Een gemaskerd bal
(n
n
4
I
s
ft
"tat
Twintig jaar sterrenhemel
op de vijfde verdieping
H
Franse jeugd geeft
haar mening
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant
„Het wonder van Jetia"
Onze Puzzle
KERKELIJK LEVEN
EEN JAAR VERLOOPT IN ZEVEN SECONDEN
Planeten als acteurs
ZE zaten op een rijtje voor de grote
plaat, die vanmorgen pas tegen de
muur was geplakt: Minet, Mimi, Mies
en Moortje, de vier poezen uit de buurt.
„Weet jij wat dat betekent, Bal-Mas-
qué?" vroeg Mimi.
„Dat zie je toch", zei Moortje,
„een bal-masqué zijn mensen met mas
kers, die feest vieren".
„Wat weet jij veel", zei de dikke Mies
vol bewondering.
„Poeh", zei Minet. „Bij mijn baas
en vrouwtje is ieder jaar een bal-mas
qué. Ik weet er alles van. Het is héél,
héél leuk en ik wou maar dat wij ook
eens zo iets konden doen".
„Dat kan toch", zei een zware stem.
De poezen draaiden tegelijk hun koppen
om. Dat was Bertram, de grote herders
hond, die altijd achter hen aan zat en
hen soms tot in de bomen op joeg. Maar
dat was hij vandaag niet van plan. Hij
keek ook alleen maar naar de plaat.
„Denk je echt dgt wij ook zo'n bal.
balhoe heet het ook weer, kunnen
houden?" zei Minet met grote ogen.
„Natuurlijk", blafte Bertram", laat
mij daar maar eens voor zorgen. Zullen
we zeggen Zaterdagavond in het pak
huis?"
„Ja, ja", juichten de poezen. „En ie
dereen mag komen".
„Afgesproken", blafte Bertram.
ET was Zaterdagavond. Alle bazen
en vrouwtjes in de buurt zochten
hun honden en poezen. Een paar misten
ook hun kippen en konijnen, die uit hun
hokken hadden kunnen ontsnappen.
Duiven en kanaries waren hier en daar
ook verdwenen. Niemand wist waarheen.
Bertram had zijn woord gehouden. Ie
dereen was uitgenodigd, huis aan huis.
En ze waren gekomen ook. In lange rij
en naar het pakhuis. De zolder zag er
prachtig uit. Van krantenpapier had
den de ratten en muizen lange slingers
geknabbeld, die de uilen en de vleer
muizen hadden opgehangen langs de
zolderbalken.
Ook van krantenpapier waren de
maskers die Bertram en zijn neef Bern-
hard iedere bezoeker bij de deur op de
kop zetten.
Zo kon niemand meer herkend wor
den en als je per ongeluk toch merk
te naast wie je zat. deed je net of je het
niet wist. Pip, de muis bijvoorbeeld
maakte een buiging voor een dier, dat
hem door de gaatjes in zijn kranten
masker met echte kattenogen aankeek.
„Zullen we dansen?" zei Minet, want
die was het.
Met een kloppend hartje legde Pip
zijn pootje in de kattenklauw, maar Mi
net was heel eerlijk en ze deed net of
ze niet wist, dat ze met een muis
danste.
„Eigenlijk is ze niet eens zo onaar
dig," zei Pip later tegen zijn vriendjes.
„Ach, het is toch wel een grappig
diertje en heel beleefd," zei Minet
tegen haar vriendinnen.
„En wat zijn honden toch vriende
lijk," zeiden de ratten.
Iedereen zei niets dan vriendelijks
van ieder ander dier en het werd echt
een feest om nooit te vergeten. Ze
.bleven zelfs nóg vriendelijk toen de
torenklok twaalf sloeg en Bertram
blafte: „Maskers af."
Het was wel wat griezelig om als
duif tegenover een poes te zitten, als
poes tegenover hond of als muis tegen
over een uil. Je kon nu niet meer doen
alsof je elkaar niet kende. Maar ieder
een was in zo'n goed humeur en had
zoveel gedanst en gesprongen dat ze et-
niet aan dachten om elkaar achterna
te gaan zitten. Toen het feest voorbij
was, bracht de een de ander thuis.
