EEN SCHEVE SCHAATS Kampeerhekers Ee gros of ERNEST HEMINGWAY 0. K. ee détail? KORT VERHAAL wil vrijheid Sjostakowitsj door Marga Minco Tien jaar geleden stierf YVETTE GUILBERT Dierbare vrienden Première Diseuse Lutherse kerkmuziek zwijgzaam. Immers, onze renegatenhelft is bibberend bij de kachel weggekropen met paarse kaken en het Friese part hangt het motto aan, dat het met sizzen net te dwaen is. Het bindt zwijgend de lange ijzers onder de sokken en zwiert met lange streken weg over plassen en tochten naar de verre ein ders waarlangs speciaal met het oog op het fijne afsteken tegen de winterhemel op regelmatige afstanden molens en kerk torentjes zijn geplant. Nu ja, zwieren met lange streken is wel wat overdreven gesteld. Het eigenaardige van onze schaatsteehniek is namelijk, dat wij op de zeer korte afstand vermoedelijk de snelste rijders ter wereld zijn. Zo gauw wij op het ijs staan, ervaren wij altijd de onweerstaanbare kracht van de eenparig versnelde beweging, die ons voortstuwt, totdat wij reeds na een meter of honderd een snelheid van ongeveer tachtig kilo meter per uur hebben bereikt. Dan vallen wij met die tomeloze vaart mitsgaders een donderende slag op het ijs. Zo gaat dat maar voort. Eerst een ster óp het ijs, dan In de dertig jaren van omroeporganisatie heeft het programma een merkwaardige ontwikkeling doorgemaakt. Begonnen werd met avondvullende programma's, als regel verzorgd door het huisorkest en enkele solisten, met als intermezzo een spreker. In de dertiger jaren verschenen de eerste -speciale ensembles voor de lichte muze voor de microfoon: Kovacs Lajos, de Flie refluiters of de Melodisten en hun optreden veroorzaakten een niet onbelangrijke ver- endering in de programma-samenstelling, welke voortaan ge kenmerkt zou worden door verdeling in „uurtjes". Een ont wikkeling die al spoe dig verder ging door de voortgaande spe cialisering in het bij zonder in de ensembles voor de populaire muizek. Nadat gebleken was, dat het orkest voor de meer frivole klanken toch weer niet alle smaken op dat gebied kon voldoen, was de weg vrij voor tal van kleine ensembles onder soms de meest bizarre namen. Hel moet gezegd worden, dat in Engeland heztelfde verschijnsel valt waar te nemen, terwijl daarentegen in Frankrijk en Duits land eerder van een veelheid aan orkest formaties dan van een verscheidenheid daarin gesproken kan worden. Eeide landen hebben in de afgelopen dertig jaar ook overwegend vastgehouden aan het onge deelde avondprogramma. De voortgeschreden conserveringstechniek heeft echter bewerkt, dat de eenzijdigheid welke voor de oorlog vaak het kenmerk van zulke uitzendingen was, thans heeft afgedaan. Bij de Duitse omroepen (in Frankrijk doet men het vooral in de pro- Voor de microfoon de schoenen liggende tenen in de vallende avond een snerpende wind om de oren te horen fluiten, een sneeuwjacht in het ge zicht te krijgen en uit te zien over de heer lijke verlatenheid van stijf bevroren lan douwen. Men raakt dan vervuld van de verrukkelijke droefheid, die generaties van Russische auteurs heeft gesierd. Maar daar tegenover weet men, dat om de volgende hoek het vriendelijke licht van een warme herberg zal opdoemen. Nu ja, om de vol gende hoek, na zes hoeken is men er dan toch werkelijk. En terwijl men daar, de uitputting nabij, naar binnen strompelt, koestert men zich in het verwarmend be sef een schone taak achter de boeg te heb ben. Men trekt er zijn schoenen uit en kruipt achter de kachel net