ZIJN WIJ AARDAPPELMOE?
- De witte morgens
RADIO EN EENZAAMHEID
O
Over U
D
GELDERS HISTORISCH MUSEUM
ent
„Salon des Variétés""
in Amsterdam
Concoursen stellen probleem
voor de conservatoria
Vereenvoudiging van de theorie
ten gunste van de practijk
naar Nederland
Limburgse kunstenaars
exposeren in Aken
Lord Potato
KORT VERHAAL DOOR S. M.
met tekening van Jules Chapon
Geboortehuis van Goya
doooooonrcx
oooooocoooc
tv jlE bent U? Ik
Vv weet het niet. En
toch staat uw naam
iedere dag in de krant.
Kijk maar. Ik lees hier:
Waarom laat U uw
kennissen in den lande
niet weten dat U binnen
kort gaat trouwen?
Plaats een annonce tegen
speciaal tarief'. Het doet
er niet toe in welke
krant dat staat. Maar
het gaat over U en nu
zou ik wel eens willen
weten, wat er met dat
voorgenomen huwelijk
van U aan de hand is,
als U er zo geheimzinnig
mee bent. Waarom laat
u het uw kennissen in
derdaad niet weten? Wat
is er tegen dat zij weten
dat U binnenkort geen
vrijgezel meer zult zijn?
Belachelijk.'
O ja. Nog iets over U.
Ik lees: „Ook voor U is
plaats bij de Koninklijke
Marine". Hebt U zich nu
nog steeds niet aange
meld? Twee jaar geleden
is U dit ook al meege
deeld en ik dacht toch
werkelijk.Enfin. U
is gewaarschuwd.
En dan al die kwaal
tjes van U! Daar moet
U toch eindelijk eens iets
aan doen. Ik begrijp
werkelijk niet, dat U nog
leeft.' Ik lees: ,.U wordt
dagelijks gekweld door
die verschrikkelijke pijn
scheuten in Uw rug. En
de nachten zijn U on-
verdragelijk. Neem toch
En dan komt de
naam van het genees
middel. Dat kent U toch
wel? Nou dan.' Gebruik
het en wordt veertig
jaar jonger!
O ja, dan nog wat.
Uw lever slaapt, slaat
hier. En U laat die maar
rustig slapen? Wat is dat
voor onverantwoordelijk
gedoe! Schudt hem di
rect wakker - trouwens,
hoe wilt U binnenkort
met 'n slapende lever in
het huwelijk treden?
U bent een onver
beterlijk, Oost-Indisch-
doof, onbezonnen, en
bovendien nog onzinde
lijk individu. Want ik
lees„U dacht dat Uw
beddelakens wit waren,
tot U die van buur
vrouw zag...." Nou
nou. geef mij die buur
vrouw maar.
Daar kunt U een
puntje aan zuigen.
AKTUS
COOOCOCCO lOOOOOOOOOOOOOOOt
Canadese schilderijen
Te Genève is dezer dagen een tentoon
stelling van de Canadese Seagram-schilde-
rijencollectie geopend. Deze reizende ten
toonstelling, bestaande uit vijftig grote en
kleine doeken, van twintig Canadese schil
ders, zal van 18 tot 28 Februari in het
Haagse Gemeentemuseum te zien zijn. De
schilderijen hebben alle betrekking op de
schoonheid van Canadese steden.
De Seagram-collectie heeft reeds een reis
van ruim 50.000 kilometer achter de rug.
Voor de eerste keer sinds de tweede
wereldoorlog wordt in Aken weer een
tentoonstelling van werken van moderne
Limburgse schilders en beeldhouwers ge
houden. Tot de achttien exposerende kun
stenaars behoren onder meer Charles
Eyck en Joep Nicolas. Verder zijn er
schilderijen en plastieken van de in 1944
overleden Henri Jonas en toont de Indo
nesiër Yo Bwan Tjong er kleine émaille-
werken.
