Siegfried E. van Praag: EEN POOLSE SCHRIJVER Bij Mahlers Negende ER is voor onze tijd een grote les te trekken uit het artistieke verleden 'van Nederland, die'men kan leren in de musea, na het landschap en de manier van leven bestudeerd te hebben. Nu ik hiervan geprofiteerd heb, kar. ik mij niet onttrekken aan de indruk, dat deze les in het huidige stadium van de pictu rale ontwikkeling, één der kostbaarste is, die men kan opdoen. Men weet dat in ieder historisch tijdperk, telkens om andere redenen, het centrum van artis tieke aantrekkingskracht zich ver plaatst. Wij behoeven ons slechts te herinneren en waarde, die onze schilders uit de zeventiende en achttiende eeuw aan een verblijf in Italië toekenden. Mémoires van een vriendin van T oulouse Lautrec Het Hollandse landschap biedt onze schilders lessen in menselijkheid Van Beinum dirigeert in Londen werk van Matthijs Vermeulen Missia Natanson zustertje in dolheid Haagse première OVER MUZIEK door Hendrik Andriessen Ontdekkingen in een land waar men nooit uitgekeken raakt VEEL WAARDERING IN NEW YORK DE wieken van de Moulin Rouge, die geruime tijd de lethargie der echte wind molens gedeeld hadden, draaiden harder dan ooit. Pierre la Mure's boek heeft een ware herrijzenis verwekt. Een kunsthistoricus deelde me zelfs mede, dat de prijzen der enkele in verkopingen geveilde tekeningen van Toulouse-Lautrec sinds de vogue van het boek „Moulin Rouge" nog zeer zijn gestegen. De roman heeft bij een heel groot publiek een legende van Toulouse-Lautrec en zijn tijd geschapen. En deze legende, bestendigd nog door Ferrer's filmcreatie, wijkt niet zo veel af van wat men werkelijkheid noemt. Het "is dan ook slechts mijn doel u een nieuw begeleidend melodietje te leren, dat ik toevallig heb horen zingen. De lezers van „Moulin-Rouge" herinneren zich wel de naam van Missia Natanson, de dame in wier salon de baardige, kleine schilder zich graag ophield. Welnu, zij heeft haar mémoires geschreven, al meer dan een jaar geleden. En daarin heeft ze Lautrec niet vergeten. Trouwens, haar eerste man, Thadée Natanson eens de directeur van de „Revue Blanche" wijdde zelfs een heel boek aan zijn oude vriend Lautrec. De pure biografie en de boeken met herinneringen „doen het hem niet zo goed" als de „vie romancée". Weet men, dat het succes van „Moulin Rouge" werd voorspeld? In '1941 schreef de knappe Pierre MacOrlon een critisch-biografisch essai over Lautrec, schilder van het koude licht, en voorspelde woord voor woord dat degeen, die een „vie romancée" van de Schilder zou schrijven, hiermee een wereldsucces zou behalen. Lautrec past wonder wel in zijn tijd, het „fin de siècle". En dit geldt ook voor de vriendin, die hem zo lang overleefd heeft, Missia Sert. In haar autobiografie „Mis sia" (verschenen bij Gallimard te Parijs) heeft zij het „fin de Siècle" met de daarop Volgende „belle épo que" (1900), de tijd van die goede Mijn heer Fallières (1907- 1914), de oorlog en wat daar op volgde, gekenschetst. Lautrec heeft, naar men weet, Missia verscheidene keren getekend en geschilderd. Veel van die tekeningen zijn verloren gegaan, want Missia was kwistig en slordig. Toen Lautrec haar veel bezocht, was ze $en heel jong ge trouwd vrouwtje, een meisje van onder de twintig, in tulle en wit mousseline. Een spontaan, dol vrien dinnetje, tuk op pret en grappen, net als de schilder zelf, die echter nadenkend grappen op touw zette. Ik zie zijn zwarte baard glinsteren naast Missia's witte zomertoiletjes. In deze tijd van angst voor Sovjet Rusland kan min zich moeilijk de Russomanie van het „fin de siècle" indenken. In Nederland waren we ook Russomaan, maar zwaarder: Raskolnikov en de Karamazov's! De Franse Russomanie van toen was ook wel op Dostojewski gericht, maar zocht