Harmonica en harmonica
vroeger en nu
Gebouw zonder fundering
Franse paragraaf Ballettomanen
Wegbrengen
Geheimzinnig geluid
Van tafelspelletje tot
muziekinstrument
Componistenvirtuozen
O'
Muziek en magnetisme
Liefde voor koost io plaats
van liefde voor ballerioa
In
klassieke
stijl
Een erfelijke waardigheid
Harmonicaharmonica! Gc zijt 'n verlengstuk van m'n longen
DEZE tirade van Lamme Goedzak in „Tijl II" van de Vlaamse auteur-regisseur
Anton van de Velde schiet mij telkens te binnen, als ik zo'n doorgewinterde
Amsterdamse straatmuzikant door middel van zijn trekorgel, alias harmonica, of
deftiger gezegd: accordeon, zijn muzikaal sentiment hoor uitbrallen, na eerst behoed
zaam gekeken te hebben of er geen „smeris" in de buurt is die het hem kwalijk zou
kunnen nemen. Een verlengstuk van hem of haar die het bespeelt is ten slotte ieder
muziekinstrument, al hoeft het dan ook geen direct verband te houden met de longen
van de bespeler.
Het instrument waaraan ik dit artikel wens te wijden en dat ook „Harmonica" heet
heeft met adem van longen of samengeperste lucht van een blaasbalg niets te
maken. De enige overeenkomst tussen de hedendaagse harmonica (die iedereen kent)
en de „klassieke" harmonica (die slechts weinigen kennen) is de naam die zij dragen.
Nu weet ik wel, dat, bij verdere ontwikkeling van het hedendaagse populaire instru
ment, de benaming „accordeon" het is gaan winnen. Maar als er van een harmonica
sprake is, denkt men toch allicht dat daarmee hetzelfde speeltuig bedoeld is.
Vele jaren echter
eer de tegenwoordige
harmonica haar be
scheiden intrede in
het muziekleven deed
zij werd in 1829
te Wenen uitgevon
den bestond de
„klassieke" hamoni-
ca, waarvoor grote
meesters als Hasse,
Gluck, Mozart en
Beethoven muziek
componeerden en die
als mode-instrument
in aanzienlijke krin
gen zeer gezocht was.
Na 1830 hoort men
er niet meer van. Het
instrument stierf een
roemloze dood op
hetzelfde moment dat
er een andere „har
monica op komst was, De klavier-harmonica van prof. Klein uit Presburg, naar een
die er overigens niet werktekening, verschenen in de Allgemeine Musikalische
de minste verwant- Zeitung van 1799.
schap mee had.
Oppervlakkig be
keken was deze
naamsoverdracht van
weinig belang, daar
die oude „harmonica"
toch dood en begra
ven was. De muziek
echter die bovenge
noemde meesters er
voor schreven, kon
wel een zekere tijd
vergeten blijven,
doch zij zou vroeg of
laat weer de aandacht
vragen, omdat zij de
eer had van beroem
de componisten af
komstig te zijn. En
natuurlijk moest de
zelfde naam voor
twee verschillende
instrumenten wel
eens heilloos verwar- Glasharmonica zonder klavier, die bespeeld, werd door met de
rend werken. Zo is vingers de glazen bokalen aan te raken.
het ook meermalen
voorgekomen, dat het zeer tere en aethe-
rische Kwintet voor harmonica, fluit,
hobo, alt-viool en violoncel, dat Mozart in
1791 componeerde, uitgevoerd werd met
behulp van een instrument, dat de com
ponist nooit gekend heeft en wat erger
is een geluid voortbrengt van een ge
heel andere orde. En om het bepaalde
timbre is het Mozart juist te doen geweest.
Strikt genomen kan deze muziek niet meer
tot haar recht komen. Doch, zo men deze
kwestie niet op de spits drijft en deze mu
ziek toch klinkend wil leren kennen, dan
zijn er nog wel geschiktere mogelijkheden
om het door de componist bedoelde klank
resultaat enigszins nabij te komen, bij
voorbeeld door middel van de celesta.