EINDELIJK menen wij de oorzaak te
hebben gevonden van de toenemende
tegoeden bij de Rijkspost- en de normale
spaarbanken: het blijkt thans, dat het
aardappelverbruik belangrijk is vermin
derd. Wij hebben met een degelijk gezicht
de lof voor onze gezonde spaarzin opge
streken, maar ondertussen op slinkse wijze
een eigenheimertje of een Zeeuws Blauw
tje in de schaal teruggekeild. En de boer,
hoofd toch niets zou uitmaken. Maar nu
zien wij opeens, dat de hoeveelheid ver
smade aardappels stilaan is opgelopen tot
135.000 ton per jaar! Bij die geweldige hoe
veelheid kunnen we niet langer lijdelijk
toezien. Wij zullen de broekriem moeten
vieren en niet langer het oor mogen lenen
aan die anatomische nul, die eens beweerd
heeft, dat het oog wel eens groter kan zijn
dan de maag. Iedereen met een beetje ge-
hij rooide voort. „Geef het volk aardappels
en spelen", dacht hij en men zag hem tus
sen zijn planten doorkruipen om deze be
moedigend toe te spreken, wanneer zij door
aardappelmoeheid bevangen waren. Hij
joeg op de aaltjes, die zijn gewas deze
moeheid aanpraatten, hij DeeDeeTeede de
Coloradokevers, die onbevoegd aan het
blad frutselden en hij vocht tegen destip-
pelstreepziekte en de zwartbenigheid. En
hoe heeft hij het nu met ons? Proberen wij
met gefingeerde zuinigheid onze eigen
aardappelmoeheid te bedekken?
De cijfers van het Bedrijfschap voor
Aardappelen, Zaaizaad en Pootgoed zijn
ontstellend: een kwart kilo piepers minder
per hoofd van de bevolking en een halve
kilo minder per Amsterdams hoofd van de
bevolking. Zo is de toestand na de oorlog.
Men kon het al een beetje zien in het
verkeer: een afnemend aantal aardappel
buikjes tegenover een stijgend aantal bier
buikjes. Grote reclames van de brouwe
rijen maar geen woord over aardappels.
Nooit eens: „De bintjes zijn weer best" of
„Aardappels.daar zit pit in" (misschien
is de laatste slagzin minder gelukkig ge
kozen) of „Denk om uw zetmeel".
Het is nooit gebeurd omdat wij altijd
voor een volk gehouden zijn, dat zijn
Eigenheimers kende en ze wist te verbrui
ken. „De aardappeleters" zijn een gevierde
groep in de beeldende kunst geworden
sinds Vincent van Gogh ze op heterdaad
(men laat ze daar in Brabant nooit koud
worden) heeft betrapt. Hiernaast hebben
wij voor deze gelegenheid „De aardappel
eters" van Fiep Westendorp geëxposeerd.
Wij hebben altijd veel vertrouwen gehad
in ons aardappelverbruik. En wanneer wij
er dan na het vooafgaan van veel soep eens
wat minder van opschepten, dan vertrouw
den wij dat er op dat moment wel anderen
zouden zijn, die weer wat meer tot zich
namen, zodat het op het gemiddelde per
voel voor verhoudingen, weet heus wel dat
het andersom is.
Laten we niet blijven dutten in de wa
sem uit onze schalen tot het onzalige mo
ment, waarop hier en daar slechts nog een
enkeling een aardappel in de mond neemt
om zich in de Angelsaksische tongval te
bekwamen.
IE 135.000 ton kunnen we er nu niet
nemen, maar wanneer wij in beginsel be
reid zijn om opnieuw ons oude deel van de
vaderlandse aardappelteelt tot ons te ne
men (en iets meer, want velen onzer zijn
geëmigreerd) dan wil het voornoemde be
drijfschap ons daar wel bij helpen. Dan
zal het beginnen met de handel eens aan
te pakken. Want deskundigen zien één van
de oorzaken van de achteruitgang in de
betrekkelijke onverschilligheid van de
handel om de huisvrouw van goede aard
appelen te voorzien.
