Siegfried E.
van
Praag:
EEN POOLSE SCHRIJVER
Bij Mahlers
Negende
ER is voor onze tijd een grote les te
trekken uit het artistieke verleden
'van Nederland, die'men kan leren in de
musea, na het landschap en de manier
van leven bestudeerd te hebben. Nu ik
hiervan geprofiteerd heb, kar. ik mij
niet onttrekken aan de indruk, dat deze
les in het huidige stadium van de pictu
rale ontwikkeling, één der kostbaarste
is, die men kan opdoen. Men weet dat
in ieder historisch tijdperk, telkens om
andere redenen, het centrum van artis
tieke aantrekkingskracht zich ver
plaatst. Wij behoeven ons slechts te
herinneren en waarde, die onze schilders
uit de zeventiende en achttiende eeuw
aan een verblijf in Italië toekenden.
Mémoires van een vriendin
van T oulouse Lautrec
Het Hollandse landschap
biedt onze schilders
lessen in menselijkheid
Van Beinum dirigeert in Londen
werk van Matthijs Vermeulen
Missia Natanson
zustertje in dolheid
Haagse première
OVER MUZIEK
door
Hendrik Andriessen
Ontdekkingen
in een land waar men
nooit uitgekeken raakt
VEEL WAARDERING
IN NEW YORK
DE wieken van de Moulin Rouge, die geruime tijd de lethargie der echte wind
molens gedeeld hadden, draaiden harder dan ooit. Pierre la Mure's boek heeft
een ware herrijzenis verwekt. Een kunsthistoricus deelde me zelfs mede, dat de
prijzen der enkele in verkopingen geveilde tekeningen van Toulouse-Lautrec sinds
de vogue van het boek „Moulin Rouge" nog zeer zijn gestegen. De roman heeft bij
een heel groot publiek een legende van Toulouse-Lautrec en zijn tijd geschapen. En
deze legende, bestendigd nog door Ferrer's filmcreatie, wijkt niet zo veel af van wat
men werkelijkheid noemt. Het "is dan ook slechts mijn doel u een nieuw begeleidend
melodietje te leren, dat ik toevallig heb horen zingen. De lezers van „Moulin-Rouge"
herinneren zich wel de naam van Missia Natanson, de dame in wier salon de baardige,
kleine schilder zich graag ophield. Welnu, zij heeft haar mémoires geschreven, al
meer dan een jaar geleden. En daarin heeft ze Lautrec niet vergeten. Trouwens, haar
eerste man, Thadée Natanson eens de directeur van de „Revue Blanche"
wijdde zelfs een heel boek aan zijn oude vriend Lautrec. De pure biografie en de
boeken met herinneringen „doen het hem niet zo goed" als de „vie romancée". Weet
men, dat het succes van „Moulin Rouge" werd voorspeld? In '1941 schreef de knappe
Pierre MacOrlon een critisch-biografisch essai over Lautrec, schilder van het koude
licht, en voorspelde woord voor woord dat degeen, die een „vie romancée" van de
Schilder zou schrijven, hiermee een wereldsucces zou behalen.
Lautrec past wonder
wel in zijn tijd, het
„fin de siècle". En dit
geldt ook voor de
vriendin, die hem zo
lang overleefd heeft,
Missia Sert. In haar
autobiografie „Mis
sia" (verschenen bij
Gallimard te Parijs)
heeft zij het „fin de
Siècle" met de daarop
Volgende „belle épo
que" (1900), de tijd
van die goede Mijn
heer Fallières (1907-
1914), de oorlog en
wat daar op volgde,
gekenschetst. Lautrec
heeft, naar men weet,
Missia verscheidene
keren getekend en
geschilderd. Veel van
die tekeningen zijn
verloren gegaan,
want Missia was
kwistig en slordig.
Toen Lautrec haar
veel bezocht, was ze
$en heel jong ge
trouwd vrouwtje, een
meisje van onder de
twintig, in tulle en
wit mousseline. Een
spontaan, dol vrien
dinnetje, tuk op pret
en grappen, net als de
schilder zelf, die
echter nadenkend
grappen op touw
zette. Ik zie zijn zwarte baard glinsteren
naast Missia's witte zomertoiletjes. In deze
tijd van angst voor Sovjet Rusland kan
min zich moeilijk de Russomanie van het
„fin de siècle" indenken. In Nederland
waren we ook Russomaan, maar zwaarder:
Raskolnikov en de Karamazov's! De Franse
Russomanie van toen was ook wel op
Dostojewski gericht, maar zocht daarnaast
het lichte en hield zich graag bezig met
avontuurtjes van groothertogen. Missia
Natanson, half Russin, half Belgische, was
een dol, uitgelaten, coquet, begaafd kind.