Boven aan de trap zwaaiden de mui
zen, de ratten en de uilen die in het
pakhuis woonden, de anderen nog een
poosje na.
„Hè," zuchtte Pip, de kleine grijze
muis, die met Minet gedanst had, „was
het maar altijd bal.... balAch,
wat doet dat woord er ook toe."
1
1
O
5"
i u
Van lin'ks naar rechts:
1. kook je eten in
2. soort pap
3. niet droog
4. slaap je in
5. paling
Als je het goed gedaan hebt, staat er
van boven naar beneden een bekende
naam.
„Wat ruik ik", zei de koning,
„wat is er aan de hand?
Het rook hier straks naar honing,
nu ruikt het aangebrand".
Het paard, de hulp van de boer. De
kleuren zijn: 1 geel, 2 bruin, 3
grijs en 4 groen.
„Maar dat is toch een schande",
zei Thomas, de lakei.
dat er iets aan kan branden
in 't land van koek en ei.
Omdat zijn honingtaarten
nog nooit zijn aangebrand,
is onze kok Jan Maarten
beroemd in 't hele land".
Daar gingen de lakeien,
de koning zelf vooraan
in lange, lange rijen
boos op de keuken aan.
Hun neuzen opgetrokken
die nare brandlucht ook
keken ze en ze schrokken:
er was alleen maar rook.
„Waar is de kok Jan Maarten?"
riep toen de hele stoet,
„zijn lekkre honingtaarten
zijn zwart, zo zivart als roet".
„Stil eens", riep een minister,
„stil eens, ik hoor geklop".
Jan Maarten, hé ivaar zit je?"
„Ik zit in 't kolenhok.
De deur is dichtgevallen,
een uur al zit ik hier".
Ze trokken met z'n allen
die deur uit het scharnier.
Nog zwarter dan zijn taarten
kwam hij weer voor de dag.
„Dat geeft niet", zei Jan Maarten,
„eerst maak ik nieuw beslag".
„Mmmmm heerlijk", zei de koning
een uurtje later blij.
„Nu ruikt het weer naar honing
in 't land van koek en ei".
MIES BOUHUYS.
"AKXJJUOOJÜUi
xxnoooooooooooorx* •■mooooo
De verhouding, die bestaat tussen jeugd
en kerk is er één, waaraan vooral de laat
ste tijden veel aandacht wordt besteed.
Men doet en deed dit in ons land, het ge
beurt ook elders.
Zo werd enige tijd geleden onder de
protestantse jeugd van Frankrijk een en
quête gehouden. Er werden vier vragen
gesteld, waarbij in die laatste de kwestie
waarom het eigenlijk ging, te weten de
verbinding tussen jeugd en kerk, aan d'e
orde werd gesteld.
In „Le Christianisme au XXe Siècle"
(Het Christendom in de twintigste eeuw)
wordt over het resultaat van het onder
zoek een en ander medegedeeld. Het lijkt
ons ter oriëntering en ook wel ter lering
goed hiervan kennis te nemen. Hierbij zij
nog aangetekend dat de antwoorden zijn
opgesteld door leden van jeugdgroepen o£
door een groep mensen, die door hun be
roep regelmatig in contact komen met de
jeugd.
De eerste vraag was al direct zeer in
grijpend. Is er eigenlijk iin de Franse
jeugd wei een dieel, dat zich specifiek
„protestantse jeugd" kan noemen, dat wil
zeggen: een eigen kenmerk draagt? De
antwoorden hierover zijn verdeeld. Ener
zijds vindt men, dat nauwelijks van een
uitgesproken protestantse jeugd temidden,
van de gehele Franse jeugd kan worden
gesproken. De leider van net „Instiltut -
Calvin" is het met deze uitspraak beslist
niet eens. Temidden van een onverschil
lige massa - zo redeneert hij - is wel de
gelijk een kleine groep te vinden, die
nauw verbonden is aan de protestantse
traditie en levensstijl. Hieruit komen de
jeugdleiders voort.
