Idylle in New York
Exposities in het Rijksmuseum
„Het Kerstlied van
Madame Andropulos"
ABRIAAN VAN DER VEEN
Zin en onzin in rijm cm proza
Nederlandse
zakboeken
Vervolg van pagina 4)
Oudejaarsverhaal door
Toneel uit
Stratford
Het voorbeeld van de Engelse van de inmiddels professor ge
en Amerikaanse „pocketbooks" worden Hendrik Andricssen nu
begint in ons land meer en meer ook als „zakboek"' zijn herdrukt,
navolging te vinden. Wij hadden Dr. J. C. Brandt Corstius deed
reeds enkele keren gelegenheid de goed werk, door onder de titel
aandacht te vestigen op de opval- ..Het laat seizoen" enkele hoogte-
lend goede en rijk gevarieerde punten uit de periode der weder-
Prisma-reeks van de uitgeverij geboorte der Nederlandse dicht-
Het Spectrum te Utrecht en Ant- kunst te bundelen en zo tot hun
werpenwaaraan met de regel- algemenere bekendheid bij te
maat van de klok nieuwe deeltjes dragen. Even dankbaar kan men
worden toegevoegd.
Het is onbegonnen
werk. die allemaal
aan een bespreking
te onderwerpen, te
meer daar men vaak met her- ten de
C. Buddingh' zijn voor
zijn kostelijke bloem
lezing uit zeven
eeuwen Balladen en
refereinen' bevat-
zowel erkende poëzie
drukken te doen heeft van „klas- als onvervalste straatliederen,
sieken" uit de wereldlitteratuur, Wie van de nog lichtere muze
tegen een uiterst populaire prijs, houdt, kan troost voor buien van
Wij willen daarom slechts enkele somberheid vinden in de door
uitzonderingen maken en de aan- Daan de Lange geselecteerde
dacht vestigen op die bundels. „Nederlandse nonsens op rijm",
welke zonder nadere aankondi- Wilt u ook nog enkele titels uit
ging wellicht buiten het gezichts- de rubriek: belangrijke werken
veld van de onvoorbereide lezer uit de litteratuur? Hier zijn ze:
zouden vallen. Zo zal het de lezers „Demonen" van Dostojewski,
van dit blad genoegen doen te „Job" en Tarabasvan Roth en-
vernemen, dat de daarin ver- „Schateiland" van Stevenson,
schenen artikelen „Over Muziek" D. K.
MADAME ANDROPULOS was uit niet zo gewend als de doktersvrouw, dat de rechterwie-
haar humeur. Men had haar de de regelmaat van haar leven in de war len op de ver-
i v. i werd gestuurd. zakte stoep. De
avondbladen gebracht in haar hotel en En achter het voetlicht, nog in haar deur van het
ï.e had de jonge Alexiou, die behalve kleedkamer, zat Madame Andropulos, die woonhuis, naast
Grieks en Frans ook nog een beetje Hol- pas in het derde nummer hoefde op te tre- de matglazen
lands kende, de recensies over hun op- den; 4ev?neejls4 m,et een verbeten Sezicht de café-ingang
ii.ii. .i laatste hand te leggen aan een opmaak, stond aan.