Na kennismaking brengt ze ons de titel
van een vergeten boek van Claude Anet
op de lippen: „Ariane, een Russisch
meisje".
LAUTREC'S wereldse vriendin toont zich
in haar biografie in een mengeling van
lichtzinnigheid, hartstocht en spontane
diepzinnigheid, hartstocht en spontane
begrio van sociale noden en sociale nood
zakelijkheid. Zij is driemaal rijk getrouwd
geweest, met Thadée Natanson, met de
oprichter van de courant Le Matin, eige
naar van het latere Théatre Réjane, Alfred
Edwards en tenslotte met
de door haar zozeer be
minde Spaanse fresco
schilder José-Marie Sert.
Dit zeer gelukkige hu
welijk werd door echt
scheiding ontbonden, toen Sert hartstocht
opvatf" voor een jonge, voor de revolutie
gevlucv 'e Circassische.
Marie Godebska, de latere Missia, werd
in Rusland geboren Ze kostte het leven
aan haar moeder, die zwanger naar dat
land was gereisd, omdat een anonieme brief
haar op de hoogte had gebracht, dat haar
man in St. Petersburg een liaison had. Dus
een wel erg bewogen levensbegin. De
vader, beeldhouwer, keerde terug naar
België, het land van zijn moeder. Daar
werd Missia in weelde opgevoed in de
grootouderlijke villa te Hall, bij Brussel.
Ze groeide op in een Rubens-atmosfeer, in
een huis waar 't eeuwig feest was, druk
bezocht door schilders en musici, die er
een overvloedige tafel vonden. Missia's
vader was ondertussen hertrouwd met de
vermogende Madame Natanson en nu
noest het aan blijheid, weelde en het ver
keer met kunstenaars gewende dochtertje
een trms*!"' hiv> in Pa-ijs in de Rue de
Missia Natanson, geschilderd door Bonnard
Vaugirard gaan bewonen, tylet haar stief
moeder kon Missia het niet vinden. Ze
ging op de vlucht naar de grootmoeder in
België, waar ze Liszt nog aantrof.
Mevrouw Natanson moet nog zo heel
kwaad niet geweest zijn. want ze liet bij
haar dood Missia driehonderdduizend
francs-van-toen en al haar diamanten na.
Bovendien een neefje: Thadée, waar het
meisje op vijftienjarige leeftijd mee
trouwde. Nog vóór dit huwelijk echter, moe
van al de stiefmoederlijke zorgen, was Mis
sia heel alleen naar Londen gevlucht, waar
ze haar brood verdiende met het geven
van muzieklessen.
L vrouw namen hun intrek in een huis
van de Rue Saint-Florentin, dat weldra het
centrum van de medewerkers van de Revue
Blanche werd, die door Thadée en zijn
broer Alexandre is opgericht. Missia noemt
veel bekende artisten, die dit huis en haar
buitenhuis te Valvins bezochten. Haar
voorkeur hadden de schilders Vuillard,
Bonnard en Toulouse-Lautrec. Haar grote
favoriet was echter de dichter Mallarmé.
Lautrec, die Steéphane
Mallarmé te plechtig
vond. en hem Sa Majes-
té (S.M.) noemde, kwam
op een dag Missia in een
op de boot van Mallar
mé weggerist badpak, waarvan het kruis
op de enkels van het kleine mannetje hing.
Bovendien had de schilder zich uit hoepels
een aureool van rood en zilver vervaardigd
eri een rode mantel omgeslagen. Mallarmé
kreeg de lucht van deze onschuldige paro
die. Hij nam haar zo ernstig op, dat hij
hel Lautrec nooit vergaf.
Later, te Villeneuve, was Lautrec een ge
ziene gast bij Missia. Hij kon er niet ge
noeg van krijgen, haar Beethoven te horen
spelen, maar toen ze hem, terwijl ze voor
hem poseerde voor een schilderij dat hij
heel klassiek „De ruïne van Athene"
noemde, lastig viel en aanmerkingen
maakte, wreekte hij zich met een vinnige
caricatuur.
