Hotelkamers in een grot Grepen uit de geschiedenis van het SHAKESPEARE MEMORIAL THEATRE in Stratford aan de Avon Franse paragraaf Onregelmaat J. TADEMA SPÖRRY I Werken van Hollandse meesters in Rome Hotelkamers in een grot Vervolg van pagina 4 Hoogtepunten Oude manuscripten uit Oostenrijk PARIJS, Januari - - De congierge, die tweemaal per week komt om het apparte ment schoon te maken, is een opgewekte maar onvoldoende kracht. Als zij een schrijftafel heelt afgestoft, ligt er nog steeds een randje stof en as rond de voorwerpen en de stapels papier. Het is duidelijk dat zij nooit iets optilt, maar wel is zij onbe perkt toegankelijk voor verzoeken en aan sporingen, zeker als die versterkt worden met een verontschuldiging: „U weet hoe Hollanders zijn: ziekelijk proper; men kan zoiets niet ernstig opvatten, maar men kan het ook niet makkelijk veranderen." Na 'n dergelijke inleiding kan men haar vragen wat men wil, en er op rekenen dat zij het uitvoert: de verwarring op de schrijftafel is er al dadelijk het bewijs van. De volgen de keer zijn er dan weer de raampjes van stof en as, en het is niet makkelijk om het zelfde verzoek nog eens in te dienen; men heeft het gevoel dat dat nu ook niet rede lijk zou zijn de stapels zijn immers vorige keer al opgetild. Er is niet veel tegen deze argumentatie in te brengen, vooral omdat zij natuurlijk niet onder woorden gebracht wordt. Voorlopig zijn er dan wel nieuwe aansporingen en verzoeken te vin den; pas na een maand of wat komt het probleem van de schrijftafel weer ter sprake, als iets geheel nieuws, dat daarna weer enige tijd onbruikbaar is. Men raakt daar al snel aan gewend, zoals cok aan allerlei andere onregelmatigheden in het Franse leven. Het grootste bezwaar van een langdurig verblijf in een goedge ordend gebied als Nederland is, dat men bang wordt voor verschrikkingen van wan orde, die bij nader inzien van niet veel belang zijn. Zo de laatste staking van een deel van het P.T.T.-personeel: eerst leek het uitblijven van de post alleen ergernis te voeden, maar later blijkt dat het integen deel een verheugende afwisseling in de dagelijkse routine geeft. Men tuurt vreed zaam over zijn ontbijt naar buiten en mij mert over de vermoedelijke inhoud van de vermoedelijke brieven, die op enkele kilo meters afstand van hun bestemming voor onbepaalde termijn tot stilstand zijn ge komen. Het is de vrijheid van een ware vacantie; zelfs de plicht tot ontspanning zoeken, die zoveel vacanties bederft, blijft nu achterwege. Wie iets wil inbrengen tegen stakingen, zal zich zorgvuldig moeten beroepen op de schade aan de nationale economie; het ongerief voor het publiek wordt grotendeels goedgemaakt door de, bij sommigen misschien onherkenbare, vol doening over de verstoorde eenvormigheid van alle dagen. Hoe onuitstaanbaar vervelend wordt op den duur niet het rijden in de métro, die altijd hetzelfde is: men zou kunnen hun keren naar een nieuwe staking, zoals die in Augustus, toen op sommige lijnen niet gereden werd en op andere af en toe, en men bovendien de vreugde kon ondervin- dev van gratis ritjes, wanneer ergens een controleur niet verschenen was, of wat vroeger naar huis gegaan. Het wordt ook een sleur als men, behalve op de ene slui tingsdag per week. steeds weer de bakker in zijn winkel vindt: er kwam een nieuwe frisheid in de lucht toen, een week of wat geleden, de bakkers één dag staakten, met op hun winkeldeur een verklarend bulletin, veel te lang om te lezen. En dan het Gare St. Charles van Marseille, deze zomer op een stakingsdag: een rust als in de hal van eer; handelskantoor op Zondag, hier en daar een stuk trein dat op de rails