlokkend toe, wanneer zij in het kleine Franse restau rant, waar hij zo van hield, zaten te eten en sloeg haar ogen coquet neer, zoals zij van de film had geleerd. Als zij samen dansten in de Astor Ballroom, boven op het dak in het grote hotel, dan vlijde zij naar het gebruik wilde haar gezicht tegen hem aan. Iedere verdere intieme aanraking was uitgesloten. Dat wist iedereen toch! Was er te veel blijdschap op haar ge zicht, als zij elkaar onder de klok van het Biltmore Hotel ontmoetten? In haar onge rustheid: zij mocht immers niet te gretig ingaan op zijn toenaderingen, dwong zij zich dan wel eens een kwartier te laat te komen, hoewel de paniek om de mogelijk heid, dat hij er niet meer zou zijn, in haar keel klopte en haar adem afsneed. Hans wist niet wat hij er van moest denken. Maar ook hij had de Amerikaanse leer school al enkele jaren gevo'gd. Hij deed onverschillig soms, snrak licht en cynisch over andere meisjes, sneed op over zijn er varingen vroegrr in Holland en had haar wel eens een hele week niet opge beld, toen zij weer andere afspraken had voorgewend. Zijn klein appartement in een souterrain in Fifty Third Street was toen onverdraaglijk eenzaam geweest. Hans wist al lang, dat Oudejaarsavond hier geen intiem bij elkaar zitten in fami liekring betekende, maar vrolijk uitgaan, Kerstlied", zei de laatste stem weer. De vrouw bovenaan de trap sloeg een kruis. „Ze heeft de vrede gevonden.weer een andere stem. „Vrede.... ach God...." Er viel een stilte.... Toen zei iemand: „Laten we gaan. Dan kunnen die lui d'r ook uit". Voorzichtig tastend daalde men de kra kende tran af. De een na de ander ver dween achter het gordijn. Alleen de kaste leinse was onder aan blijven staan. Als u misschien wilt wachten...." Ze trok de pluche lap op zij. ..Je kunt nooit weten.." In de hel verlichte ruimte, die kwistig versierd was met denneneroen en rode slingers, zaten de gasten nu onwennig bij elkaar. „Ga jij maar", zei de doktersvrouw, „je kunt inderdaad nooit weten.... Neen, Tante Sijtje, ik breng de vrouw van de deminee naar huis. Haar kinderen liggen alleen". Het was werkelijk niet eens zo heel erg laat. die avond, toen de dokter zijn vrouw kwam ophalen. „Hier is je man ook weer terug", zei hij tegen de domineesvrouw. „Het is vanavond wel een beetje anders gelopen, dan we ge dacht hadden, hè? Wat een geluk, dat ik die Andropulos dadelijk meekreeg en dat die man van jou nog kwam...." „En dat jij met me mee kwam", zei de dominee, toen de deur dicht viel. Zijn vrouw schudde haar hoofd. „Stil," zei ze, „niet zeggen. Ik moet 't allemaal nog ver werken Hoorde je. dat ze dachten, dat hel een Kerstlied was?" ..Maar voor hen was het een Kerstlied. 'I Was in een mengeling van verwondering en eerbied, dat de dominee deze woorden uitsprak. „Voor sommigen daar in het dqnker, op die trap was het misschien nieer: was het de engelenzang, de blijde boodschap...." Hij zweeg even. „God ge bruikt niet altijd de traditionele weg om er zijn boodschap langs door te geven". En de onbewuste brengster van de bood schap zat weer in haar slecht verwarmde hótelkamer. Ze zag er nu de kaalheid niet van. noch voelde ze de kilte. Ze zag alleen nog maar steeds dat kleine oude vrouwtje met die angstige, niets-ziende ogen, dat als een kind bescherming bij haar gezocht had en dat tot rust was gekomen door haar stem. En ze voelde weer die magere verkrom- dansen in nachtclubs, hossen op Times Square, ooi-verdovende leesttoeters. Hij had voor de