Daar, te Villeneuve, oordeelde Lautrec
dat de zomer over was, als het jachtseizoen
werd geopend. Dan trok hij een gummi-
jas aan, zette een Zuidwester op en hield
een „ouverture tot de jacht" welke
voor hem hierin bestond, dat hij zorgvuldig
HET boek „The Captive Mind" van
Czeslaw Milosz kan moeilijk tot de
Engelse litteratuur gerekend worden, het
is alleen uit het Pools in het Engels ver
taald en bij Seeker Warburg te Londen
verschenen. Maar het zou jammer zijn, als
het om deze formele reden onbesproken
bleef. Milosz heeft het, zoals de titel van
het boek doet vermoeden (en de naam van
de uitgever trouwens ook) over de geestes
gesteldheid achter het IJzeren Gordijn. Hij
is evenmin een theoreticus, die uit naar het
Westen doorgedrongen gegevens een
schrikbeeld samenstelt als een practicus,
die weet dat er met Oostelijke ervaring
geld te verdienen is: hij bewerkt zijn uitge
breide ervaring van Poolse toestanden naar
een zelfstandig inzicht. Zijn voorstelling
van zaken is des te geloofwaardiger, omdat
hij er geen makkelijke conclusies over toe
komst en waarheid aan verbindt.
MILOSZ, in 1911 geboren, had zich in
1939 al een naam gemaakt in Polen
als dichter; in de oorlog nam hij deel aan
het ondergrondse verzetswerk; in 1946
kwam hij in de Poolse diplomatieke dienst,
die hem uitzond als cultureel attaché, eerst
naar Washington, later naar Parijs, in
Februari 1951 brak hij met de Poolse re
gering. Hij doet niet dik over zijn moti
vering voor dit laatste besluit:,. Van huiten-
af kan men zulke beslissingen makkelijk
houden voor logische gevolgen van
een afkeer van tyrannie. Maar in wer
kelijkheid kunnen er wel verscheidene
redenen voor zijn, niet alle van even hoge
orde. Mijn eigen beslissing was niet het
resultaat van redeneringen, maar van het
verzet van zijn maag. Een man kan zich
zelf overtuigen dat hij zijn gezondheid goed
zal doen door levende kikkers te slikken;
onder invloed van een redelijke overtuiging
kan hij dan een eerste kikker slikken en
een tweede; maar bij de derde komt zijn
maag in opstand. Op dezelfde manier stuit
te de toenemende invloed van de Russische
leer op het verzet van mijn hele natuur".
De verleiding voor Milosz om kikkers in
te nemen was des te sterker omdat hij een
dichter is, die met een andere taal dan de
Poolse nooit veel zal kunnen beginnen. De
Poolse regering rekende er, toen zij hem
uitzond, d3n ook op dat deze overweging
hem wel binnen de perken zou houden.
Maar. zegt Milosz, nvm onderschatte de be
tekenis. die ik hechtte aan een litteraire
alle kroegjes van het plaatsje Villeneuve
aandeed.
Missia vertelt, dat Lautrec er nog een
andere sport op nahield: haar voetzolen
met een penseel te kietelen, terwijl zij
rustig aan de voet van een boom in haar
tuin een boek zat te leven. „Deze oefening,
waarbij op het geschikte ogenblik zijn vin
gers meededen, kon uren duren. Ik vond
het heerlijk en hij beweerde, dat hij op
m'n voetzolen toverlandschapoen tekende.
We waren beiden niet erg oud en Lautrec
vond soms onvoorziene vermaken uit. Zo
gebeurde het eens op een morgen, dat het
hele huis plotseling tegen elf uur opschrok
door een schot, dat uit een kamer scheen
te zijn afgevuurd. We vlogen de trappen
op en stoven doodsbang de kamer binnen.
Daar zat hij, gekleed als een Chinese kleer
maker, op z'n bed, terwijl hij on een spin
schoot, die rustig haar web maakte op de
muur aan de overkant.
DE grote salondame, die we in „Moulin
Rouge" ontmoeten, was dus toen nog
maar 'n ondeugend meisje. Van haar vriend
Lautrec weet ze geen tiende te vertellen
van wat ze zich van Mallarmé, Ibsen, Max
Jacob, Renoir, Cocteau. Picasso en vooral
Diaghilev, da leider der Russische balletten,
herinnert. Men merkt, dat zij, die als heel
oude vrouw haar mémoires schreef, de
genen die ze als volwassen vrouw heeft
ontmoet, meer eu séricux nam en dieper
heeft geneild dan Lautrec, de jeugdvriend.
