EEN SCHEVE SCHAATS
Kampeerhekers
Ee gros of
ERNEST HEMINGWAY 0. K.
ee détail?
KORT VERHAAL
wil vrijheid
Sjostakowitsj
door Marga Minco
Tien jaar geleden stierf YVETTE GUILBERT
Dierbare vrienden
Première Diseuse
Lutherse kerkmuziek
zwijgzaam. Immers, onze renegatenhelft is
bibberend bij de kachel weggekropen met
paarse kaken en het Friese part hangt het
motto aan, dat het met sizzen net te dwaen
is. Het bindt zwijgend de lange ijzers onder
de sokken en zwiert met lange streken weg
over plassen en tochten naar de verre ein
ders waarlangs speciaal met het oog op het
fijne afsteken tegen de winterhemel op
regelmatige afstanden molens en kerk
torentjes zijn geplant.
Nu ja, zwieren met lange streken is wel
wat overdreven gesteld. Het eigenaardige
van onze schaatsteehniek is namelijk, dat
wij op de zeer korte afstand vermoedelijk
de snelste rijders ter wereld zijn. Zo gauw
wij op het ijs staan, ervaren wij altijd de
onweerstaanbare kracht van de eenparig
versnelde beweging, die ons voortstuwt,
totdat wij reeds na een meter of honderd
een snelheid van ongeveer tachtig kilo
meter per uur hebben bereikt. Dan vallen
wij met die tomeloze vaart mitsgaders een
donderende slag op het ijs. Zo gaat dat
maar voort. Eerst een ster óp het ijs, dan
In de dertig jaren van omroeporganisatie
heeft het programma een merkwaardige
ontwikkeling doorgemaakt. Begonnen werd
met avondvullende programma's, als regel
verzorgd door het huisorkest en enkele
solisten, met als intermezzo een spreker.
In de dertiger jaren verschenen de eerste
-speciale ensembles voor de lichte muze
voor de microfoon: Kovacs Lajos, de Flie
refluiters of de Melodisten en hun optreden
veroorzaakten een niet onbelangrijke ver-
endering in de programma-samenstelling,
welke voortaan ge
kenmerkt zou worden
door verdeling in
„uurtjes". Een ont
wikkeling die al spoe
dig verder ging door
de voortgaande spe
cialisering in het bij
zonder in de ensembles voor de populaire
muizek.
Nadat gebleken was, dat het orkest voor
de meer frivole klanken toch weer niet
alle smaken op dat gebied kon voldoen, was
de weg vrij voor tal van kleine ensembles
onder soms de meest bizarre namen.
Hel moet gezegd worden, dat in Engeland
heztelfde verschijnsel valt waar te nemen,
terwijl daarentegen in Frankrijk en Duits
land eerder van een veelheid aan orkest
formaties dan van een verscheidenheid
daarin gesproken kan worden. Eeide landen
hebben in de afgelopen dertig jaar ook
overwegend vastgehouden aan het onge
deelde avondprogramma.
De voortgeschreden conserveringstechniek
heeft echter bewerkt, dat de eenzijdigheid
welke voor de oorlog vaak het kenmerk
van zulke uitzendingen was, thans heeft
afgedaan. Bij de Duitse omroepen (in
Frankrijk doet men het vooral in de pro-
Voor de
microfoon
de schoenen liggende tenen in de vallende
avond een snerpende wind om de oren te
horen fluiten, een sneeuwjacht in het ge
zicht te krijgen en uit te zien over de heer
lijke verlatenheid van stijf bevroren lan
douwen. Men raakt dan vervuld van de
verrukkelijke droefheid, die generaties van
Russische auteurs heeft gesierd. Maar daar
tegenover weet men, dat om de volgende
hoek het vriendelijke licht van een warme
herberg zal opdoemen. Nu ja, om de vol
gende hoek, na zes hoeken is men er dan
toch werkelijk. En terwijl men daar, de
uitputting nabij, naar binnen strompelt,
koestert men zich in het verwarmend be
sef een schone taak achter de boeg te heb
ben. Men trekt er zijn schoenen uit en
kruipt achter de kachel net als de meneer,
die op zijn schaatsen binnengekomen is en
u met zijn doorlopers een onsje pekelvlees
van de tenen snijdt. Men krijgt er een dam
pend bord boeren-erwtensoep, vers uit het
blik, dat vorige week openging, flessen en
waterkranen staan vol open om borrels
samen te stellen, er is brosse, knapperige
gramma's „Travaillev en musique" en
„Surprise-partie") laat men een groot aan
tal orkesten overdag in de studio's spelen
in een „normaal" programma van een half
uur of een uur. Die concerten worden niet
uitgezonden, maar op de band opgenomen.