grote avond heel wat opzij gelegd. Wekenlang hadden zij zich er op verheugd. In Fifty Second Street, de straat van de nachtclubs, zouden zij tenminste vier gelegenheden bezoeken. Met een over vloed van bijzonderheden bespraken zij de weergaloze techniek van de negerpianisten en trompettisten. Dat Evelyn haar hart voelde smelten bij het duizeligmakend ge voel Oudejaarsavond bij Hans te zijn, ver zweeg zij: het lokkend van de film afge keken ogenspel was het geijkte middel om haar gevoelens tot uitdrukking te brengen. f^R kwam een kink in de kabel, maar j niet onoverkomelijk. Evelyn, die bij de telefooncentrale werkte, had af en toe avonddienst. Er was uitgemaakt dat zij op Oudejaarsavond tot half elf moest werken. Zij zou een taxi naar huis nemen en zich vlug verkleden. Tegen elf uur zou Hans haar afhalen. Dan hadden zij nog de hele nacht, want alles bleef tot de morgen open. Toch voelde Hans zich op de lang ver wachte avond, terwijl hij tevergeefs pro beerde zich op een boek te concentreren, ongedurig, en in de stilte van zijn kamer zonderling bedrukt. Toen beheerste opeens als een knagende pijn het beeld van Evelyn alle andere ge voelens Evelyn door hem tijdens een onbewaakt ogenblik gadegeslagen, zo weerloos, zo naief, haar lippen even van een, zo zonder enige berekening, wanneer iemand anders was uitgegaan. Maar er was niemand anders. Zij beet zich op haar lippen. Zij wilde niemand anders. Zij richtte zich op in haar stoel en luisterde naar de stilte in het huis. Iedereèn was uit, de meisjes beneden haar, zelfs het oude paar, dat anders altijd thuis bleef. Buiten alleen de claxon's van auto's, het gemurmel van de stad, nu onheilspellend zingend in haar suizend hoofd: „Je bent alleen. Je bent in de steek gelaten". Stil bleef zij zitten, zich niet meer van haar stoel wagend, buiten de lichtkring van de schemerlamp. Haar tasje was op de grond gevallen, haar hoofd was gebogen, haar armen slap langs haar lichaam. Het getik van de klok scheurde meedogenloos de bescherming tegen het verleden weg. In het lichte zingende suizen hoorde zij weer de gewichtige stemmen om zich heen, te druk om lang medelijden te hebben met het kind in haar netste kleren. Het beeld verschoof naar het ergste: het was donker om haar heen, op haar tenen liep zij in de duistere gang en voor de deur hoorde zij het vreemde snuiven en snikken van die grote man, die haar vader was. Zij rook de weeïge geur van het ziekzijn weer, nog steeds in het huis hangend, ook al was haar moeder al door plechtige mannen in het zwart weggehaald. Hoe hard was de hand van haar vader, toen zij door de holle gangen van het grote gebouw liepen, waar vrouwen in stijf strenge kleren op haar toekwamen en vreemd koude stemmen klonken om haar heen ook nog even die zij zichzelf durfde te zijn. Hij stond op en slingerde zijn boek in een hoek, plotseling kwaad. Waarom was zij niet bij hem? Hij besloot wat te gaan wandelen. En de harde vriezende avondlucht deed hem goed. Op zijn weg terug klonk gezang uit de bar op de hoek van Sixth Avenue en zijn straat. Nieuwsgierig besloot hij even naar binnen te gaan. Het was er stampvol. De opwinding bleef Hans vreemd, maar om de onverklaarbare droefheid op wat ook voor Evelyn en hem een groots feest moest worden, dronk hij te snel twee whis key's. Toen liep hij wat doezelig naar huis. Hij had nog ruim anderhalf uur de tijd. Even zou hij zich op het divanbed uitstrek ken. Hij keek naar de zoldering en zag in de donkerte daar