Van de tragische kant van de schilder vindt
men in Missia's boek eeen spoor. Haar man
en jeugdvriend Thadée daarentegen die
ze. naar mijn oordeel, niet erg mild heeft
behandeld, toen ze hem lopen liet omdat
hij zijn geld had verspeeld uit een menge
ling van utopistische mensenliefde en on
dernemingszucht opent in zijn boek wel
degelijk een verschiet op de tragische Tou-
louse-i>utree: „Vrouwen zijn er geweest,
die vertederd waren door ziin ongelukkig
lichaam en zijn nooit te stillen honger naar
tederheid: maar tot aan zijn laatste ogen
blik hebben wij op héér gewacht, die de
moed zou hebben gevonden om van hem te
gaan houden of de menslievendheid om
hem te doen geloven dat het zo was".
Zo Hikt het. dat Lautrec meer in liet leven
van Thadée dan in da* van Missia Natan
son heeft betekend. Hij zelf echter zal
zeker met een goede herinnering aan
Missia zijn gestorven, want ze was een
zustertje in dolheid en het enfant terri
ble" dat een kleine eeuw leefde, moet
't „terrible enfant" dat Lautrec. het ruwe
moederskind, steeds is gebleven, wel be
koord hebben.
carrière. Nu woont hij dus ambteloos in
Parijs en leeft van free-lance journalistiek,
die hem overigens niet veel verder van zijn
eigenlijke poëzie kan verwijderen, dan de
gedichten die de Poolse regering van hem
verlangde.
In het middelpunt van „The Captive
Mind" staan de levensbeschrijvingen van
vier Poolse auteurs, waaruit men kan leren
welke redenen Milosz tot een ander besluit
hadden kunnen brengen. Deze vier worden
discreet aangeduid als Alpha, Beta, Gamma
en Delta; het lijken eerst namen uit een
litteraire angstdroom over de toekomst,
maar als Milosz ze behandeld heeft, zijn ze
geheel normaal geworden. Zijn suggestief
vermogen is groot genoeg om de voornaam
ste karakteristiek, die de Poolse oorlogs
ervaring onderscheidt van bijvoorbeeld de
Nederlandse, volledig reëel te maken: de
gestadig sterker wordende overtuiging dat
de Poolse natie, geklemd tussen Rusland
en Duitsland, eigenlijk niets had om voor
te vechten. Dit dan afgezien van de per
soonlijke redenen, die behaalde Polen had
den om zich toch te verzetten; maar toen
de oorlog uit was, werd het dan ook tijd
voor hen om iets te gaan doen dat enige
zin kon hebben, en medewerking aan de
Russificatie van Polen was niet alleen het
enige dat zich aanbood, het drong zich ook
al gauw op.
Niet dat de levensgeschiedenissen van de
vier auters op dit punt precies identiek
zijn. Alpha, die vóór de oorlog al bekend
was als romancier, werd inderdaad voor
namelijk beïnvloed door het besef van de
zinloosheid van het verzet; maar Beta's
ideeën over de menselijke mogelijkheden
XXXXJOOOOOOOC
„The Captive Mind" is als blijk van
schrijverschap zo sterk, dat het zelfs
de aandacht waard is van een lezer,
die voldoende met zijn eigen zaken
is ingenomen om zich voor liet onder
werp ervan niet te interesseren. Men
zal er misschien niet veel nieuws door
begrijpen; in de vernietigende zin die
dat woord heeft gekregen. Maar men
kan er zich de „Oostelijke" zaken veel
beter door voorstellen.
JOCXXXXXX)OCXOOOC»(X>DOCOOOOOOCXXXXIOOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOCX
werden gevormd in de drie jaar, die hij
doorbracht in Dachau; Gamma was het
type van de theoretische opportunist, die
zich met enige voldoening beriep op de
onverzettelijke loop van de historie; Delta
was de populaire dichter, die alles verwel
komde, wat de band tussen hem en een
omvangrijk publiek kon verstevigen.
Overigens is het gebruik van de verleden
tijd alleen werkelijk gerechtvaardigd voor
het geval van Beta, die tenslotte zelfmoord
heeft gepleegd; de andere drie zijn nog in
volle actie. Als men daaraan denkt krijgen
hun portretten een bijzondere intensiteit.
