MONUMENT VAN LELY Eerste glas-in-plastic-raam Professor dr K. Dijk beantwoordt vragen y 'IC Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant Mari Andriessen maakt Als bedwinger der Zuiderzee Johanna de Geus naar Bolzano Ooze boerderij KERKELIJK LEVEN Schaatsenrijder Fors en ruig En hier is dan een koe van onze boer derij. Als je haar uitzaagt, denk je dan ook om de gaten tussen de poten. Zorg dat je de poten niet breekt! De kleuren voor het schilderen zijn: 1 wit en 2 is groen. Jurv» - 'XXXTOnO^ x*XX**X*XXXX)nC*X^ïCXX*XXXXXXXXX)OOOOOOOOOOOOOOfXX)OOCX30000u. XJOnOCXXXJOOOC Helemaal nieuwsgierig kwam dé zon achter de wolken vandaan en keek wat het schrijvertje schreef. Toen hij het ge lezen had, lachte haar hele bolle ge zicht. Zij knipoogde naar de wereld als of zij wou laten zien dat zij de bood schap begrepen had en zou doen wat zij kon. Wat waren de vogels, de wol ken en het schrijvertje blij. En dan de sneeuwklokjes niet te vergeten. Als je buiten komt moet je er maar eens op letten. De vogels fluiten veel vrolijker als vroeger, de sneeuwklokjes zwaaien hun hoofdjes heen en weer en de wolken maken een lange neus naar de winter. 't Is net of het voorjaar al in de lucht zit", zeggen de mensen. 9 ir' ■<s -V v Y' */u i Trek met potlood een lijn van 1 naar 2 en zo vervolgens tot 49. Je hebt dan een schaatsenrijder getekend. Er woont een heel oud dametje aan 't eind van onze straat. Je kijkt zó in haar kamertje, dat vol met schatten staat. Een opgezette krokodil, een echte tijgerkop, een speeldoos en een Friese klok met ruitertjes erop. Het dametje komt nooit op straat, maar vaak krijgt ze bezoek. En weet je wie dan open doet? Een aapje in een broek. Het buigt en helpt je uit je jas, het brengt je heel beleefd naar 't kamertje, waar hij aan jou het mooiste plaatsje geeft. Dan haalt het oude dametje haar schatten voor de dag, die je, als je voorzichtig bent, zó maar vasthouden mag. Het aapje komt de learner in en brengt een fcop-je thee. Hij presenteert er koekjes bij, je neemt er één, hij twee. En als je weer naar huis toe moet wuift hij je vrolijk na. Ik neem vast apenootjes mee, wanneer ik weer eens ga. MIES BOUHUYS De stad stelt de kerk voor vele problemen. Lén daarvan wordt gevormd door het ge vaar, dat bestaat in de vorm van een te massaal lichaam te gaan worden, waardoor een goede bearbeiding der gemeente in ge vaar komt. Het is daarom, dat men steeds meer overgaat tot splitsing der grotere ge meenten in verschillende parochies. De bedoeling hiervan is dus, dat iedere parochie zoveel mogelijk haar eigen voor ganger krijgt, waardoor deze in staat wordt gesteld een beter contact met zijn paro chianen te onderhouden dan voorheen mogelijk was, toen de predikant er één was van de velen in de stad. In de Nederlands Hervormde Kerk is men de laatste jaren druk doende dit sys teem door te voeren door het stichten van wijkgemeenten. Ook in de Gereformeerde Kerken wordt veel aandacht aan deze mogelijkheid besteed. In de laatste tijd om precies te zijn vorig jaar werd bij voorbeeld de Geref. Kerk van Haarlem ge splitst. Over dit onderwerp heeft prof. dr. K. Dijk in het Centraal Weekblad der Ge reformeerde Kerk enkele artikelen ge schreven waarin hij zich een beslist voor stander toonde van de splitsing van grote stadskerken. Naar aanleiding hiervan is in verschei dene kerkbladen over hetzelfde onderwerp geschreven en ontving prof. Dijk een groot aantal vragen. In het laatste nummer van het weekblad beantwoordt hij er hiervan een aantal waaruit duidelijk blijkt hoe hij over de practische uitwerking van zijn in genomen standpunt denkt. Hoe wilt ge toch voor al die aparte ker ken van zoals prof. Dijk had genoemd niet meer dan een duizendtal zielen aan geld komen, vooral voor de kerkbouw? Wilt ge de kant van overheidssubsidie