treden in de hoofdstad laten vei talen, waarvan zij wel wist, dat die de strijd Ds. Caspa-
Het was pijnlijk geweest. Ze had hem de tegen het moederlijke in haar uiterlijk rius stak z'n hand uit naar de knop, maar kamer daarachter werd voor een deel in-
krant wel uit de handen willen rukken. toch zou moeten afleggen. plotseling greep zijn vrouw hem bij de genomen door een tweepersoonsbed, waar-
De dansen van de amort werden <re- In de Pauze werd alles ogenschijnlijk arm: „Neen, neen," zei ze, „ik durf niet! in een kleine grijzen vrouw onrustig met
weer goed. Madame Andropulos had zich Als ze eens...." Maar haar man had de het hoofd over het kussen schoof. Ze was
roemcl, zeer geroemd zeits en de volks- door het zingen al als bevrijd gevoeld en deur al opengeduwd en wat ze toen zag, niet alleen. Dr. Weeda stond naast het bed
liederen, die zij gebracht had, eveneens, toen het applaus enthousiast opgeklaterd deed haar de rest van de woorden inslik- met een verpleegster, terwijl zijn vrouw
Maar dat ene zinnetje, dat had haar een was en het Bruidslied zelfs gebisseerd ken. aan de tafel zat met het hoofd gesteund op
sneldeorik PePeven z<S veniinip dien' 7e moest worden, waren haar wrevelige ge- Het gordijn, dat het kroegje van het de handen. Maar bij het voeteneind stond
vi-i 1" dachten tenminste voorlopig verdwe- kleine voorportaal scheidde, was wegge- nog iemand. „Ik had haar stem direct her-
nad 2)en aan een critisch onderzoek on- nen. En in de foyer had de dokter in de schoven, zodat het schelle licht uit het kend", zei mevrouw Casparius later. „Ik
derworpen voor de verweerde spiegel, kring van de gasten verteld, waarom do- rokerige zaaltje het onderste gedeelte van wist, dat het Madame Andropulos moest
zodra Alexiou de kamer verlaten had. minee Casparius en hij te laat waren bin- de steile trap bescheen en op die trap za- zijn!"
W it znnrlon vp nnrW pllroor „,-„,.1,nen gekomen om nog naar de voorste rij ten en stonden mannen en vrouwen, ken- De oude vrouw begon nu voor zich heen
tlK«ar giecneien, te dringen_ Het oude mevrouwtje Psomas nelijk gasten uit het café, want dat was te mompelen. Ze vroeg iets in een vreemde
(ie wichten, als hij het hun vertelde: was plotseling erger geworden: „Een land- leeg. Ze hingen tegen de leuning of zaten taal. Steeds weer vroeg ze het met de zelf-
„Madame Andropulos viel uit de toon genote van Uwe Excellentie". Toevallig ineengedoken op een tree, de armen om de woorden en haar handen zochten in de
door haar moederlijk uiterlijk". Met an- had de dorr>inee bij de brievenbus zien de knieën.- En in hun onbewegelijkheid ruimte met tastende gebaren naar iets,
dere woorden- ze werd f lV 1 staan> toen hiJ daar langs reed. En omdat hadden ze iets zo onwezenlijks, dat de dat ze niet konden vinden. Dan probeerde
era te UiK, ze wera hij wjst, dat het gezin Psomas geen onbe- beide nieuwgekomenen onwillekeurig een ze te zingen met haar versleten, gebarsten
te oud, het was afgelopen met haar kende voor de dominee was, had hij hem stap verder deden. Maar één van de vrou- stem.
jeugd. meegenomen. wen wenkte hen naar binnen, terwijl ze Toen greep Madame Andropulos die
Mevrouw Casparius had haar wenkbrau- de vinger op de lippen legde, en op dat- arme, afgewerkte handen in de hare en
Neen, Madame was allerminst te spre- wen opgetrokken. Wat wist zij van al de zelfde ogenblik klonk daar plotseling van terwijl zij ze vast bleef houden, begon ze
ken over deze beoordeling en als het aan gezinnen, die in die wonderlijke gemeente boven een stem, zo lieflijk, zo warm-ge- zelf weer te zingen, zacht, maar doordrin-
haar had gelegen, had ze de boel er bij van haar man behoorden: zeelieden in de voelig, zo melodieus, dat de beide bezoe- gend. ,,'t Bruidslied!" herkenden ze alle
neergegooid, maar natuurlijk ging dat haven en gewezen .zeelieden aan de wal, kers roerloos onder aan-de trap bleven vier het lied, dat ze de avond te voren
niet. Men moest nu eenmaal de tournée hun vrouwen en kinderen, lieden van al- luisteren. Vreemde klanken, een wonder- nog gebisseerd hadden,
afmaken uit propaganda voor de Griekse lerhande nationaliteiten. Ze had immers lijke haast Oosterse melodie, maar zoet- ouc|e mevrouwtje Psomas werd kal-
zaak en uit dankbaarheid voor de reeds de handen vol aan haar eigen drukke ge- vloeiend en in een volkomen contrast met mer £r kwam een vage glimlach op haar
geschonken hulp aan de getroffen gebie- zin. Dat was een redelijk excuus, maar de verveloze, kale omgeving. Een lied, dat vervallen en gerimpeld gezichtje en tevre
den. De Ambassadeur zou vanavond ko- toch voelde ze een vreemde jaloersheid, deze zonderlinge opeenhoping van mensen cjen si00t ze de ogen, terwijl de klanken
men, heel eervol, maar dat nam niet weg, dat de vrouw van de dokter het mevrouw- geheel in zijn ban hield. haar naar een jonge Psomas terugvoerden,
dat Madame Andropulos uit haar humeur tje Psomas wèl bleek te kennen en zich Toen de stem zweeg, schoven de men- een jonge Psomas,"die op haar wachtte, nu,
ee ook omdat het m dit vreselijke land onmiddellijk in het gesprek kon mengen. Sen wat op zij en voorzichtig baanden in zijn ouderdom in een land, dat niet zo
a ten maai legende, sneeuwde en mistte Ze hoorde, dat de oude Psomas vorig jaar dominee Casparius en zijn vrouw zich een ver meer weg was....
