Madame Arbeau ging jeugd
voor in muziek
Geen hypermodern verschijnsel
Een waagstuk en een wandelstok
Inknoopbare
mantelvoering
Prei in tomatensaus
Verhoging arbeidsproductiviteit
thans dubbel nodig
BRIEVEN VAN EEN FRANSE HUISVROUW
„Les Musigrains",
orkest van jongeren
DIT MAKEN WE ZELF
ROKENDE VROUWEN
WANDELINGEN LANGS DE WINKELRAMEN
f Effecten- en
^Geldmarkt
HAARVERVEN
Kerkelijk Nieuws
Logiesprijzen in hotels
worden verhoogd
Nijmegen koopt
kasteel Hallo
ZATERDAG 9 JANUARI 19b*
O
<v
oor
rouw
Van onze Parijse viedewerksler)
PARIJS, Januari 1954
In Frankrijk wordt op de lagere en de middelbare scholen sedert lang misschien
wel iets meer aan muziek „gedaan" zoals de term luidt dan in Nederland,
maar heel véél verder dan het zingen van een paar volksliedjes, het leren van
de noten en het bijbrengen van wat elementaire kennis van de muziekgeschiedenis
komt men toch ook hier weer niet. De verdere „uitbouw" van het muziekonderwijs
wordt dan ook overgelaten aan particuliere onderwijzers en muziekscholen en
verder aan verenigingen. Zoals de Jeunesses musicales de France, een massaorga
nisatie die tegenwoordig tientallen duizenden leden omvat die samen muziek
maken en reductie krijgen voor bijna alle concerten, en, voor kleinere kinderen, zo
van tien tot veertien jaar, „les Musigrains", waartoe nu ook mijn beide zoontjes
zijn toegetreden.
Les Musigrains een woord dat dooi
de oprichtster en directrice Germaine
Arbeau-Bonnefoy waarschijnlijk zelf is
bedacht en dat moeilijk valt te ver
talen (grains zaadjes of korrels)
organiseren ieder jaar een aantal
jeugdconcerten in het Parijse Théatre
des Champs-Elysées en het eerste van
dit seizoen heb ik deze week nu ook
eens bij willen Wonen.
Madame Arbeau had, zo vertelde ze
me na afloop, sinds alle jaren dat ze
deze concerten belegde, nu wel de defi
nitieve formule gevonden, en dat die
formule uitstekend opging dat heb ik
die middag wel duidelijk kunnen con
stateren.
Het concert duurde ongeveer twee
uren en ofschoon de zaal stampvol
i
Velen van u bezitten misschien een
mantel die net niet warm genoeg is voor
wintermantel, maar die we toch in
voor- en najaar niet willen missen. Als
we in zo'n jas een lekkere warme voe
ring maken die in het voorjaar er uit
geknoopt kan worden, dan kunnen we
deze mantel ook in de winter doordragen.
Ook kan deze voering dienst doen in een
regenmantel en zodoende voor twee
doeleinden gebruikt worden.
Als we een effen mantel, hebben staat
het erg aardig om een geruite stof te
gebruiken: in een geruite jas is hef na
tuurlijk mooier een effen voering te
nemen. De patroontekening is gemaakt
voor maat 42, maar kan natuurlijk ge
makkelijk vergroot of verkleind worden.
We hebben nodig 1.30 meter wollen stof
van 140 cm breed. We tekenen allereerst
de patronen na op ware grootte en
kleine kinderen zat die voor de aan
vang nog al een heidens spektafel
maakten, bleef de aandacht strak, zij 't
niet helemaal geruisloos, gespannen
vanaf het moment dat de uitvoering
begon. Het podium was bezet met mu
sici van het beste orkest van Parijs, de
Société des Concerts du Conservatoire
en naast de dirigent had, aan een tafel
tje achter een microfoon, Madame Ar
beau-Bonnefoy zelf plaats genomen.