daarnaast het lichte en hield zich graag bezig met avontuurtjes van groothertogen. Missia Natanson, half Russin, half Belgische, was een dol, uitgelaten, coquet, begaafd kind. Na kennismaking brengt ze ons de titel van een vergeten boek van Claude Anet op de lippen: „Ariane, een Russisch meisje". LAUTREC'S wereldse vriendin toont zich in haar biografie in een mengeling van lichtzinnigheid, hartstocht en spontane diepzinnigheid, hartstocht en spontane begrio van sociale noden en sociale nood zakelijkheid. Zij is driemaal rijk getrouwd geweest, met Thadée Natanson, met de oprichter van de courant Le Matin, eige naar van het latere Théatre Réjane, Alfred Edwards en tenslotte met de door haar zozeer be minde Spaanse fresco schilder José-Marie Sert. Dit zeer gelukkige hu welijk werd door echt scheiding ontbonden, toen Sert hartstocht opvatf" voor een jonge, voor de revolutie gevlucv 'e Circassische. Marie Godebska, de latere Missia, werd in Rusland geboren Ze kostte het leven aan haar moeder, die zwanger naar dat land was gereisd, omdat een anonieme brief haar op de hoogte had gebracht, dat haar man in St. Petersburg een liaison had. Dus een wel erg bewogen levensbegin. De vader, beeldhouwer, keerde terug naar België, het land van zijn moeder. Daar werd Missia in weelde opgevoed in de grootouderlijke villa te Hall, bij Brussel. Ze groeide op in een Rubens-atmosfeer, in een huis waar 't eeuwig feest was, druk bezocht door schilders en musici, die er een overvloedige tafel vonden. Missia's vader was ondertussen hertrouwd met de vermogende Madame Natanson en nu noest het aan blijheid, weelde en het ver keer met kunstenaars gewende dochtertje een trms*!"' hiv> in Pa-ijs in de Rue de Missia Natanson, geschilderd door Bonnard Vaugirard gaan bewonen, tylet haar stief moeder kon Missia het niet vinden. Ze ging op de vlucht naar de grootmoeder in België, waar ze Liszt nog aantrof. Mevrouw Natanson moet nog zo heel kwaad niet geweest zijn. want ze liet bij haar dood Missia driehonderdduizend francs-van-toen en al haar diamanten na. Bovendien een neefje: Thadée, waar het meisje op vijftienjarige leeftijd mee trouwde. Nog vóór dit huwelijk echter, moe van al de stiefmoederlijke zorgen, was Mis sia heel alleen naar Londen gevlucht, waar ze haar brood verdiende met het geven van muzieklessen. L vrouw namen hun intrek in een huis van de Rue Saint-Florentin, dat weldra het centrum van de medewerkers van de Revue Blanche werd, die door Thadée en zijn broer Alexandre is opgericht. Missia noemt veel bekende artisten, die dit huis en haar buitenhuis te Valvins bezochten. Haar voorkeur hadden de schilders Vuillard, Bonnard en Toulouse-Lautrec. Haar grote favoriet was echter de dichter Mallarmé. Lautrec, die Steéphane Mallarmé te plechtig vond. en hem Sa Majes- té (S.M.) noemde, kwam op een dag Missia in een op de boot van Mallar mé weggerist badpak, waarvan het kruis op de enkels van het kleine mannetje hing. Bovendien had de schilder zich uit hoepels een aureool van rood en zilver vervaardigd eri een rode mantel omgeslagen. Mallarmé kreeg de lucht van deze onschuldige paro die. Hij nam haar zo ernstig op, dat hij hel Lautrec nooit vergaf. Later, te Villeneuve, was Lautrec een ge ziene gast bij Missia. Hij kon er niet ge noeg van krijgen, haar Beethoven te horen spelen, maar toen ze hem, terwijl ze voor hem poseerde voor een schilderij dat hij heel klassiek „De ruïne van Athene" noemde, lastig viel en aanmerkingen maakte, wreekte hij zich met een vinnige caricatuur. Daar, te Villeneuve, oordeelde Lautrec dat de zomer over was, als het jachtseizoen werd geopend. Dan trok hij een gummi- jas aan, zette een Zuidwester op en hield een „ouverture tot de jacht" welke voor hem hierin bestond, dat hij zorgvuldig