De programmasamenstellers kiezen nu uit
elk concert een paar nummers, welke dan
tot een harmonisch geheel worden samen
gevoegd. Men verkrijgt op die manier toch
eenheid in verscheidenheid, terwijl een niet
onbelangrijk financieel voordeel is, dat de
ensembles niet 's avonds voor een kort op
treden naar de studio behoeven te komen,
doch in de vermaak- ntra contracten
kunnen nakomen.
De lezingen, die in de kleuterjaren van
de omroep wel eens drie kwartier lot een
uur besloegen, zijn ingekrompen tot cause
rieën van een half uur, twintig minuten,
een kwartier, ja tot vijf minutenpraatjes.
Het Derde programma van de BBC echter
en de veelvuldige „Nachtstudio's" van de
Duitse omroepen komen meer en meer
tegemoet aan de gelukkig bij de luisteraars
ook nog bestaande behoefte aan een diep
gaande behandeling van onderwerpen van
wetenschappelijke en culturele aard. In
Frankrijk waren en zijn dergelijke pro
gramma's regel, zoals wij al hebben betoogd.
Wij hebben wel eens het gevoel, dat men
het in Nederland op dit gebied in een te
grote popularisatie zoekt. Ook als men er
van uitgaat, dat programma's als Radio-
lympus, Aetheiforum, Vragen aan voorbij
gangers en dergelijke ontsproten zijn aan
de wens om de luisteraar te interesseren
voor een actueel probleem, dan nog moet
de vraag of diezelfde luisteraar nu met een
v/el zeer summiere behandeling van een
opgeworpen vraag gebaat is, ontkennend
worden beantwoord. J. H, B.
(Van onze con ,,dent in Washington)
Er is geen schrijversfiguur in Amerika,
die zo tot de verbeelding spreekt, die zo
geliefd is en soms ook zo omstreden als de
55-jarige Ernest Hemingway, de man die
terugkerend van de jacht in Afrika's oer
woud samen met zijn (vierde) vrouw
bij een vliegtuigongeluk heette te zijn om
gekomen, doch blakend en wel werd terug
gevonden.
Door zijn werk èn door wat de reclame
over hem heeft bekend gemaakt, is He
mingway tot een zeer markant type gewor
den: de stoere, sportieve, ruige, dappere
man, die sterk genoeg is om alleen te zijn,
maar die toch een goede kameraad is op de
jacht, in de oorlog en aan de bar en die een
groot minnaar is bij voorkeur in niet al
te comfortabele omgeving. Een enkele keer
loopt Hemingway weieens in een colbert,
in een overhemd met een das, maar veel
bekender ziet hij er uit in een ruig, open
hemd, dat een harige
borst laat zien.
Zo'n man is eigen
lijk niet vrij meer om
zich te kleden zoals
hij wenst, want men
verwacht bij hem dat
ruige hemd. En dat
is nog lang niet het
ergste. Serieuzer is
het, dat men van deze
man ook een bepaald
genre litteratuur ver
wacht en het moet
niet meevallen om in
deze situatie zuiver
werk te blijven ma
ken: het stoere-man-
spelen (waartoe de
neiging nooit geheel
afwezig was) valt het
meest in de smaak.
Zonder van hemd te
verwisselen is He
mingway er echter
ook in zijn laatste
periode in geslaagd
(„The old man and
the sea") om niveau
te behouden.