stond alsof het er evengoed naast had kunnen staan, en het vergeefs wijzen van bordjes met namen van steden die vroeger maar een paar uur weg lagen. Men zal zulke pauzes des te warmer koesteren, als men denkt aan de dolle dagen, waarop de normale loop van zaken hersteld wordt: de overvolle treinen, de ochtendpost die veel te haastig beantwoord moet worden. Wie mocht denken dat de fout bij de pauze ligt, niet bij hervatting, zal toch merken dat hij in de practijk van de herinnering geen kwaad wil horen van de ongewone dagen. Het belang van een Boepele maatschappelijke organisatie zon der haperingen is in dit economisch gezinde tijdvak moeilijk te ontkennen; maar wie nooit een week lang 's ochtends de stof en as van zijn schrijftafel heeft geblazen in- plaats van de ochtendpost te lezen of de trein te nemen, kan niet weten hoeveel hij er voor moet missen. vertelt over het leven in het vreemd land van de Aurez, het oude Aurus. Een woest bergland met rode hoog vlaktes en zwarte bergkammen, doorsneden met diepe, steilwandige kloven, waarin honderden meters diep de rivieren bruisen, die het leven schenken aan de wonder mooie oases, die op de hoogvlaktes zonder water niet kunnen bestaan. Een land waar alle kleuren rood, van een teer schelprose tot een vorstelijk diep purper, het land zijn karakter geven. Alleen op de bodems van de dieprode ravijnen .geeft het helle groen van de oases een ander kleurengamma. S AHARA Een wonderlijk land, deze Aurez! Het vormt een onderdeel van het Atlasgebergte en het is maar heel dun bevolkt. Daarvoor is het bebouwbaar oppervlak te klein. In vroegere tijden zorgden de Berbers, die in deze onherbergzame streken hun zware stenen huizen bewonen, er zelf wel voor dat hun aantal niet te groot werd. De bloedvete was daartoe een heerlijk middel, maar onder onze moderne beschaving is hiervoor geen plaats meer en daarom komen er nu veel te veel Berbers en is er veel te weinig voedsel. En dus lopen de Berbers in de steun. Het allermooiste stukje van de Aurez, het neusje van de zalm, is Rhouffi, een minimaal dorpje, dat als een stenen arendsnest aan de loodrechte rotsmuren gekleefd hangt. Rhouffi bestaat uit een handvol stenen huizen, een verwoeste acropolis op een berg top en wat waarschijnlijk het allerzonderlingste hotel van de wereld is. Om Rhouffi te bereiken moet men zich toevertrouwen aan een vrij gammele bus, bestuurd door een woeste maniak, die niet liever wil dan zijn voertuig op twee wielen jankend door haar speldbochten drijven langs afgronden, die het hart doet bonzen in de keel inplaats van op de plek waar het hoort. De bus zelf is afgeladen met alle mogelijke mensen. Er zijn waardig-rustige Arabieren, die zich ner gens iets van aantrekken en keurig rechtop zitten te slapen. Er zijn een paar gen darmes, die met vacantie gaan naar Bis kra, na een maandenlange zware d'ienst, zodat ze wild-uitgelaten zijn van vrolijk heid. En verder zijn er Berbers, de man nen vrolijk maar niet luidruchtig, de vrouwen volmaakt onzichtbaar onder door hun mannen zorgzaam over hen uitgespreide bontgekleurde tafelkleden. Daaronder zitten de dames zachtkens te smoren, maar ze lijden in stilte. En het vreemde is dat de Berberdame in het daagse leven met een ongesluierd en zeer zelfbewust ge laat door het leven gaat! Maar de mannen vinden het contact in de bus blijkbaar wat al te intiem. En de vrouwen geven hen hierin (zeer verstandig!) hun zin, want verder heerst in de Aurez het matriarchaat en de vrouwen hebben het in alles voor het zeggen. \V/"ie het in zijn hoofd haalt in Rhouffi te willen gaan logeren, W doet wijs eerst even bij de Administrateur Civil aan te