HET boek „The Captive Mind" van Czeslaw Milosz kan moeilijk tot de Engelse litteratuur gerekend worden, het is alleen uit het Pools in het Engels ver taald en bij Seeker Warburg te Londen verschenen. Maar het zou jammer zijn, als het om deze formele reden onbesproken bleef. Milosz heeft het, zoals de titel van het boek doet vermoeden (en de naam van de uitgever trouwens ook) over de geestes gesteldheid achter het IJzeren Gordijn. Hij is evenmin een theoreticus, die uit naar het Westen doorgedrongen gegevens een schrikbeeld samenstelt als een practicus, die weet dat er met Oostelijke ervaring geld te verdienen is: hij bewerkt zijn uitge breide ervaring van Poolse toestanden naar een zelfstandig inzicht. Zijn voorstelling van zaken is des te geloofwaardiger, omdat hij er geen makkelijke conclusies over toe komst en waarheid aan verbindt. MILOSZ, in 1911 geboren, had zich in 1939 al een naam gemaakt in Polen als dichter; in de oorlog nam hij deel aan het ondergrondse verzetswerk; in 1946 kwam hij in de Poolse diplomatieke dienst, die hem uitzond als cultureel attaché, eerst naar Washington, later naar Parijs, in Februari 1951 brak hij met de Poolse re gering. Hij doet niet dik over zijn moti vering voor dit laatste besluit:,. Van huiten- af kan men zulke beslissingen makkelijk houden voor logische gevolgen van een afkeer van tyrannie. Maar in wer kelijkheid kunnen er wel verscheidene redenen voor zijn, niet alle van even hoge orde. Mijn eigen beslissing was niet het resultaat van redeneringen, maar van het verzet van zijn maag. Een man kan zich zelf overtuigen dat hij zijn gezondheid goed zal doen door levende kikkers te slikken; onder invloed van een redelijke overtuiging kan hij dan een eerste kikker slikken en een tweede; maar bij de derde komt zijn maag in opstand. Op dezelfde manier stuit te de toenemende invloed van de Russische leer op het verzet van mijn hele natuur". De verleiding voor Milosz om kikkers in te nemen was des te sterker omdat hij een dichter is, die met een andere taal dan de Poolse nooit veel zal kunnen beginnen. De Poolse regering rekende er, toen zij hem uitzond, d3n ook op dat deze overweging hem wel binnen de perken zou houden. Maar. zegt Milosz, nvm onderschatte de be tekenis. die ik hechtte aan een litteraire alle kroegjes van het plaatsje Villeneuve aandeed. Missia vertelt, dat Lautrec er nog een andere sport op nahield: haar voetzolen met een penseel te kietelen, terwijl zij rustig aan de voet van een boom in haar tuin een boek zat te leven. „Deze oefening, waarbij op het geschikte ogenblik zijn vin gers meededen, kon uren duren. Ik vond het heerlijk en hij beweerde, dat hij op m'n voetzolen toverlandschapoen tekende. We waren beiden niet erg oud en Lautrec vond soms onvoorziene vermaken uit. Zo gebeurde het eens op een morgen, dat het hele huis plotseling tegen elf uur opschrok door een schot, dat uit een kamer scheen te zijn afgevuurd. We vlogen de trappen op en stoven doodsbang de kamer binnen. Daar zat hij, gekleed als een Chinese kleer maker, op z'n bed, terwijl hij on een spin schoot, die rustig haar web maakte op de muur aan de overkant. DE grote salondame, die we in „Moulin Rouge" ontmoeten, was dus toen nog maar 'n ondeugend meisje. Van haar vriend Lautrec weet ze geen tiende te vertellen van wat ze zich van Mallarmé, Ibsen, Max Jacob, Renoir, Cocteau. Picasso en vooral Diaghilev, da leider der Russische balletten, herinnert. Men merkt, dat zij, die als heel oude vrouw haar mémoires schreef, de genen die ze als volwassen vrouw heeft ontmoet, meer eu séricux nam en dieper heeft geneild dan Lautrec, de jeugdvriend. Van de tragische kant van de schilder vindt men in Missia's boek eeen spoor. Haar man en jeugdvriend Thadée daarentegen die