Zij zijn toch al uitstekend: men kan zich
niet anders voorstellen, dan dat hun ont
wikkeling in hoofdzaak inderdaad zo ver
lopen is als Milosz zegt.
W'AT de vier auteurs gemeen hebben is
alleen het verloren geloof in zekere
waarden die wij in het Westen nog geldig
achten; daarvoor in de plaats hebben zij
de overtuiging, dat zij nu precies weten
wat de geschiedenis met de mensheid voor
heeft en dat zij krachtens die wetenschap
de beste partij hebben gekozen. Wat is de
kans, dat zij weer van gedachten zullen
veranderen? Menselijke behoeften, die niet
in het systeem passen, manifesteren' zich
voortdurend; maar Milosz houdt rekening
met de mogelijkheid, dat die nog wel te
onderdrukken zijn en ziet tenslotte alleen
het verliezen van een oorlog als een vol
doende kracht om het systeem te breken:
dan zal het krachtens zijn eigen argumen
tatie onjuist gebleken zijn.
Dat is niet zo origineel, en men kan zich
afvragen wat die onjuistheid voor ons be
tekent, als wij de argumentatie toch al niet
accepteren en niettemin met het verschijn
sel te maken hebben. Milosz' orginaliteit
gaat in een andere richting en is te vinden
in het persoonlijke karakter van wat alles
wat hij vertelt en beoogt; zodat de levens
van de vier schrijvers, de sfeer van de stad
Wilna in de tijd dat hij er zelf studeerde,
de vrees die de Poolse steden tegenwoordig
bezielt, zelfs de oorlog die alles moet ver
anderen, altijd de toon hebben van een
eigen ondervinding.
S. M.
Deze maand zal de Haagse Comedie de
première geven van „l'Alouette" (Da
Meeuw) een spel over Jeanne d'Arc
van Jean Anouilh. In het Nederlands ver
taald door J. W. F. Werumeus Buning en
geregisseerd door Cees Laseur.
De voornaamste medewerkenden zijn:
Elisabeth Andersen, Jan Retèl, Dick van
Veen, Johan Valk, Gijsbert Tersteeg en
Luc Lutz, de décors worden ontworpen
door Wim Vesseur.
HET is bekend dat Gustav Mahlers
negende symphonie eigenlijk „Das
Lied von der Erde" „Het lied van de aarde"
is. De componist noemde het werk in een
ondertitel „Symphonie für eine Tenor-
und eine Altstimme und Orchester". Onder
de dwang van zekere gevoeligheden voor
het levenslot en daarmee samenhangende
gedachten aan Beethoven en Bruckner,
vermeed de nerveuze componist het getal
negen. Bij de conceptie en gedurende de
comoositie van „Das Lied von der Erde"
hadden zowel duistere schaduwen van de
dood als een zeker licht van eeuwige rust
zijn geest bezig gehouden.
Ik geloof dat Mahler, mc-er dan enig
componist in de geschiedenis, bij elke mu
zikale creatie met al zijn zenuwen gebon
den was aan levensproblemen; niet ver
standelijk als denker, maar als gepassion-
neerd kunstenaar. Ik ben er van overtuigd
dat dit slechts schijnbaar van positieve
betekenis voor zijn artistieke oroductie is
geweest. Het is waar. dat in elke noot van
ieder werk van Mahler een zekere over
vloed van aandoening leeft; maar dat heel
deze overvloed van aandoening en duur
zame schakeling van zuiver muzikale
kracht heeft gewaarborgd, daarvan kan ik
niet zeker zijn.
De altijd hevig-bewogen ^ooonist schreef
na .Das Lied von der Erde" een nieuwe
symphonie: deze werd de negende ge
noemd. Daarna heeft hij nog een tamelijk
volledige notitie van een volgende sympho
nie eemaakt: kort voor zijn dood heeft hij
geëist dat dit werk nooit zou worden uit
gevoerd. En dus beschouwt men in de mu-
zlekwereld de negende als Mahlers af-
sche'd.
De zeer begaafde dirigent Rafael Kube-
Hk heeft onlangs deze Negende Svmph'onie
met een ontroerende toewijding. Men kreeg
de indruk dat al de vibraties van de vele
met een ontrorende toewijding. Men kreeg
de indruk dat de vibraties van de vele
sentimenten in deze muziek in Kubelik's
leiding leefden. Bij zoveel hartelijke over
gave aan deze kunst zou alle crit'sohe over-
vm"in<* wel nuchtere knaa"zucht moeten
lijken. Toch dringt door de stroom van
muziekgolven ook in deze symphonie van
Mahler een beweging van levensstrijd, die
méér de verschijningsvorm der muziek be
paalt dan desymphonie als zelfstandig
kunstwerk mag verdragen.