Minder verschil van inzicht treft men
aan bij de beantwoording van de tweede
vraag, waarin gevraagd werd naar de in
stelling van de protestantse jeugd tegen
over het huidige leven. Hierbij werd ook
gevraagd voor welke problemen men zich
in het bijzonder interesseert. Men vindt,
dat de bedoelde jeugd nogal individualis
tisch is ingesteld. Voor politiek interes
seert ze zich maar weinig. Helaas consta
teert men, dat bekwame en voldoende
leiding vaak ontbreekt. Behalve een wijd
verbreide zucht naar genot en een levens
wijze zonder teveel inspanningen kam ge
lukkig ook in zeer veie gevallen een stre
ven naar hogere idealen worden waarge
nomen.
Vervolgens wordt gehandeld over de
vraag, of die morele instelling vam deze
jeugd zich nu eigenlijk wel zoveel onder
scheidt van die uit vroegere tijden en hoe
het met begrippen als eerlijkheid en waar
heid is gesteld.
Helaas is men tot de ontdekking geko
men, dal deze laatste maar al te vaak in
verdrukking komen. Naar de oorzaken
hiervan speurend heeft men ontdekt, dat
deze vooral te zoeken zijn bij de fatale
gevolgen van een bij vele volwassenen
aanwezige oorlogsmoraal.
Verhouding: tot de kerk
De laatste vraag gaat dam over de al of
niet aanwezige binding met de kerk. Hoe
luidt de kritiek op de kerk en hoe vindt
de kerk het beste de weg tot de jeugd om
haar de boodschap van de Bijbel te
brengen? Vragen dus, waartoe de hele
enquête eigenlijk werd gehouden.
De bindingen aan de kerk worden in
Frankrijk over het algemeen los genoemd.
Voor een deel schrijft men dit toe aan het
„conflict der generaties", waarmee gezegd
wi! zijn, d'at de gemeente in hoofdzaak
uit ouderen bj?staat en dat zij d'us van de
zijde der jeugd hetzelfde verwijt heeft te
incasseren als de ouders, namelijk doit zij
„altijd twee treinen achter" is. Vele jonge
ren zien daardoor de kracht Gods in de
Kerk niet actief worden. Het ergst vindt
de jeugd echter, dat er zo weinig werke
lijk goede jeugdleiders zijn. Men hoopt
dan ook dat aan de theologische studenten
meer practische paedagogie zal worden ge
doceerd. De keik dient vooral - zegt de
jeugd - aandacht te besteden aan de vra
gen van het Ogenblik. Bij dit alles willen
de jongeren maar niet slechts aan de kamit
blijven staan. Om hen te winnen zal hun
een actief aandeel in de werkzaamheden
moeten worden toebedeeld.
Uit nog enkele an 'ere critische opmer
kingen blijkt tenslotte dat men vooral
hoopt, dat de volwassenen tot het besef
van een nieuwe verantwoordelijkheid zul
len komen. Hierdoor zal dan - meent men
- de toegang tot de jeugd voor een belang
rijk-deel geopend worden.
Men ziet dus gelukkig bij een deel der
jeugd in, dat het ouderen en jongeren
samen dienen te zijn, die voor de kerk
werken. O
27 FEBRUARI 19S4
Gespannen kijken bezoekers van het Zeiss-Planetarium van de Haagsche Courant naar de nagebootste sterrenhemel, waar de bewegingen der sterren door ruimte en
tüd in een overzichtelijk bestek te volgen zijn. Dit is te danken aan de uiterst vernupftig geconstrueerde projectietoestellen, waarvan men er links één afgebeeld ziet,
althans een onderdeel daarvan, dat aan een groot insectenoog doet denken.
HET WAS IN DE TWINTIGER JAREN, dat de plannen om in Den Ilaag tot de
bouw van een planetarium te komen, vastere vorm begonnen aan te nemen. Uit
de burgerij werd een comité opgericht, dat moest traenten de plannen om in de
dierentuin een Zeiss-Planetarium te stichten, te verwezenlijken. Het werk van
dit comité vorderde zeer moeizaam en het dreigde zelfs volkomen te mislukken.