ze. naar mijn oordeel, niet erg mild heeft behandeld, toen ze hem lopen liet omdat hij zijn geld had verspeeld uit een menge ling van utopistische mensenliefde en on dernemingszucht opent in zijn boek wel degelijk een verschiet op de tragische Tou- louse-i>utree: „Vrouwen zijn er geweest, die vertederd waren door ziin ongelukkig lichaam en zijn nooit te stillen honger naar tederheid: maar tot aan zijn laatste ogen blik hebben wij op héér gewacht, die de moed zou hebben gevonden om van hem te gaan houden of de menslievendheid om hem te doen geloven dat het zo was". Zo Hikt het. dat Lautrec meer in liet leven van Thadée dan in da* van Missia Natan son heeft betekend. Hij zelf echter zal zeker met een goede herinnering aan Missia zijn gestorven, want ze was een zustertje in dolheid en het enfant terri ble" dat een kleine eeuw leefde, moet 't „terrible enfant" dat Lautrec. het ruwe moederskind, steeds is gebleven, wel be koord hebben. carrière. Nu woont hij dus ambteloos in Parijs en leeft van free-lance journalistiek, die hem overigens niet veel verder van zijn eigenlijke poëzie kan verwijderen, dan de gedichten die de Poolse regering van hem verlangde. In het middelpunt van „The Captive Mind" staan de levensbeschrijvingen van vier Poolse auteurs, waaruit men kan leren welke redenen Milosz tot een ander besluit hadden kunnen brengen. Deze vier worden discreet aangeduid als Alpha, Beta, Gamma en Delta; het lijken eerst namen uit een litteraire angstdroom over de toekomst, maar als Milosz ze behandeld heeft, zijn ze geheel normaal geworden. Zijn suggestief vermogen is groot genoeg om de voornaam ste karakteristiek, die de Poolse oorlogs ervaring onderscheidt van bijvoorbeeld de Nederlandse, volledig reëel te maken: de gestadig sterker wordende overtuiging dat de Poolse natie, geklemd tussen Rusland en Duitsland, eigenlijk niets had om voor te vechten. Dit dan afgezien van de per soonlijke redenen, die behaalde Polen had den om zich toch te verzetten; maar toen de oorlog uit was, werd het dan ook tijd voor hen om iets te gaan doen dat enige zin kon hebben, en medewerking aan de Russificatie van Polen was niet alleen het enige dat zich aanbood, het drong zich ook al gauw op. Niet dat de levensgeschiedenissen van de vier auters op dit punt precies identiek zijn. Alpha, die vóór de oorlog al bekend was als romancier, werd inderdaad voor namelijk beïnvloed door het besef van de zinloosheid van het verzet; maar Beta's ideeën over de menselijke mogelijkheden XXXXJOOOOOOOC „The Captive Mind" is als blijk van schrijverschap zo sterk, dat het zelfs de aandacht waard is van een lezer, die voldoende met zijn eigen zaken is ingenomen om zich voor liet onder werp ervan niet te interesseren. Men zal er misschien niet veel nieuws door begrijpen; in de vernietigende zin die dat woord heeft gekregen. Maar men kan er zich de „Oostelijke" zaken veel beter door voorstellen. JOCXXXXXX)OCXOOOC»(X>DOCOOOOOOCXXXXIOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOCX werden gevormd in de drie jaar, die hij doorbracht in Dachau; Gamma was het type van de theoretische opportunist, die zich met enige voldoening beriep op de onverzettelijke loop van de historie; Delta was de populaire dichter, die alles verwel komde, wat de band tussen hem en een omvangrijk publiek kon verstevigen. Overigens is het gebruik van de verleden tijd alleen werkelijk gerechtvaardigd voor het geval van Beta, die tenslotte zelfmoord heeft gepleegd; de andere drie zijn nog in volle actie. Als men daaraan denkt krijgen hun portretten een bijzondere intensiteit. Zij zijn toch al uitstekend: men kan zich niet anders voorstellen, dan dat hun ont wikkeling in hoofdzaak inderdaad zo ver lopen is als Milosz zegt. W'AT de vier auteurs