Mahlers gevaarlijke uitspraak, dat het
voornaamste der muziek niet in, maar
échter de noten staat, zou ook hier bewaar
heid kunnen heten, maar dan betekent dit
practisch. dat het grootse geheel der noten,
de feitelijke comoositie, ten eeuwige dage
onafhankelijk blijft van een geestelijke si
tuatie. welke met de componist is heenge
gaan. De werkelijkheid is dat de duurzaam-
heim van het kunstwerk schuil in de noten
en niet achter de noten: als men datgepe
wat de noten doen klinken maar niet wil
onderschatten. Beethoven heeft ook altijd
gestreden en. ais men wil. geleden, maar
hii heeft altijd de kracht kunnen opbren
gen om de zelfstandigheid van hot noten
complex met een zodanige objectiviteit
te verzekeren dat de svmphonieën hun le
venskracht zelf kunnen oobrenmn na de
actualiteit van hun schepper. Ook Bruckner
heeft dit gekund.
Ars longa, vita breHs. Tot de krachten
van de componist behoort liefde voor de
zelsfandigheid van het werk en deze toe
wijding moet sterker zijn dan de eigen
liefde der uiting. Het is niet aan te nemen
dat. Mahler bewust zwelgde in het genot
van zfin gevoelsuiting en van ziin muzikale
verbeelding; wie weet hoezeer hii met deze
diepgaande zaken heeft geworsteld.
DE grote bewondering voor de muzikaal
geïnspireerde meester legt mij dade
lijk het zwijgen op als ik zou denken aan
een principiële dwaling of een bewuste
verwaarlozing. Maar zonder het te willen,
doet zich ook bij deze negende svmnhonie
de vraag voor: kon deze muziek blijven
bestaan door hetgeen „achter de noten
staat" of zal zij een vitaliteit behouden
door evenwicht van zuivermuzikale ele
menten, door evenwicht van enthousiasme
en constructie?
Toen het eindeloze laatste deel tenslotte
toch eindigde, liet de dirigent duidelijk
blijken dat er na deze muziek niet ge-
aplaudisseerd moest worden. Het was dus
stil; een onbehagelijk gevoel van begrafe
nisstemming pakte ons aan. Om wat ter
wereld moest deze sfeer van dood en ver
latenheid ons neerslaan, terwijl er zoveel
«3 muzikale schooonheid had geklonken? Met
deze gevoeligheid, deze sentimentaliteit
ZELFS de eenvoudige toerist kan, als hij eenmaal Roosen
daal voorbij is, vaststellen dat hij binnendringt in een
nieuw land dat wil zeggen, dat ook een weinig geoefend
oog toonaangevende verschillen tussen het Hollandse en het
Franse landschap ontdekt. Maar sterker nog spreken deze
tot een schilder, een man wiens blik uit hoofde van zijn
beroep verscherpt is, wiens verbijzonderde gevoeligheid, een
maal ontwaakt, zich bewust ontwikkelde en wiens waarne
mingsveld zich voortdurend heeft uitgebreid.
Wat men in Holland ziet. kan men nergens in Frankrijk zien,
hoe afwisselend dit Frankrijk ook mag zijn en al ontbreken
ook daar de waterlandschappen niet. Wat mij betreft: ik had
ontelbare keren de Franse kanalen en havens, rivieren en
meren bezocht, ik had al dikwijls huizen zien baden in rustig
water, boten aan een kade gemeerd zien liggen, zo goed als
gebouwen van baksteen onder een tochtige hemel en
toch werd mijn eerste bezoek aan Nederland, nu vijf jaar
geleden, een verrassing en al gauw een betovering.
Mijn daaropvolgende reizen hadden tot doel deze wonder
baarlijke ontdekking van een naburig, bevriend en toch zo
geheel nieuw land uit te buiten, maar lieten mij toch ook
de tijd om de redenen en de hoedanigheden van dit anders
zijn te analyseren.
IN Holland neemt de mens de eerste
plaats in. Men zou zich dat ook niet
anders kunnen voorstellen in een land,
dat grotendeels als het ware door de
menselijke hand geschapen is. Uit hard
werken van een koppig volk is dit eigen-
zinnigst denkbare land voortgekomen.