DE „harmonica", die met haar geheim
zinnig geluid een aantal grote com
ponisten inspireerde, is ontstaan uit het
tafelspelletje om door wrijving met be
vochtigde vinger op de rand van kristal
len glazen muzikale geluiden voort te
brengen. Ik ben er van overtuigd dat velen
die dit lezen, aan het eind van een fami
liefeestmaal op deze primitieve manier
harmonica gespeeld hebben.
Omstreeks 1643 wordt voor het eerst
gewag gemaakt van de „glasharmonica"
ais bruikbaar muziekinstrument. Een Neu-
renberger, Hans Stuive, was daarvan de
uitvinder. Verbeteringen werden in de
zelfde eeuw door anderen aangebracht,
doch het bleef met dat al nog een vrij pri
mitief geval: een stel afgestemde drink
glazen op een rijtje die met bevochtigde
vingertoppen op de rand moesten worden
aangestreken.
Zo was het nog in 1743, dus een eeuw na
het initiatief van Stuive, toen de Ier Pock-
rich er in Dublin in het publiek mee
optrad en er volgens berichten uit die tijd
furore mee maakte. Zijn instrument was
over ruim twee octaven compleet chroma
tisch ingericht en vervulde een solistische
rol in gevarieerde aria's, concertino's, stuk
jes in dansvorm enzovoorts, die met bege
leiding van een klein orkestje uitgevoerd
werden. Pockrich kwam met zijn nieuw in
strumentarium ook naar Londen en vond
er in aristocratische kringen een dank
baar onthaal. Daar leerde de vermaarde
operacomponist Gluck het vreemdsoortige
speeltuig kennen en hij kwam onder de
bekoring van het aetherische geluid dat
er op voortgebracht werd. Meer nog, hij
leerde het zelf bespelen en componeerde
er een concert voor, dat op een muziek
avond in het Haymarket-Theatre uitge
voerd werd en grote bijval verwierf van
het Londense publiek.
In de bekende roman „The Vicar of
Wakefield" van Oliver Goldsmith, die om
streeks die tijd geschreven werd, is er
sprake van de belangstelling die er in
hogere kringen voor de glasharmonica be
stond. Dit kan gelden als een onverdacht
getuigenis voor het feit dat de „harmo
nica" het tot de rang van mode-instru
ment bracht, waarvan het bespelen zowat
tot de eisen van een aristocratische opvoe
ding behoorde.
zenstelsel volkomen overvleugeld. Het in
strument had doorgaans vier octaven. In
de collectie Scheurleer van het Haagse
Gemeentemuseum is een dergelijk exem
plaar aanwezig. De welluidendheid van
Franklin's instrument werd zeer geroemd
en vond verspreiding, ook op het vasteland,
vooral in Frankrijk en de Duitse landen.
Men vond een quasi-mystiek, een be
dwelmende sfeer in het geproduceerde ge
luid. Geen wonder dat de „harmonica" in
gang vond in de vele geheime genootschap
pen die in die tijd bloeiden. Het is be
kend dat de befaamde magnetiseur Mes-
mer er op zijn séances gebruik van liet
maken en ik las zelfs van dames die ten
prooi vielen aan een zenuwcrisis bij het
beluisteren van de geheimzinnige aethe
rische klanken ontlokt aan de „harmonica".
Maar het schijnt ook gebleken te zijn,
dat niet alleen het beluisteren, maar ook
het bespelen van het instrument zenuw
slopend was. De wrijving van de gevoelige
vingertoppen bleek lang niet gevaarloos
voor het zenuwstelsel. Een zekere Lenor-
mand trachtte daarin te voorzien door een
toestel, waarbij de vingers door kleine
hamertjes vervangen werden een sy
steem dat geen opgang maakte, maar toch
de weg gewezen heeft naar een volledig
gemechaniseerd instrument, dat via een
klavier kon worden bespeeld. Pogingen
daartoe waren menigvuldig: tal van na
men van uitvinders van een klavier-har
monica zouden wij kunnen noemen, maar
wij willen ons, voor wat betreft de acht
tiende eeuw, beperken tot het citeren van
prof. H. Klein, uit Presburg, van wie wij
een vertoog over zijn uitvinding vonden in
de eerste jaargang (17981799) van de
Allgemeine Musikalische Zeitung, welke
uiteenzetting vergezeld was van een aan
tal afbeeldingen in plaatdruk van het in
strument en zijn onderdelen. Een afdruk
van een dezer platen zal, beter dan een uit
voerige omschrijving, onze belangstellende
lezers duidelijk maken hoe deze „Tasten-
Harmonica" er uit zag. Iets speciaals in de
vinding van prof. H. Klein was, dat een
gedeelte der glazen bokalen minder snel
omwentelde dan de andere groep. Overi
gens is het duidelijk dat het glas aange
wreven werd door hamertjes die door mid
del van een toesenbord in werking konden
worden gesteld.