Tot er plotseling een nieuw initiatief werd geboren. Men kwam omstreeks 1929
in contact met de heer A. W. Sijthoff, de toenmalige directeur van de Haagsche
Courant, die het besluit nam ter gelegenheid van het gouden jubileum in 1934 de
nieuwe vleugel van het gebouw zodanig te laten bouwen, dat op de vijfde ver
dieping een planetarium als blijvend cultuurmonument kon worden ingericht.
In de door architect J. C. van Dorsser
ontworpen bouwplannen waren de ad'vie-
zien verwerkt van vele deskundigen, on
der meer van prof. A. D. Fokker op het
gebied van d'e acousfiek. Twintig jaar ge
leden werd „Het wonder van Jena" - zo
als men het Zeiss-plianetarium noemde -
geopend in tegenwoordigheid van een
groot aantal genodigden, onder wie zich
ook Prins Hendrik bevond.
Er zullen in Nederland - en zelfs in Den
Haag, waar men rtu dus al twintig jaren
lang de gelegenheid heeft eens een uurtje
onder de „sterrenhemel" op de vijfde ver
dieping van het gebouw van de Haagsche
Courant plaats te nemen - ongetwijfeld
nog steeds velen zijn. d'ie niet precies we
ten. wat een planetarium eigenlij'k is. Zij
zullen echter door de volgende definitie
al een heel eind op weg wortfien geholpen:
„Het woord planetarium is d'e verzamel
naam voor alle toestellen, dli-e op enigerlei
wijze de bewegingen van d'e planeten na
bootsen".
De pogingen, om de bewegingen der he
mellichamen in het heelal aanschouwelijk
voor te stellen, zijn al eeuwen oud. Zij db-
teren van de vroegste tijden in d'e beoefe
ning der astronomie. Al is van de eerste
probeersels van vroegere astronomen niets
meer bekend, er bestaan nog steeds enkele
voorbeelden van voortreffelijke planeta
ria uit vroeger eeuwen. In het Nederlands
Historisch Natuurwetenschappelijk Mu
seum te Leiden bevindt zich nog altijd het
funetionnerende mechanische planetarium
diat Christiaan Hïlygens in de zeventiende
eeuw ontwierp. Het werd1 in 1682 gebouwd
door de Haagse klokkenmaker Johannes
van Ceulen als een trots bewijs van vin
dingrijkheid en voortvarendheid. Ditzelf
de geldt trouwens voor het tweede mecha
nische planetarium, dat wij hier willen
verme'c'en, namelijk dat van de eenvou
dige Dronrijper wolkammer Else Ei sing a,
die in 1744 werd geboren.. Hij voitooide
omstreeks 1780 het wonderbaarlijke in
strument in zijin huiskamer i'n Franeker,
dat nu neg steeds grote belangstelling
trekt.
BEHALVE de mechanische planetaria,
waarin de planeten in beweging wor
den gebracht door middel van assen,
waarop zich getande wielen bevinden,
kennen wij de optische planetaria. Zij
beelden de zon, de maan, de planeten en
de sterren als liehtvlekjes op een projec
tiescherm af. Tussen deze beid'e vormen
van planetaria liggen dus grote verschil
len. De mechanische hebben het karakter
van modellen. Zij komen het voorstellings
vermogen van de toeschouwer te hulp,
maar zij vergen zeer veel van de ver
beeldingskracht. De toeschouwer moet im
mers in gedachten overgaan van het be
trekkelijk kleine model naar de grote
werkelijkheid. Optische planetaria daar
entegen wekken bij de toeschouwer de il
lusie. dat hij tegenover de werkelijkheid
geplaatst is.
Als prototype van het Zeiss-planetarium,
zoals dat in 1934 werd geopend., kan men
het toestel beschouwen, dat in 1912 door
dr. W. W. Atwood, directeur van het mu
seum der Academie vcor technische we
tenschappen te Chicago weid ontworpen,
in die tijd ook gevonden was en hoeveel
kennis in dit Atwood'-planetarium was
verwerkt, het is toch nog maar een een
voudig werkstuk vergeleken bij het pla
netarium van de Haagsche Courant, d'oor
prof. de Sitter bij de opening „een voor
beeld van wonderbaarlijke instrument
makerskunst" genoemd. Het is één van de
mooiste, wellicht het mooiste voorbeeld
van optische planetaria.