De poëzie van de polder kan zonder
twijfel afstotend en eentonig schijnen,
maar wie er de bekoring van heeft on
dergaan kan deze nooit meer vergeten.
Bekeken van een zuiver picturaal
standpunt, dus zoveel mogelijk los van
persoonlijke bijgedachten, doet deze
ruimte zich aan ons voor in een pak
kende verkorting, onderbroken door
hagen, doorsneden door dijken. Ieder
détail speelt volledig zijn rol. In plaats
van de overvloedige verscheidenheid
van elementen, die het golvend terrein
van Frankrijk bevolken, wordt men hier
geconfronteerd met de klassieke en
kwasie-abstracte organisatie: een in
deling, die doet denken aan de „polen"
(verticaal hangende delen) van een
theaterdécor, onderling verbonden door
een perspectivische lijn, waaruit een
verheven poëzie voortkomt, die over
eenkomst vertoont met de intellectuele
voldoening van wiskundigen of inge
nieurs bij een aan de volmaaktheid
grenzende oplossing.
Ook de stadsgezichten zijn, hoewel
vertrouwder, toch zeer frappant, op een
geheel andere manier in de eerste plaats
„menselijk". Hun afmetingen, hun lijnen
en hun verhoudingen aan samenstel
lende delen verzekeren steeds een ab
soluut menselijke schaal, in directe ver
bondenheid met de lengte van een voet
stap, de reikwijdte van het oog en de
slag van het oog. In de steden, die dik
wijls hun prachtige indruk te danken
hebben aan de manier waarop het zorg
vuldig bewaarde verleden zich verenigt
met moderne uitbreidingen, raakt men
door de afwezigheid van ieder gezwollen
perspectief noo't uitgekeken, wordt in-
tegendeel het oog in de soms wat be
perkte ruimte gericht op de détails van
het leven, op de gevoelige, de persoon
lijke kanten van de architectonische
elementen. Alleen in de havens vindt
men, zeer toepasselijk, een gezichts
einder getrokken door dokken en pak
huizen, die de maat aangeeft van het
daar verrichte werk: de omvang en uit
gestrektheid der vlakken komt overeen
met de krachten, die er zich ontplooien.
DE laatste essentiële les, die een bui
tenlandse schilder in Holland op
doet, komt van de hemel. Door dit
vlakke land verplaatsen zich vrijwel
altijd gigantische gebergten, Alpen en
Himalaya's, aan de horizon opkomend
als reusachtige, wonderbaarlijke, hemel
se bouwsels. Allerlei schijnsels spelen er
doorheen, doorstralen ze, verlichten hun
bogen, hun grotten, weerkaatsen dan
send op hun kruinen en stromen door
hun dalen alvorens de grond te be
reiken.
Hieraan en aan de bijzondere voch
tigheid van de lucht is dat onverge
lijkbare licht te danken, dat ons, meer
dan overal elders, de weelde doet waar
deren van de kleuren, die overigens
zorgvuldig worden onderhouden door
„Landschap bij Melun" door
Jack Chambrin
mensenhanden en telkens opnieuw ge
wassen door de veelvuldige regenbuien.
Heeft Holland in dit opzicht een rol
te spelen? Ik zou dit zo graag willen
geloven in een tijd als deze, waarin de
schilderkunst het grote risico loopt te
verdrogen, zich het wezenlijke te laten
ontgaan door zich te richten op doelen
die niet meer picturaal zijn, doch filo
sofisch. muzikaal of mathematisch. De
frisheid, de sterke menselijkheid en te
gelijkertijd het evenwicht van mens en
landschap, kunnen daar ben ik van
overtuigd het zo noodzakelijke ge
neesmiddel bieden en de schilders hel
pen, uit welk land zij ook komen mogen,
het waarlijk schilderachtige terug te
vinden.
XXXXXXXOOOOOOOOOOOOOOCXXX)OOOOOOOOOOOCXX)OOOOOOOCOOOOOOOOC< CXXXX>OOOCXX)OOOOOOOOOOOOOOOCOOOOOOOOOOOOOOOOOOCiOOOOOOOOOi
Eduard van Beinum zal op 10, 12 en 13
Februari als gastdirigent van het Sympho-
nie-orkest van de B.B.C. in Londen optre
den. Op 10 Februari wordt er een uitzen
ding gegeven voor de Home Service, waar
aan ook het B.B.C.-zangkoor deelneemt.