Het was zoals ik zei het eerste con
cert van het nieuwe seizoen en daarom
wilde de inleidster beginnen iets over
al die musici en hun instrumenten te
vertellen. Ze deed dat op een bijzonder
onderhoudende, begrijpelijke maar toch
nooit gewild-kinderachtige wijze, ter
wijl om beurten de verschillende leden
van alle families' uit het orkest voor het
voetlicht traden om te tonen tot welke
prestaties ze door hun instrumenten zo
al in staat werden gesteld. Nadat door-
die instrumentenparade het jeugdig"
publiek wat wegwijs was geworden in
de klankenwereld van het orkest werd
pas het eerste programmanummer ge
speeld. Berlioz Hongaarse mars waar-uit
eerst ook de voornaamste thema's of
melodieën nog even apart werden ge
speeld. Het hele programma bestond uit
niet te moeilijke werken waaronder
niettemin ook een modern stuk, de
Fluitspeler van Ameller dat speciaal
voor de Musigrains was geschreven. Het
verhaaltje dat er aan ten grondslag lag
werd tevoren door een toneelspeler ver
teld en daarbij hingen er om zo te zeg
gen, zeker tweeduizend musigrains aan
zijn lippen. Het concert was zo voorbij
vóórdat al die kinderen er verdacht op
waren, en ik ben er zéker van dat ze
hun scholen na de les heel wat sneller
plegen te verlaten dan hier door hen
deze concertzaal werd ontruimd.
Maandblad
De band tussen de musigrains wordt
behalve door de gemeenschappelijke
jeugdconcerten ook nog onderhouden
door een eigen maandblad waarin
korte, wat romantisch opgediste, bio
grafietjes over grote componisten staan
en nog een massa andere wetenswaar
digheden. Een speciale attractie vormen
nog de concoursen met prijzen en en
quêtes om te onderzoeken welke stuk
ken de kinderen het meeste hebben ge
apprecieerd. Elk concert wordt trou
wens ook besloten met een beknopte
recapitulatie van de stof die werd be
handeld en ook die proef op de som
werd op een even frisse als originele
wijze genomen. Zo liet de inleidster van
achter de schermen en nu in andere
volgorde de verschillende instrumenten
nogmaals horen waarop de kinderen
dan naar de juiste namen moesten ra
den. Dat was natuurlijk wel niet altijd
helemaal raak, maar in ieder geval wist
toen iedereen toch wel een trompet van
een viool te onderscheiden en vergiste
niemand zich meer tussen een trombone
en een contrabas. Voor een eerste begin
al een waardeerbaar resultaat. Jeugd
concerten worden tegenwoordig geluk
kig, ook in ons land, tot in de kleinste
plaatsjes en verste uithoeken gegeven,
maar toch leek het me ook wel eens
aardig te vertellen hoe men die concer
ten hier in Parijs aanpakt. Hoeveel
oudere en heus niet altijd „onmusicale"
mensen zijn er niet die met een moei
lijk te onderdrukken afgrijzen terug
denken aan de verplichte pianolcsjes
die ze in hun jeugd hebben moeten vol
gen en waarbij het „eerste contact met
dc muziek" werd gelegd? Die hebben
blijkbaar niet het geluk gehad tegen
Een aller charmantst driekwart jasje van
een nieuw weefsel, dynarnere genaamd.
Het is een soepele, lichte, doch warme
stofdie heerlijk zacht aanvoelt. Het
model is een droom
een onderwijzer op te lopen die hen
werkelijk te boeien wist. Wat dat be
treft kan men nü Madame Arbeau al
wel feliciteren want ik ben er wel van
overtuigd dat al deze kinderen die zij
nu nog met „mes chers musigrains"
aanspreekt op oudere leeftijd alleen
maar met de grootste dankbaarheid
terug zullen denken aan deze eerste
concerten. ève
Wie meent, dat de sigaret als vrouwelijk attribuut tot de zeden van de moderne
tijd behoortvergist zich. Reeds vóór driehonderd jaren hebben zelfs onze om
haar degelijkheid befaamde Hollandse huismoeders haar aanvankelijk verzet tegen
het „stinkende kruid" opgegeven. Schotel verhaalt, dat zij niet alleen gingen
gedogen, dat haar echtelieden huisraad en wandbekleding door tabaksdamp be
zoedelden, maar dat ze ook zelf ter sluiks wel eens een teugje uit de pijp mee
zogen. Vermoedelijk niet zozeer vanwege het twijfelachtige genot, als wel uit
echt-vrouwelijk beleid. Immers hielden ze, door het roken binnenshuis toe te
laten, haar manvolk uit de tabakshuizen, waar de heren de gelegenheid kregen
om „op ticktackberden, met pardiezen en andere zwieren hun geld te verdobbelen
ëri te verdrinken".
knippen de delen met naad na. Daarna
maken we in het voorpand de figuur
naad, knippen deze open en persen hein
uit. Nu volgen de schouders en zijnaden.