op? De laatste mogelijkheid wordt door prof. Dijk beslist afgewezen. Hij betreurt het, dat de synode van Rotterdam de weg heeft ont sloten tot het aanvaarden van bepaalde subsidies. Dit ging echter niet over kerk bouw. De hoogleraar toont zich een over tuigd voorstander van afwijzing van over heidssteun. Hoe het dan wél moet? „De enige goede weg is die der offervaardigheid der kerken zelf en ik heb zoveel vertrouwen, neen, niet in mensen, maar in de werking van Gods Geest, dat Hij èn de harten èn de beurzen zal openen voor deze arbeid der kerk. Hij zal de kerken bewegen om in dit opzicht met elkaar de lasten te dragen van de ker ken die bijzondere zorgen hebben. Kudde en herder bij elkaar Voorts wordt gevraagd of prof. Dijk vindt, dat bij het systeem van in één gemeente één predikant bij groei boven het normale (hoewel variërende) zielental een nieuwe gemeentte dient te worden gesticht. Inderdaad is dit laatste het ideaal van de ondervraagde. Hij ziet het niet als een verarming dat ook de stedelingen elke Zon dag hun eigen dominee horen; de veelvul digheid der gaven moge enig profijt af werpen, maar de wisseling der predikanten, zodat Zondag aan Zondag weer een ander preekt, brengt nog meer bezwaren met zich mee. Kudde en herder behoren bij elkaar. Indien een parochie-gemeente te groot wordt, dient weer tot splitsing te worden overgegaan. Op de vraag hoe men heeft te staan tegenover een gemeenschappelijk gebruik van eenzelfde gebouw met leden van andere kerkgenootschappen. antwoordt prof. Dijk. dat de ideale toestand natuurlijk is, dat iedere kerkformatie haar eigen ge bouwen heeft. Er kunnen echter noodge vallen zijn, waarin dit niet mogelijk is. Hoewel een gemeenschappelijk gebruik voor hen. die slecht kunnen onderscheiden gevaarlijk kan zijn, kan men hiertoe, waar bij dus ieder eigen diensten organiseert, door de financiën eenvoudig worden ge dwongen. Uit de verdere beantwoording van vra gen blijkt, dat een grensregeling in de ste den niet het gevaar in zich behoeft te ber gen. dat te grote verschillen gaan ontstaan tussen arbeidersgemeenten en kerken van welgestelden. Natuurlijk zal de ene ge meente financieel sterker worden dan de andere. De praktijk in Den Haag en Am sterdam, waar reeds een zekere splitsing is doorgevoerd, heeft echter geleerd, dat het kerkelijk leven in de arbeidersgemeenten niet minder bloeit dan in de parochies, die er sociologisch anders uitzien. Scherp keert prof. I)ijk zich tegen de zogenaamde naloperij van bepaalde domi nees. Hij zegt: „Iedere parochie dient haar eigen predikant te beroepen, die daar al zijn werk doet en met wie mui ten nauw ste is verbonden: deze band komt de trouw in het kerkbezoek ten goede en verlost ons van de practijk, dat de predikbcurtenlijst door velen bekeken wordt als een spijslijst in een of ander eethuis, men kiest uit, waarin men trek heeft. Dit is met heel de kerkdienst in flagrante strijd: die dienst is niet het bedrijf van de dominee, maar de samenkomst der gemeente van Christus." pen als ze nog verder gingen". Weg was het rose wolkje, naar de donkere nachtlucht toe, waarin het helemaal verdween. Nog treuriger dan anders bleven de sneeuwklokjes achter. De hele nacht stonden ze te denken en te piekeren hoe ze de zon konden vra gen dichterbij te komen. Maar toen het dag werd en een heel klein bleek stukje zon achter de wolken vandaan kwam, had nog niemand een oplossing ge vonden. „Och", zeiden de vogels, „wat zien die sneeuwklokjes er vreemd uit. Net of ze dorst hebben of al uitgebloeid zijn. Maar dat kan toch niet. Hé, wat scheelt jullie?" riepen ze. „Nog altijd de zon", zeiden de sneeuwklokjes, „we hebben nog steed3 geen boodschap kunnen sturen". „Mensen zouden in zo'n geval een brief schrijven", zei een oude mus, die veel had rondgekeken in de huizen