Harmonica en harmonica vroeger en nu Gebouw zonder fundering Franse paragraaf Ballettomanen Wegbrengen Geheimzinnig geluid Van tafelspelletje tot muziekinstrument Componistenvirtuozen O' Muziek en magnetisme Liefde voor koost io plaats van liefde voor ballerioa In klassieke stijl Een erfelijke waardigheid Harmonicaharmonica! Gc zijt 'n verlengstuk van m'n longen DEZE tirade van Lamme Goedzak in „Tijl II" van de Vlaamse auteur-regisseur Anton van de Velde schiet mij telkens te binnen, als ik zo'n doorgewinterde Amsterdamse straatmuzikant door middel van zijn trekorgel, alias harmonica, of deftiger gezegd: accordeon, zijn muzikaal sentiment hoor uitbrallen, na eerst behoed zaam gekeken te hebben of er geen „smeris" in de buurt is die het hem kwalijk zou kunnen nemen. Een verlengstuk van hem of haar die het bespeelt is ten slotte ieder muziekinstrument, al hoeft het dan ook geen direct verband te houden met de longen van de bespeler. Het instrument waaraan ik dit artikel wens te wijden en dat ook „Harmonica" heet heeft met adem van longen of samengeperste lucht van een blaasbalg niets te maken. De enige overeenkomst tussen de hedendaagse harmonica (die iedereen kent) en de „klassieke" harmonica (die slechts weinigen kennen) is de naam die zij dragen. Nu weet ik wel, dat, bij verdere ontwikkeling van het hedendaagse populaire instru ment, de benaming „accordeon" het is gaan winnen. Maar als er van een harmonica sprake is, denkt men toch allicht dat daarmee hetzelfde speeltuig bedoeld is. Vele jaren echter eer de tegenwoordige harmonica haar be scheiden intrede in het muziekleven deed zij werd in 1829 te Wenen uitgevon den bestond de „klassieke" hamoni- ca, waarvoor grote meesters als Hasse, Gluck, Mozart en Beethoven muziek componeerden en die als mode-instrument in aanzienlijke krin gen zeer gezocht was. Na 1830 hoort men er niet meer van. Het instrument stierf een roemloze dood op hetzelfde moment dat er een andere „har monica op komst was, De klavier-harmonica van prof. Klein uit Presburg, naar een die er overigens niet werktekening, verschenen in de Allgemeine Musikalische de minste verwant- Zeitung van 1799. schap mee had. Oppervlakkig be keken was deze naamsoverdracht van weinig belang, daar die oude „harmonica" toch dood en begra ven was. De muziek echter die bovenge noemde meesters er voor schreven, kon wel een zekere tijd vergeten blijven, doch zij zou vroeg of laat weer de aandacht vragen, omdat zij de eer had van beroem de componisten af komstig te zijn. En natuurlijk moest de zelfde naam voor twee verschillende instrumenten wel eens heilloos verwar- Glasharmonica zonder klavier, die bespeeld, werd door met de rend werken. Zo is vingers de glazen bokalen aan te raken. het ook meermalen voorgekomen, dat het zeer tere en aethe- rische Kwintet voor harmonica, fluit, hobo, alt-viool en violoncel, dat Mozart in 1791 componeerde, uitgevoerd werd met behulp van een instrument, dat de com ponist nooit gekend heeft en wat erger is een geluid voortbrengt van een ge heel andere orde. En om het bepaalde timbre is het Mozart juist te doen geweest. Strikt genomen kan deze muziek niet meer tot haar recht komen. Doch, zo men deze kwestie niet op de spits drijft en deze mu ziek toch klinkend wil leren kennen, dan zijn er nog wel geschiktere mogelijkheden om het door de componist bedoelde klank resultaat enigszins nabij te komen, bij voorbeeld door middel van de celesta. DE „harmonica", die met haar geheim zinnig geluid een aantal grote com ponisten inspireerde, is ontstaan uit het tafelspelletje om door wrijving met be vochtigde vinger op de rand van kristal len glazen