en ze maar niet warm kon worden, hoewel gestorven was. Hij had een cafétje gedre- Weg naar boven. Toen de laatste tonen verklonken waren,
e ^'erwai m'n2 °P hard stond. ven na het ongeluk met de winch, dat hem Een deur op het portaal stond open. De bleef mevrouw Psomas stil liggen, de ogen
JVJadame Andropulos was de enige niet, ongeschikt had gemaakt om nog te varen,
die haar goede luim kwijt was. De vrouw Na zijn dood was de zaak in andere han-
van dominee Casparius had juist in haar den overgegaan, maar één kamer had het
geprikkeldheid de tuit van het blauwe oude mevrouwtje Psomas voor zich ge-
theepotje, waar ze zo aan gehecht was, houden. De kinderen waren weggezwermd
tegen de gootsteenrand kapot gestoten en en over de hele wereld verspreid en zij
nu was ze nog bozer op haar man. Waar- was te oud om terug te keren naar haar
om wilde hij ook per se, dat ze vanavond zonnige geboorteland. En zo had ze maar
met hem mee zou gaan naar de schouw- zitten wachten in de grauwe havenbuurt
burg en nog wel naar een dansgroep! De op de dag, dat ze weer naar haar Psomas
vooravond voor Kerstmis! Wat moest er zou mogen gaan.
van zijn preek terecht komen, om van al tiZe was wel heel erg eenzaam gewor-
haar eigen werk nog maar te zwijgen! En den", zei de dokter. „Vrienden van haar
dat alleen omdat hij de actie voor hulp- generatie had ze niet meer en de mensen
vei lening aan Griekenland geleid had sa- van het kroegje zaten te springen om die
men met dr. Weeda. Hij moest toegeven, ene kamer. Dat voelde ze...."
dat het slecht uitkwam, wat de dag aan-
ging, had hij gezegd, maar deze uitnodi- Toen de volgende dag de Kerstdrukte
ging van de ambassadeur kon hij toch niet voorbij was van 's morgens hier preken en
naast zich neerleggen. Weeda en z'n vrouw 's middags daar en 's avonds het feest vie-
gingen ook. ren in de huiselijke kring, trok dominee
Maar mevrouw Casparius zou nog bozer Casparius zijn jas aan en zei dat hij nog
worden. Want toen haar man na het eten even ging kijken naar dat oude Mevrouw-
pog even naar de post ging, kwam hij niet tje Psomas.
terug, maar kwam er toen zij al enige „Als je een ogenblik wacht, ga ik met
tijd met haar mantel aan zich had zitten je mee", zei zijn vrouw, die de kinderen
opwinden een telefoontje van mevrouw in bed had gelegd.
Weeda, dat ze haar kwam halen met een De dominee verborg zijn verwondering
taxi. Ze moesten maar niet wachten op de en samen gingen zij even later de klamme
beide mannen: die kwamen op eigen ge- kou in van een mistige Kerstavond,
legenheid. Waarom, dat wist ze niet. Ze spraken niet. Dat hoefde ook niet.