De armsgaten, hals en onderkant werken
we met biaisband af. Om de voering
precies op de juiste plaats in de mantel
te knopen, trekken we de mantel even
binnenste buiten aan Nu trekken we
hieroverheen de voering aan. en laten
even iemand aangeven de juiste plaats
van knopen en knoopsgaten. Nu maken
we in de voering de knoopsgaten en
naaien aan de jas de knopen. De voor
kant van de voering behoeft niet afge
werkt te worden, want dit was de zelf
kant van de stof. L. S.
Zij kozen een verstandiger weg dan
haar gestrengere zusters, van wie som
migen zelfs onder de huwelijksvoor
waarden lieten opnemen, „dat men was
overeengekomen, zich in het huwelijk
van tabak te onthouden".
Merkwaardig is, dat de „tabakshui
zen" doorgaans door een vrouw werden
geëxploiteerd. Deze „toebacksters" ver
kochten het geurige kruid bij bladen;
de bezoekers kerfden het zelf en stop
ten er ter plaatse hun zilveren, tinnen
of aarden pijpje mee. Maar in deze „la-
bagiën" kwamen geen vrouwen. De da
mes rookten thuis.
Eigenlijk mogen wij in dezen niet van
„dames" spreken. Want het tabak zui
gen is aanvankelijk slechts tot de lagere
rangen in de toenmalige maatschappij
doorgedrongen. Vrouwen van stand
rookten niet, maar lieten deze bezigheid
over aan de burgerjuffrouwen, boerin
nen en dienstmaagden. Een warm voor
stander van het roken, ook door vrou
wen, is de bekende arts Cornelis Bonte
koe (16471687) geweest. Deze Frane-
ker professor, die later hofarts van de
grote keurvoi'st te Berlijn is geworden,
vond zowel de thee, die hij tot een dosis
van vijftig tot zestig koppen voorschreef,
als de tabak heilzaam voor de gezond
heid. Daarom nam hij het de ook in de
hygiëne toonaangevende aanzienlijke
dames kwalijk, dat zij de tabak slechts
in het geheim gebruikten en niet liever
het voorbeeld gaven, waardoor de tabak
inplaats van door de vrouwen te worden
gehaat, „ten hemel toe zou worden ver
heven".
Het ï-oken door vrouwen schijnt hier
te lande het eerst in Zuidholland in
zwang te zijn gekomen. Al spoedig
volgde het Noordhollandse platteland
het voorbeeld. Bontekoe deelt mee, „dat
de gouwlandsche en noordhollandsche
vrouwen dampten dat het een aard had
en vuurslagen en tondeldoozen bij zich
droegen".
Nog in de achttiende eeuw is het
roken door vrouwen ten plattelandse
voortgezet. Maar het bleef een „boerse"
gewoonte; Justus van Effen leert ons,
dat men het in de stad als minder net
jes liet. In zijn Hollandsche Spectator
beschrijft hij ergens, hoe hij op een
dorp een vriend uit zijn studententijd
bezocht, die daar dominee was. Het was
Zondag, en wat de bezoeker op straat
daar in dat dorp trof. was, dat de vrou
wen een zwaar zilver tuig op zij had
den, waaraan behalve een bos sleutels
ook een grote tabaksdoos hing. Hij
dacht, dat deze evenmin als de sleutels
gebruik zou worden, maar slechts tot
versiering diende. Na de preek bleek
hem echter, dat hij zich had vergist.
Immers ontving de dominee toen een
heel gezelschap dorpsgenoten in de pas
torie, en daar presenteerde hij ook de
vrouwen een pijp, die elk harer uit haar
eigen tabaksdoos vulde. „Niemand uit
gezonderd, behalve de vx-ouw van den
leraar, die, in de stad opgevoed zijnde,
nog niet had leereri rooken".
Niet alle geleerden waren het met
doctor Bontekoe eens; er waren er ook,
die het roken nadelig voor de gezond
heid achtten, inzonderheid voor de
vrouw. En de zedemeesters stelden ro
kende vrouwen als „manwijven" aan de
kaak.
Allengs is het roken door vrouwen in
ons vaderland een verouderd gebruik
geworden. Totdat de „moderne" tijd dit
gebruik weer in ere heeft hersteld.