gaan, die de scepter zwaait over dit grote land. Deze waarschuwt dan via een ingewikkeld systeem van telefoontjes en ijlbodes de Arabische manager van het hotel, zodat deze zich kan gaan pre pareren op gasten. Met de bus geeft hij het eten mee, dat deze gasten tijdens hun verblijf zullen consumeren. Want in Rhouffi zelf is buiten koeskoes (in olie gebakken schapevlees) en dadels niets te koop dat de vreemdeling kan bekoren, afgezien van wondermooie tapijtjes en primitief aardewerk. En zo wordt men dan op een alleronverwacht ogenblik ineens uit de bus gezet met bagage en doos eten. Een gespierde hand wijst vaag naar links dat daar Rhouffi ligt in de bergkloof. De bus rijdt rommelend en zwaaiend weg. Men voelt zich lichtelijk aan de heidenen overgeleverd en bekijkt met afgrijzen de zware bagage, maar reeds komen er in de verte witte figuren aange draafd. die vrolijk wuiven. Even later drukt men de handen van een sfel vrolijke, knappe jongens, de bagage wordt op stoere schouders geladen en daar gaat het op of liever neer naar Rhouffi. Want voor men het weet staat men aan de rand van een kloof, waarvan de wanden zo steil zijn dat ze naar binnen over- kragen. Men hoort het geraas van veel snelstromend water, diep beneden ruist de wind in frisse groene dadelkruinen en stralen groene tuintjes en vruchtbomen van een juwelig groen. De afdaling in de canon krijgt men niet cadeau. Er is niets dan een geitenpad vol kronkels, glibbers en rollende stenen. Wel zijn er als hulp een aantal allerliefste kleine meisjes in fel- gebloemde jurkjes en rinkelend van zilveren sieraden, maar deze lieverdjes houden aan het einde van de tocht allemaal een eisend handje op voor „cinq francs, Madame" en barsten in liederlijke taal uit als blijkt dat men over niet voldoende vijf-franc-stukken beschikt. Een heerlijke herinnering uit de oorlog, toen er nog al eens Amerikaanse soldaten hier kwamen met verlof. Als overal ter wereld slaagden ze er in de bevolking tot geroutineerde bedelaars te degraderen. Gelukkig weten de kinderen na een paar dagen, dat we ondankbare buit zijn en ze laten ons dan ook maar met rust, behalve dat bij tijd en wijle een welgemikte kiezelsteen van de hoge rotswand met verbluffende juistheid de schedel weet te vinden. Maar ook dat went. Na de afdaling moet men waden door de oued (rivier) die na overvloedige voorjaarsregens wild en woest tussen de rotsblok ken doorbuldert. Het springen van steen op steen vereist nog wat handigheid en helemaal droogvoets komt men er dan ook niet doorheen. En na de rivier moeten we weer omhoog langs weer een ander geitenpad, want daar in de hoogte 'ziet men tegen de loodrechte rotswand, die bovenaan bedenkelijk overkraagt, rose- gekalkte muren met ramen en deuren erin. Ons hotel. Een hotel gebouwd in een grot! De eerste indruk van het hotel is meer dan verbluffend. De grot is reusachtig in de breedte en een meter of vijf diep. De zoldering bestaat uit stalactieten. In deze grot zijn met scheidingsmuur!jes kamers afgebakend. Er werd een gevelmuur voorgehangen en ziedaar het hótel. Eenvoudiger kan het niet. De stalactielen zijn het plafond en mocht er ergens een waterdrup zijn, die nieuwe stalactielen vormt, dan is er in de cementen vloer een keurig gootje gemaakt dat dit water de kamer uitvoert. 