De groenteboer heeft zelf vaak weinig
notie van zijn waren zo menen deze
deskundigen „en noemt maar een naam,
zonder dat de vlag de lading dekt". Wan
neer in het voorjaar de soorten Furore en
Rode Ster aan de markt komen kan het
gebeuren, dat een gezin aan tafel om de
dampende Furore is gezeten, in de waan
Rode Ster voor zich te hebben en daarmee
de vriendschappelijke betrekkingen met de
Sovjet-Unie te dienen. Ieder, die een keer
zulk een vervalsing heeft ontdekt, is ge
neigd de aardappelen er bij neer te gooien
en te gaan Hauseren.
„De aardappel moet heer worden", heeft
de directeur van het Bedrijfschap gezegd.
Hij spreekt daarom herhaaldelijk van „de
heer Aardappel of Lord Potato". Hij zou
ook kunnen zeggen: Freiherr Kartoffel
vom Kaltenerden of le Comte de P. Frite
er zijn nog voldoende eervolle benamin
gen te geven.
De aardappel was heer, toen hij leefde
onder de oude Inca-beschaving in Peru,
waaruit de Spaanse kolonialen hem naar
Europa deporteerden. Hij is wellicht de
enige heer geweest, die met de Spanjolen
ons land binnenviel. Wanneer wij dat ge
weten hadden, zouden wij geen kokend
water van onze vesten op hen neergewor
pen hebben, maar het op hebben laten
staan voor die mooie exotische knollen,
die zich in hun midden bevonden.
Euwenlang heeft hij rond en goedig
middenin de Hollandse kost gelegen. Zijn
zetmeel en eiwit hebben hele generaties
in moeilijke tijden pal doen staan. Is hij
daardoor misschien te burgerlijk, te ou
bollig geworden? Laat men zich dan naar
de beste restaurants en hotels begeven en
op de menukaarten gewaar worden, dat
hij daar nog altijd als een heer van dis
tinctie ingeschreven staat. Men zal hem er
bijvoorbeeld ontmoeten „en robe de cham-
bre". En mocht hij iemand zo in kamerjas
(in de schil) niet welgevallig zijn, dan ont
doet men hem ervan. Vandaar het woord
„jassen".
Misschien moet zijn verschijningsvorm
in de huiskamers veranderen en begint
zo'n schaal vol met een kop er op de dis
genoten onrustig te maken als bij het zien
van donderkopjes aan de horizon. Maar
er zijn ook aardappelsoepen, aardappel
beignets, aardappelschelpen, aardappel
koekjes, aardappelsoesjes en aardappel
puddinkjes. Hij kan overal in gemengd
worden. Ook de vervaardigers van vlees-
en kalfsvleescroquetten beginnen dat hier
en daar in te zien. Het is prettig om bij
een ronde langs de automaten deze bemoe
digende symptomen te kunnen noteren.
KO BRUGBIER
B. en W. van Arhem hebben enige
jaren geleden de medewerking van de
Provinciale Staten van Gelderland ge
vraagd voor de financiering van de uit
breiding van het gemeentemuseum met
een derde vleugel, om deze als Gelders
Historisch Museum te bestemmen. De
Staten besloten op 26 Juni 1952 aan de
gemeente een renteloos voorschot te
verlenen van f 100.000 als tegemoet
koming in de bouwkosten en terug te be
talen met f 2000 per jaar. De minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen besloot het nieuw ingediende plan
voor de uitbreiding van het museum te
steunen door toekenning va.n een rijksbij
drage, aanvankelijk groot f 10.000.
Het definitieve plan is ontworpen door
prof. F. A. Eschauzier en voorziet in een
gebouw, dat aan de westelijke vleugel
aansluit en dat op de gelijkvloers daarmee
gelegen hoofdverdieping omvat een pren
tenkabinet, een grote en een kleine expo
sitiezaal.
In de daaronder gelegen verdieping komt
een conciërgewoning en een verwar
mingskelder. Het gebouw krijgt een lesse
naardak met aan de tuinzijde ramen voor
hoog invallend licht vooi de hoofdverdie
ping en aan de westkant een glaswand
voor de verlichting van de benedenver
dieping. De totale kosten van de uitbrei
ding worden geraamd op f 300.000. Aan
de minister zal wordèn gevraagd de rijks
bijdrage in de totale kosten van de restau
ratie te verhogen.