Merkwaardig voltrekt zich het ontwik
kelingsproces der zeden en gewoonten;
is het gebruik van tabak door de vrouw
drie eeuwen geleden van de onderste
maatschappelijke standen tot de boven
laag van de samenleving doorgedron
gen, in de tweede fase var. de „toeback-
ster" hebben wij het omgekeerde be
leefd: het begon in de kringen die de
mode aangeven en daalde vandaar lang
zamerhand tot het „boerse" volksdeel
af. C.
l'/s kg prei, 2\'z dl (plm. iy2 kopje)
water of bouillon, 25 gr. (bijna 3 eet
lepels) bloem, enige lepels tomaten
puree, 25 gr. (bijna 2 eetlepels) boter
of margarine, zout, (peper en melk).
De prei schoonmaken, door de wor
teltjes, het buitenste taaie blad en de
zeer harde groene bladeren weg te snij
den. Alle zachtere groene delen gebrui
ken. De prei in pl.m. 4 cm lange stukken
snijden. Dikke prei ook in de lengte
doorsnijden. De prei zeer goed wassen,
opzetten met het kokende water en
zout of de bouillon en vlug aan de kook
brengen. Het vuur temperen en de
groente in een goed gesloten pan in ong.
10 min. gaar koken, onder af en toe
omroeren. De prei op een vergiet laten
uitlekken, het vocht opvangen voor de
saus. De boter of de margarine laten
smelten, de droge bloem er op het vuur
door roeren en langzamerhand onder
voortdurend roeren het kooknat van de
prei toevoegen. De saus afmaken met
tomatenpuree en er desgewenst zout,
peper en melk bij voegen. De prei met
de saus vermengen en nog even ver
warmen.
In de opruimingstijd zien vele éta
lages er helemaal niet opgeruimd uit,
integendeel. De meest uiteenlopende
voorwerpen staan slordig naast elkaar
met lelijke witte cartons erbij: NU
slechts zoveel gulden. Er staan schoen
tjes te pronk en er hangen jurkjes en
jumpers te kijk, die nooit eerder de
moeite van het bekijken waard waren.
Wanneer wij van een bepaalde zaak
vaste klant zijn en wij hebben een uit
nodiging ontvangen om vóór de eigen
lijke uitverkoop
eens te komen
kijken, dan is het
iets anders. Dan
is het heel wel
mogelijk, goed en
met enige pro
centen korting te
slagen. Maar ove
rigens is het ko
pen van kleding
stukken in op-
ruimingstijd een
griezelig waagstuk.
Edoch, u ziet achter het winkelraam
een rokje hangen, een rakje-vam-niks,
maar u vermoedt dat het u om cue heu
pen gegoten zal zitten? Zijn die begerige
gedachten al overvloediger dan de ver
standelijke geworden? Aarzel dan geen
seconde meer. maar haast u naar bin
nen, duw u langs een kluwen andere
hebzuchtige vrouwen naar dc toonbank
om toch tenminste één van de eersten
te zijn. Dan nog kan het u gebeuren dat
net iemand vóór u het rokje koopt dat
u verkoos. Hoe het mogelijk is dat juist
„dat mens" dit rokje kiest begrijpt u niet,
want het zal haar Lelijk dik maken en
ze ziet er toch al veel minder aardig uit
dan u zelf, nietwaar.
In de zaken voor huishoudelijke arti
kelen is meer kans van welslagen. Gla
zen bakjes en schaaltjes, asbakken,
waterglazen, kannen, botervloten, pan
nen en ander keukengerei zijn hier te
kust en te keur. Aanvullingen van deze
voorwerpen zijn in nagenoeg ieder
huishouden regelmatig nodig en indien
men nog gebonden is aan een bepaald
soort, dan is er overvloed voor goed
kope keus.
Toen ik langs winkelramen wandel
de, waren er enkele practische ge
bruiksvoorwerpen die opvielen. Aller
eerst de bessensapkom: een aardewerk
kom met een oor en een „tuut", zodat
de bessensap geschonken kan worden.