7.o'n kabbelend beekje onder liet bed is een geheel nieuwe sensatie. Maar er zijn vaste wastafels in iedere kamer met een kraan voor heet en voor koud. liet water komt uit een bronnetje dat uit de rotswand ontspringt. Voor heet water zorgt een primitieve verwarming, die echter niet wordt ontstoken voor twee gasien. Brandhout is goud waard in de Aurez. MIDDELLANDSE 2F.E TRlPOLITAMlI n de eetzaal zijn de stalactieten bij wijze van geraffineerde decoratie witgekalkt. Op een plek, waar erg veel waterdrup pels vallen zorgt een plaat golfijzer voor bescherming voor wie aan het tafeltje eronder zit. Aan de stalactieten bungelt een rijtje monsterlijk grote citroenen, grapefruits en sinaasappels uit de tuin van de Caïd zoals de Arabische hotelhouder ons vertelt. De Caïd is de rijkste man wijd en zijd uit de omtrek. Hij heeft zich de weelde gepermitteerd een huis te bouwen midden in de palmeraie, waar de grond kostbaarder is dan alle schatten uit het Oosten. En daar teelt hij fruit dat zijns gelijke niet heeft in heel Algerije. Bovendien is deze Caïd niet alleen een rijk, maar ook een heilig man, weshalve hij de titel van Marabout voert. Na een paar dagen voelen we ons al zo thuis als hebben we nooit anders dan in een grot gewoond. We eten ons rond aan de kostelijke spij zen, die onze gastheer-kok tovert uit de ingrediënten van de voedsel-rioos, die we meebrachten. We krijgen linzensoep voorgezet, dat zelfde gerecht waarvoor Ezau- zijn eerstgeboorterecht verkocht en we kunnen ons Ezaiu's gemoedstoestand voorstellen. En we vinden het een mis selijke streek van Jacob dat hij Ezau niet zo maar voor niks van die soep gaf. Wij zouden dat vast wel gedaan heb ben Om ons ligt het woeste, stille land te branden in de voorjaars zon of we zien de bergruggen zich krommen onder geselende stormvlagen en kletsende regen, die ijskoud de dorstige grond doordringt. Van de hoger gelegen bergkommen stort dan het water in donderende watervallen en beken naar omlaag van rots op rots. Geel is het water van het meegevoerde slik. Hele bomen sleept het mee en soms dode dieren, schapen en geiten, die niet snel genoeg konden vluchten, toen de stortvloeden er aan kwa men. Het klimaat is even woest en even grillig als het land zelf. Binnen het uur wisselt het van lauw zomerweer tot een ijzige natte koude, die tot in het merg doordringt. Soms is de hemel stralend blauw, de lieve lange dag door. maar tussen de bergen hangt een zwaar wolkendek, dat iedere zonnestraal weert en in de vallei is het somber en koud. Dan klimt men de kloof uit en zwerft over de einde oze hoogvlaktes, waar de kinderen hun kuddes weiden. Daar brengen ze de dag door met rondzwerven, met het bouwen van stenen huisjes, met fluiten op een rieten fluitje, met slapen in de zon. En als een laaiende zonsondergang de hemel in vlam zet van horizon tot horizon, tot alle bergen rondom glanzen van een wondermooi gloeiend rozerood, als de jakhalzen hun avondlied gaan zingen, dat door alle honden van Rhouffi met woest geblaf wordt begroet, dan komen de kleine zwarte silhouetjes van de kinderen met hun kudden langs de steile hellingen omlaag en mengt het klagelijk gemekker van jonge geitjes zich met het koor van jakhalzen en honden. Over de palmen scheren de zwaluwen in duikelende vlucht. Hun buik jes zijn topaasgeel en de ruggen kleurde Allah met hetzelfde prille goudgroen van jong voorjaarsblad. Op vooruitspringende rotsblokken staan kleine jongens met meterslange hengels en proberen de snelle vogeltjes te verschalken, met wormen en vliegen aan de haakjes. Uit de vlammende hemel valt een havik als een steen omlaag. Zijn vleugels doorklieven de lucht met het geluid van scheurende zijde. Vlak boven de dadelkruinen krijgt hij een grijze duif te pakken en met een paar forse slagen werkt hij zich weer omhoog. Daar heeft hij zijn nest vol hongerige jongen en daar woont ook het paar reusachtige zwarte kraaien, die zijn doodsvijanden zijn. In de huizen worden één voor één de kleine vuurtjes ont stoken