als de meneer, die op zijn schaatsen binnengekomen is en u met zijn doorlopers een onsje pekelvlees van de tenen snijdt. Men krijgt er een dam pend bord boeren-erwtensoep, vers uit het blik, dat vorige week openging, flessen en waterkranen staan vol open om borrels samen te stellen, er is brosse, knapperige gramma's „Travaillev en musique" en „Surprise-partie") laat men een groot aan tal orkesten overdag in de studio's spelen in een „normaal" programma van een half uur of een uur. Die concerten worden niet uitgezonden, maar op de band opgenomen. De programmasamenstellers kiezen nu uit elk concert een paar nummers, welke dan tot een harmonisch geheel worden samen gevoegd. Men verkrijgt op die manier toch eenheid in verscheidenheid, terwijl een niet onbelangrijk financieel voordeel is, dat de ensembles niet 's avonds voor een kort op treden naar de studio behoeven te komen, doch in de vermaak- ntra contracten kunnen nakomen. De lezingen, die in de kleuterjaren van de omroep wel eens drie kwartier lot een uur besloegen, zijn ingekrompen tot cause rieën van een half uur, twintig minuten, een kwartier, ja tot vijf minutenpraatjes. Het Derde programma van de BBC echter en de veelvuldige „Nachtstudio's" van de Duitse omroepen komen meer en meer tegemoet aan de gelukkig bij de luisteraars ook nog bestaande behoefte aan een diep gaande behandeling van onderwerpen van wetenschappelijke en culturele aard. In Frankrijk waren en zijn dergelijke pro gramma's regel, zoals wij al hebben betoogd. Wij hebben wel eens het gevoel, dat men het in Nederland op dit gebied in een te grote popularisatie zoekt. Ook als men er van uitgaat, dat programma's als Radio- lympus, Aetheiforum, Vragen aan voorbij gangers en dergelijke ontsproten zijn aan de wens om de luisteraar te interesseren voor een actueel probleem, dan nog moet de vraag of diezelfde luisteraar nu met een v/el zeer summiere behandeling van een opgeworpen vraag gebaat is, ontkennend worden beantwoord. J. H, B. (Van onze con ,,dent in Washington) Er is geen schrijversfiguur in Amerika, die zo tot de verbeelding spreekt, die zo geliefd is en soms ook zo omstreden als de 55-jarige Ernest Hemingway, de man die terugkerend van de jacht in Afrika's oer woud samen met zijn (vierde) vrouw bij een vliegtuigongeluk heette te zijn om gekomen, doch blakend en wel werd terug gevonden. Door zijn werk èn door wat de reclame over hem heeft bekend gemaakt, is He mingway tot een zeer markant type gewor den: de stoere, sportieve, ruige, dappere man, die sterk genoeg is om alleen te zijn, maar die toch een goede kameraad is op de jacht, in de oorlog en aan de bar en die een groot minnaar is bij voorkeur in niet al te comfortabele omgeving. Een enkele keer loopt Hemingway weieens in een colbert, in een overhemd met een das, maar veel bekender ziet hij er uit in een ruig, open hemd, dat een harige borst laat zien. Zo'n man is eigen lijk niet vrij meer om zich te kleden zoals hij wenst, want men verwacht bij hem dat ruige hemd. En dat is nog lang niet het ergste. Serieuzer is het, dat men van deze man ook een bepaald genre litteratuur ver wacht en het moet niet meevallen om in deze situatie zuiver werk te blijven ma ken: het stoere-man- spelen (waartoe de neiging nooit geheel afwezig was) valt het meest in de smaak. Zonder van hemd te verwisselen is He mingway er echter ook in zijn laatste periode in geslaagd („The old man and the sea") om niveau te behouden. In het laatste num mer van „Look" is een prachtige serie foto's verschenen van jachtscènes in Kenya het blad, dat aan Hemingway had ver zocht om daar te gaan jagen en wat tekst le schrijven bij gemaak te foto's. Welk een publiciteit: zulk een fotoserie, plus het vliegtuigongeluk als extra'tje! Maar He mingway zou He mingway niet zijn, als hij geen oprechte vreugde had gehad in deze tocht. Denk eens in: na twintig jaar terug naar zijn ge liefd Afrika en daar jagen op neushoorns, buffels, luipaarden en leeuwen. Veel te schrijven had hij niet. De foto graaf had meer te doen en zijn kleuren foto's van de giraffen, de zebra's en He mingway zijn uniek geworden. Waar men die ene bladzijde Hemingway-proza leest, dan wordt men dubbel blij dat het ongeluk niet fataal is geweest. Zelfs zo'n simpele inleiding bij foto's heeft de markante toon, de menselijke warmte en de manlijke soberheid, die zijn groter werk onvergete lijk maken. Hemingway is veel nagevolgd, maar zijn geluid is even onmiskenbaar als da penseelstreek van Van Gogn. Deze echtheid van toon, deze eigenheid, vormt een grote kracht, het onmisbare tegenwicht tegen de pose, waar de Ameri kaanse publiciteit een schrijver van naam zo licht toe nopen kan. Het zijn niet alleen gevaren van oorlog en jacht, die Heming way bedreigen. Doch in alle opzichten geldt de kop, waarmede de bladen het goede nieuws van zijn lijfsbehoud bekend maak ten: „Hemingway O.K." Vit: Cartoon Laffs' Wanneer, zoals in de afgelopen weken, de vlijmende adem van de winter een dikke ijsvloer op het water heeft gelegd, dan stolt al ons Hollandse bloed. Het Friese vocht daarentegen, dat volgens onze af- stammingstabel de andere helft van onze aderen vult, begint daarentegen onmid dellijk te bruisen. Dit is des te merkwaar diger aangezien het zich bij normale tem peraturen uitermate sullig gedraagt. Maai bij vorst gaat het tintelen en stromen als Leeuwardense prik-limonade van de koude grond en het luistert weer naar de oude roep van het Heitelan, het afgemeten zwij gen van de Pieb'nga's, de Wieb'nga's en de krachtige Poepjes, de schaatsende schipper van het hoge Noorden, die naar de oude legende ons leert in tien dagen een var ken soldaat kan maken, iets waar vele ser geants nog steeds moeite mee hebben. In deze dagen dan worden wij uitermate een ster in het ijs. Reeds vele malen heb ben wij geprobeerd reeds na vijfentwintig meter te vallen, wanneer de snelheid nog niet zo groot is. maar dit wil maar niet lukken. Deze procedure heeft ons in ieder geval wel een mooi besef je van het onaf wendbare bijgebracht. Maar op lange toch ten is het wel eens even lastig. Niettemin maken wij deze grote reizen op de lange ijzers gaarne. Niet zozeer vanwege de tocht zelf. want of men nu honderd meter of honderd kilo meter rijdt, dat blijft precies hetzelfde. Het ijs blijft even hard en de vallen bijaldien ook, hoewel bij een groter aantal de moge lijkheid op een werkelijk mooie smak, waarbij bijvoorbeeld de neuswarmer dwars door het verhemelte schiet, natuurlijk iets groter is. Nee, het mooiste voor ons blijft altijd de aankomst. Want wat is er heer lijker dan met een diepvriesneus en los in sprits, die ge echter vooral niet op uw voeten moet laten vallen, want die blijken dan nog vel knappiger te wezen en met het laatste Amsterdamse korstje gooit men jolig een late binnenkomer een zware hersenschudding. En dan eindelijk is er dat aller heerlijk ste moment, de thuiskomst, waar men met dampende cognac-grocs en kruiken en tien dekens weer