In het laatste num
mer van „Look" is
een prachtige serie
foto's verschenen van
jachtscènes in Kenya
het blad, dat aan
Hemingway had ver
zocht om daar te gaan
jagen en wat tekst le
schrijven bij gemaak
te foto's. Welk een
publiciteit: zulk een
fotoserie, plus het
vliegtuigongeluk als
extra'tje! Maar He
mingway zou He
mingway niet zijn,
als hij geen oprechte
vreugde had gehad in
deze tocht. Denk eens
in: na twintig jaar
terug naar zijn ge
liefd Afrika en daar
jagen op neushoorns,
buffels, luipaarden en
leeuwen.
Veel te schrijven had hij niet. De foto
graaf had meer te doen en zijn kleuren
foto's van de giraffen, de zebra's en He
mingway zijn uniek geworden. Waar men
die ene bladzijde Hemingway-proza leest,
dan wordt men dubbel blij dat het ongeluk
niet fataal is geweest. Zelfs zo'n simpele
inleiding bij foto's heeft de markante toon,
de menselijke warmte en de manlijke
soberheid, die zijn groter werk onvergete
lijk maken. Hemingway is veel nagevolgd,
maar zijn geluid is even onmiskenbaar als
da penseelstreek van Van Gogn.
Deze echtheid van toon, deze eigenheid,
vormt een grote kracht, het onmisbare
tegenwicht tegen de pose, waar de Ameri
kaanse publiciteit een schrijver van naam
zo licht toe nopen kan. Het zijn niet alleen
gevaren van oorlog en jacht, die Heming
way bedreigen. Doch in alle opzichten geldt
de kop, waarmede de bladen het goede
nieuws van zijn lijfsbehoud bekend maak
ten: „Hemingway O.K."
Vit: Cartoon Laffs'
Wanneer, zoals in de afgelopen weken,
de vlijmende adem van de winter een
dikke ijsvloer op het water heeft gelegd,
dan stolt al ons Hollandse bloed. Het Friese
vocht daarentegen, dat volgens onze af-
stammingstabel de andere helft van onze
aderen vult, begint daarentegen onmid
dellijk te bruisen. Dit is des te merkwaar
diger aangezien het zich bij normale tem
peraturen uitermate sullig gedraagt. Maai
bij vorst gaat het tintelen en stromen als
Leeuwardense prik-limonade van de koude
grond en het luistert weer naar de oude
roep van het Heitelan, het afgemeten zwij
gen van de Pieb'nga's, de Wieb'nga's en de
krachtige Poepjes, de schaatsende schipper
van het hoge Noorden, die naar de oude
legende ons leert in tien dagen een var
ken soldaat kan maken, iets waar vele ser
geants nog steeds moeite mee hebben.
In deze dagen dan worden wij uitermate
een ster in het ijs. Reeds vele malen heb
ben wij geprobeerd reeds na vijfentwintig
meter te vallen, wanneer de snelheid nog
niet zo groot is. maar dit wil maar niet
lukken. Deze procedure heeft ons in ieder
geval wel een mooi besef je van het onaf
wendbare bijgebracht. Maar op lange toch
ten is het wel eens even lastig.
Niettemin maken wij deze grote reizen op
de lange ijzers gaarne.
Niet zozeer vanwege de tocht zelf. want
of men nu honderd meter of honderd kilo
meter rijdt, dat blijft precies hetzelfde. Het
ijs blijft even hard en de vallen bijaldien
ook, hoewel bij een groter aantal de moge
lijkheid op een werkelijk mooie smak,
waarbij bijvoorbeeld de neuswarmer dwars
door het verhemelte schiet, natuurlijk iets
groter is. Nee, het mooiste voor ons blijft
altijd de aankomst. Want wat is er heer
lijker dan met een diepvriesneus en los in
sprits, die ge echter vooral niet op uw
voeten moet laten vallen, want die blijken
dan nog vel knappiger te wezen en met het
laatste Amsterdamse korstje gooit men
jolig een late binnenkomer een zware
hersenschudding.
En dan eindelijk is er dat aller heerlijk
ste moment, de thuiskomst, waar men met
dampende cognac-grocs en kruiken en tien
dekens weer mens wordt, waar het bewust
zijn terugkeert en de zintuigen weer gaan
werken. En wanneer men tenslotte van
medicijnen voorzien en geheel verbonden
in bed ligt, dan krijgt men dat verrukke
lijke gevoel van de man, die aldoor in ijs
koud water ging liggen, omdat het zo'n
heerlijk gevoel gaf, wanneer hij ermee op
hield.