Op het programma staan werken van Beet
hoven, Schubert, Mendelssohn en Bruck
ner, benevens de Derde Symphonie van
Willem Pijper.
Ook in de concertzalen voor het Derde
programma (op 12 en 13 Februari) wordt
een Nederlands werk ten gehore gebracht,
te weten „Passacaglia en Cortège" van
Matthijs Vermeulen, dat daarmede zijn
eerste uitvoering in Engeland krijgt. Van
Beinum dirigeert bij deze gelegenheden
werd de averechtse werking van Mahlers
artistieke achtergrond bevestigd. Het beste
van de symphonie werd verduisterd door
een erkenning van gevoelswaarden, waar
door slechts schijnbaar het kunstwerk werd
geëerd. In werkelijkheid leek het een ge
legenheidsplechtigheid met droevige over
wegingen over eenzaamheid in leven en
in dood. De Mahler-verering heeft in Oos
tenrijk en in Nederland altijd gelaboreerd
aan een geestelijke sentimentaliteit, die zeer
hooggestemd is. Tot het werkelijke eigen
lijke Hollandse muziekbesef behoort deze
mentaliteit in het geheel niet. Ik meen dat
men oprechte bewondering voor de
grote grote componist kan hebben zonder
enige kwasi-mystiek.
verder de Vierde Symphonie van Bruckner
en de Akademische Festouverture van
Brahms.
Het is een bijzonderheid, dat in het Der
de Programma het concert na de eerste
uitvoering de volgende avond in zijn ge
heel herhaald wordt. Dit is een proefne
ming met een nieuw systeem, dat de B.B.C.
heeft uitgedacht om orkesten en dirigenten
niet te overbelasten. Tot dusver werden
concerten met een kleine wijziging in het
programma enkele dagen later op een an
dere golflengte herhaald.
De uitzendtijden vcor Van Beinums con
certen zijn als volgt: op 10 Februari van
2122 en van 22.1523 uur (330 meter),
op 12 Februari van 20.2020.50 en van
21.1022.15 uur en op 13 Februari van 21
21.30 en van 21.50—22.55 uur (466 me
ter). De opgegeven tijden zijn de Neder
landse.
In het zo juist verschenen nummer van
het Amerikaanse weekblad The New
Yorker heeft de Nederlandse dirigent
Eduard van Beinum een bewonderende
en huldigende beoordeling gekregen. Dit
betekent des te meer, omdat de criticus
Winthrop Sargeant een man is van grote
muzikaliteit en fijne smaak, schrijvende
in het blad dat zijn lezers vooral vindt in
de kringen van Amerika's intellectuele en
artistieke élite.
Van Beinum heeft een aantal concerten
gegeven met het beroemde orkest van Phi
ladelphia. Voor hem, die hier in het najaar
een grote tournée komt houden met het
Concertgebouw-Orkest, uiteraard een bij
zonder te stade komende kennismaking
met het Amerikaanse publiek.
Men kan zeggen dat de critiek over het
algemeen zeer waarderend over zijn op
treden is geweest. Het bekende weekblad
Time was vol lof, de bladen te Philadel
phia eveneens. En na zijn optreden te New
York kreeg de Nederlandse dirigent ook
zeer gunstige beoordelingen in de New
York Telegram and Sun, de New York
Post en het American Journal.
De twee voornaamste New Yorkse bla
den echter de Times en de Herald Tri
bune hadden, behalve veel waarderends
ook wel iets misprijzends te zeggen. Vol
gens de Times werd Haydn's 96ste Sym
phonie „over-verfijnd" gespeeld, dat wil
zeggen: niet manlijk genoeg. De criticus
van de Tribune was van oordeel dat ge
noemde symphonie vertolkt werd met een
bijna spookachtige elegantie". Voor de
uitvoering van Bruckners Zevende hadden
beide critici meer lof.
Wat Sargeant in de New Yorker schreef
zal echter wel de beste introductie blijken
voor Van Beinum bij het kunstzinnige
Amerikaanse publick. Sargeant schreef dat
het vele jaren geleden was dat hij met een
dergelijke opwinding een voor hem nieuwe
dirigent had gadegeslagen. Vakmanschap,
durf en vuur zijn eigenschappen, die Van
Beinum zijns inziens weet te combineren.
Van Beinum, aldus de New Yorker, scheen
directe contróle te hebben over meer mu
zikale détails dan enige andere dirigent,
behalve Toscanini.