Evelyn's gezicht, haar glimlach, het donkere haar weggeborsteld van haar altijd bleek gelaat. Hij knikte en zei: „Dag, lieve Evelyn". Zo bleef hij over haar peinzen, fantaseren, vertederd dro men. EVELYN had zich na de eerste zenuw achtige haast bij het verkleden al geruime tijd critisch in de spiegel kunnen bekijken. Stond de halflange zwarte jurk haar werkelijk goed? Zij meende van wel. Zij rilde van kou of nerveusheid en schrok, toen zij naar de klok keek: kwart over elf. Opeens voelde zij zich zwak op haar be nen, zij moest gaan zitten. Om half twaalf zat zij nog onbeweeglijk op haar stoel, haar tasie vast in haar koude handen om niet te beven, haar tanden op elkaar om de dwaze neiging tot klappertanden te be dwingen. Heet schoot haar een ogenblik woede naar haar hoofd: hoe durfde hij het om op die avond te laat te komen. Zij zou er niet aan denken hem te telefoneren. En na nog tien minuten zou zij de deur niet meer voor hem openen, het licht uit doen: dan kon hij denken dat zij met van haar vader, zwaar en droef, en dan de vrouwen weer, zo efficiënt. „Kom maar mee, kleine". En toen was zij in de steek gelaten. Haar vader had omgekeken, maar hij was niet teruggekomen. Zij was heel stil en gehoorzaam geweest, met een effen gezichtje. Haar verdriet had zij in zichzelf weggestopt. Later hoorde zij pas, dat haar vader op reis was gegaan, hoe hij was om gekomen. Maar de werkelijkheid, koppig verborgen, maar hard als een gezwel in haar binnenste, bleef onveranderd: zij was in de steek gelaten. EEN ogenblik had Hans niet geweten waar hij was. Knipperend, met sla perige ogen keek hij de halfdonkere ka mer rond. Toen in een paniek, die zijn adem deed stokken, tastte hij naar zijn horloge: het was kwart over twaalf! Een ogenblik wist hij niet wat hij moest doen. Kreunend van ellende stond hij in de kamer. Wat moest hij beginnen? Hij dacht aan niets anders dan haar zo snel moge lijk te zien. De avond mocht niet zijn weg gevallen. Hij greep naar zijn jas. Buiten was geen taxi. Hij holde door de nu als een schrijnend verwijt feestelijk verlichte straten, met hard stekende pijn in zijn zij, met voor zich het beeld van Evelyn, alleen, riet begrijpend. Pas nadat hij drie maal. lang had gebeld, floepte het licht aan. ging de deur open en stond zij voor hem. De woorden stokten op zijn lippen, toen hij haar bleek gezicht zag, haar brandende, vreemde ogen. ..Evelyn", zei hij eindelijk. „Wees niet boos, ik ben een sufferd, ik verdien in stukken geslagen te worden, ik ben in slaap gevallen". Zij zei niets, en stond daar maar. Hij sloeg zijn armen om haar heen, drukte haar tegen zich aan, en proefde verwon derd tranen op zijn gezicht. „Evelyn, het was zo erg toen ik wakker werd. Ik was je kwijt, het was zo'n vrese lijk gevoel. Vergeef me!" Zij liet hem even staan, keerde toen te rug met haar mantel. Dicht naast elkaar, zijn arm om haar heen, liepen zij een ogen blik later door de straten, hij voelde haar beven alsof zij het koud had. „Evelyn, we kunnen nog zo veel doen, laten we eerst naar de Hot Lip Page gaan in de Brown Nut Club en dan naar het Zuid-Amerikaanse Orkest in de Copaca- bana". En hij leidde haar bezorgd, be vreesd om haar stilzwijgen, in de richting van Fifty Third Street. Zij schudde haar hoofd. Haar stem klok bijna onhoorbaar, toen ze zei: „Laten we eerst wat wande len". Zij sloegen de richting in van Central Park, waar zij vlak bij woonde. De bomen cm hen heen waren staketsels van ijzel, met witte pruiken