Nee, als het aan ons ligt, mag het nog
een paar maanden doorgaan met vriezen.
Dan vertrekken wij naar Friesland, dat
toch eigenlijk het echte schaatsland bij uit
nemendheid is, hoewel zwartkijkers be
weren dat er nog nooit een Fries in Neder
lands internationale schaats-équipe heeft
gezeten. Maar dat is natuurlijk louter Hol
landse afgunst. Voor ons is en blijft het
„Frieslan Boppe" en dat blijven wij hoog
houden. Daarom stemmen wij ook zo van
harte in met wat de grote Piebenga dezer
dagen in de Leeuwarder Courant schreef:
..Hwerom sjocht men lang net op elke
iisbaen de Pompeblêdden breedüt waeijen?.
By de syl- en iissport heart de Fryske
flagge en nearne toant dy fleuriger en
kleuriger als dêrre. Toe nou iisklubs en
iisbounen, meitsje dat gau efkes yn oarder
as it dèr by jimme noch an mankeart."
KO BRUGBIER
De verwarming laat mij koud
TN de winter van '42—'43 zeiden ze tegen ons ..Jullie
hadden al lang weg moeten zijn". Maar we haalden onze
schouders op. We bleven. Ik mocht nu ook iedere dag langer
op. liet was maanden geleden dat ik buiten gewandeld had.
Ik ging achter ons huis om, een stil landweggetje in, dat op
een bos uitkwam. Omdat we tijdens mijn kuur in een andere
plaats waren gaan wonen, was ik hier nog niet eerder ge
weest. Het was er heel stil. Af en toe kwam een boer voorbij
met melkkannen. Hij groette schuw, maar dat zou iedereen
gedaan hebben. Een magere hond wandelde met me mee.
De schelle roep van een vrouw klonk in de verte. Vliegtuigen
vlogen zacht zoemend over.
Op een dag kwam ik van een wandeling
thuis en vond drie brieven in de bus. Het
waren lange, gele enveloppen. Onze na
men stonden er voluit op en ook de datum
van onze geboorte. Het waren de oproepen.
„We moeten ons melden", zei mijn broer.
„Ik voel er weinig voor", zei zijn vrouw.
Ze waren pas getrouwd en alles was nog
erg nieuw in het huis.
..We zullen iels zien van de wereld, het
lijkt me wel avontuurlijk", zei mijn broer.
,.Het zal een enorme reis zijn", zei ik,
„ik ben nog nooit over de grens geweest".
We kochten rugzakken en voerden onze
kleren met bont en flanel. We stopten
overal doosjes vitaminen in. Ze hadden ons
gezegd dat we dat doen moesten. Op de
oproep stond ook nog dat we kam peer-
bekers moesten meenemen. Mijn broer ging
ze in de stad kopen. Toen hij al bijna de
straat uit was, kwam ik hem snel achterop.
„Ik ga even mee", zei ik, „ze zullen niet
gemakkelijk te krijgen zijn".
„Denk je?" vroeg mijn broer, „we zullen
zien".
In een bazar, waar we eerst voorbijkwa
men, zagen we alleen maar stenen bekers.
„Die breken te gauw onderweg", zei mijn
broer. In een volgende winkel hadden ze
wel kampeerbekers, maar die vond mijn
broer te klein. „Daar kan niks in", zei hij.
Tenslotte kwamen we in een winkel waar
ze bekers hadden die hij geschikt vond.
Het waren rode, inklapbare bekers, van
een grote maat.
„Wat zal er in komen?" vroeg mijn broer
mij.
„Er kan van alles in. meneer" zei de be
diende. „Melk en koffie, heet geserveerd,
of wijn en limonade. Ze zijn van uitsteken
de kwaliteit, ze geven niet af, geven geen
bijsmaak. Bovendien zijn ze gegarandeerd
onbreekbaar".
„Dan zullen we er drie nemen", zei mijn
broer. „Heeft u alleen rode?"