gemeen hebben is alleen het verloren geloof in zekere waarden die wij in het Westen nog geldig achten; daarvoor in de plaats hebben zij de overtuiging, dat zij nu precies weten wat de geschiedenis met de mensheid voor heeft en dat zij krachtens die wetenschap de beste partij hebben gekozen. Wat is de kans, dat zij weer van gedachten zullen veranderen? Menselijke behoeften, die niet in het systeem passen, manifesteren' zich voortdurend; maar Milosz houdt rekening met de mogelijkheid, dat die nog wel te onderdrukken zijn en ziet tenslotte alleen het verliezen van een oorlog als een vol doende kracht om het systeem te breken: dan zal het krachtens zijn eigen argumen tatie onjuist gebleken zijn. Dat is niet zo origineel, en men kan zich afvragen wat die onjuistheid voor ons be tekent, als wij de argumentatie toch al niet accepteren en niettemin met het verschijn sel te maken hebben. Milosz' orginaliteit gaat in een andere richting en is te vinden in het persoonlijke karakter van wat alles wat hij vertelt en beoogt; zodat de levens van de vier schrijvers, de sfeer van de stad Wilna in de tijd dat hij er zelf studeerde, de vrees die de Poolse steden tegenwoordig bezielt, zelfs de oorlog die alles moet ver anderen, altijd de toon hebben van een eigen ondervinding. S. M. Deze maand zal de Haagse Comedie de première geven van „l'Alouette" (Da Meeuw) een spel over Jeanne d'Arc van Jean Anouilh. In het Nederlands ver taald door J. W. F. Werumeus Buning en geregisseerd door Cees Laseur. De voornaamste medewerkenden zijn: Elisabeth Andersen, Jan Retèl, Dick van Veen, Johan Valk, Gijsbert Tersteeg en Luc Lutz, de décors worden ontworpen door Wim Vesseur. HET is bekend dat Gustav Mahlers negende symphonie eigenlijk „Das Lied von der Erde" „Het lied van de aarde" is. De componist noemde het werk in een ondertitel „Symphonie für eine Tenor- und eine Altstimme und Orchester". Onder de dwang van zekere gevoeligheden voor het levenslot en daarmee samenhangende gedachten aan Beethoven en Bruckner, vermeed de nerveuze componist het getal negen. Bij de conceptie en gedurende de comoositie van „Das Lied von der Erde" hadden zowel duistere schaduwen van de dood als een zeker licht van eeuwige rust zijn geest bezig gehouden. Ik geloof dat Mahler, mc-er dan enig componist in de geschiedenis, bij elke mu zikale creatie met al zijn zenuwen gebon den was aan levensproblemen; niet ver standelijk als denker, maar als gepassion- neerd kunstenaar. Ik ben er van overtuigd dat dit slechts schijnbaar van positieve betekenis voor zijn artistieke oroductie is geweest. Het is waar. dat in elke noot van ieder werk van Mahler een zekere over vloed van aandoening leeft; maar dat heel deze overvloed van aandoening en duur zame schakeling van zuiver muzikale kracht heeft gewaarborgd, daarvan kan ik niet zeker zijn. De altijd hevig-bewogen ^ooonist schreef na .Das Lied von der Erde" een nieuwe symphonie: deze werd de negende ge noemd. Daarna heeft hij nog een tamelijk volledige notitie van een volgende sympho nie eemaakt: kort voor zijn dood heeft hij geëist dat dit werk nooit zou worden uit gevoerd. En dus beschouwt men in de mu- zlekwereld de negende als Mahlers af- sche'd. De zeer begaafde dirigent Rafael Kube- Hk heeft onlangs deze Negende Svmph'onie met een ontroerende toewijding. Men kreeg de indruk dat al de vibraties van de vele met een ontrorende toewijding. Men kreeg de indruk dat de vibraties van de vele sentimenten in deze muziek in Kubelik's leiding leefden. Bij zoveel hartelijke over gave aan deze kunst zou alle crit'sohe over- vm"in<* wel nuchtere knaa"zucht moeten lijken. Toch dringt door de stroom van muziekgolven ook in deze symphonie van Mahler een beweging van levensstrijd, die méér de verschijningsvorm