En zo kwam het, dat er voor het voet- Het was goed zo samen door de kille nacht
licht op de ere-rij twee lege plaatsen wa- lucht te lopen met hetzelfde doel. Het gaf
jen, toen het doek opging en er naast één een vreemd warm gevoel en ze moesten
van die plaatsen een mevrouw zat met hun best doen ook werkelijk aan dat doel
een niet al te vriendelijke trek op haar ge- te denken. In de smalle straat gekomen,
zicht, want mevrouw Casparius was het troffen ze de bekende doktersauto aan met
In enkele zalen van het Rijksmuseum te
Amsterdam zijn twee Kerstexposities in
gericht, die tot 15 Februari duren. Het
Rijksprentenkabinet toont zijn dit jaar
verworven belangrijkste aanwinsten,
waartoe onder meer behoren Franse teke
ningen uit de achttiende eeuw van Wat-
teau, Boucher, zoals een serie voorstudies
voor de illustratie van een Molière-uitgave
van 1734) en Fragonard. Voorts drie teke
ningen van Veronese, een vroege druk
van een prent van Dürer, twee bundels
tekeningen uit Florence omstreeks 1500 en
Noord-Italië omstreeks 1000, een Albert
Cuyp en een Rembrandt. Het geëxposeer
de beslaat het tijdvak van de veertiende
eeuw tot 1850.
In twee zalen van het Koninklijk Oud
heidkundig Genootschap is een kleine ex
positie ingericht van porselein en aarde
werk van Oost-Aziatische en allerlei Euro
pese makelij, versierd met het zogenaamde
Kakiemon-décor. Deze naam is de soort
naam geworden voor een der meest ge
waardeerde producten der Japanse porse
leinkunst. Dit versieringsmotief is in Duits
land, Engeland, Frankrijk, Italië en ook
in Delft gecopieerd.
gesloten, haar handen
nog steeds in die van
Madame Andropulos.
Haar ademhaling was
gelijkmatig geworden
en diep.
„Ze slaapt", zei de
zuster en beduidde
Madame Andropulos,
dat ze haar los kon
laten, maar die
schudde het hoofd.
„Als u het goed vindt,
blijf ik," fluisterde ze
tot de dokter. „Laten
de anderen weggaan".
Dr. Weeda knikte.
„Ik kom misschien al
heel gauw", zei hij
tot zijn vrouw.
Het leek aarde
donker, toen ze met
z'n drieën weer op
het portaal stonden
en de deur achter hen
gesloten werd, maar
toen hun ogen ge
wend waren ontdek
ten zij dezelfde ge
stalten nog op de
steile trap bijeenge-
klit.
„Is ze dood?" vroeg
een vrouw, die boven
aan zat.
Er kwam beweging
onder de luisterenden.
Voorzichtig drong
men naar boven.
„Ze slaapt", zei de
dominee.
„Ze slaapt", her
haalde een stem uit
de donkere diepte.
„Wordt ze nou
weer beter?" vroeg
een andere stem.
„Mijn man denkt,
dat het niet lang
meer zal duren", het
was de doktersvrouw,
die antwoordde,
„maar ze is nu rus
tig".
„Dat komt van dat
"It /TET een zorgzame moeder in de buurt
IV A zou hun zeker een van die moeder
lijke vragen zijn gesteld, die kinderen met
romantische verachting voor de nuchtere
concreetheid zo kunnen ergeren: „Houden
jullie nu van elkaar?" En „wat zijn jullie
eigenlijk van plan?" Dan zou er misschien
al eerder iets zijn gebeurd. Maar Evelyn
was een wees en Hans' ouders zaten in
Holland. Tegen haar als een donkere drei
ging gevoelde kwetsbaarheid hield Evelyn
zich streng aan de vaste beschei'mende
Amerikaanse omgangsvormen tussen jon
gen en meisje. Heel lang was zij. wanneer
hij om een afspraak telefoneerde, haar
zakboekje met meestal gefingeerde afspra
ken blijven raadplegen. Belde hij Vrijdag
voor een „date" op Zaterdag, dan was zij
altijd bezet, ook al kwam deze conventio
nele leugen haar gewoonlijk te staan op
een eenzame Zaterdagavond alleen op haar
kamertje. Zij lachte hem verlokkend toe,
wanneer zij in het kleine Franse restau
rant, waar hij zo van hield, zaten te eten
en sloeg haar ogen coquet neer, zoals zij
van de film had geleerd. Als zij samen
dansten in de Astor Ballroom, boven op
het dak in het grote hotel, dan vlijde zij
naar het gebruik wilde haar gezicht tegen
hem aan. Iedere verdere intieme aanraking
was uitgesloten. Dat wist iedereen toch!