„Ja", zei de bediende, „ik heb alleen
rode, maar om te kamperen staat het heel
fleurig".
„U hebt gelijk', zei mijn broer. We gingen
de winkel uit. Hij droeg de bekers, waar
de bediende een keurig pakje van gemaakt
had. ,,'t Is jammer dat we nergens in mo
gen". zei hij, „we hadden anders in de
slad koffie kunnen drinken en ze meteen
kunnen proberen".
„Ze moeten eerst afgewassen worden",
zei ik.
OP weg naar huis kwamen we meneer
Zaagmeier tegen. „We hebben bekers
gekocht", zei mijn broer tegen hem, „mooie
rode kampeerbekers, voor alle drie één".
„Hebben juliie ook een oproep gehad?"
vroeg meneer Zaagmeier. „Och, och, mijn
zoon ook. Ik ga nu proberen of er iets
aan te doen is".
„Waarom?" vroeg mijn broer. „Het helpt
immers niks?"
„Ga maar mee", zei meneer Zaagmeier,
„ga maar met mij mee, ik ken iemand.
Misschien kan die voor jullie ook wel iets
in orde maken".
„We hebben al gepakt", zei ik.
Meneer Zaagmeier nam ons ons mee naai
de kennis.
„Ik zal jullie allemaal helpen", zei de
kennis, „als je precies doet wat ik zeg".
„Jammer", zei mijn broer nog eens, „we
hebben al gepakt, overal vitaminen inge
naaid en zojuist kampeerbekers gekocht".
„Als je er naar toe gaat, kom je nooit
meer terug", zei de kennis van meneer
Zaagmeier, „wees verstandig".
„Ze zullen ons oppakken als we niet
meegaan", zei ik.
„Doe maar wat ik zeg", zei de kennis
van meneer Zaagmeier, „komen jullie van
avond om negen uur bij me".
Toen we naar huis liepen, spraken we
geen van tweeën. Tenslotte zei mijn broer:
„Ik begrijp niet waarom de mensen ons
zo bang maken. Wat zullen ze ons nu
doen?"
„Ja", zei ik, „wat zullen ze ons doen?"
„We hadden iets van de wereld kunnen
zien", zei hij peinzend.
Tekening: Bob Buys
Mijn schoonzuster stond ons in de voor
tuin op te wachten. „De dokter is geweest",
zei ze tegen mij. „Hij wil niet dat je
weggaat, nu je pas beter bent. Je moet
voorzichtig zijn, zei hij. Hij heeft een attest
voor je achtergelaten".
„Och", zei ik, „we gaan geen van drieën".
„Ja", zei mijn broer, „we hadden al
kampeerbekers gekocht. Kijk maar". Hij
pakte ze uit en zette ze op het hekje van de
voortuin. We keken er alle drie naar.
„Wat zullen we er mee doen?" vroeg hij.
(Nadruk verboden)
(United Press) De beroemde Russische
:omponist Dimitri Sjostakowitsj heeft zich
geschaard in de rijen van Sovjet-musici,
die een grotere vrijheid in hun kunst ver
langen. In het Januari-nummer van het
Russische maandblad Sovjet-muziek ver
klaart de componist, dat hij een voor
stander is van „een scheppende discussie
en een scheppende tegenstelling der
meningen". Volgens hem moet de Sovjet-
Russische muziek „de voorvechtster en in-
spiratrice zijn van discussies en een arena
voor een dynamische strijd".
Sjostakowitsj zegt in zijn artikel, dat de
kunstenaars niet beoordeeld moeten wor
den naar hun vasthouden aan een bepaalde
lijn, maar naar „het geven van juiste rich
ting aan hun talent en vakmanschap". D«
componist spreekt de hoop uit, dat de
Bond van Sovjet-componisten de hoogste
autoriteit op het gebied van de scheppende
muziek die eerst haar goedkeuring moet
hechten voor er van uitvoering van emg
werk sprake kan zijn „de toondichters
er niet van zal weerhouden op zoek te gaan
naar het nieuwe en voort te schrijden over
onafhankelijke en ongebaande paden van
de kunst". Hij vervolgt: „Wij moeten het
scheppende zoeken niet uit de weg gaan
om slechts veilig aan de oppervlakte te
blijven, die grauw en afgezaagd is". Voorts
haalt Sjostakowitsj een passage aan van
een belangrijk artikel, dat in November
1953 in de Pravda, het officiële orgaan van
de communistische partij, verscheen. Hier
in wordt onder meer gezegd: „Een van de
grootste kwaden voor de kunst is nivel
lering, het jagen achter een bepaald proto
type aan. Een dergelijke benadering van
de kunst wist alle individualiteit uit, baart
alledaagsheid en imitatie".