der muziek be paalt dan desymphonie als zelfstandig kunstwerk mag verdragen. Mahlers gevaarlijke uitspraak, dat het voornaamste der muziek niet in, maar échter de noten staat, zou ook hier bewaar heid kunnen heten, maar dan betekent dit practisch. dat het grootse geheel der noten, de feitelijke comoositie, ten eeuwige dage onafhankelijk blijft van een geestelijke si tuatie. welke met de componist is heenge gaan. De werkelijkheid is dat de duurzaam- heim van het kunstwerk schuil in de noten en niet achter de noten: als men datgepe wat de noten doen klinken maar niet wil onderschatten. Beethoven heeft ook altijd gestreden en. ais men wil. geleden, maar hii heeft altijd de kracht kunnen opbren gen om de zelfstandigheid van hot noten complex met een zodanige objectiviteit te verzekeren dat de svmphonieën hun le venskracht zelf kunnen oobrenmn na de actualiteit van hun schepper. Ook Bruckner heeft dit gekund. Ars longa, vita breHs. Tot de krachten van de componist behoort liefde voor de zelsfandigheid van het werk en deze toe wijding moet sterker zijn dan de eigen liefde der uiting. Het is niet aan te nemen dat. Mahler bewust zwelgde in het genot van zfin gevoelsuiting en van ziin muzikale verbeelding; wie weet hoezeer hii met deze diepgaande zaken heeft geworsteld. DE grote bewondering voor de muzikaal geïnspireerde meester legt mij dade lijk het zwijgen op als ik zou denken aan een principiële dwaling of een bewuste verwaarlozing. Maar zonder het te willen, doet zich ook bij deze negende svmnhonie de vraag voor: kon deze muziek blijven bestaan door hetgeen „achter de noten staat" of zal zij een vitaliteit behouden door evenwicht van zuivermuzikale ele menten, door evenwicht van enthousiasme en constructie? Toen het eindeloze laatste deel tenslotte toch eindigde, liet de dirigent duidelijk blijken dat er na deze muziek niet ge- aplaudisseerd moest worden. Het was dus stil; een onbehagelijk gevoel van begrafe nisstemming pakte ons aan. Om wat ter wereld moest deze sfeer van dood en ver latenheid ons neerslaan, terwijl er zoveel «3 muzikale schooonheid had geklonken? Met deze gevoeligheid, deze sentimentaliteit ZELFS de eenvoudige toerist kan, als hij eenmaal Roosen daal voorbij is, vaststellen dat hij binnendringt in een nieuw land dat wil zeggen, dat ook een weinig geoefend oog toonaangevende verschillen tussen het Hollandse en het Franse landschap ontdekt. Maar sterker nog spreken deze tot een schilder, een man wiens blik uit hoofde van zijn beroep verscherpt is, wiens verbijzonderde gevoeligheid, een maal ontwaakt, zich bewust ontwikkelde en wiens waarne mingsveld zich voortdurend heeft uitgebreid. Wat men in Holland ziet. kan men nergens in Frankrijk zien, hoe afwisselend dit Frankrijk ook mag zijn en al ontbreken ook daar de waterlandschappen niet. Wat mij betreft: ik had ontelbare keren de Franse kanalen en havens, rivieren en meren bezocht, ik had al dikwijls huizen zien baden in rustig water, boten aan een kade gemeerd zien liggen, zo goed als gebouwen van baksteen onder een tochtige hemel en toch werd mijn eerste bezoek aan Nederland, nu vijf jaar geleden, een verrassing en al gauw een betovering. Mijn daaropvolgende reizen hadden tot doel deze wonder baarlijke ontdekking van een naburig, bevriend en toch zo geheel nieuw land uit te buiten, maar lieten mij toch ook de tijd om de redenen en de hoedanigheden van dit anders zijn te analyseren. IN Holland neemt de mens de eerste plaats in. Men zou zich dat ook niet anders kunnen voorstellen in een land, dat grotendeels als het ware door de menselijke hand geschapen is. Uit hard werken van een koppig volk is dit eigen- zinnigst denkbare land voortgekomen. De poëzie van de polder kan zonder twijfel afstotend en eentonig