voor de avondkoeskoes. Als een ijle dunne zuil stijgt de lichtblauwe rook omhoog in de stille geurende lucht. En als alles stil is in de oase verrijst een ronde zilverwitte maan boven de zwartkartelige rotswand en drijft tussen de ontelbare koude blauwwitte sterren. Uit de huizen komen de mannen in hun witte burnoes en slenteren zachtpratend over de paadjes langs oued en door de tuinen. Er zingt een vogel in een abrikozenboom. Een nachtegaal? Het is een zilveren kralensnoer van geluidjes, die langs een manestraal omlaag glijden en weer omhoog tot een zuivere hoge toon bereikt wordt, die amper meer hoorbaar is. (Lees verder op paigina 6). In het „Palazzo dell' exposizione" te Rome is een tentoonstelling geopend van 190 werken van Hollandse meesters uit de zeventiende eeuw. Deze expositie, die uitgaat van het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, omvat onder meer werken van Rem brandt, Vermeer en Ruysdael. De opening geschiedde door de Nederlandse gezant. Een scène uit de op Nieuwjaarsdag be gonnen reeks voorstellingen door de Haagse Comedie van „Deze vrouw mag niet branden" van Christopher Fry in de vertaling van Bert Voeten, rnet Myra Ward als Jennet Jourdemayne en Paul Steenbergen als Thomas Mendip tegen het sublieme lentedécor van Wim Vesseur. Het leven is goed in Rhouffi, het is rustig en weinig gecompliceerd. Gaandeweg leren we via onze gastheer de mensen van het dorp kennen. De zoon van de Caïd, lang en mager, met een streng en hoekig bruin gezicht in de kap van zijn smetteloos blanke wollen burnoes. Hij beheert de tui nen van zijn vader. De Imam van de kleine witgepleisterde moskee. Het gezin van de gastheer met de aardige kleine kindertjes, de enige wie het bedelen streng verboden is door een verstandige vader. Zijn mooie oudste dochtertje met de haast te grote nachtzwarte ogen in het zachte, ronde, bruine toetje. Zijn vrouw, zelfbewust en knap. Zijn broer met het vrolijke, brutale gezicht, zich zeer bewust van zijn eigen- 'cmÈVÈk Ben Houda Shadi uit Shassera waarde. Maar zoals hij een geit aan het spit kan roosteren boven een knappend vuur, zo kam het geen ander. Jjn niet te vergeten een statige oude dame, gebogen over een stokje. Haar gelaat is dat van een grande dame, heerszuchtig, mager en aristocratisch. Haar kleren hangen in vod den, maar ze draagt kilo's zilveren sieraden, de erfstukken van haar familie. Ze is arm als de mieren, maar geen vrouw wordt meer gerespec teerd dan zij. Ze is een dubbele moordenares en ze leeft t an de steun en geen die zich daar iets van aantrekt. Ook de Fransen niet. Ze be hoort tot een vooraanstaande familie en deze leefde in de grootste onmin met een andere vooraanstaande familie. De bloedvete floreerde tussen de wederzijdse familieleden. Bij tijd en wille vielen er slachtoffers en toen van haar „clan" twee mannelijke leden waren gesneu veld, waarvan de ene liaar verloofde was, toen besloot de destijds nog mooie jonge vrouw in wilde woede zich te wreken. Twee mannelijke leden van de vijandige familie vielen onder haar welgemikte kogels. Haar straf was niet al te zwaar, de Fransen hielden rekening met de omstandigheden en ze had zich een faam ver worven, die door de hele Aurez werd erkend. Z.e leeft als zeer gezien lid van haar eigen kleine samenleving, al is ze zo arm dal ze iedere week haar aandeel graan gaat halen bij de bedeling. Van de weinige dingen, die ons over het leven van Shakespeare bekend zijn, moet in de eerste plaats worden genoemd: de aantekening in het register van de kerk van Stratford aan de Avon, dat hij daar op 26 April 1564 werd gedoopt. Verder we ten wij dat hij in die zelfde plaats