Piano
Preciso
Diminuendo
Molto diminuendo
Dit zijn slechts enkele voorbeelden uit
de bundel kostelijke tekeningen over de
activiteit van de dirigent door Gerard
Hoffnungdie onlangs onder de titel
„The Maestroin vestzakformaat bij
de uitgeverij Dennis Dobson Ltd. in
Londen is verschenen. 4
DIE hardheid in de -maag betekent, dat de pijn weer gaat be
ginnen: Constant legt zijn boek weg, en laat zich languit
vallen op het bed; het laken komt even later zacht op hem neer.
Als hij zich roerloos houdt, is er niets verkeerds te voelen in zijn
lichaam, maar hij weet dat het er is, zoals iemand kan weten dat
er een man onzichtbaar om de straathoek staat. Anders zou hij
kunnen opstaan en zich aankleden zijn verbeelding heeft het
ontwend te denken over wat hij daarna zou kunnen doen. Het
was altijd herinneringen overbrengen naar de toekomst en hij
geloofde zelf niet in het resultaat. Het verleden begint in verval
te raken; de eerste weken denk je erover na en bewerk je her
inneringen, in de flauwe hoop een lijn te vinden, die naar de
huidige toestand leidt; maar het is geen werkelijk boeiende
bezigheid en al gauw vergaat je alle lust ertoe. De gedachten,
zonder richtpunt in de toekomst, zijn slap en bleek; het beste
en trouwens het enig mogelijke is om dat ook maar te aan
vaarden.
Het raam, in een nis van de kamer, was niet te zien van het
bed uit, maar Constant wist dat de hemel met witte wolken
was afgesloten. Hij merkte dat aan de koele tint van het mager-
gele behang; het was ook te horen aan de stroefheid in het ge
zoem van passerende auto's, die in een nauw herkenbare schaduw
over de wand tegenover het raam vlogen. De geluiden van de
ochtend waren hem vertrouwd van vroeger: gerinkel van melk
flessen, dichtslaande deksels van bakkerskarren, voorafgegaan
door het loshaken \an de steunbeugel; het piepen van bestel-
auto'ljes in de bocht van de brug af; het zingen van de werk
ster aan de overkant, en na twaalven de terugkeer van de schoolkinderen, snoevend
en jouwend, soms plotseling in allerliefst gesprek.
Zijn polshorloge, geregeld opgewonden, ligt nog steeds op de brede stoel naast het
bed, maar Constant heeft het nooit nodig; hij weet vanzelf wel wanneer de dagelijkse
gebeurtenissen komen. Het zal nu niet lang meer duren of hij hoort zijn moeder op de
trap met het kopje bouillon: zij brengt dat altijd om elf uur, een vroeger niet be
kende punctualiteit, die zij uit respect voor zijn toestand betracht. Om de andere dag,
behalve"Zondags, komt de dokter, opgewekt en nutteloos; zijn aanwezigheid maakt de
hele toestand objectief zichtbaar, als een krantenbericht. Als hij weg is, moet het over
gevoelige evenwicht met pijnlijke inspanning hersteld worden, 's Middags komen
er familieleden, 's avonds vrienden en vriendinnen. Eerst zijn die onzeker geweest in
hun optreden, maar de laatste tijd doen zij zonder moeite opgewekt; zij hebben de
eerste schok verwerkt en maken zich van de tweede geen voorstelling.
Zich verheugen op die bezoeken kan hij allang niet meer, maar zij storen ook niet;
zijn evenwicht is des te magnifieker naast hun gebabbel. Het doet er dan ook niet
toe wie zij zijn of wat zij zeggen: hun kleren, hun stemmen en hun gebaren leiden hem
genoeg af, zonder ooit naar iets buiten de kamer te verwijzen, zoals ook de geluiden
van de straat bij de kamer zijn gaan horen.