schijnen, maar wie er de bekoring van heeft on dergaan kan deze nooit meer vergeten. Bekeken van een zuiver picturaal standpunt, dus zoveel mogelijk los van persoonlijke bijgedachten, doet deze ruimte zich aan ons voor in een pak kende verkorting, onderbroken door hagen, doorsneden door dijken. Ieder détail speelt volledig zijn rol. In plaats van de overvloedige verscheidenheid van elementen, die het golvend terrein van Frankrijk bevolken, wordt men hier geconfronteerd met de klassieke en kwasie-abstracte organisatie: een in deling, die doet denken aan de „polen" (verticaal hangende delen) van een theaterdécor, onderling verbonden door een perspectivische lijn, waaruit een verheven poëzie voortkomt, die over eenkomst vertoont met de intellectuele voldoening van wiskundigen of inge nieurs bij een aan de volmaaktheid grenzende oplossing. Ook de stadsgezichten zijn, hoewel vertrouwder, toch zeer frappant, op een geheel andere manier in de eerste plaats „menselijk". Hun afmetingen, hun lijnen en hun verhoudingen aan samenstel lende delen verzekeren steeds een ab soluut menselijke schaal, in directe ver bondenheid met de lengte van een voet stap, de reikwijdte van het oog en de slag van het oog. In de steden, die dik wijls hun prachtige indruk te danken hebben aan de manier waarop het zorg vuldig bewaarde verleden zich verenigt met moderne uitbreidingen, raakt men door de afwezigheid van ieder gezwollen perspectief noo't uitgekeken, wordt in- tegendeel het oog in de soms wat be perkte ruimte gericht op de détails van het leven, op de gevoelige, de persoon lijke kanten van de architectonische elementen. Alleen in de havens vindt men, zeer toepasselijk, een gezichts einder getrokken door dokken en pak huizen, die de maat aangeeft van het daar verrichte werk: de omvang en uit gestrektheid der vlakken komt overeen met de krachten, die er zich ontplooien. DE laatste essentiële les, die een bui tenlandse schilder in Holland op doet, komt van de hemel. Door dit vlakke land verplaatsen zich vrijwel altijd gigantische gebergten, Alpen en Himalaya's, aan de horizon opkomend als reusachtige, wonderbaarlijke, hemel se bouwsels. Allerlei schijnsels spelen er doorheen, doorstralen ze, verlichten hun bogen, hun grotten, weerkaatsen dan send op hun kruinen en stromen door hun dalen alvorens de grond te be reiken. Hieraan en aan de bijzondere voch tigheid van de lucht is dat onverge lijkbare licht te danken, dat ons, meer dan overal elders, de weelde doet waar deren van de kleuren, die overigens zorgvuldig worden onderhouden door „Landschap bij Melun" door Jack Chambrin mensenhanden en telkens opnieuw ge wassen door de veelvuldige regenbuien. Heeft Holland in dit opzicht een rol te spelen? Ik zou dit zo graag willen geloven in een tijd als deze, waarin de schilderkunst het grote risico loopt te verdrogen, zich het wezenlijke te laten ontgaan door zich te richten op doelen die niet meer picturaal zijn, doch filo sofisch. muzikaal of mathematisch. De frisheid, de sterke menselijkheid en te gelijkertijd het evenwicht van mens en landschap, kunnen daar ben ik van overtuigd het zo noodzakelijke ge neesmiddel bieden en de schilders hel pen, uit welk land zij ook komen mogen, het waarlijk schilderachtige terug te vinden. XXXXXXXOOOOOOOOOOOOOOCXXX)OOOOOOOOOOOCXX)OOOOOOOCOOOOOOOOC< CXXXX>OOOCXX)OOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOCiOOOOOOOOOi Eduard van Beinum zal op 10, 12 en 13 Februari als gastdirigent van het Sympho- nie-orkest van de B.B.C. in Londen optre den. Op 10 Februari wordt er een uitzen ding gegeven voor de Home Service, waar aan ook het B.B.C.