achttien jaar later in het huwelijk trad met de boe rendochter Anne of Agnes Hathaway, die hem eerst een dochter en later een tweeling schonk. Het is echter geenszins de bedoe ling om hier een soort biografie te leveren en daarom volstaan wij met de mededeling, dat Shakespeare zich op het toppunt van zijn in Londen verworven roem als acteur en toneelschrijver en na met „De Storm" afscheid van zijn bewonderaars te hebben genomen, nog in de kracht van zijn leven, terugtrok in zijn geboorteplaats om als een welgesteld man zijn laatste jaren in rust te slijten. Hij overleed op 23 April 1616 en liet een vrouw en twee inmiddels getrouw de dochters achter. Zijn zoon Hamnet was al in 1596 gestorven. Shakespeare werd dus geboren in Strat ford, een klein stadje in het district War wickshire, dat men gewoonlijk het hart van Engeland noemt, omdat het overal even ver van de zee ligt. De heuvelachtige en gedeeltelijk bosrijke omgeving, doorsne den door de rivier de Avon, vormt het pastorale décor voor zovele van Shake speare's blijspelen, die prachtige beschrij vingen van natuurschoon bevatten, omdat de dichter de landschappen van zijn ver beelding, of die nu in Egypte of Grieken land lagen, het liefst stoffeerde met kleu rige en romantische herinneringen aan zijn geboortestreek. Ieder jaar maken tienduizenden Shake- spearianen een soort pelgrimstocht naar Stratford, dat dan ook langzamerhand een complete vreemdelingenindustrie heeft op gebouwd. Men wijst de bezoeker het huis in Henley Street, waar de dichter het levens licht zou hebben aanschouwd, thans inge richt als museum. Men wijst de toeristen verder naar zijn vermoedelijke school en naar de kerk, waarin hij met zijn gezin begraven werd. Het huis New Place, waar hij van zijn welgestelde rust genoot, is af gebroken omstreeks 1750, toen de waar dering voor het werk van Shakespeare een dieptepunt had bereikt, waaruit het pas een eeuw later zou worden opgeheven. Ge lukkig maar, zo verzuchtte de beroemde dichter John Masefield, want dat maakt dat er in ieder geval één museum minder bestaat om de bezoekers voor apocriefe souvenirs van hun geld te beroven Overigens komen die toeristen natuurlijk geenszins alleen om zich in al dan niet his torische curiositeiten te vermeien, maar in de eerste plaats voor de jaarlijkse reeks Dan barst er op een goede dag een klein bommetje in het goede Rhouffi, dat de gemoederen in lichtelaaie zet. Met zware kletterende laarzen arriveert er een gen darme, een Franse gendarme. Hij nestelt zich in het hótel en eet mee uit onze doos, wat bedenkelijk is, want hij heeft de eet lust van een hongerige wolf. Hij is ge komen om een zaakje op te knappen dat hem door de wind is toegefluisterd. In Rhouffi blijkt een taleb (Mohammedaanse leraar) te zitten, die een klandestien school tje houdt. Waarom dit nu zo'n halsmisdaad is, wordt ons niet helemaal klaar. Misschien drukt hij de staat toekomende gelden achterover. Diverse luidkeels jammerende knaapjes worden als getuigen gehoord en vegen naarstig hun ïieusjes aan hun vieze gandouras af. Een ongelofelijk boevige struikrover van een pa staat half te grienen. De taleb zelf houdt zich hooghartig op de achtergrond en snuift soms hoorbaar zijn minachting over dergelijk gezanik uit. De gendarme braakt vervloekingen uit,t de hótelier glimlacht zoetsappig en honing zoet. Zijn ziel is rein als die van een pas geboren baby en hoe heerlijk is het zich ver en hoog te weten boven dergelijke kibbelarijen! Als alle partijen vermoeid zijn wordt er koffie aangedragen (uit onze doos) en de zaak wordt minnelijk geschikt. De taleb zal zich naar Arris begeven om daar de Administrateur