Het duurt toch langer dan hij gedacht had, tot het elf uur is. Als hij dat beseft, moet
Constant zich ineens weer verweren: hij neemt het boek, zonder zich uit zijn liggende
houding op te richten en slaat het open: maar het helpt niet, de woorden van een
willekeurige pagina willen niet samenhangen en betekenen niets. Misschien is het
ook zijn beste verweer, dat hij niet lezen kan, want het fijne evenwicht wordt dooi
de geringste beweging in de war gebracht. Alleen 's avonds gaat het wel eens: als
dolgeworden herinneringen en verwachtingen ontsnappen uit hun hechtenis, en met
behulp van lectuur moeten worden opgevangen. Na enige tijd keren zij dan uitgeput
terug en wordt het incident vergeten bij de geruststellende gedachte aan de volgende
morgen.
Omdat het Maart is zijn de morgens vaak wit. En dat is het beste: als de zon
schijnt is de buitenwereld te groot, als het regent wordt een klein kamertje te nauw,
daarom geeft het hem een vlakke voldoening als de morgen wit is. Binnenkort be
gint het voorjaar, maar er is een goede kans dat hij het niet meer zien zal. De pijn is
bijna hoorbaar bezig met het oorbereiden van de grote inval. De illusie, dat dit de
werkelijkheid zelf is, hoeft niet verbroken te worden.
Constant stond met een ruk op uit zijn bed en stommelde naar de badkamer. Als
het een spel is, dacht hij, heeft het wel iets ziekelijks; maar misschien is het geen spel,
want, ik doe het tegen wil en dank, en ik voel ook wel, dat ik toch iets heel anders vind
dan ik zoek: eigenlijk is het gewoon een soort leven.
Uit het raam van de badkamer zag hij dat de morgen lang zo wit niet was als hij
gedacht had: de zon was al bijna door de ochtendnevel heen gedrongen.
(Nadruk verboden)
Van Maandag 18 Januari af zal Alex de
Haas in het nieuwe de la Martheater een
serie voorstellingen geven van het reeds
door de radio bekend geworden program
ma „Au Salon des Variétés". Aan dit
programma zullen medewerking verlenen:
Dora Schrama, Truus Verburg, Mary van
den Berg, Gerard Muller,Joop de Leur en
Alex de Haas
Evenals dit voor de radio het geval was,
doet laatsgenoemde in deze voorstellingen
een greep uit vele liedjes, gecomponeerd
en geschreven in de periode van 1890 tot
1914. Het is niet de bedoeling, dat de ar-
tisten uit deze neriode, van wie de mees
ten zijn overleden, worden nagebootst.
Hoewel het archief van Alex de Haas,
zoals hij zegt, het hem mogelijk maakl een
volkomen wetenschappelijk verantwoord
programma samen te stellen, heeft hij
toch bij het selecteren geen chronolo
gische volgorde toegepast, omdat dit voor
het publiek te vervelend zou worden.
Het geboortehuis van de schilder Goya
te Fuendetodos in Aragon (Spanje) is ge
heel gerestaureerd. De eigenaars de fa»
milie van de schilder Zuloaga zijn voor
nemens het huis in de stijl van Goya's tijd
(17461828) te meubileren, opdat het zo
spoedig mogelijk als museum kan worden
opengesteld.
Voor de
microfoon
OK de moderne wijsbegeerte leert
r schematisch en in algemene
trekken weergegeven dat de mens een
zaam is. Zijn belangrijkste middel om zich
met zijn medemensen te verstaan vormt de
taal, maar dat is maar een gebrekkig hulp
middel: de woorden, welke wij gebruiken,
zijn vaak ontoereikend om onze gedachten
en gevoelens te vertolken en degene die
naar ons luistert in
terpreteert maar al
le dikwijls hetgeen
wij zeggen anders
dan we bedoeld heb
ben. Leibniz heeft
over die situatie on- VJ
ge veer gezegd: Wij
zijn allen nomaden, met een klein venster
op de buitenwereld.