mens wordt, waar het bewust zijn terugkeert en de zintuigen weer gaan werken. En wanneer men tenslotte van medicijnen voorzien en geheel verbonden in bed ligt, dan krijgt men dat verrukke lijke gevoel van de man, die aldoor in ijs koud water ging liggen, omdat het zo'n heerlijk gevoel gaf, wanneer hij ermee op hield. Nee, als het aan ons ligt, mag het nog een paar maanden doorgaan met vriezen. Dan vertrekken wij naar Friesland, dat toch eigenlijk het echte schaatsland bij uit nemendheid is, hoewel zwartkijkers be weren dat er nog nooit een Fries in Neder lands internationale schaats-équipe heeft gezeten. Maar dat is natuurlijk louter Hol landse afgunst. Voor ons is en blijft het „Frieslan Boppe" en dat blijven wij hoog houden. Daarom stemmen wij ook zo van harte in met wat de grote Piebenga dezer dagen in de Leeuwarder Courant schreef: ..Hwerom sjocht men lang net op elke iisbaen de Pompeblêdden breedüt waeijen?. By de syl- en iissport heart de Fryske flagge en nearne toant dy fleuriger en kleuriger als dêrre. Toe nou iisklubs en iisbounen, meitsje dat gau efkes yn oarder as it dèr by jimme noch an mankeart." KO BRUGBIER De verwarming laat mij koud TN de winter van '42—'43 zeiden ze tegen ons ..Jullie hadden al lang weg moeten zijn". Maar we haalden onze schouders op. We bleven. Ik mocht nu ook iedere dag langer op. liet was maanden geleden dat ik buiten gewandeld had. Ik ging achter ons huis om, een stil landweggetje in, dat op een bos uitkwam. Omdat we tijdens mijn kuur in een andere plaats waren gaan wonen, was ik hier nog niet eerder ge weest. Het was er heel stil. Af en toe kwam een boer voorbij met melkkannen. Hij groette schuw, maar dat zou iedereen gedaan hebben. Een magere hond wandelde met me mee. De schelle roep van een vrouw klonk in de verte. Vliegtuigen vlogen zacht zoemend over. Op een dag kwam ik van een wandeling thuis en vond drie brieven in de bus. Het waren lange, gele enveloppen. Onze na men stonden er voluit op en ook de datum van onze geboorte. Het waren de oproepen. „We moeten ons melden", zei mijn broer. „Ik voel er weinig voor", zei zijn vrouw. Ze waren pas getrouwd en alles was nog erg nieuw in het huis. ..We zullen iels zien van de wereld, het lijkt me wel avontuurlijk", zei mijn broer. ,.Het zal een enorme reis zijn", zei ik, „ik ben nog nooit over de grens geweest". We kochten rugzakken en voerden onze kleren met bont en flanel. We stopten overal doosjes vitaminen in. Ze hadden ons gezegd dat we dat doen moesten. Op de oproep stond ook nog dat we kam peer- bekers moesten meenemen. Mijn broer ging ze in de stad kopen. Toen hij al bijna de straat uit was, kwam ik hem snel achterop. „Ik ga even mee", zei ik, „ze zullen niet gemakkelijk te krijgen zijn". „Denk je?" vroeg mijn broer, „we zullen zien". In een bazar, waar we eerst voorbijkwa men, zagen we alleen maar stenen bekers. „Die breken te gauw onderweg", zei mijn broer. In een volgende winkel hadden ze wel kampeerbekers, maar die vond mijn broer te klein. „Daar kan niks in", zei hij. Tenslotte kwamen we in een winkel waar ze bekers hadden die hij geschikt vond. Het waren rode, inklapbare bekers, van een grote maat. „Wat zal er in komen?" vroeg mijn broer mij. „Er kan van alles in. meneer" zei de be diende. „Melk en koffie, heet geserveerd, of wijn en limonade. Ze zijn van uitsteken de kwaliteit, ze geven niet af, geven geen bijsmaak. Bovendien zijn ze gegarandeerd onbreekbaar". „Dan zullen we er drie nemen", zei mijn