muzikale geluiden voort te brengen. Ik ben er van overtuigd dat velen die dit lezen, aan het eind van een fami liefeestmaal op deze primitieve manier harmonica gespeeld hebben. Omstreeks 1643 wordt voor het eerst gewag gemaakt van de „glasharmonica" ais bruikbaar muziekinstrument. Een Neu- renberger, Hans Stuive, was daarvan de uitvinder. Verbeteringen werden in de zelfde eeuw door anderen aangebracht, doch het bleef met dat al nog een vrij pri mitief geval: een stel afgestemde drink glazen op een rijtje die met bevochtigde vingertoppen op de rand moesten worden aangestreken. Zo was het nog in 1743, dus een eeuw na het initiatief van Stuive, toen de Ier Pock- rich er in Dublin in het publiek mee optrad en er volgens berichten uit die tijd furore mee maakte. Zijn instrument was over ruim twee octaven compleet chroma tisch ingericht en vervulde een solistische rol in gevarieerde aria's, concertino's, stuk jes in dansvorm enzovoorts, die met bege leiding van een klein orkestje uitgevoerd werden. Pockrich kwam met zijn nieuw in strumentarium ook naar Londen en vond er in aristocratische kringen een dank baar onthaal. Daar leerde de vermaarde operacomponist Gluck het vreemdsoortige speeltuig kennen en hij kwam onder de bekoring van het aetherische geluid dat er op voortgebracht werd. Meer nog, hij leerde het zelf bespelen en componeerde er een concert voor, dat op een muziek avond in het Haymarket-Theatre uitge voerd werd en grote bijval verwierf van het Londense publiek. In de bekende roman „The Vicar of Wakefield" van Oliver Goldsmith, die om streeks die tijd geschreven werd, is er sprake van de belangstelling die er in hogere kringen voor de glasharmonica be stond. Dit kan gelden als een onverdacht getuigenis voor het feit dat de „harmo nica" het tot de rang van mode-instru ment bracht, waarvan het bespelen zowat tot de eisen van een aristocratische opvoe ding behoorde. zenstelsel volkomen overvleugeld. Het in strument had doorgaans vier octaven. In de collectie Scheurleer van het Haagse Gemeentemuseum is een dergelijk exem plaar aanwezig. De welluidendheid van Franklin's instrument werd zeer geroemd en vond verspreiding, ook op het vasteland, vooral in Frankrijk en de Duitse landen. Men vond een quasi-mystiek, een be dwelmende sfeer in het geproduceerde ge luid. Geen wonder dat de „harmonica" in gang vond in de vele geheime genootschap pen die in die tijd bloeiden. Het is be kend dat de befaamde magnetiseur Mes- mer er op zijn séances gebruik van liet maken en ik las zelfs van dames die ten prooi vielen aan een zenuwcrisis bij het beluisteren van de geheimzinnige aethe rische klanken ontlokt aan de „harmonica". Maar het schijnt ook gebleken te zijn, dat niet alleen het beluisteren, maar ook het bespelen van het instrument zenuw slopend was. De wrijving van de gevoelige vingertoppen bleek lang niet gevaarloos voor het zenuwstelsel. Een zekere Lenor- mand trachtte daarin te voorzien door een toestel, waarbij de vingers door kleine hamertjes vervangen werden een sy steem dat geen opgang maakte, maar toch de weg gewezen heeft naar een volledig gemechaniseerd instrument, dat via een klavier kon worden bespeeld. Pogingen daartoe waren menigvuldig: tal van na men van uitvinders van een klavier-har monica zouden wij kunnen noemen, maar wij willen ons, voor wat betreft de acht tiende eeuw, beperken tot het citeren van prof. H. Klein, uit Presburg, van wie wij een vertoog over zijn uitvinding vonden in de eerste jaargang (17981799) van de Allgemeine Musikalische Zeitung, welke uiteenzetting vergezeld was van een aan tal afbeeldingen in plaatdruk van het in strument en zijn