Welnu, vandaag heet dat venster luid
spreker. Nu is het merkwaardige, dat de
radio deze fundamentele eenzaamheid
enerzijds gedeeltelijk kan opheffen, ander
zijds ons haar des te scherper doet besef
fen. Voorbeelden van de eerste reactie lig
gen voor het grijpen: de radio breekt de
uren der vergetelheid van zieken en be
jaarden, van gevangenen en soldaten, zij
doorbrak zelfs de collectieve afzondering
die wij in de bezettingsjaren als natie on
dergingen.
Maar de vrouw of de man, die 's avonds
de knoppen van het ontvangtoestel be
speelt en de stations het een na liet ander
in de beslotenheid van de huiskamer toe-
laai, hopende iet? te vinden dat haar of
hem zal boeien, wordt zich in wezen die
eenzaamheid juist scherper bewust. We
horen immers de wereld wel, met al zijn
klanken en geluiden, maar we hebben aan
dat leven geen deel. En in negen van de
tien gevallen draaien we de knop onbevre
digd weer om: er was weer niets bij.
Een goed deel van de critiek, vooral van
de onberedeneerde, op hetgeen de omroep
ons biedt, is naar onze mening te verklaren
uit-de ons eigen eenzaamheid. Zelfs al zou
niet alleen iedereen zijn eigen ontvangtoe
stel, maar ook zijn eigen zender hebben,
dan nog geloven wij niet, dat het luis
tergenot noemenswaard zou toenemen. Er
zou alleen nog meer lawaai komen....
Daarom is het goed, dat ook de andere
kant van de luisteraarscritiek wordt gezien,
namelijk het geringe contact dat de micro-
foonkunstenaar, alle „fan-mail" ten spijt,
met zijn auditorium heeft. Vooral geldt
dit ten aanzien van die scheppende gees
ten, wier onmiddellijk succes vaak staat
en valt met' de ontvangst van hun werk
na een radio-uitzending. Zo is het in het
bijzonder met de componisten. Men denke
niet te licht over de gemoedstoestand van
de man die zijn ziel in noten heeft geschre
ven en die zich na de uitvoering van zijn
partituur verlatener voelt dan ooit, omdat
de weerklank van het begrip is uitgeble
ven.
Men wandele op een zomeravond maar
eens door de buitenwijken van de stad:
evenzovele onverschillig doorspelende ra
dio's met evenzovele programma's vormen
het bijna tastbare bewijs van de eenzaam
heid van allen die in de studio's werken.
J. H. B.
MIN of meer als een gevolg op mijn ar
tikel over het concours Koningin
Elisabeth te Brussel wil ik nu iets zeggen
over dergelijke wedstrijden in het alge
meen. De laatste jaren zijn zulke kracht
metingen, als ik dit woord hier mag ge
bruiken, zeer in aantal toegenomen. Om
nog enkele toe noe
men: de Concoursen
Marguérite Long
Jacques Thibaud in
Parijs, de jaarlijks te
rugkerende in Genè
ve, concoursen voor
pianisten in War
schau en Bolzano, het
internationale con
cours voor zangers,
violisten en pianisten,
dat enige jaren gele
den in Scheveningen
is gehouden, maar om allerlei redenen niet
werd herhaald.
Dit alles moge van de laatste tijd zijn,
het begrip wedkamp-tussen-individuele-
kunstenaars is al oud. Denken we alleen
maar aan niemand minder dan Joh. Seb.
Bach, die de gevierde Franse clavecinist
Jean Louis Marchand tot een wedstrijd op
het clavecvmbel uitdaagde. In 1717 bracht
Bach een bezoek aan Dresden, waar hij
Marchand ontmoette. De koning van Sak
sen was een groot bewonderaar van de
Franse kunst, hij ontving Marchand aan
het hof en werd ten zeerste bekoord door
cle elegante, gracieuze speelwijze van de
Parijzenaar. Misschien voelde Bach zich
ten achter gesteld, in ieder geval ontstond
tussen de Dresdende musici en muziek-
vrienden een heftige strijd over de vraag,
wie groter meester was: Bach of Marchand
en men drong er bij Bach op aan Mar
chand tot een openbare wedstrijd uit te
nodigen. Deze nam de uitnodiging aan. Een
jury werd gekozen en op het afgesproken
uur verzamelde zich een talrijk en select
gehoor in de salons van een der ministers.