broer. „Heeft u alleen rode?" „Ja", zei de bediende, „ik heb alleen rode, maar om te kamperen staat het heel fleurig". „U hebt gelijk', zei mijn broer. We gingen de winkel uit. Hij droeg de bekers, waar de bediende een keurig pakje van gemaakt had. ,,'t Is jammer dat we nergens in mo gen". zei hij, „we hadden anders in de slad koffie kunnen drinken en ze meteen kunnen proberen". „Ze moeten eerst afgewassen worden", zei ik. OP weg naar huis kwamen we meneer Zaagmeier tegen. „We hebben bekers gekocht", zei mijn broer tegen hem, „mooie rode kampeerbekers, voor alle drie één". „Hebben juliie ook een oproep gehad?" vroeg meneer Zaagmeier. „Och, och, mijn zoon ook. Ik ga nu proberen of er iets aan te doen is". „Waarom?" vroeg mijn broer. „Het helpt immers niks?" „Ga maar mee", zei meneer Zaagmeier, „ga maar met mij mee, ik ken iemand. Misschien kan die voor jullie ook wel iets in orde maken". „We hebben al gepakt", zei ik. Meneer Zaagmeier nam ons ons mee naai de kennis. „Ik zal jullie allemaal helpen", zei de kennis, „als je precies doet wat ik zeg". „Jammer", zei mijn broer nog eens, „we hebben al gepakt, overal vitaminen inge naaid en zojuist kampeerbekers gekocht". „Als je er naar toe gaat, kom je nooit meer terug", zei de kennis van meneer Zaagmeier, „wees verstandig". „Ze zullen ons oppakken als we niet meegaan", zei ik. „Doe maar wat ik zeg", zei de kennis van meneer Zaagmeier, „komen jullie van avond om negen uur bij me". Toen we naar huis liepen, spraken we geen van tweeën. Tenslotte zei mijn broer: „Ik begrijp niet waarom de mensen ons zo bang maken. Wat zullen ze ons nu doen?" „Ja", zei ik, „wat zullen ze ons doen?" „We hadden iets van de wereld kunnen zien", zei hij peinzend. Tekening: Bob Buys Mijn schoonzuster stond ons in de voor tuin op te wachten. „De dokter is geweest", zei ze tegen mij. „Hij wil niet dat je weggaat, nu je pas beter bent. Je moet voorzichtig zijn, zei hij. Hij heeft een attest voor je achtergelaten". „Och", zei ik, „we gaan geen van drieën". „Ja", zei mijn broer, „we hadden al kampeerbekers gekocht. Kijk maar". Hij pakte ze uit en zette ze op het hekje van de voortuin. We keken er alle drie naar. „Wat zullen we er mee doen?" vroeg hij. (Nadruk verboden) (United Press) De beroemde Russische :omponist Dimitri Sjostakowitsj heeft zich geschaard in de rijen van Sovjet-musici, die een grotere vrijheid in hun kunst ver langen. In het Januari-nummer van het Russische maandblad Sovjet-muziek ver klaart de componist, dat hij een voor stander is van „een scheppende discussie en een scheppende tegenstelling der meningen". Volgens hem moet de Sovjet- Russische muziek „de voorvechtster en in- spiratrice zijn van discussies en een arena voor een dynamische strijd". Sjostakowitsj zegt in zijn artikel, dat de kunstenaars niet beoordeeld moeten wor den naar hun vasthouden aan een bepaalde lijn, maar naar „het geven van juiste rich ting aan hun talent en vakmanschap". D« componist spreekt de hoop uit, dat de Bond van Sovjet-componisten de hoogste autoriteit op het gebied van de scheppende muziek die eerst haar goedkeuring moet hechten voor er van uitvoering van emg werk sprake kan zijn „de toondichters er niet van zal weerhouden op zoek te gaan naar het nieuwe en voort te schrijden over onafhankelijke en ongebaande paden van de kunst". Hij vervolgt: „Wij moeten het scheppende zoeken niet uit de weg gaan om slechts veilig aan de oppervlakte te blijven, die grauw en afgezaagd is". Voorts haalt Sjostakowitsj