Civil kond te doen van zijn te leveren. Dan zal de rest wel loslopen, er euveldaden en zich aan diens genade over zijn vaak stoute talcbs. De jankende jonge tjes krijgen ieder een sigaret en gaan dan send af. De struikroverpa verdwijnt met de hótelbaas in de keuken en verkwikt zich met onze restjes. De gendarme gaat naar de volgende oase. De rimpelingen door deze onverhoedse steen in de rustige poel van onze berg- samenleving geworpen effenen zich weer. De stilte keert terug. (De tekeningen bij deze rels- kionitk zijn van AA. Tadema). voorstellingen tussen Mei en October van enige van Shakespeare's meesterwerken in het te zijner nagedachtenis in het leven geroepen theater. Lange tijd was dit zo merseizoen artistiek gesproken een gebeur tenis van de tweede rang, doch sinds een jaar of twintig voltrekt zich daarin een verbetering en thans is het zo, dat de op voeringen de Londense vaak in betekenis overtreffen. Door de verzekerde toeloop van voldoende be langstellenden durft men hier namelijk de zo nodige kunstzin nige experimenten aan om verborgen schoonheden uit deze vanouds bekende stukken op te diepen. Bovendien stellen te genwoordig de beste acteurs en actrices er prijs op hun mede werking daaraan te verlenen. Stratford kreeg zijn eerste Shakespear'e Memorial Theatre in 1879, dank zij een rijke inwoner van het stadje, Charles Flo wer geheten, die een Gothisch gebouw ont wierp en zelf met een bedrag van duizend pond sterling als eerste tekende op de lijst om de benodigde bouw som van twintig keer dit bedrag bijeen te brengen. Het enthousiasme voor deze onderneming was echter niet groot en de algemene houding ten opzichte van het plan wordt misschien het beste geken schetst door de volgende zin uit een Lon- dens krantenartikel van die dagen: „Die hele zaak van het Memorial Theatre in Sh-atford aan de Avon is een plechtig soort klucht, kennelijk bedoeld om een paar mis plaatst besef van eigen belangrijkheid." Maar desondanks zette Charles Flower door. Hij betaalde de gehele instelling zelf, ten koste van grote persoonlijke offers. Daarmee stichtte hij één der belangrijkste theatertradities van de laatste tijd, al ge noot hij daarvoor geen enkele officiële dankbetuiging. In 1892 werd hij als een miskende grootheid ten grave gedragen. Nu moet gezegd worden, dat dit schouw burgje met zijn kleine achthonderd zit- 300000000000000000» plaatsen geenszins aan het gestelde doel beantwoordde. Bernard Shaw zei er later eens van: „Het is een bewonderenswaardig gebouw, geschikt voor bijna ieder denk baar doel, behalve voor een toneelvoorstel ling". Toch werden er enkele bijzonder mooie en gedenkwaardige opvoeringen ge geven, zodat in 1925 zelfs het predicaat Ko ninklijk aan de instelling werd verleend. theater aan Een jaar nadien brandde het gebouw tot de grond toe af en moest het Shake speare Festival tijdelijk in een plaatselijke bioscoop worden ondergebracht. Toen ont waakte het Engelse chauvinisme. Met steun van de leiders der drie grote politieke par tijen werd een nieuwe inschrijving open gesteld. In een minimum van tijd was het benodigde bedrag bijeen om een ..eenvou dig, mooi, doeltreffend en waardig monu ment" op te richten. Er werd een wedstrijd onder architecten gehouden, gewonnen tot ieders verrassing door een 29-jarige vrouw, Elisabeth Scott, die inderdaad een prachtig modern theater ontwierp met een zeer ruim toneel, een waaiervormige toe schouwersruimte en een aan alle denkbare eisen voldoende technische apparatuur. De eerste steen werd gelegd in 1929. de opening geschiedde door de toenmalige Prins van Wales in 1932 en sedertdien vol trekt zich daar jaar-in jaar-uit de glorieuze cyclus van telkens vijf werken uit het machtige oeuvre van de grootmeester uit de dagen van welvaart, toen Elisabeth de Eer ste koningin van Engeland was. D. K. ^-ooooooccooaxxxxxiooo&ccoooooooooooooooooooocccococK** uit de geschiedenis van het Shakespeare Memorial Theatre in StratfoTd is s.