Was er te veel blijdschap op haar ge
zicht, als zij elkaar onder de klok van het
Biltmore Hotel ontmoetten? In haar onge
rustheid: zij mocht immers niet te gretig
ingaan op zijn toenaderingen, dwong zij
zich dan wel eens een kwartier te laat te
komen, hoewel de paniek om de mogelijk
heid, dat hij er niet meer zou zijn, in haar
keel klopte en haar adem afsneed. Hans
wist niet wat hij er van moest denken.
Maar ook hij had de Amerikaanse leer
school al enkele jaren gevo'gd. Hij deed
onverschillig soms, snrak licht en cynisch
over andere meisjes, sneed op over zijn er
varingen vroegrr in Holland en had
haar wel eens een hele week niet opge
beld, toen zij weer andere afspraken had
voorgewend. Zijn klein appartement in een
souterrain in Fifty Third Street was toen
onverdraaglijk eenzaam geweest.
Hans wist al lang, dat Oudejaarsavond
hier geen intiem bij elkaar zitten in fami
liekring betekende, maar vrolijk uitgaan,
Kerstlied", zei de laatste stem weer. De
vrouw bovenaan de trap sloeg een kruis.
„Ze heeft de vrede gevonden.weer
een andere stem.
„Vrede.... ach God...."
Er viel een stilte.... Toen zei iemand:
„Laten we gaan. Dan kunnen die lui d'r
ook uit".
Voorzichtig tastend daalde men de kra
kende tran af. De een na de ander ver
dween achter het gordijn. Alleen de kaste
leinse was onder aan blijven staan. Als
u misschien wilt wachten...." Ze trok de
pluche lap op zij. ..Je kunt nooit weten.."
In de hel verlichte ruimte, die kwistig
versierd was met denneneroen en rode
slingers, zaten de gasten nu onwennig bij
elkaar.
„Ga jij maar", zei de doktersvrouw, „je
kunt inderdaad nooit weten.... Neen,
Tante Sijtje, ik breng de vrouw van de
deminee naar huis. Haar kinderen liggen
alleen".
Het was werkelijk niet eens zo heel erg
laat. die avond, toen de dokter zijn vrouw
kwam ophalen.
„Hier is je man ook weer terug", zei hij
tegen de domineesvrouw. „Het is vanavond
wel een beetje anders gelopen, dan we ge
dacht hadden, hè? Wat een geluk, dat ik
die Andropulos dadelijk meekreeg en dat
die man van jou nog kwam...."
„En dat jij met me mee kwam", zei de
dominee, toen de deur dicht viel. Zijn
vrouw schudde haar hoofd. „Stil," zei ze,
„niet zeggen. Ik moet 't allemaal nog ver
werken Hoorde je. dat ze dachten, dat
hel een Kerstlied was?"
..Maar voor hen was het een Kerstlied.
'I Was in een mengeling van verwondering
en eerbied, dat de dominee deze woorden
uitsprak. „Voor sommigen daar in het
dqnker, op die trap was het misschien
nieer: was het de engelenzang, de blijde
boodschap...." Hij zweeg even. „God ge
bruikt niet altijd de traditionele weg om
er zijn boodschap langs door te geven".
En de onbewuste brengster van de bood
schap zat weer in haar slecht verwarmde
hótelkamer. Ze zag er nu de kaalheid niet
van. noch voelde ze de kilte. Ze zag alleen
nog maar steeds dat kleine oude vrouwtje
met die angstige, niets-ziende ogen, dat als
een kind bescherming bij haar gezocht
had en dat tot rust was gekomen door
haar stem.