Hij heeft iets van een juskom, maar is
breder en de bovenrand is wat naar
binnen gebogen. Bij de griesmeelpud
ding met bessensap is zo'n kom (met
oor) gemakkelijker door te sturen aan
tafel dan een schaal. Verder lagen er de
bekende „kaasduimen". Het zijn twee
zilveren holle plaatjes, die aan weers
kanten in hel stuk kaas worden ge
duwd. Als men de kaas in de hand wil
nemen legt men diuim en middelvinger
in de kaasduimen. Zo worden vette vin
gers voorkomen. Ook viel op een bij
zonder papbord, namelijk een papbord
met deksel. Geen kinderbordje maar
bord en deksel van mooi effen getint
aardewerk, het deksel had een ronde
knop. Dit lijkt eveneens een heel prac-
tisch bezit. Als voor een haastig ontbijt
de pap alvast wordt opgeschept, kan dit
voortaan geschieden zonder vrees voor
te snel koud worden.
Deze week heb ik met genoegen een
poosje voor een parapluiezaak stilge
staan. Achter het raam stond onder
andere een stevige wandelstok, die men
bij regen als parapluie kan gebruiken.
Men neemt de stok met beide handen
vast, draait de steel naar links en dan
blijkt deze een los omhulsel te hebben.
Als dit omhulsel, deze houten koker,
naar beneden wordt geschoven, ziet*men
een keurig in zwarte foudraal opgerol
de parapluie. Uitgezet, lijkt die onmete
lijk groot, zoals dat altijd schijnt met
herenparapluies. De afgestroopte houten
koker kan in elkaar worden geschoven,
zodat hij in de jaszak wordt gestoken
als de parapluie moet worden gebruikt
Is de regenbui voorbij, dan wordt de
parapluie goed uitgeschud, netjes opge
rold en het foudraal er- weer zorgvuldig
overheen geschoven, dan steekt men de
parapluie weer in de wandelstok. Deze
wordt met een bajonetsluiting vastge
zet aan het ondereinde van de knop.
Knop en stok zijn van hetzelfde hout
gemaakt. De wandelstok-parapluie is in
enige prijzen verkrijgbaar.
De damesparapluies zijn ware mode
artikelen. Aan de afwerking wordt
tegenwoordig bijzondere aandacht be
steed. Er zijn prachtige parapluies met
lederen foudraal en een knop van het
zelfde leer. Soms heeft de parapluie
geen ronde knop maar een lange leren
lus, ook weer in dezelfde tint en van
dezelfde leersoort als de hoes. De
elegantste is wel de lange punt-para-
pluie die gestoken is in een zwart suède
foudraal en een kleine prachtige zwart
suède knop heeft. Deze is werkelijk een
sieraad dat behoort bij de accessoires
van de met goede smaak geklede
vrouw.
ANNEKE
ADVERTENTIE
Aan het einde van onze oudejaarsbe-
sehouwing over de financieel-economische
toestand van ons land, concludeerden wij
dat er reden was voor optimisme met een
waarschuwing. Welnu, in de verschillende
Nieuwjaarsreden van vooraanstaande be
drijfsleiders en voorzitters van Kamers van
Koophandel heeft het noch aan optimisme,
noch aan waarschuwingen ontbroken.
Men is het er algemeen over eens dat
Nederland een goed jaar heeft afgesloten
en dat de Amsterdamse beurs, die in 1953
aan de verhandelde fondsen een aanmerke
lijk hogere waarde toekende, zich niet
heeft vergist. De koersstijging en de daar
door ontstane waardevermeerdering zijn
inderdaad zeer belangrijk. Het indexcijfer
van het C.B.S. voor alle te Amsterdam
verhandelde aandelen, dat in 1952 een
laaglepunt van 126.86 had bereikt en in
1953 van 138.08 is tegen het einde van het
jaar tot 167.12 opgelopen, terwijl het nu in
de eerste week van 1954 verder tot 170.37
is gestegen. „Trouw" heeft becijferd dat de
100 fondsen, waarop het zijn indexcijfers
baseert, in de loop van het jaar ca. 1 mil
liard in waarde zijn gestegen en voor alle
fondsen samen is het cijfer dus nog belang-
rijk hoger, vooral wanneer men er ook de
obligaties bijtelt. Men kan dus wel zeggen
dat de Nederlandse fondsenhouder in de
loop van 1953 in een betere positie is ge
komen. En de Amsterdamse beurs heeft er
ook haar profijt van gehad wegens de aan
merkelijk grotere omzetten, zowel op de
obligatie- als op de aandelenmarkt. De
laatste bracht een omzet van 475 millioen
tegen 327 millioen in 1952, de obligatie-
markt had een omzet van 798 millioen
tegen 707 millioen in 1952.