De beroemde physicus Chladni, de
grondlegger van de experimentele accous-
tiek, heeft zich in de eerste jaren van de
negentiende eeuw met de verbetering van
de „harmonica" bezig gehouden. Hij noem
de zijn vinding „Clavicylinder".
HET is waarschijnlijk voor Chladni's in
strument dat Beethoven in 1814 een
Harmonica-Sonate schreef. Hasse en Gluck
hadden zich door het primitieve stelsel van
De Compagnia d'Opera Italiana geeft
Maandagavond 15 Februari in de Stads
schouwburg te Haarlem een opvoering van
„La Bohème" van Puccini, met Magda
Piccarolo in de vrouwelijke hoofdrol. Met
de muzikale leiding is Gino Barsanti be
last, Giovanni Fiorini voert de regie. De
rol van Rodolphe wordt gezongen door de
jonge tenor Ettore Babini, die van Musette
door de hierboven afgebeelde sopraan
Roma Sitran, beiden voor het eerst in
ons land.
pockrich laten inspireren, terwijl Naumann
met zes sonates en Mozart met twee com-
poosities het verbeterde maar nog klavier-
loze instrument van Franklin in gedachten
hadden. Een zekere Müller publiceerde in
1788 een methode voor dit speeltuig, dat
toch het zuiverste type lijkt en vooral be
speeld werd in de bloeitijd, toen virtuozen,
die naam maakten op de glasharmonica,
niet tot de zeldzaamheden behoorden.
De eerste, die als zodanig genoemd kan
worden, was Miss Davis, een nicht van
Franklin, die het instrument van haar oom
te Londen, Parijs en Wenen populair
maakte. Zij gold als een muzikaal feno
meen. Een grote reputatie als harmonica
virtuozen verwierven Friede, Schmitt-
bauer en in het bijzonder diens leerlinge,
de blinde Marianne Kirchgessner.
Mozart, die reeds vroeger een Adagio
voor harmonica had gecomponeerd, hoor
de Marianne Kirchgessner in 1791 te
Wenen en schreef toen voor haar zijn
Adagio en Rondo voor vijf instrumenten.
Het is vooral dit laatste stuk uit het har
monica-répertoire, dat zo nu en dan nog
wel eens wordt uitgevoerd en dan meestal
bij vergissing of hoe moet ik het noe
men? met behulp van een blaasbalg
harmonica. Wat wel erg dwaas is, want
al heeft de accordeon een ontwikkeling
doorgemaakt die het brallend effect, waar
over wij in onze aanhef spraken, volstrekt
kan doen vermijden, er blijft toch altijd
nog een grote afstand gapen tussen haar
timbre en het aetherische geluid, dat we
van een glasharmonica verwachten.
JOS. DE KLERK
iNDERTUSSEN ging Pockrich voort
met concerteren in talrijke steden. In
1762 had hij onder zijn gehoor niemand
minder dan Benjamin Franklin, de be
roemde Amerikaanse staatsman, schrijver
en natuurkundige, die, getroffen door de
geheimzinnige klank van het primitieve
speeltuig, zich met de ontwikkeling ervan
ging bezig houden. Weldra had hij dan
ook een toestel ontworpen dat, van hetzelf
de principe uitgaande, heel wat meer mo
gelijkheden en practische hantering ver
zekerde. Franklin gaf de glazen de vorm
van klokken, die hij in hun opvolgende
toonorde aan een as bevestigde, welke door
een voettrede, nagenoeg als van de latere
trap-naaimachine, in draaiende beweging
kon worden gebracht. De glazen passeer
den in hun omwenteling een waterbekken,
waardoor zij steeds vochtig werden ge
houden. Aanraking van die draaiende bo
kalen met de vingers was verder voldoende
om het geluid voort te brengen. In deze
vorm heeft de „Armonica" zoals Frank
lin zijn uitvinding noemde zijn grootste
successen beleefd en het primitieve gla-
Voor de
microfoon
Voor de derde keer is de strijd in het
Nederlands radiobestel ontbrand. De eerste
keer in 1930: drie kleinen tegc-n één grote;
de tweede keer in 1945: vier groten tegen
de nationale omroep, welke alleen nog een
idee was; thans: vier groten tegen één
kleine, die de gedachte van de nationale
omroep maar niet los schijnt te kunnen
laten.