Op 3 Februari was het tien jaar geleden
dat in Aix-en-Provence de wereldbe
roemde Franse chansonnière Yvette Guil-
bert overleed. Dat bericht, zo het ons
land bereikte, ging verloren in het bran
dende nieuws van de oorlog. Daarom
heeft het zin er thans even bij stil te
staan. Zij was het immer, die het zingen
of liever: het voordragen van caba
retliedjes tot een kunst verhief.
Zij was niet mooi (aanvankelijk zelfs
broodmager) en haar zingen had zo weinig
muzikale betekenis, dat men voor haar
de term „diseuse" bedacht. Toen zij, als
midinette begonnen, in één der Parijse ca
sino's debuteerde, werd zij uitgefloten.
Iemand uit het publiek riep: „Zij heeft
haar figuur in haar kleedkamer gelaten!"
Nadat haar engagement was afgelopen en
de directie haar met vreugde liet gaan,
verklaarde ze vol zelfvertrouwen: „Als ik
hier terugkom, zult u me voor één avond
betalen, wat ik nu in een maand heb ver
diend". Zij begon le lezen, de verhalen
van Guy de Maupassant, de romans van
Emile Zola en andere realisten. „Wat zij
deden voor de litteratuur, zal ik doen voor
het lied!" moet zij hebben gezegd.
In één der boekenstalletjes langs de
Seine kocht ze voor een stuiver een bun
deltje vergeten teksten: „Les Chansons
Sans-Gêne" en daarmee begon zij in de
„Moulin Rouge" haar eigenlijke carrière.
Op het hoogtepunt daarvan zong zij niet
alleen succesnummers van onder anderen
Léon Xanrof en Vincent Hyspa, maar ook
devote poëzie van de grote katholieke dich
ter Francis Jammes en verzen van Bau
delaire. Verlaine, Henri de Montherlant
en Tristan Derème, benevens een keur van
Franse volksliederen, voor welker propa
ganda zij zeer veel heeft gedaan en waar
van zij een schitterende collectie uit alle
eeuwen had bijeengebracht.
Het beste kent men haar zoals zij (gedeel
telijk) voorkomt op een affiche van Tou
louse-Lautrec in de „vermomming" uit
haar beginperiode: met het fel-rode haar,
het wijde groene gewaad en de lange,
zwarte handschoenen als overblijfsel van
haar voorafgaande armoede. Op hogere
leeftijd droeg zij deeoratievere gewaden.
Behalve enige romans schreef zij twee bun
dels mémoires, publiceerde zij haar liefdes
brieven en haar veel
te weinig geraad
pleegde handleiding
„l'Art de chanter
I une chanson". Toen
zij stierf was zij 78
S®'/ 1 jaar oud.
Waaruit bestond haar
kunst? Dussane zegt
in de inleiding tot
één van haar boe
ken: „Zij belichaamde
alle geheimen, niet
alleen die van de ac
trice, maar die van
het gehele theater. Ieder lied was bij haar
een geheel, waarvan zij, zonder hulp van
iets of iemand, alle elementen schiep of
suggereerde. Haar allure en haar mimiek
riepen het décor en de stemming op. De
ongelooflijke rijkdom van haar dictie, van
ragfijne lyriek tot snijdend sarcasme, de
verrassende variaties in de begeleiding, het
spel van ogen en vingers, waarmee zij af
wezige attributen zichtbaar maakte, dat
alles vormde tezamen haar tovermacht".