onderdelen. Een afdruk van een dezer platen zal, beter dan een uit voerige omschrijving, onze belangstellende lezers duidelijk maken hoe deze „Tasten- Harmonica" er uit zag. Iets speciaals in de vinding van prof. H. Klein was, dat een gedeelte der glazen bokalen minder snel omwentelde dan de andere groep. Overi gens is het duidelijk dat het glas aange wreven werd door hamertjes die door mid del van een toesenbord in werking konden worden gesteld. De beroemde physicus Chladni, de grondlegger van de experimentele accous- tiek, heeft zich in de eerste jaren van de negentiende eeuw met de verbetering van de „harmonica" bezig gehouden. Hij noem de zijn vinding „Clavicylinder". HET is waarschijnlijk voor Chladni's in strument dat Beethoven in 1814 een Harmonica-Sonate schreef. Hasse en Gluck hadden zich door het primitieve stelsel van De Compagnia d'Opera Italiana geeft Maandagavond 15 Februari in de Stads schouwburg te Haarlem een opvoering van „La Bohème" van Puccini, met Magda Piccarolo in de vrouwelijke hoofdrol. Met de muzikale leiding is Gino Barsanti be last, Giovanni Fiorini voert de regie. De rol van Rodolphe wordt gezongen door de jonge tenor Ettore Babini, die van Musette door de hierboven afgebeelde sopraan Roma Sitran, beiden voor het eerst in ons land. pockrich laten inspireren, terwijl Naumann met zes sonates en Mozart met twee com- poosities het verbeterde maar nog klavier- loze instrument van Franklin in gedachten hadden. Een zekere Müller publiceerde in 1788 een methode voor dit speeltuig, dat toch het zuiverste type lijkt en vooral be speeld werd in de bloeitijd, toen virtuozen, die naam maakten op de glasharmonica, niet tot de zeldzaamheden behoorden. De eerste, die als zodanig genoemd kan worden, was Miss Davis, een nicht van Franklin, die het instrument van haar oom te Londen, Parijs en Wenen populair maakte. Zij gold als een muzikaal feno meen. Een grote reputatie als harmonica virtuozen verwierven Friede, Schmitt- bauer en in het bijzonder diens leerlinge, de blinde Marianne Kirchgessner. Mozart, die reeds vroeger een Adagio voor harmonica had gecomponeerd, hoor de Marianne Kirchgessner in 1791 te Wenen en schreef toen voor haar zijn Adagio en Rondo voor vijf instrumenten. Het is vooral dit laatste stuk uit het har monica-répertoire, dat zo nu en dan nog wel eens wordt uitgevoerd en dan meestal bij vergissing of hoe moet ik het noe men? met behulp van een blaasbalg harmonica. Wat wel erg dwaas is, want al heeft de accordeon een ontwikkeling doorgemaakt die het brallend effect, waar over wij in onze aanhef spraken, volstrekt kan doen vermijden, er blijft toch altijd nog een grote afstand gapen tussen haar timbre en het aetherische geluid, dat we van een glasharmonica verwachten. JOS. DE KLERK iNDERTUSSEN ging Pockrich voort met concerteren in talrijke steden. In 1762 had hij onder zijn gehoor niemand minder dan Benjamin Franklin, de be roemde Amerikaanse staatsman, schrijver en natuurkundige, die, getroffen door de geheimzinnige klank van het primitieve speeltuig, zich met de ontwikkeling ervan ging bezig houden. Weldra had hij dan ook een toestel ontworpen dat, van hetzelf de principe uitgaande, heel wat meer mo gelijkheden en practische hantering ver zekerde. Franklin gaf de glazen de vorm van klokken, die hij in hun opvolgende toonorde aan een as bevestigde, welke door een voettrede, nagenoeg als van de latere trap-naaimachine, in draaiende beweging kon worden gebracht. De glazen passeer den in hun omwenteling een waterbekken, waardoor zij steeds vochtig werden ge houden. Aanraking van die draaiende bo kalen met de vingers was verder