De heer J. B. Broeksz, secretaris van de
Vara, heeft het tournooi met een paar losse
flioddbrs geopend. Hij
noemde voor het ge
mak de nationale
omroep een éénheids-
omroep, niet bijster
imtelG'iigent, daar de
vooratanders daarvan
ruu gemakshalve het
bestel dat de Vara voorstaat een schotjes-
omroep mogen noemen. Op de nogal
plompe aanvallen op de V.P.R.O. en de
nagedachtenis van de partijgenoot van de
heer Broeksz wijlen minister prof. dr. G.
van der Leeuw heeft mejufrouw dr. N. A.
Bruining reeds waardig en doeltreffend ge
reageerd.
In zijn tweede toespraak was de heer
Broeksz gelukkiger: hij wees met name
enige leemten en vaagheden in de nieuwe
omroepwet aan. Inzonderheid de regeling
tot wering van politieke uitzendingen met
propagandistisch karakter kan tot wille
keur en vooral tot karakterloosheid van
het radioprogramma aanleiding geven.
Bovendien zou dan de weg gebaand worden
voor uitzendingen met een verholen poli
tieke strekking of met een negatieve,
anonieme propaganda. De uitzending „Even
afrekenen, heren" is daarvan een voor
beeld. Met de heer Broeksz kunnen wij het
eens zijn, dat politieke inzichten en argu
menten duidelijk ter kennis van het Neder
landse volk moeten worden gebracht.
Maar dan moet die mogelijkheid niet be
perkt worden tot vier groeperingen, zoals
thans gebeurt! Het is merkwaardig dat de
heer Broeksz zich beklaagt, dat er in de
zeven maanden van „Herrijzend Neder
land" geen enkel socialistisch lied is uitge
zonden. Men behoeft geen socialist te zijn
om dit onjuist te vinden, maarop de
eerste dag de beste dat de vier omroepen
terugkeerden, kon de nog door Herrijzend
Nederland vastgestelde causerie van
Berend Blokzijl geen doorgang vinden: de
spreker hoorde tussen geen enkele der vier
schotjes thuis.
Die toestand blijft bestendigd, ook al »s
de minister in zijn toelichting nog zo opti
mistisch over de mogelijkheden welke voor
nieuwe groeperingen op papier worden
geschapen.
Het nieuwe wetsontwerp is niet losge
komen van de huidige constellatie in de
omroep, een stelsel dat zo weinig de luis
teraars aan zioh bindt, dat ongeveer de
helft (een millioen) geen voorkeur voor
een bepaalde omroep uitspreekt. De 115.000
leden van de V.P.R.O. zijn in het algmeen
als voorstanders van een nationale omroep
te beschouwen en een groot deel der
abonné's op de Radiobode eveneens. De
nieuwe radiowet biedt ook geen enkel uit
zicht op een betere programmacoördinatie
dan tot nu toe het geval was en daar het
programma nog steeds de waarde van de
omroep bepaalt, ontbreekt het fundamen
tele element in het ontwerp.
In Nederland plegen echter gebouwen
zonder fundament in te storten. Met het
omroepgebouw zal het niet anders gaan.