En ze voelde weer die magere verkrom-
dansen in nachtclubs, hossen op Times
Square, ooi-verdovende leesttoeters. Hij
had voor de grote avond heel wat opzij
gelegd. Wekenlang hadden zij zich er op
verheugd. In Fifty Second Street, de straat
van de nachtclubs, zouden zij tenminste
vier gelegenheden bezoeken. Met een over
vloed van bijzonderheden bespraken zij de
weergaloze techniek van de negerpianisten
en trompettisten. Dat Evelyn haar hart
voelde smelten bij het duizeligmakend ge
voel Oudejaarsavond bij Hans te zijn, ver
zweeg zij: het lokkend van de film afge
keken ogenspel was het geijkte middel om
haar gevoelens tot uitdrukking te brengen.
f^R kwam een kink in de kabel, maar
j niet onoverkomelijk. Evelyn, die bij
de telefooncentrale werkte, had af en toe
avonddienst. Er was uitgemaakt dat zij op
Oudejaarsavond tot half elf moest werken.
Zij zou een taxi naar huis nemen en zich
vlug verkleden. Tegen elf uur zou Hans
haar afhalen. Dan hadden zij nog de hele
nacht, want alles bleef tot de morgen open.
Toch voelde Hans zich op de lang ver
wachte avond, terwijl hij tevergeefs pro
beerde zich op een boek te concentreren,
ongedurig, en in de stilte van zijn kamer
zonderling bedrukt.
Toen beheerste opeens als een knagende
pijn het beeld van Evelyn alle andere ge
voelens Evelyn door hem tijdens een
onbewaakt ogenblik gadegeslagen, zo
weerloos, zo naief, haar lippen even van
een, zo zonder enige berekening, wanneer
iemand anders was uitgegaan. Maar er was
niemand anders. Zij beet zich op haar
lippen. Zij wilde niemand anders. Zij
richtte zich op in haar stoel en luisterde
naar de stilte in het huis. Iedereèn was
uit, de meisjes beneden haar, zelfs het
oude paar, dat anders altijd thuis bleef.
Buiten alleen de claxon's van auto's, het
gemurmel van de stad, nu onheilspellend
zingend in haar suizend hoofd: „Je bent
alleen. Je bent in de steek gelaten".
Stil bleef zij zitten, zich niet meer van
haar stoel wagend, buiten de lichtkring
van de schemerlamp. Haar tasje was op de
grond gevallen, haar hoofd was gebogen,
haar armen slap langs haar lichaam. Het
getik van de klok scheurde meedogenloos
de bescherming tegen het verleden weg. In
het lichte zingende suizen hoorde zij weer
de gewichtige stemmen om zich heen, te
druk om lang medelijden te hebben met
het kind in haar netste kleren. Het beeld
verschoof naar het ergste: het was donker
om haar heen, op haar tenen liep zij in
de duistere gang en voor de deur hoorde
zij het vreemde snuiven en snikken van
die grote man, die haar vader was. Zij
rook de weeïge geur van het ziekzijn weer,
nog steeds in het huis hangend, ook al was
haar moeder al door plechtige mannen in
het zwart weggehaald. Hoe hard was de
hand van haar vader, toen zij door de holle
gangen van het grote gebouw liepen, waar
vrouwen in stijf strenge kleren op haar
toekwamen en vreemd koude stemmen
klonken om haar heen ook nog even die
zij zichzelf durfde te zijn. Hij stond op en
slingerde zijn boek in een hoek, plotseling
kwaad. Waarom was zij niet bij hem?
Hij besloot wat te gaan wandelen. En de
harde vriezende avondlucht deed hem
goed. Op zijn weg terug klonk gezang uit
de bar op de hoek van Sixth Avenue en
zijn straat. Nieuwsgierig besloot hij even
naar binnen te gaan. Het was er stampvol.
De opwinding bleef Hans vreemd, maar
om de onverklaarbare droefheid op wat
ook voor Evelyn en hem een groots feest
moest worden, dronk hij te snel twee whis
key's. Toen liep hij wat doezelig naar huis.
Hij had nog ruim anderhalf uur de tijd.