Het wachten was op Marchand, maar....
hij kwam niet. Bij informatie bleek, dat de
snode rivaal 's morgens vroeg met de post
koets uit Dresden was vertrokken. Bach
heeft toen maar alleen de aanwezigen met
zijn spel verblijd. De veronderstelling ligt
voor de hand, dat Marchand vreesde de
mindere te zijn, maar er moet aan worden
toegevoegd, dat zijn beroemde tegenspeler
Bach steeds met grote waardering over het
spel en de composities van Marchand
heeft gesproken.
Dit voorval is in zover van belang, om
dat ten opzichte van wedkampen altijd de
vraag rijst: worden hier nu artistieke be
langen mee gediend of niet? Want als een
figuur als Bach aan een dergelijke demon
stratie wilde medewerken, dan zou men
geneigd zijn niet veel bezwaren meer te
durven maken. Toch verleidt zelfs dit mij
niet, de betekenis van een poncours hoog
aan te slaan. Zeker, ieder die mededingt,
zal trachten zo goed mogelijk voor de dag
te komen en dat is natuurlijk een voordeel.
Maar de reden van dit hoog opvoeren van
de prestaties ligt op een ander gebied, dan
dat, wat een kunstenaar betreedt, als hij
zijn kunst in de zuiverste zin wil dienen.
De oorzaken van deze zo harstochtelijk
nagestreefde perfectie zijn van geheel an
dere aard dan die, welke men liefst zou
zien: die van een door de schoonheid-alleen
bezetene en daarvoor
alleen bezorgde kun
stenaar.
Maai; dit eenmaal
vooropgesteld, moet
erkend worden dat
de concoursen een
krachtig middel kun
nen zijn om het pad
te banen voor grote
talenten. Velen van
hen hebben door de
bekroning een car
rière gemaakt die zij
anders pas na langere tijd en dikwijls met
grote offers zouden verkregen hebben.
MET de wedkampen hangt het probleem
samen van de opleiding der jonge
kustenaars. In vele landen wordt aan de
conservatoria in veel sterkere mate de
nadruk gelegd op de practische, men zou
kunnen zeggen de virtuoze vorming, dan
wij dit in Nederland gewend zijn. Dit dan
natuurlijk dikwijls niet ten voordele van
de algemeen-muzikale ontwikkeling, van
het complex van zogenaamde bijvakken,
dat ten doel heeft de jonge musicus een
breder inzicht in de kunst te verschaffen.
Aan dit laatste wordt op onze vaderland
se conservatoria wèl aandacht geschon
ken. In de loop der jaren heb ik meerma
len buitenlandse muziekstudenten, die aan
een Nederlands conservatorium waren in
geschreven, met grote waardering horen
spreken over de grondigheid en degelijk
heid van het onderwijs hier. Maar de ont
wikkeling der virtuositeit, die op grote in
ternationale concoursen een der belang
rijkste factoren voor welslagen is, kan
daarbij in het gedrang komen. Het is een
moeilijk probleem. De Nederlander is in
het algemeen een degelijk en solide dienaar
van zijn kunst. Dit is natuurlijk ook een
kwestie van mentaliteit.
In de toekomst zal moeten blijken, of
wil men de jonge talenten met succes aan
internationale wedkampen doen deelne
men een zekere koersverandering in
hun vorming gewenst zou zijn en tot gro
ter resultaten zou kunnen leiden. Eenvou
dig is dit alles niet, maar voor de verant
woordelijke, leidinggevende figuren is het
een zaak van overdenking en overweging.
Vereenvoudiging der theoretische oplei
ding ten gunste van de practijk is echter
een hoogst gevaarlijk ding, want als het
zou leiden tot het kweken van eenzijdig
gerichte virtuozen, die op de hun toever
trouwde instrumenten snelheidsraces zou
den ontketenen, of piano's als koppen-van-
Jut zouden beschouwen, dan is het middel
aanzienlijk erger dan de kwaal. Dit mogen
we niet vergeten.
WILLEM ANDRIESSEN