voldoende om het geluid voort te brengen. In deze vorm heeft de „Armonica" zoals Frank lin zijn uitvinding noemde zijn grootste successen beleefd en het primitieve gla- Voor de microfoon Voor de derde keer is de strijd in het Nederlands radiobestel ontbrand. De eerste keer in 1930: drie kleinen tegc-n één grote; de tweede keer in 1945: vier groten tegen de nationale omroep, welke alleen nog een idee was; thans: vier groten tegen één kleine, die de gedachte van de nationale omroep maar niet los schijnt te kunnen laten. De heer J. B. Broeksz, secretaris van de Vara, heeft het tournooi met een paar losse flioddbrs geopend. Hij noemde voor het ge mak de nationale omroep een éénheids- omroep, niet bijster imtelG'iigent, daar de vooratanders daarvan ruu gemakshalve het bestel dat de Vara voorstaat een schotjes- omroep mogen noemen. Op de nogal plompe aanvallen op de V.P.R.O. en de nagedachtenis van de partijgenoot van de heer Broeksz wijlen minister prof. dr. G. van der Leeuw heeft mejufrouw dr. N. A. Bruining reeds waardig en doeltreffend ge reageerd. In zijn tweede toespraak was de heer Broeksz gelukkiger: hij wees met name enige leemten en vaagheden in de nieuwe omroepwet aan. Inzonderheid de regeling tot wering van politieke uitzendingen met propagandistisch karakter kan tot wille keur en vooral tot karakterloosheid van het radioprogramma aanleiding geven. Bovendien zou dan de weg gebaand worden voor uitzendingen met een verholen poli tieke strekking of met een negatieve, anonieme propaganda. De uitzending „Even afrekenen, heren" is daarvan een voor beeld. Met de heer Broeksz kunnen wij het eens zijn, dat politieke inzichten en argu menten duidelijk ter kennis van het Neder landse volk moeten worden gebracht. Maar dan moet die mogelijkheid niet be perkt worden tot vier groeperingen, zoals thans gebeurt! Het is merkwaardig dat de heer Broeksz zich beklaagt, dat er in de zeven maanden van „Herrijzend Neder land" geen enkel socialistisch lied is uitge zonden. Men behoeft geen socialist te zijn om dit onjuist te vinden, maarop de eerste dag de beste dat de vier omroepen terugkeerden, kon de nog door Herrijzend Nederland vastgestelde causerie van Berend Blokzijl geen doorgang vinden: de spreker hoorde tussen geen enkele der vier schotjes thuis. Die toestand blijft bestendigd, ook al »s de minister in zijn toelichting nog zo opti mistisch over de mogelijkheden welke voor nieuwe groeperingen op papier worden geschapen. Het nieuwe wetsontwerp is niet losge komen van de huidige constellatie in de omroep, een stelsel dat zo weinig de luis teraars aan zioh bindt, dat ongeveer de helft (een millioen) geen voorkeur voor een bepaalde omroep uitspreekt. De 115.000 leden van de V.P.R.O. zijn in het algmeen als voorstanders van een nationale omroep te beschouwen en een groot deel der abonné's op de Radiobode eveneens. De nieuwe radiowet biedt ook geen enkel uit zicht op een betere programmacoördinatie dan tot nu toe het geval was en daar het programma nog steeds de waarde van de omroep bepaalt, ontbreekt het fundamen tele element in het ontwerp. In Nederland plegen echter gebouwen zonder fundament in te storten. Met het omroepgebouw zal het niet anders gaan. J. H. B. PARIJS, Februari Een vaste werkzaamheid van de Hollander in Parijs is het uitgeleiden van landgenoten, die hem bezocht hebben en nu de terugreis gaan ondernemen. Zijn bereidheid om dat te doen is voornamelijk een betoon van amicale gevoelens, want de bezoeker heeft zelden hulp nodig voor het vervoer van zijn bagage en kan zelf altijd de weg wel vinden. Parijs is sinds de heugenis van alle levenden een algemeen ontspanningsoord