Het feit dat ook de eerste week van
Januari .met name voor de Industriële aan
delen weer een vaste stemming met stij
gende koersen heeft gebracht, wijst er wei
op dat men voor het komende jaar met
goede verwachtingen is bezield.' Voor een
deel zijn deze gebaseerd op de mededelin
gen, welke van sommige ondernemingen
over het afgelopen jaar zijn verkregen, voor
een ander deel op de verwachtingen dat de
directies der industriële ondernemingen
gebruik makende van de opheffing van de
dividendstop, tot hogere uitkeringen zullen
besluiten. Dat bijvoorbeeld de Aku voor het
eerst een interimdividend van 4 betaalt,
wordt aan de beurs als een aanwijzing
voor een hoger totaal beschouwd en men
heeft er een nieuwe stimulans voor de
koersbeweging in gevonden.
ADVERTENTIE
DAM ES.
De nieuwste en snelste methodes
A MOLENDIJK DAMESKAPPER
Santpoorterplein 1 Haarlem Tel 19706
Buslijn 3-4
Ned. Herv. kerk
Aangenomen naar Wellington (Nieuw-
Zeeland) C. H. de Bres te Eindhoven.
Geref. kerken onderh. art. 31 K.O.
Beroepen te Almelo J. F. Hey te Hasselt.
Chr. Gcref. kerken
Bedankt voor Apeldoorn (vac. prof. W.
Kremer), W. Heerma te Groningen.
Beroepen te s-Gravenhage C. P. Op den
Velde te Murmerwoude.
Geref. gemeenten in Nederland
Bedankt voor Rijssen D. L. Aangeenbrug
te Terneuzen.
Geref. kerken
Aangenomen naar Bant (N.O.P.) B. J.
Aalbers, cand. te Heelsum.
Doopsgez. Broederschap
Tweetal te Heerenveen: R. Hofman te
Workum en J. J. J. v. Sluijs te Den Helder.
Geref. gemeenten
Beroepen te Aagtekerke A. van Stuy-
venberg te Nunspeet.
Ds. N. Buffinga
Ds. N. Buffinga, predikant bij de Geref.
kerk van Rotterdam heeft de kerkeraad
om gezondheidsredenen vervroegd eervol
emeritaat aangevraagd. Ds. Buffinga werd
6 Dec. 1887 te Doezum (Gron.) geboren,
en was aanvankelijk werkzaam als onder
wijzer. Hij studeerde aan de V.U. en werd
15 Oct. 1916 te Oosthem in het predik
ambt bevestigd. In 1919 ging hij naar
IJmuiden en in 1922 naar Rotterdam. Daar
heeft hij 17 jaar in het Oostelijk stadsdeel
gewerkt.
De bestuursraad van de Nederlandse
Bond van Werkgevers in Horecabedrijven
adviseert zijn leden om de minimumprijzen
voor logies met ontbijt te verhogen met
twee kwartjes per nacht. Er wordt geen
advies gegeven met betrekking tot restau-
rantprijzen. Deze zijn naar mening van de
bestuursraad reeds meer aangepast bij het
gestegen kostenpeil.
Een aanwijzing voor de verlevendigde
bedrijvigheid in het afgelopen jaar kan
ook worden gevonden in de stijging van de
de eerste II maanden van 1953 respectieve-
loon- en omzetbelasting, welke gedurende
de eerste 11 maanden van 1953 respectieve
lijk ƒ35 millioen en ƒ53 millioen meer
voor de schatkist hebben opgebracht dan
een jaar tevoren. Het is altijd de bewering
van het bedrijfsleven geweest dat wanneer
men de ondernemingen meer armslag geeft,
dit voor de schatkist tenslotte geen nadeel
behoeft te betekenen. Ook bij haar gaat de
kost voor de baat uit en de belastingont
vangsten over de laatste maanden 1953
schijnen op de juistheid van deze stelling
te wijzen.