Bij mijn weten heeft niemand haar op
treden treffender beschreven dan de Ame-
kaanse criticus Clayton Hamilton en daar
om heb ik hier enige passages uit zijn lange
„Als Yuefte Guilbert het toneel be
treedt. vult de schouwburg zich met de
sensatie dat dit. één der grootste vrou
wen ter wereld is.Reeds haar op
komst betekent een avontuur. Zoals zij
loopt, heeft geen andere vrouw sinds
Modjeska gelopen. En geen andere
vrouxo heeft ooit zó majestueus kun
nen stil staan, met uitzondering van la
Douse, die men „de goddelijke" noemde.
Zij neemt u mee door de eeuiven der
geschiedenis van Frankrijk door het
vertolken van balladen van meestal
naamloze auteurs sommige tragisch,
sommige scherp pathetisch, andere vol
speelse charme of rondweg vrolijk. Zij
verandert haar cosluum naar gelang de
uit te beelden perioden en wijzigt haar
houding, haar gebaren, het gebruik van
haar stem overeenkomstig de stemming,
die zij uitbeeldt. Maar altijd en in ieder
geval bevolkt zij het toneel met vele
levende mensen.
De Fransen noemen haar diseuse, dat
is een vrouw, die iveet hoe de dingen te
zeggen.... Haar kunst om de dingen
te zeggen is een synthese van alle kun
sten, van alle ons bekende middelen van
expressie. Alle kunsten zijn evenzovele
talen om uitdrukking te geven aan de
zelfde essentiële grondvorm: rhylhme.
De kunst van Yvette Guilbert verenigt
de rhythmische patronen voor oog en
oor. Met haar lichaamsbewegingen, haar
gebaren, haar gelaatsmimiek maakt zij
patronen in de ruimte, met haar ge
bruik van woorden en muziek maakt zij
patronen in de tijd. Zo heeft, zij een uni
versele. laai ontwikkeld waarmee zij
tegelijkertijd en met gelijke kracht kan
spreken tot de doven en tot de blinden.
Het geheim van haar kunst is de ab
solute beheersing van het rhythme. Zij
is één van de grote artisten dezer we
reld, niet alleen van nu, maar van alle
lijden. Zij behoort tot het hoge gezel
schap. waartoe Donatello, Gian Bellini
op zijn best. Mozart en Keats gerekend
worden de volmaakte meesters van
een tot volmaaktheid gerijpt medium.
Geen toneelstuk heeft ons ooit zo
scherp het leven beiuusf gemaakt, geen
muziek ooit zulke vërdragende vleugels
aan de verbeelding gegeven".
Yvette Guilbert in de tijd van haar debuut
beschouwing in zijn standaardwerk „De
theorie van het theater" vertaald, die men
in nevenstaand kader vindt afgedrukt. Een
merkwaardig opstel wijdde Lodewijk van
Deyssel in 1923 aan een voorstelling, die
zij hier gaf. Eén alinea daaruit moge ik
overgebracht in moderne spelling onder
uw aandacht brengen:
„Het bewegen van Yvette Guilbert is
door het verenigd ageren van haar geest
met haar fijne lichaamsgeledingen voor
treffelijk. Elk klein gebaar harer zo los
aan de pols bewegende kleine handen en
heel hare verscheidenheid van hoofdknik
jes, hoofd-bevestigings-wendinkjes. Haar
acteren is gewoon leven. Zij behoeft slechts
te leven om te acteren. Zij leeft in de derde
macht. Zij ziet elk deel levensgedrag, ter
wijl zij het volvoert, bemint het en leeft
het nu verdubbeld uit".
Drie jaar tevoren had Edmond de Visser
in zijn overzicht „Het Nederlands cabaret"
onthuld, dat Yvette Guilbert hem had be
keerd van „het denkbeeld dat een vrouw
geen genie kan zijn". En al meende hij bij
nader inzien dat „het ondefinieerbare" dat
hij „gonie" had genoemd, beter als „flair*
kon worden aangeduid, helemaal terug
nemen dorst hij zijn bewering toch niet,
D. K.
Van Dinsdag 20 tot en met Zaterdag 24
April wordt op het Lutherse buitencentrun»
Kasteel Boekelum te Bennekom de derdf
studieweek voor kerkmuziek gehouden on
der het thema: „Het kerklied, het gemeen
tegezang en de koraalbegeleiding".