J. H. B.
PARIJS, Februari Een vaste
werkzaamheid van de Hollander in Parijs
is het uitgeleiden van landgenoten, die
hem bezocht hebben en nu de terugreis
gaan ondernemen. Zijn bereidheid om dat
te doen is voornamelijk een betoon van
amicale gevoelens, want de bezoeker heeft
zelden hulp nodig voor het vervoer van
zijn bagage en kan zelf altijd de weg wel
vinden. Parijs is sinds de heugenis van alle
levenden een algemeen ontspanningsoord
en iedere Nederlandse bezoeker weet dan
ook niet alleen hoe hij zich binnen de stad
verplaatsen kan, maar kent bovendien
waarschijnlijk een tweetal eethuisjes of
café's, waar hij bij zijn vorige bezoek roe
keloos plezier gehad heeft. De café's zijn
wel eens terug te vinden en onderscheiden
zich dan in niets van hun concurrenten
maar bij het vorige bezoek waren er Ma
rokkanen of Russen, die er nu niet meer
zijn. De eethuisjes zijn meestal zoekgeraakt,
althans niet aanwezig in de straat waar
ze vermoedelijk geweest zijn.
Het aardigste wegbrengen is naar het
station het Gare du Nord in dit geval,
maar zijn voornaamste bekoring heeft het
met alle bestaande snoorwegstations ge
meen. Hoewel zij juridisch behoren tot de
naties wier gebieden zij doorsnijden, vor
men de spoorwegen van de aardbol een
eigen netvormig rijk, dat door kaartjes
controleurs bewaakt wordt als door doua
niers. Op de perrons al raakt men in de
stemming van de treinreiziger, die zich
met een volmaakt onverantwoordelijke
snelheid door landeriien en steden laat
sleuren, en wie niets deren kan als hii wil
afzien van spugen en uit de raampjes han
gen. Ter weerszijden van de grenzen van
dit rijk ziet de reiziger met voldoening
dat de mensen doen zoals zij doen en niet
anders een boer zit achter zijn paard op
de p'oe?. bij de overweg houden twee kin
deren stijve gezichten omhoog in de wind.
De dag vertoont zich in de gedaante van
maouettes. Wie ze bekijkt leeft in een vrij
heid zonder illusies; hij weet immers heel
goed dat 't over een uur of wat afgelonen
zal zijn en dat hij zichzelf dan onveranderd
terugvindt.
Met deze vreugden in gedachten ziet men
van het perron omhoog naar de vertrek
kende bezoeker, die in de portieropening
van zijn wagon staat en zegt: „Nu kan ik
acht uur in die rottrein zitten". De con
versatie is niet makkelijk te voeren, met
het hoofd in de nek Franse perrons pro
beren niet in ernst de hoogte te bereiken
van de treeplank van de treinen. Maar dan
rijdt de treio plotseling discreet weg; men
heeft niets van fluiten en roepen gemerkt,
maar de locomotief staat dan ook honder
den meters naar voren. Buiten het station
«iet men de trein zich over de wissels
plooien. Dan loopt men, nog iets licht in
het hoofd, het perron af, langs een kleine
man die achteruitstappend doorwuift, aar
zelend omdat hij niet zeker weet of hij
nog te zien is.
Daarbij vergeleken geeft het begeleiden
van luchtreizigers naar het Aerogare des
Invalides de ervaring van een soort hygië
nisch wegbrengen. In de hal met hoge
ramen is een rij loketten met tijdwijzers
en namen van luchtvaartmaatschappijen
en plaatsen van bestemming; aan één er
van staan enkele reizigers, die er hun
bagage afgeven en dan naar beneden naar
de wachtkamer gaan, waar zij eventjes
zitten totdat een stem aan flarden over de
luidspreker komt en als enig verstaanbaar
woord „Amsterdam" uitbrengt. De bezoe
ker verdwijnt dan door een lage deur,
waarachter de bussen naar het vliegveld
klaarstaan; daarna is er meestal niets meer
te zien,
De wegbrenger kan niet veel anders
doen dan langs de Seine wegslenteren, met
een gevoel alsof hij zijn gast door een gat
in de grond geduwd heeft. Twee politie
agenten regelen het verkeer op het punt
waar de Pont de la Concorde op de linker
oever uitkomt, tegenover het gebouw van
de Assemblee waar twee schildwachten
voor staan. De wind valt in stukken uit de
witte lucht. Welbeschouwd is de gast toch
inderdaad keurig weggebracht.