De grote vraag blijft echter en nu
komen de waarschuwingen voor de dag,
welke met name door de heren Keus en
Van Heek in hun Nieuwjaarsbeschouwing
zijn uitgesproken of de loon- en salaris
verhoging welke 1 Januari 1954 is inge
gaan en die reeds tot allerlei prijsverhogin
gen heeft geleid, onze economische positie
en met name onze ruilvoet tegenover het
buitenland, niet zal aantasten. Het spreekt
wel vanzelf, dat wanneer er niets anders
gebeurt, dan dat lonen en salarissen wor
den verhoogd en aan bepaalde groepen van
de bevolking een groter aandeel in de totale
consumptie wordt gegeven, een kleiner
deel voor de export overblijft, dat dan
bovendien tegen hogere prijzen moet wor
den verkocht. En ook is duidelijk dat wan
neer loon- en salarisverhogingen door een
overeenkomstige stijging van goederen en
diensten worden gevolgd, het praktisch
effect van die verhogingen voor de be
trokkenen nihil is. Het betekent alleen dat
de gulden weer zoveel minder waard is
geworden, dat de koopkracht van ons geld
weer zoveel is verminderd, hetgeen niet
alleen een nadeel voor het heden, maar ook
voor de toekomst betekent. Ir. Keus heeft
het in zijn zwanenzang de arbeiders van
zijn fabriek voorgehouden dat met een
voortzetting van de loonronden, zonder
evenredige productieverhoging een prijs-
ronde en daardoor slechter geld ontstaat.
U grijpt, zo zegt hij, daarbij een aal bij de
staart en bemoeilijkt er de oudedagsvoor
ziening, ook de uwe, door en u betaalt haar
zelf. Ten bewijze daarvan herinnert hij er
aan dat niettegenstaande de productiviteit
in vergelijking tot 1939 sinds 1945 in aan
zienlijk sterkere mate gestegen is dan de
bevolking, de werker na diverse loonronden
sedert die tijd nog steeds geen grotere
koopkracht ontvangt en alle andere groe
pen een progressieve teruggang hadden te
boeken.
Nu kan er met voldoening op worden ge
wezen dat de arbeidsproductiviteit zich in
de laatste tijd waarlijk in een goede rich
ting beweegt, vermoedelijk mede als gevolg
van de modernisering' van ons productie
apparaat, dat echter nog lang niet op peil is.
De heer Van Heek meent dat onze ver
ouderde productiemiddelen door de lage
lonen zijn gecamoufleerd, wat dus wil zeg
gen dat de nadelen sterker aan de dag
zullen treden, naarmate de lonen stijgen.
En wat dus ook weer wil zeggen dat met de
vernieuwing van ons productie-apparaat
thans, na de nieuwe loonronde, in versneld
tempo moet worden voortgegaan, wil men
de gevolgen daarvan kunnen opvangen.
Kwantitatief en kwalitatief moet de pro
ductie per man stijgen en aan nieuwe in
vesteringen, welke in 1953 bij de taakstel
ling zijn achtergebleven, zal dus een grotere
plaats moeten worden ingeruimd. Vandaar
de blijvende aandrang op de regering om
het bedrijfsleven daartoe in staat te stellen
door verlaging van de belastingdruk. Ir.
Van Heek meent dat de vennootschapsbe
lasting, welke officieel 46 bedraagt,
doordien geen 'rekening wordt gehouden
met de noodzaak van reservering ter ver
vanging van tegen lagere prijzen gekochte
productiemiddelen, praktisch op 60% uit
komt. een cijfer dat economisch absoluut
onverantwoord is. En men zal het dus mede
moeten zoeken in een vermindering van de
overheidsuitgaven, omdat, zoals Ir. Keus
constateert, ons bureaucratisch apparaat
een te groot gedeelte van het opgebrachte
nationale inkomen verbruikt.
Men ziet dat we niet teveel hebben ge
zegd: bij het optimisme, waarmee men 1954
ingaat, heeft het in de kring van het be
drijfsleven ook aan ernstige waarschuwin
gen niet ontbroken.
B. en W. van Nijmegen hebben de ge
meenteraad voorgesteld over te gaan tot
de aankoop van kasteel Hallo, een renais-
sancegebouw uit de vorige eeuw, destijds
gebouwd op initiatief van wijlen de heer
Hallo, een oud-industrieel. Het kasteel
Hallo is eigendom der Zusters Auxiliatrices
van het Vagevuur. B. en W. stellen nu aan
de raad voor het gebouw van de zusters te
kopen voor f 130.000 en de zusters met
f 50.000 tegemoet te komen in de verhuis
kosten. De zusters zijn er in geslaagd elders
in de stad enxele geschikte huizen te ko
pen, waar zij haar werk op charitatief en
sociaal gebied kunnen voortzetten.