Even zou hij zich op het divanbed uitstrek
ken. Hij keek naar de zoldering en zag in
de donkerte daar Evelyn's gezicht, haar
glimlach, het donkere haar weggeborsteld
van haar altijd bleek gelaat. Hij knikte en
zei: „Dag, lieve Evelyn". Zo bleef hij over
haar peinzen, fantaseren, vertederd dro
men.
EVELYN had zich na de eerste zenuw
achtige haast bij het verkleden al
geruime tijd critisch in de spiegel kunnen
bekijken. Stond de halflange zwarte jurk
haar werkelijk goed? Zij meende van wel.
Zij rilde van kou of nerveusheid en schrok,
toen zij naar de klok keek: kwart over elf.
Opeens voelde zij zich zwak op haar be
nen, zij moest gaan zitten. Om half twaalf
zat zij nog onbeweeglijk op haar stoel, haar
tasie vast in haar koude handen om niet
te beven, haar tanden op elkaar om de
dwaze neiging tot klappertanden te be
dwingen. Heet schoot haar een ogenblik
woede naar haar hoofd: hoe durfde hij
het om op die avond te laat te komen. Zij
zou er niet aan denken hem te telefoneren.
En na nog tien minuten zou zij de deur
niet meer voor hem openen, het licht uit
doen: dan kon hij denken dat zij met
van haar vader, zwaar en droef, en dan de
vrouwen weer, zo efficiënt. „Kom maar
mee, kleine". En toen was zij in de steek
gelaten. Haar vader had omgekeken, maar
hij was niet teruggekomen. Zij was heel
stil en gehoorzaam geweest, met een effen
gezichtje. Haar verdriet had zij in zichzelf
weggestopt. Later hoorde zij pas, dat haar
vader op reis was gegaan, hoe hij was om
gekomen. Maar de werkelijkheid, koppig
verborgen, maar hard als een gezwel in
haar binnenste, bleef onveranderd: zij was
in de steek gelaten.
EEN ogenblik had Hans niet geweten
waar hij was. Knipperend, met sla
perige ogen keek hij de halfdonkere ka
mer rond. Toen in een paniek, die zijn
adem deed stokken, tastte hij naar zijn
horloge: het was kwart over twaalf!
Een ogenblik wist hij niet wat hij moest
doen. Kreunend van ellende stond hij in de
kamer. Wat moest hij beginnen? Hij dacht
aan niets anders dan haar zo snel moge
lijk te zien. De avond mocht niet zijn weg
gevallen. Hij greep naar zijn jas. Buiten
was geen taxi. Hij holde door de nu als
een schrijnend verwijt feestelijk verlichte
straten, met hard stekende pijn in zijn zij,
met voor zich het beeld van Evelyn, alleen,
riet begrijpend. Pas nadat hij drie maal.
lang had gebeld, floepte het licht aan. ging
de deur open en stond zij voor hem. De
woorden stokten op zijn lippen, toen hij
haar bleek gezicht zag, haar brandende,
vreemde ogen.
..Evelyn", zei hij eindelijk. „Wees niet
boos, ik ben een sufferd, ik verdien in
stukken geslagen te worden, ik ben in
slaap gevallen".
Zij zei niets, en stond daar maar. Hij
sloeg zijn armen om haar heen, drukte
haar tegen zich aan, en proefde verwon
derd tranen op zijn gezicht.
„Evelyn, het was zo erg toen ik wakker
werd. Ik was je kwijt, het was zo'n vrese
lijk gevoel. Vergeef me!"
Zij liet hem even staan, keerde toen te
rug met haar mantel. Dicht naast elkaar,
zijn arm om haar heen, liepen zij een ogen
blik later door de straten, hij voelde haar
beven alsof zij het koud had.
„Evelyn, we kunnen nog zo veel doen,
laten we eerst naar de Hot Lip Page gaan
in de Brown Nut Club en dan naar het
Zuid-Amerikaanse Orkest in de Copaca-
bana". En hij leidde haar bezorgd, be
vreesd om haar stilzwijgen, in de richting
van Fifty Third Street. Zij schudde haar
hoofd. Haar stem klok bijna onhoorbaar,
toen ze zei: „Laten we eerst wat wande
len".
Zij sloegen de richting in van Central
Park, waar zij vlak bij woonde. De bomen
cm hen heen waren staketsels van ijzel,
met witte pruiken op de zware stammen.