Misschien hebben
de Nederlandse
fotografen het tot
dusver een wat
riskante onderne
ming gevonden om
veel materiaal te
verschieten ten
einde de prestaties
van onze dans
kunstenaars vast
te leggen, hetgeen
een uiterst moeilijke en tijdrovende bezigheid is. Onze
redacteur W. L. Brugsma heeft er een hele middag en een
groot aantal filmrollen aan besteed teneinde enigszins in
deze leemte te voorzien. Wij hebben daarbij bijzonder veel
medewerking ondervonden van Marianne Hilarides en Jaap
Flier, onze beste troeven in het spel om de gunsten van
Terpsichore, die men op de middelste foto ziet in een duet
(De witte zwaan) uit „Het Zwanenmeeren daaronder in
de „Sonate" op muziek van Jan Mul, de tot dusver meest-
geslaagde proeve van Sonia Gaskell's omstreden choreogra
fisch talent. Geheel bovenaan: een fraaie sprong.
Zoals men eerder gezien zal hebbenis men in de studio van
Ballet Recital aan de Zomerdijkstraat te Amsterdam thans
onder leiding van Sonia Gaskell bezig aan de zetting van het
Ballet van de lezer" (met Conrad van de Wetering in de
titelrol) voor de openingsavond der Boekenweek 1954. Dr.
Jan Hulsker schreef het scenario, Jurriaan Andriessen de
muziek. Décors zullen er niet zijn die verbranden toch
maar!', zei Jaap Flier, toen wij er naar vroegen.
HET woord „ballettomaan" komt in de Nederlandse woorden
boeken niet voor. Wel het woord „kleptomaan" waarvan
Koenen zegt, dat het iemand betreft „met een ziekelijke aan
drang tot stelen". Moet men bij ballettomanie, in de ruimste zin:
warme belangstelling voor de danskunst, ook aan een soort af
wijking denken?
Vooral in de vorige eeuw heeft de belangstelling voor het
ballet, met name in Frankrijk, inderdaad dikwijls overdreven
vormen aangenomen, mede doordat deze zich in 't bijzonder richtte
op de danseressen en zich daarbij gelijkelijk uitstrekte tot de
solisten en het verste meisje uit het corps de ballet. Dat was in
de jaren, dat men de vrouw als een etherisch wezen idealiseerde
enerzijds en oog kreeg voor de virtuositeit van het lichaam
anderzijds. Toen men, om met de dichter Théophile Gautier te
spreken, zich niets afschuwelijkers kon voorstellen dan „een
man met zijn rode nek, zijn grote gespierde armen, zijn benen
met de kuiten van een dorpskoster en heel zijn zware bouw,
schokkend bij iedere sprong".
De verheerlijking van de dansende vrouw leidde ook In
Amerika tot bekend gebleven excessen. Toen Fanny Elssler in
1840 de Verenigde Staten bezocht, werd zij door de toenmalige
president Martin van Buren ontvangen en werden de zittingen
van het Congres verdaagd zolang zij in Washington was, omdat
de parlementsleden geen enkele voorstelling wilden overslaan.
Op een regeringsbanket in het Capitool dronk men champagne
uit haar afgedankte dansschoentjes. Bij ieder theater vond zij
een karpet over straat gelegd tussen de uitgang en haar rijtuig,
waarvan steevast de paarden waren uitgespannen en door stu
denten vervangen. Bij haar komst in Richmond weerklonken
saluutschoten en liet men alle klokken van de kerken luiden.
Ruim hondervijftig jaar geleden stierf de merkwaardigste
vrouw, die de geschiedenis van de dans in dit opzicht gekend
heeft: de felbeminde Barbara Campanini, gewoonlijk La Barba-
rina genoemd, die erop kon bogen het ontoegankelijk hart van
een wispelturig vorst verwarmd en „bewijzen van hoogachting"
van ten minste twee toekomstige staatshoofden verworven te
hebben. Doch op het gebied van de schandaalkronieken behoe
ven wij ons thans niet te begeven. Men moet er zich trouwens
voor hoeden dergelijke legendes uit een vege romantiek op de
huidige verhoudingen in die eigenaardige maatschappij der
danskunstenaars te willen toepassen. Er wordt integendeel
tegenwoordig hard gewerkt in een bijna ascetische atmosfeer.