een passage aan van een belangrijk artikel, dat in November 1953 in de Pravda, het officiële orgaan van de communistische partij, verscheen. Hier in wordt onder meer gezegd: „Een van de grootste kwaden voor de kunst is nivel lering, het jagen achter een bepaald proto type aan. Een dergelijke benadering van de kunst wist alle individualiteit uit, baart alledaagsheid en imitatie". Op 3 Februari was het tien jaar geleden dat in Aix-en-Provence de wereldbe roemde Franse chansonnière Yvette Guil- bert overleed. Dat bericht, zo het ons land bereikte, ging verloren in het bran dende nieuws van de oorlog. Daarom heeft het zin er thans even bij stil te staan. Zij was het immer, die het zingen of liever: het voordragen van caba retliedjes tot een kunst verhief. Zij was niet mooi (aanvankelijk zelfs broodmager) en haar zingen had zo weinig muzikale betekenis, dat men voor haar de term „diseuse" bedacht. Toen zij, als midinette begonnen, in één der Parijse ca sino's debuteerde, werd zij uitgefloten. Iemand uit het publiek riep: „Zij heeft haar figuur in haar kleedkamer gelaten!" Nadat haar engagement was afgelopen en de directie haar met vreugde liet gaan, verklaarde ze vol zelfvertrouwen: „Als ik hier terugkom, zult u me voor één avond betalen, wat ik nu in een maand heb ver diend". Zij begon le lezen, de verhalen van Guy de Maupassant, de romans van Emile Zola en andere realisten. „Wat zij deden voor de litteratuur, zal ik doen voor het lied!" moet zij hebben gezegd. In één der boekenstalletjes langs de Seine kocht ze voor een stuiver een bun deltje vergeten teksten: „Les Chansons Sans-Gêne" en daarmee begon zij in de „Moulin Rouge" haar eigenlijke carrière. Op het hoogtepunt daarvan zong zij niet alleen succesnummers van onder anderen Léon Xanrof en Vincent Hyspa, maar ook devote poëzie van de grote katholieke dich ter Francis Jammes en verzen van Bau delaire. Verlaine, Henri de Montherlant en Tristan Derème, benevens een keur van Franse volksliederen, voor welker propa ganda zij zeer veel heeft gedaan en waar van zij een schitterende collectie uit alle eeuwen had bijeengebracht. Het beste kent men haar zoals zij (gedeel telijk) voorkomt op een affiche van Tou louse-Lautrec in de „vermomming" uit haar beginperiode: met het fel-rode haar, het wijde groene gewaad en de lange, zwarte handschoenen als overblijfsel van haar voorafgaande armoede. Op hogere leeftijd droeg zij deeoratievere gewaden. Behalve enige romans schreef zij twee bun dels mémoires, publiceerde zij haar liefdes brieven en haar veel te weinig geraad pleegde handleiding „l'Art de chanter I une chanson". Toen zij stierf was zij 78 S®'/ 1 jaar oud. Waaruit bestond haar kunst? Dussane zegt in de inleiding tot één van haar boe ken: „Zij belichaamde alle geheimen, niet alleen die van de ac trice, maar die van het gehele theater. Ieder lied was bij haar een geheel, waarvan zij, zonder hulp van iets of iemand, alle elementen schiep of suggereerde. Haar allure en haar mimiek riepen het décor en de stemming op. De ongelooflijke rijkdom van haar dictie, van ragfijne lyriek tot snijdend sarcasme, de verrassende variaties in de begeleiding, het spel van ogen en vingers, waarmee zij af wezige attributen zichtbaar maakte, dat alles vormde tezamen haar tovermacht". Bij mijn weten heeft niemand haar op treden treffender beschreven dan de Ame- kaanse criticus Clayton Hamilton en daar om heb ik hier enige passages uit zijn lange „Als Yuefte Guilbert het toneel be