Ver tegen de achtergrond rezen de hoge
lichte huizenblokken als kastelen uit een
sprookje. En toen stond zij stil en verborg
haar hoofd tegen zijn schouder en huilde.
Angstig luisterde hij naar haar snikken en
trachtte de verstikte woorden te verstaan:
„Je had me in de steek gelaten, je was niet
gekomen". Hij kuste haar tranen weg en
strekte de bescherming van zijn armen
over haar bevende gestalte en fluisterde de
troostwoorden, die langzaam tot de een
zaamheid, waarin zij opnieuw was wegge
zonken, doordrongen.
Dicht aaneen liepen zij door het park
heen, een zijstraat in, waar zij toen zij voor
het eerst de nieuwsgierige blikken van late
voorbijgangers voelden, een kerk binnen
liepen, open nog na een nachtdienst. Daar
in een bank, achter in de schemerige stilte,
zoenden en hielden zij elkaar, en daar, met
haar harde, conventionele reserve wegge
smolten, vertelde zij hem het eerst van het
weeshuis, haar vader, haar moeder, die
eerste levensjaren. „Dacht je werkelijk dat
ik je in de steek zou laten, Evelyn?" vroeg
hij ongelovig. Toen zij knikte,, schudde hij
haar hard door elkaar en kuste haar wild
over haar gezicht, haar nek. „Je bent gek,
nooit! Ik hou van je". En opeens keek hij
recht voor zich uit, staarde het plechtige
halfduister van de kerk binnen. Hij ging
overeind staan en luid, bijna schreeuwend,
als in triomf, zei hij: „We zijn alle twee
gek. We moeten altijd bij elkaar blijven.
We gaan trouwen!"
Hij boog zich over haar heen, en trok
haar op naast hem, en met zijn handen op
haar schouders, diep vorsend, voor het
eerst als nieuw en tegelijk eindeloos ver
trouwd in het nieuwe jaar en bij de ingang
van hun nieuwe leven, haar aanziend, her
haalde hij, en zijn stem beefde: „Wij gaan
trouwen. Wij zullen nooit meer alleen zijn".
de handen, die ze in de hare genomen had
en die eerst zo koortsig hadden aangevoeld,
maar toen, tot haar ontzetting, steeds kou
der waren geworden.
„U moet niet bang zijn", had de dokter
tegen haar gezegd, toen hij die handen uit
de hare losmaakte. „Zie eens naar de
vrede, die u haar hebt mogen geven". En
ze had de vrede gezien op het wasbleke,
verrimpelde gezichtje. Zij. zij had vrede
gegeven aan een ziel in nood. Zij, die zelf
zo in onvrede was.
Ze zag het alles terug en vouwde haar
handen.
Op de trap dachten ze, dat ze een Kerst
lied gezongen had, had de dominee gezegd.
Als ze haar vanmiddag verteld zouden
hebben, dat zij een Kerstlied zou zingen,
zou ze spottend gelachen hebben. Dat deed
Madame Andropulos nu niet. Ze deed niets
en ze zei ook niets, want ze was maar al
leen. Alle anderen van haar ti-oep waren
nu in de stad aan het feestvieren. Maar
door haar gedachten ging net zo iets, als
wat de domineesvrouw uitgesproken had:
ik moet dit eerst allemaal verwerken
En toen ze heel lang zo gezeten had,
boog ze haar hoofd over haar gevouwen
handen heen en zei heel zacht: „God, ik
dank U
(Nadiu% verboden)
Op Dinsdag 5 Januari
wordt in de Konink
lijke Schouwburg te
's Gravenhage de eer
ste van een korte
reeks voorstellingen
in ons Umd door het
gezelschap van het
Shakespeare Memo
rial Theatre uit Strat
ford-upon-Avon ge
geven. Opgevoerd
wordt „Antony and
Cleopatra" met Mi
chael Redgrave en
Peggy Ashcroft in de
titelrollen. Men ziet
hen op bijgaande foto
in een scène uit deze
doorGlen Byam Shaw
geregisseerde opvoe
ring. Het ensemble
komt op 7, 8 en 9 Jan.
met deze vertoning in
Amsterdam.