en iedere Nederlandse bezoeker weet dan ook niet alleen hoe hij zich binnen de stad verplaatsen kan, maar kent bovendien waarschijnlijk een tweetal eethuisjes of café's, waar hij bij zijn vorige bezoek roe keloos plezier gehad heeft. De café's zijn wel eens terug te vinden en onderscheiden zich dan in niets van hun concurrenten maar bij het vorige bezoek waren er Ma rokkanen of Russen, die er nu niet meer zijn. De eethuisjes zijn meestal zoekgeraakt, althans niet aanwezig in de straat waar ze vermoedelijk geweest zijn. Het aardigste wegbrengen is naar het station het Gare du Nord in dit geval, maar zijn voornaamste bekoring heeft het met alle bestaande snoorwegstations ge meen. Hoewel zij juridisch behoren tot de naties wier gebieden zij doorsnijden, vor men de spoorwegen van de aardbol een eigen netvormig rijk, dat door kaartjes controleurs bewaakt wordt als door doua niers. Op de perrons al raakt men in de stemming van de treinreiziger, die zich met een volmaakt onverantwoordelijke snelheid door landeriien en steden laat sleuren, en wie niets deren kan als hii wil afzien van spugen en uit de raampjes han gen. Ter weerszijden van de grenzen van dit rijk ziet de reiziger met voldoening dat de mensen doen zoals zij doen en niet anders een boer zit achter zijn paard op de p'oe?. bij de overweg houden twee kin deren stijve gezichten omhoog in de wind. De dag vertoont zich in de gedaante van maouettes. Wie ze bekijkt leeft in een vrij heid zonder illusies; hij weet immers heel goed dat 't over een uur of wat afgelonen zal zijn en dat hij zichzelf dan onveranderd terugvindt. Met deze vreugden in gedachten ziet men van het perron omhoog naar de vertrek kende bezoeker, die in de portieropening van zijn wagon staat en zegt: „Nu kan ik acht uur in die rottrein zitten". De con versatie is niet makkelijk te voeren, met het hoofd in de nek Franse perrons pro beren niet in ernst de hoogte te bereiken van de treeplank van de treinen. Maar dan rijdt de treio plotseling discreet weg; men heeft niets van fluiten en roepen gemerkt, maar de locomotief staat dan ook honder den meters naar voren. Buiten het station «iet men de trein zich over de wissels plooien. Dan loopt men, nog iets licht in het hoofd, het perron af, langs een kleine man die achteruitstappend doorwuift, aar zelend omdat hij niet zeker weet of hij nog te zien is. Daarbij vergeleken geeft het begeleiden van luchtreizigers naar het Aerogare des Invalides de ervaring van een soort hygië nisch wegbrengen. In de hal met hoge ramen is een rij loketten met tijdwijzers en namen van luchtvaartmaatschappijen en plaatsen van bestemming; aan één er van staan enkele reizigers, die er hun bagage afgeven en dan naar beneden naar de wachtkamer gaan, waar zij eventjes zitten totdat een stem aan flarden over de luidspreker komt en als enig verstaanbaar woord „Amsterdam" uitbrengt. De bezoe ker verdwijnt dan door een lage deur, waarachter de bussen naar het vliegveld klaarstaan; daarna is er meestal niets meer te zien, De wegbrenger kan niet veel anders doen dan langs de Seine wegslenteren, met een gevoel alsof hij zijn gast door een gat in de grond geduwd heeft. Twee politie agenten regelen het verkeer op het punt waar de Pont de la Concorde op de linker oever uitkomt, tegenover het gebouw van de Assemblee waar twee schildwachten voor staan. De wind valt in stukken uit de witte lucht. Welbeschouwd is de gast toch inderdaad keurig weggebracht. Misschien hebben de Nederlandse fotografen het tot dusver een wat riskante onderne ming gevonden om veel materiaal te verschieten ten einde de prestaties van onze dans kunstenaars vast