van de mensen. „Ja, een brief, zeiden da klokjes, „maar wie moet die brief dan brengen? En wie zal hem schrijven? Nee, een brief kan ook niet". „Wacht eens", riepen de meeuwen, dié ook geluisterd hadden. „Toen het zomer was waren er altijd kleine schrij vertjes op het water. De hele lange dag deden ze niets dan schrijven. Zou er zo één niet te vinden zijn? Hij moest naar een mooi glad water gaan en daar jullie boodschap op schrijven". De vogels gingen dadelijk aan het zoeken en ja hoor, tussen het verdroog de riet vonden ze in de modder ver scholen en diep in slaap een schrijvertje. Toen hij hoorde waar het om ging, sloeg hij dadelijk zijn vleugeltjes uit en vloog naar een grote vijfer. Hij oefende eerst een beetje en toen begon hij aan de brief. „Lieve zon", schreef hij in zijn mooi ste krulletters, „kom alsjeblieft wat dichterbij, vragen de sneeuwklokjes. Dan durven de andere bloemen ook. Doe je het zon?" Hij moest het wel honderd keer schrijven voor de zon merkte dat hij bezig was. Toevallig scheen hij net in het water van de vijfer. Opeens merkte zij dat haar stralen gebroken werden door iets dat aldoor maar rimpelde, rimpelde. Dat was het schrijvertje. „Ach", zuchtten de magere sneeuw klokjes in de tuin, „konden we de zon toch maar vragen om wat warmer te schijnen. Als hij het deed zouden onze zusjes, de crocussen, de narcissen, het speenkruid bij de sloot en de dotter bloemen vast ook wel voor de dag ko men. Nu durven ze nog niet. We voelen ons zo alleen in die kale tuin". „Laten we het allemaal gelijk vra gen", zei één van de klokjes. Ze klingelden allemaal gelijk met hun witte klokjes, maar och dat is zo zacht dat mensenoren het niet eens kunnen horen. Laat staan de zon, die zo ver weg is. Toen ze zagen dat de zon even bleek en koud bleef schijnen als daarvoor en toen ze hun bloemblaadjes bijna ver loren van al dat geklingel, hielden ze er maar mee op. „Misschien kunnen de merels het aan de zon vertellen", zeiden de sneeuw klokjes, „die vliegen zo hoog en ze heb ben zulke mooie stemmen". Toen de merels 's morgens door de tuin hipten vroegen de klokjes: „Merels, kunnen jullie niet naar de zon vliegen en vragen of hij wat dichterbij wil ko men?" „Zo hoog als de zon vliegen wij niet", zeiden de merels, „het is veel te ver". De sneeuwklokjes keken ze bedroefd na toen ze over de sloot verdwenen. Ze vroegen het aan de mezen, de kraaien en de meeuwen, aan alle vogels tenslotte, maar er was niet één die zo hoog als de zon kon vliegen. „Laten we het dan aan de wolken vragen", zei een sneeuwklokje, „dié komen tot dicht bij de zon". Ze wachten tot het avond werd en toen ze een klein rose wolkje boven zich zagen, niet zo erg hoog, wenkten ze het en klingelden ze net zo lang tot het wolkje naar ze keek. „Ach wolkje", zeiden de sneeuwklokjes, „wil je niet zo hoog als de zon gaan om voor ons te vragen of hij wat dichterbij wil komen". „Dat kan ik niet", zei het rose wolkje. „Vraag jij het dan aan de grote wol ken die wél tot de zon komen", vroegen de klokjes weer. „De grote wolken kunnen er net zo min komen", zei het wolkje. „Het lijkt soms of ze heel dicht bij de zon" zijn. Maar dat is niet zo. Ze zouden verdam- 13 FEBRUARI 1954 In de werkplaats van Mari Andriessen te Haarlem staat thans het twee meter hoge gipsmodel voor het op 23 September 1954 te onthullen standbeeld van dr. ir. Cornelis Lely, behoedzaam in stukken gezaagd, voor verzending naar Parijs gereed. Daar zal het, in het voor dergelijke werkzaamheden gespecialiseerde atelier Bousquet, machinaal worden vergroot. Het ergens bij Den Oever, het Oostelijke punt van Wieringen, op te richten beeld krijgt een hoogte van vier meter en wordt geplaatst op een voetstuk van ruim twee meter, vervaardigd uit blokken lava-basalt, waaruit ook de Afsluitdijk is samengesteld. Zoals