-zangkoor deelneemt. Op het programma staan werken van Beet hoven, Schubert, Mendelssohn en Bruck ner, benevens de Derde Symphonie van Willem Pijper. Ook in de concertzalen voor het Derde programma (op 12 en 13 Februari) wordt een Nederlands werk ten gehore gebracht, te weten „Passacaglia en Cortège" van Matthijs Vermeulen, dat daarmede zijn eerste uitvoering in Engeland krijgt. Van Beinum dirigeert bij deze gelegenheden werd de averechtse werking van Mahlers artistieke achtergrond bevestigd. Het beste van de symphonie werd verduisterd door een erkenning van gevoelswaarden, waar door slechts schijnbaar het kunstwerk werd geëerd. In werkelijkheid leek het een ge legenheidsplechtigheid met droevige over wegingen over eenzaamheid in leven en in dood. De Mahler-verering heeft in Oos tenrijk en in Nederland altijd gelaboreerd aan een geestelijke sentimentaliteit, die zeer hooggestemd is. Tot het werkelijke eigen lijke Hollandse muziekbesef behoort deze mentaliteit in het geheel niet. Ik meen dat men oprechte bewondering voor de grote grote componist kan hebben zonder enige kwasi-mystiek. verder de Vierde Symphonie van Bruckner en de Akademische Festouverture van Brahms. Het is een bijzonderheid, dat in het Der de Programma het concert na de eerste uitvoering de volgende avond in zijn ge heel herhaald wordt. Dit is een proefne ming met een nieuw systeem, dat de B.B.C. heeft uitgedacht om orkesten en dirigenten niet te overbelasten. Tot dusver werden concerten met een kleine wijziging in het programma enkele dagen later op een an dere golflengte herhaald. De uitzendtijden vcor Van Beinums con certen zijn als volgt: op 10 Februari van 2122 en van 22.1523 uur (330 meter), op 12 Februari van 20.2020.50 en van 21.1022.15 uur en op 13 Februari van 21 21.30 en van 21.50—22.55 uur (466 me ter). De opgegeven tijden zijn de Neder landse. In het zo juist verschenen nummer van het Amerikaanse weekblad The New Yorker heeft de Nederlandse dirigent Eduard van Beinum een bewonderende en huldigende beoordeling gekregen. Dit betekent des te meer, omdat de criticus Winthrop Sargeant een man is van grote muzikaliteit en fijne smaak, schrijvende in het blad dat zijn lezers vooral vindt in de kringen van Amerika's intellectuele en artistieke élite. Van Beinum heeft een aantal concerten gegeven met het beroemde orkest van Phi ladelphia. Voor hem, die hier in het najaar een grote tournée komt houden met het Concertgebouw-Orkest, uiteraard een bij zonder te stade komende kennismaking met het Amerikaanse publiek. Men kan zeggen dat de critiek over het algemeen zeer waarderend over zijn op treden is geweest. Het bekende weekblad Time was vol lof, de bladen te Philadel phia eveneens. En na zijn optreden te New York kreeg de Nederlandse dirigent ook zeer gunstige beoordelingen in de New York Telegram and Sun, de New York Post en het American Journal. De twee voornaamste New Yorkse bla den echter de Times en de Herald Tri bune hadden, behalve veel waarderends ook wel iets misprijzends te zeggen. Vol gens de Times werd Haydn's 96ste Sym phonie „over-verfijnd" gespeeld, dat wil zeggen: niet manlijk genoeg. De criticus van de Tribune was van oordeel dat ge noemde symphonie vertolkt werd met een bijna spookachtige elegantie". Voor de uitvoering van Bruckners Zevende hadden beide critici meer lof. Wat Sargeant in de New Yorker schreef zal echter wel de beste introductie blijken voor Van Beinum bij het kunstzinnige Amerikaanse publick. Sargeant schreef dat het vele jaren geleden was dat hij met een dergelijke opwinding een voor hem nieuwe dirigent had gadegeslagen. Vakmanschap, durf en vuur zijn eigenschappen, die Van Beinum zijns inziens weet te combineren. Van Beinum, aldus de New Yorker, scheen directe contróle te hebben over meer mu zikale détails dan enige andere dirigent, behalve Toscanini.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13