< llig de reeks vertoningen ter gelegenheid van het Festival of Britain in 1951 geweest. Deze was namelijk niet alleen zeldzaayn vanwege de gedurfde keuze der stukken: de volledige serie Koningsdrama's, welke cyclus sinds de dood van Shakespeare slechts één keer eerder, te roeten in 1905, als episch geheel was opgevoerd. De hoofdrollen werden door Anthony Quayle, Michael Redgrave en Harry Andrews vertolkt. De voor de toneelgeschiedenis voornaamste betekenis school echter in de enscenering, waarvoor men de medewerking van de internationaal vermaarde décorontwerpster Tania Moseiwitsch had ingeroepen. Deze vervaardigde een vaste toneelbouw voor alle vier de stukken, omdat grote verwisselingen van décor de eenheid van de cyclus zouden verstoren. Nu was dat geen geringe opgave, want het toneel moest onder meer voorstellen: een koninklijk paleis, een kroeg, een landschap in Coventryde rede van Southampton, een schuur voor de vergadering der opstandelingen, een slagveld en een sterfkamer Het beroep op de verbeelding was te vergelijken met dat uit Shakespeare 9 tijd. Voor 1953 stonden De Koopman van Venetië (met Redgrave als Shylock), Koning Lear. Richard de Derde, De getemde feeks (onder regie van George Devine) en Antonius Cleopatra op het répertoire. De deze week in ons land plaats gehad hebbende reprises van deze laatste voorstelling was aanleiding tot bijgaande historische beschouwing. Voor het eerst in Nederland wordt er een overzichtsexpositie van het Oostenrijkse boek gehouden en wel van 7 lot 21 Januari in het gemeentemuseum te Den Haag en van 28 Januari tot 9 Februari in het ge bouw van de maatschappij Arti et Amicitia te Amsterdam. Deze expositie, die in nauwe samenwer king met het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de Neder landse Vereniging ter bevordering van de belangen des Boekhandelaars door het Oos tenrijkse Boekhandelaarsverbond is geor ganiseerd, staat onder auspiciën van de Oostenrijkse gezant, de heer R. Seemann. De tentoonstelling omvat een 1700-tal titels van boeken in de Duitse taal en be slaat de belangrijkste gebieden der heden daagse Oostenrijkse publicaties, zoals wetenschap, waaronder de belangrijkste werken der befaamde Weense medische school, geschiedenis, mode, architectuur,- belletrie, muziek, theater, film, volken kunde, alsmede partituren vaar muziek werken. Bij deze expositie zal nog een zeer belangrijke groep handschriften getoond worden, die de Weense nationale biblio theek voor deze gelegenheid in bruikleen heeft afgestaan, waarbij men im het bijzon der rekening heeft gehouden met manus cripten, die in één of andëre relatie met Nederland staan, zoals bijvoorbeeld een Nederlands misboek, een boek uit de vijf tiende eeuw, een auto-graaf van de beken de Nederlandse lijfarts van keizerin Ma-Ha Tberesia, baron van Swieten, die door haar in de adelstand werd verheven en enkele tekeningen ui-t de zeventiende eeuw van Nederlandse landschappen. Voor de mu ziekliefhebbers van bijzonder belang zijn de hand-schriften van onder anderen Beet hoven, Mozart, Haydn, Schubert, Bruckner en de koning van de wal-s, Johann Strauss. De Oostenrijkse Staatsdrukkerij, die in 1953 haar oprichting 250 jaar geleden heeft herdacht, stelde tevens nog enkele zeldzame drukken ter beschikking.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16