treedt. vult de schouwburg zich met de sensatie dat dit. één der grootste vrou wen ter wereld is.Reeds haar op komst betekent een avontuur. Zoals zij loopt, heeft geen andere vrouw sinds Modjeska gelopen. En geen andere vrouxo heeft ooit zó majestueus kun nen stil staan, met uitzondering van la Douse, die men „de goddelijke" noemde. Zij neemt u mee door de eeuiven der geschiedenis van Frankrijk door het vertolken van balladen van meestal naamloze auteurs sommige tragisch, sommige scherp pathetisch, andere vol speelse charme of rondweg vrolijk. Zij verandert haar cosluum naar gelang de uit te beelden perioden en wijzigt haar houding, haar gebaren, het gebruik van haar stem overeenkomstig de stemming, die zij uitbeeldt. Maar altijd en in ieder geval bevolkt zij het toneel met vele levende mensen. De Fransen noemen haar diseuse, dat is een vrouw, die iveet hoe de dingen te zeggen.... Haar kunst om de dingen te zeggen is een synthese van alle kun sten, van alle ons bekende middelen van expressie. Alle kunsten zijn evenzovele talen om uitdrukking te geven aan de zelfde essentiële grondvorm: rhylhme. De kunst van Yvette Guilbert verenigt de rhythmische patronen voor oog en oor. Met haar lichaamsbewegingen, haar gebaren, haar gelaatsmimiek maakt zij patronen in de ruimte, met haar ge bruik van woorden en muziek maakt zij patronen in de tijd. Zo heeft, zij een uni versele. laai ontwikkeld waarmee zij tegelijkertijd en met gelijke kracht kan spreken tot de doven en tot de blinden. Het geheim van haar kunst is de ab solute beheersing van het rhythme. Zij is één van de grote artisten dezer we reld, niet alleen van nu, maar van alle lijden. Zij behoort tot het hoge gezel schap. waartoe Donatello, Gian Bellini op zijn best. Mozart en Keats gerekend worden de volmaakte meesters van een tot volmaaktheid gerijpt medium. Geen toneelstuk heeft ons ooit zo scherp het leven beiuusf gemaakt, geen muziek ooit zulke vërdragende vleugels aan de verbeelding gegeven". Yvette Guilbert in de tijd van haar debuut beschouwing in zijn standaardwerk „De theorie van het theater" vertaald, die men in nevenstaand kader vindt afgedrukt. Een merkwaardig opstel wijdde Lodewijk van Deyssel in 1923 aan een voorstelling, die zij hier gaf. Eén alinea daaruit moge ik overgebracht in moderne spelling onder uw aandacht brengen: „Het bewegen van Yvette Guilbert is door het verenigd ageren van haar geest met haar fijne lichaamsgeledingen voor treffelijk. Elk klein gebaar harer zo los aan de pols bewegende kleine handen en heel hare verscheidenheid van hoofdknik jes, hoofd-bevestigings-wendinkjes. Haar acteren is gewoon leven. Zij behoeft slechts te leven om te acteren. Zij leeft in de derde macht. Zij ziet elk deel levensgedrag, ter wijl zij het volvoert, bemint het en leeft het nu verdubbeld uit". Drie jaar tevoren had Edmond de Visser in zijn overzicht „Het Nederlands cabaret" onthuld, dat Yvette Guilbert hem had be keerd van „het denkbeeld dat een vrouw geen genie kan zijn". En al meende hij bij nader inzien dat „het ondefinieerbare" dat hij „gonie" had genoemd, beter als „flair* kon worden aangeduid, helemaal terug nemen dorst hij zijn bewering toch niet, D. K. Van Dinsdag 20 tot en met Zaterdag 24 April wordt op het Lutherse buitencentrun» Kasteel Boekelum te Bennekom de derdf studieweek voor kerkmuziek gehouden on der het thema: „Het kerklied, het gemeen tegezang en de koraalbegeleiding".

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14