op de zware stammen. Ver tegen de achtergrond rezen de hoge lichte huizenblokken als kastelen uit een sprookje. En toen stond zij stil en verborg haar hoofd tegen zijn schouder en huilde. Angstig luisterde hij naar haar snikken en trachtte de verstikte woorden te verstaan: „Je had me in de steek gelaten, je was niet gekomen". Hij kuste haar tranen weg en strekte de bescherming van zijn armen over haar bevende gestalte en fluisterde de troostwoorden, die langzaam tot de een zaamheid, waarin zij opnieuw was wegge zonken, doordrongen. Dicht aaneen liepen zij door het park heen, een zijstraat in, waar zij toen zij voor het eerst de nieuwsgierige blikken van late voorbijgangers voelden, een kerk binnen liepen, open nog na een nachtdienst. Daar in een bank, achter in de schemerige stilte, zoenden en hielden zij elkaar, en daar, met haar harde, conventionele reserve wegge smolten, vertelde zij hem het eerst van het weeshuis, haar vader, haar moeder, die eerste levensjaren. „Dacht je werkelijk dat ik je in de steek zou laten, Evelyn?" vroeg hij ongelovig. Toen zij knikte,, schudde hij haar hard door elkaar en kuste haar wild over haar gezicht, haar nek. „Je bent gek, nooit! Ik hou van je". En opeens keek hij recht voor zich uit, staarde het plechtige halfduister van de kerk binnen. Hij ging overeind staan en luid, bijna schreeuwend, als in triomf, zei hij: „We zijn alle twee gek. We moeten altijd bij elkaar blijven. We gaan trouwen!" Hij boog zich over haar heen, en trok haar op naast hem, en met zijn handen op haar schouders, diep vorsend, voor het eerst als nieuw en tegelijk eindeloos ver trouwd in het nieuwe jaar en bij de ingang van hun nieuwe leven, haar aanziend, her haalde hij, en zijn stem beefde: „Wij gaan trouwen. Wij zullen nooit meer alleen zijn". de handen, die ze in de hare genomen had en die eerst zo koortsig hadden aangevoeld, maar toen, tot haar ontzetting, steeds kou der waren geworden. „U moet niet bang zijn", had de dokter tegen haar gezegd, toen hij die handen uit de hare losmaakte. „Zie eens naar de vrede, die u haar hebt mogen geven". En ze had de vrede gezien op het wasbleke, verrimpelde gezichtje. Zij. zij had vrede gegeven aan een ziel in nood. Zij, die zelf zo in onvrede was. Ze zag het alles terug en vouwde haar handen. Op de trap dachten ze, dat ze een Kerst lied gezongen had, had de dominee gezegd. Als ze haar vanmiddag verteld zouden hebben, dat zij een Kerstlied zou zingen, zou ze spottend gelachen hebben. Dat deed Madame Andropulos nu niet. Ze deed niets en ze zei ook niets, want ze was maar al leen. Alle anderen van haar ti-oep waren nu in de stad aan het feestvieren. Maar door haar gedachten ging net zo iets, als wat de domineesvrouw uitgesproken had: ik moet dit eerst allemaal verwerken En toen ze heel lang zo gezeten had, boog ze haar hoofd over haar gevouwen handen heen en zei heel zacht: „God, ik dank U (Nadiu% verboden) Op Dinsdag 5 Januari wordt in de Konink lijke Schouwburg te 's Gravenhage de eer ste van een korte reeks voorstellingen in ons Umd door het gezelschap van het Shakespeare Memo rial Theatre uit Strat ford-upon-Avon ge geven. Opgevoerd wordt „Antony and Cleopatra" met Mi chael Redgrave en Peggy Ashcroft in de titelrollen. Men ziet hen op bijgaande foto in een scène uit deze doorGlen Byam Shaw geregisseerde opvoe ring. Het ensemble komt op 7, 8 en 9 Jan. met deze vertoning in Amsterdam.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1953 | | pagina 16