te leggen, hetgeen een uiterst moeilijke en tijdrovende bezigheid is. Onze redacteur W. L. Brugsma heeft er een hele middag en een groot aantal filmrollen aan besteed teneinde enigszins in deze leemte te voorzien. Wij hebben daarbij bijzonder veel medewerking ondervonden van Marianne Hilarides en Jaap Flier, onze beste troeven in het spel om de gunsten van Terpsichore, die men op de middelste foto ziet in een duet (De witte zwaan) uit „Het Zwanenmeeren daaronder in de „Sonate" op muziek van Jan Mul, de tot dusver meest- geslaagde proeve van Sonia Gaskell's omstreden choreogra fisch talent. Geheel bovenaan: een fraaie sprong. Zoals men eerder gezien zal hebbenis men in de studio van Ballet Recital aan de Zomerdijkstraat te Amsterdam thans onder leiding van Sonia Gaskell bezig aan de zetting van het Ballet van de lezer" (met Conrad van de Wetering in de titelrol) voor de openingsavond der Boekenweek 1954. Dr. Jan Hulsker schreef het scenario, Jurriaan Andriessen de muziek. Décors zullen er niet zijn die verbranden toch maar!', zei Jaap Flier, toen wij er naar vroegen. HET woord „ballettomaan" komt in de Nederlandse woorden boeken niet voor. Wel het woord „kleptomaan" waarvan Koenen zegt, dat het iemand betreft „met een ziekelijke aan drang tot stelen". Moet men bij ballettomanie, in de ruimste zin: warme belangstelling voor de danskunst, ook aan een soort af wijking denken? Vooral in de vorige eeuw heeft de belangstelling voor het ballet, met name in Frankrijk, inderdaad dikwijls overdreven vormen aangenomen, mede doordat deze zich in 't bijzonder richtte op de danseressen en zich daarbij gelijkelijk uitstrekte tot de solisten en het verste meisje uit het corps de ballet. Dat was in de jaren, dat men de vrouw als een etherisch wezen idealiseerde enerzijds en oog kreeg voor de virtuositeit van het lichaam anderzijds. Toen men, om met de dichter Théophile Gautier te spreken, zich niets afschuwelijkers kon voorstellen dan „een man met zijn rode nek, zijn grote gespierde armen, zijn benen met de kuiten van een dorpskoster en heel zijn zware bouw, schokkend bij iedere sprong". De verheerlijking van de dansende vrouw leidde ook In Amerika tot bekend gebleven excessen. Toen Fanny Elssler in 1840 de Verenigde Staten bezocht, werd zij door de toenmalige president Martin van Buren ontvangen en werden de zittingen van het Congres verdaagd zolang zij in Washington was, omdat de parlementsleden geen enkele voorstelling wilden overslaan. Op een regeringsbanket in het Capitool dronk men champagne uit haar afgedankte dansschoentjes. Bij ieder theater vond zij een karpet over straat gelegd tussen de uitgang en haar rijtuig, waarvan steevast de paarden waren uitgespannen en door stu denten vervangen. Bij haar komst in Richmond weerklonken saluutschoten en liet men alle klokken van de kerken luiden. Ruim hondervijftig jaar geleden stierf de merkwaardigste vrouw, die de geschiedenis van de dans in dit opzicht gekend heeft: de felbeminde Barbara Campanini, gewoonlijk La Barba- rina genoemd, die erop kon bogen het ontoegankelijk hart van een wispelturig vorst verwarmd en „bewijzen van hoogachting" van ten minste twee toekomstige staatshoofden verworven te hebben. Doch op het gebied van de schandaalkronieken behoe ven wij ons thans niet te begeven. Men moet er zich trouwens voor hoeden dergelijke legendes uit een vege romantiek op de huidige verhoudingen in die eigenaardige maatschappij der danskunstenaars te willen toepassen. Er wordt integendeel tegenwoordig hard gewerkt in een bijna ascetische atmosfeer. De lust tot avontuur wordt uitgeleefd onder het licht van de schijnwerpers en