be kend mag worden verondersteld, is de opdracht voor het monument verleend door een comité, waarvan vijf ministers het erevoorzitterschap bekleden, ter huldiging van de nagedachtenis van de op genoemde datum honderd jaar geleden geboren ontwerper en totstandbrenger van de Zuiderzeewerken. Er zijn nog altijd mensen, ook uit het vak, zegl Mari Andriessen, die menen dat het machinaal vergroten een on-artistiek procédé zou zijn. Dit is volstrekt niet waar. Rodin is er mee begonnen: het ontwerp van diens kolossale monument van Balzac had een hoogte van nog geen meter, minder dus dan een derde van de grootte die het tenslotie kreeg. Er zijn aan deze methode aanzienlijke voordelen verbonden. Het is namelijk niet goed mogelijk om een beeld direct belangrijk meer dan levensgroot te maken, omdat de maker dan geen gelegen heid heeft het geheel te overzien. Het beeld van Lely zal s;raks in de enorme ruimte, waar het op berekend is, voor het oog ge reduceerd lijken en de indruk geven, die het nu in het atelier maakt. De gewenste vergroting wordt tot stand gebracht met behulp van twee correspon derende naalden, waarvan de ene met rondgaande bewegingen alle vormen tot in de kleinste bijzonderheden registreert en de andere deze overbrengt op grotere schaal in heel zachte gips. Het aldus ont stane beeld, een tot in alle finesses ge trouwe copie van het origineel, wordt over gegoten in harde gips. In deze versie komt het beeld terug in Haarlem, waarschijnlijk eind Mei, waar het door de firm3 Binder in brons wordt gegoten, -nadat Andriessen er intussen de laatste hand aan heeft ge legd door eventueel noodzakelijke correc ties en verbeteringen aan te brengen. Vroe ger maakte men de vergrotingen van ont werpen met behulp van passers, doch daar bij ging veel van de „factuur" verloren. Thans is het mogelijk iedere plooi, iedere ruigheid, van de huid getrouw te bewaren. Het meer dan tweemaal levensgrote bee'd van de oud-minister van Waterstaat wordt met de rug naar het Noorden ge plaatst, schrap staande tegen weer en wind, als het ware de afsluiting van de zee sym boliserend. De figuur woidt verlevendigd door het wapperen van de lange overjas. De ene hand houdt terzijde van het lichaam een actentas omklemd, de andere hangt vrij, enigszins gekromd, duidelijk het on verzettelijke karakter van Lely oproepend. Het is het beeld van een aristocratisch man, niettemin gewend aan de omgang met wol ken. wind en water, die onder alle omstan digheden op zijn post en op zijn stuk bleef staan. Een rustend vice-admiraal is bereid geweest voor Andriessen te poseren. Al was het een gelegenheidsopdracht, zo vertelde Mari Andriessen in een gesprcK dat wij met hem hadden, toch heb ik er met veel plezier aan gewerkt, misschien juist omdat het zo'n moeilijke taak was. Lely was niet erg ijdel en daardoor waren er slechts weinig foto's van hem te vinden. Ook van zijn karakter was het moeilijk zich een afgeronde voorstelling te maken. Hij was tot deze conclusie is Mari An driessen gekomen door het bestuderen van boeken over en brieven van hem. benevens op grond van allerlei ingewonnen inlich ting m een perfect mens, een goed huis vader. ook als staatsman, bedachtzaam en hoffelijk, maar vooruitstrevend-en zo nodig met list zijn wil doorzettend, flink en in teger, uiterst tactisch. Toen het eerste ontwerp gereed was, heeft Andriessen familieleden en bekenden van Lely uitgenodigd om hun oordeel over de gelijkenis te geven. Met hun opmer kingen heeft hij rekening gehouden, onder meer door de figuur wat zwaarder te ma ken. Sommigen vonden de voorstelling te aggressief. Andriessen geeft ruiterlijk toe, dat hij een tamelijk verward beeld van Lely had gekregen en dat is een gevaar lijke beeldspraak voor een bee'dhouwer. Daarom heeft hij zich tenslotte voorname lijk