De lust tot avontuur wordt uitgeleefd onder het licht van de
schijnwerpers en vertoont zich aan ons in de gesublimeerde
vorm van het kunstwerk.
TERUG dus naar de ballettomanie. Het woord kreeg bekend
heid, doordat Arnold Haskell het als titel meegaf aan een
van zijn aardigste boeken, behelzende het verslag van zijn in
ternationale ervaringen als deskundig volgeling van de dans.
Maar het begrip stamt uit het Rusland van ver voor de revolutie.
Ook toen werden de ballettomanen aanvankelijk beschouwd als
onverbeterlijke geesteszieken, vooral in de tweede helft van de
vorige eeuw, toen Alexander II zijn sociale hervormingen door
voerde en men vond dat „het dansen nergens toe diende". Ook
andere kunsten raakten in discrediet en zoals de Duitsers onder
Hitier kanonnen boven boter prefereerden, kende men destijds
in Rusland de leuze: „Eerst laarzen, dan Poesjkin!"
Door de komst van Italiaanse balletmeesters en solisten kwam
de danskunst echter snel weer in de mode. Er ontstond voor
iedere voorstelling een wedloop om plaatsen, een verschijnsel
dat zich tegenwoordig zelfs wel eens voordoet in Nederland,
waar in diezelfde jaren het ballet als een minderwaardig tijd
verdrijf uit de schouwburgen werd verdreven. In Rusland ont
ketende het ballet een ware rage. Om een vaste plaats te krijgen
moest men een verzoekschrift bij de kanselarij van de keizerlijke
theaters indienen. De kansen op succes waren zo klein, dat er
per advertentie in de kranten belangrijke beloningen werden
uitgeloofd aan houders, die een plaats wilden afstaan. Maar de
rechthebbers waren bijzonder vasthoudend en zonder een bal-
lettomane vriend was het onmogelijk om tot de loges en eerste
rijen stalles door te dringen. Zo'n vreemdeling werd door al zijn
omzittenden als een indringer beschouwd en met achterdocht
bekeken, Het recht op vaste plaatsen ging van'vader op zoon,
zodat de term „ballettomaan" langzamerhand ging gelden als
een soort erfelijke waardigheid.
Voor geen goud en onder geen voorwaard sloegen de balletto
manen een voorstelling over. Toen de gevierde ballerina
Mathilde Ksessinskaja eens een tijd in
Moskou danste, waren de voorste rijen van
het Marijinski-Theater in St. Petersburg
leeg, omdat de getrouwen hun favorieten
waren gevolgd. Deze ballettomanen, zo
schreef de uit de Diaghilev-periode ver
maarde Tamara Karsavina in haar herin
neringen uit de begintijd van haar loop
baan, waren uiterst deskundig, zeer veel
eisend, dogmatisch en conservatief, maar
ook in staat tot groot enthousiasme. Ieder
waagstuk, iedere breuk met de traditie,
werd beschouwd als een soort heiligschen
nis. Maar zoals ieder conservatisme had
dit toch ook een goede kant: de conser
verende invloed op de primaire eisen van
het vak, die dwong tot een perfecte uit
voering. En tot een uiterste beheersing van
de techniek, zo voegen wij daaraan *.oe,
zonder welke geen vernieuwing mogelijk
is. Want welke experimenten ter bevrijding
uit de periodiek optredende verstarring in
louter virtuositeit men ook bedrijft, alle
modernismen worden tenslotte achterhaald
en voor zover wenselijk opgenomen.
De ballettomanen van tegenwoordig zijn
niet verliefd op de ballerina's maar op het
ballet, waarvan zij de eigenlijke patronen
zijn. Ook in Nederland ontwikkelt zich
thans, gestimuleerd door vele buitenlandse
gastvoorstellingen, een publiek van geest
driftige kenners. Zij zullen met vreugde
de foto's bekijken, die wij gemaakt hebben
in die Nederlandse studio, waar het vak het
beste gediend wordt, die van Sonia Gaskell
in Amsterdam, waar stellig de kern aan
wezig is voor het nationale ballet, dat een
officiële commissie thans poogt in elkaar
te draaien. DAVID KONING.