vertoont zich aan ons in de gesublimeerde vorm van het kunstwerk. TERUG dus naar de ballettomanie. Het woord kreeg bekend heid, doordat Arnold Haskell het als titel meegaf aan een van zijn aardigste boeken, behelzende het verslag van zijn in ternationale ervaringen als deskundig volgeling van de dans. Maar het begrip stamt uit het Rusland van ver voor de revolutie. Ook toen werden de ballettomanen aanvankelijk beschouwd als onverbeterlijke geesteszieken, vooral in de tweede helft van de vorige eeuw, toen Alexander II zijn sociale hervormingen door voerde en men vond dat „het dansen nergens toe diende". Ook andere kunsten raakten in discrediet en zoals de Duitsers onder Hitier kanonnen boven boter prefereerden, kende men destijds in Rusland de leuze: „Eerst laarzen, dan Poesjkin!" Door de komst van Italiaanse balletmeesters en solisten kwam de danskunst echter snel weer in de mode. Er ontstond voor iedere voorstelling een wedloop om plaatsen, een verschijnsel dat zich tegenwoordig zelfs wel eens voordoet in Nederland, waar in diezelfde jaren het ballet als een minderwaardig tijd verdrijf uit de schouwburgen werd verdreven. In Rusland ont ketende het ballet een ware rage. Om een vaste plaats te krijgen moest men een verzoekschrift bij de kanselarij van de keizerlijke theaters indienen. De kansen op succes waren zo klein, dat er per advertentie in de kranten belangrijke beloningen werden uitgeloofd aan houders, die een plaats wilden afstaan. Maar de rechthebbers waren bijzonder vasthoudend en zonder een bal- lettomane vriend was het onmogelijk om tot de loges en eerste rijen stalles door te dringen. Zo'n vreemdeling werd door al zijn omzittenden als een indringer beschouwd en met achterdocht bekeken, Het recht op vaste plaatsen ging van'vader op zoon, zodat de term „ballettomaan" langzamerhand ging gelden als een soort erfelijke waardigheid. Voor geen goud en onder geen voorwaard sloegen de balletto manen een voorstelling over. Toen de gevierde ballerina Mathilde Ksessinskaja eens een tijd in Moskou danste, waren de voorste rijen van het Marijinski-Theater in St. Petersburg leeg, omdat de getrouwen hun favorieten waren gevolgd. Deze ballettomanen, zo schreef de uit de Diaghilev-periode ver maarde Tamara Karsavina in haar herin neringen uit de begintijd van haar loop baan, waren uiterst deskundig, zeer veel eisend, dogmatisch en conservatief, maar ook in staat tot groot enthousiasme. Ieder waagstuk, iedere breuk met de traditie, werd beschouwd als een soort heiligschen nis. Maar zoals ieder conservatisme had dit toch ook een goede kant: de conser verende invloed op de primaire eisen van het vak, die dwong tot een perfecte uit voering. En tot een uiterste beheersing van de techniek, zo voegen wij daaraan *.oe, zonder welke geen vernieuwing mogelijk is. Want welke experimenten ter bevrijding uit de periodiek optredende verstarring in louter virtuositeit men ook bedrijft, alle modernismen worden tenslotte achterhaald en voor zover wenselijk opgenomen. De ballettomanen van tegenwoordig zijn niet verliefd op de ballerina's maar op het ballet, waarvan zij de eigenlijke patronen zijn. Ook in Nederland ontwikkelt zich thans, gestimuleerd door vele buitenlandse gastvoorstellingen, een publiek van geest driftige kenners. Zij zullen met vreugde de foto's bekijken, die wij gemaakt hebben in die Nederlandse studio, waar het vak het beste gediend wordt, die van Sonia Gaskell in Amsterdam, waar stellig de kern aan wezig is voor het nationale ballet, dat een officiële commissie thans poogt in elkaar te draaien. DAVID KONING.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15