gebaseerd op een passage uit het boek „Lely, de bedwinger der Zuiderzee" van mr. K. Jansma, waarin jhr. mr. B. C. de Jonge, die met hem deel van het ministerie Cort van der Linden uitmaakte, onder meer verklaart: „Wanneer de Zuiderzee ter sprake kwam, scheen Lely plotseling een geheel ander mens te zijn geworden. Het suave en ele gante, dat zijn betoogtrant anders steeds kenmerkte, trad op de achtergrond om p'aats te maken voor iets forsers en rui- gers. In plaats van de welbespraakte en zoetgevooisde pleit bezorger had men op eens een vastberaden strijder voor zich, die van geen toegeven wist en niet rustte voor hij zijn wensen verwezenlijkt zag". In deze hoedanigheid heeft de beeld houwer hem weergegeven, rekening hou dend met de plaats van het monument: op een post bij het begin van de Afsluitdijk, voor de totstandkoming waarvan Lely met wijs beleid en vaste wil gevochten heeft. Het is zeer waarschijnlijk dat nog deze maand nadere bijzonderheden hekend zullen worden over de totstandkoming van het door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen gewenste en gesubsidieerde „nationale ballet". De verknochte liefhebbers van tïe danskunst in ons land en dat worden er ge lukkig steeds meer zien met gespan nen belangstelling de voorstellen van de daartoe benoemde adviescommissie tegemoet. In afwachting daarvan publi ceren wij in dit nummer een reeks foto's van Marianne Hilarides en Jaap Flier, de eerste solisten van het door Sonia Gaskell geleide Ballet Recital, waarvan de prestaties ons de overtuiging ge schonken hebben, dat de tijd tot de vorming van een dergelijk gezelschap rijp is al achten wij ae benaming „na tionaal ballet" alles behalve gelukkig gekozen. Hierboven ziet men de twee genoemden in de fameuze pas-de deux uit „De Notenkraker". Voor de andere foto's verwijzen wij naar pagina 3, waar men tevens een artikel aantreft over „Ballettomanen vroeger en nu". Het ziet er naar uU cue de reeds eerder door ons beschreven uilvinding van de glazenier Jan Vaessen uit Vught, om in plaats van lood voor het samenvoegen van gebrandschilderde ramen plastic te gebruiken, grote opgang zal maken. Het toepassen van plastic opent nieuwe en weidse perspectieven, omdat niet alleen het glas, maar ook dit materiaal gekleurd kan worden, zodat een doorzichtiger en beter geheel wordt verkregen. Het eerste door de glazenier volgens het nieuwe procédé vervaardigde raam, dat zes vierkante meter groot is. werd dezer dagen in een iongenspensionaat te Bleyerheide, waar Jan Vaessen een deel van zijn op'eiding ontving, door de burgemeester van Kerkrade onthuld. Het hierbij gereproduceerde raam stelt voor ..De opvoeding van de jeugd" en is doorweven met een plastic-palet in zes kleuren. Tijdens de onthulling dankte de burge meester de ontwerper, omdat hij met dit raam Kerkrade een wereldprimeur heeft geschonken. -^0rO0Q0CK>00C<XX>00000<XICX:0'fXyXK>XXXX>>>>00000C)0000000000<X<X>00CXXXX)00000000CXX*>3000000QC.XXKX)000000000CX30000O00'X>COX Johanna de Geus zal op Zondagmiddag 14 Februari voor leden van de afdeling Den Haag van de Koninklijke Nederlandse toonkunstenaarsvereniging de eerste uit voering hier te lande geven van „liederen van de stilte" van de Zwitserse componist Oswald Jaeggi en van een cyclus kinder gedichten - in dialect van de Duitse com ponist Ernst Pepping. De zangeres is door Oswald Jaeggi uit genodigd tot een concert te Bolzano op 26 Februari, waar de componist haar bege leidt en waar zij ook liederen van Willem Pijper ten gehore zal brengen. Voorts is zij uitgenodigd op 28'Februari in de Dom te Bolzano composities van Nederlandse componisten te vertolken. Zij heeft hiertoe Bertus van den Sigtenhorst-Meyer en werken gekozen van Hendrik Andriessen, Adriaan Schuurman.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13