Het Zeiss-Planetarium is een fijn sa
menstel van projectietoestellen, waaruit
duizenden lichtstralen in de richting van
de koepel worden gezonden. Ieder projec
tietoestelletje - in het geheel zijn er meer
dan honderd - bestaat uit drie delen: een
lamp. d'ie licht werpt door een diapositief,
dat is een doorschijnende afbeelding van
een deel van de sterrenhemel en een len
zenstelsel, dat naar d'e koepel gericht is.
Ruim tachtig van deze kleinere toestelle
tjes zijn verenigd tot een soort groot in
sectenoog, d'at naar alle kanten tegelijk
kan zien. Het is dit ingewikkelde geheel,
waaruit de duizenden stralenbundels te
voorschijn komen, die de toeschouwers de
sterrenhemel en de melkweg voortoveren.
Er zijn 32 van dergelijke toverlantaarns,
die tezamen de gehele sterrenhemel weer
geven. De 32 diapositieven bevatten met
elkaar ongeveer 5409 sterren. Deze ont-
Vlak voor het ondergaan krijgt de zon nog een doorkijkje in het wolkendek, dat
de gehele dag tussen haar en de aarde heeft gehangen.
vangen hun licht door een lamp met een
sterkte van 250 kaarsen, opgesteld in het
inwendige van d'e bol. Twintig toestelle
tjes zorgen voor d'g projectie van de
Melkweg en 35 instrumentjes projecteren
de namen van de belangrijkste sterren
beelden op d'e koepelwand. Bij elkaar
vormt dit gehele samenstel van projectie-
toestellen een soort reuzenoog, dat zich
boven in het instrument bevindt en door
een electromotor rond een naar de hemel
pool gerichte as wordt gewenteld.
TERREN en Melkweg vormen met el
kaar het décor, waartegen de acteurs
zon, maan en planeten (Mercurius, Mars,
Jupiter en Sa turn us) optreden. Zij wor
den gedirigeerd van een cylindrische kast
uit, die onder het instrument hangt en
waarin de geleerden tenslotte zoveel ken
nis hebben verwerkt, d'at bijvoorbeeld de
geheele reeks schijngestalten van de maan
volkomen natuurgetrouw kan worden
weergegeven. De motor, d'ie aan het toe
stel is bevestigd, kan een jaar, volgens de
wensen van degene die het schakelbord
bedient, laten verlopen in vier minuten,
één minuut of zeven seconden.
Heeft een planetarium als dat van de
Haagsche Courant ook buiten de weten-
scnap een (dak? Of is dit een plaats, waar
men alleen kan komen, indien men is uit-
gerust met een voortreffelijke kennis van
de astronomie? Het Zeiss-planetarium
heeft in de afgelopen twintig jaren zelf
het antwoord hierop gegeven. In die tijd
hebben namelijk - ondanks het feit, dlat
dit geen gelegenheid is voor massale ver
toningen en er niet meer dan hond'ecd-
vijftig plaatsen zijn - bijna een half nvi'l-
lioen bezoekers en een kwart milfcioen
scholieren geluisterd naar de uiteenzert-
tingen van directeur dr. J. J. Raimond jr.
Er is een hardnekkig misverstand ten
aanzien van planetaria: zij zouden ontel-
baren willen opleiden tot liefhebberij-
sierrenkundigen. Ook dat is pertinent niet
tvaar. Zij willen ons slechts herinneren
aan de sterren en aan het onmetelijke ge
bied buiten onze nietige planeet. Zij willen
proberen ons wat nader te brengen tot het
antwoord op de eeuwenoude vraag: „Wat
is onze woonplaats in het heelal"? Op deze
vraag kunnen alleen de sterren ons ant
woorden. Maar om hun taal te verstaan
hebben wij hulp nodig. En die hulp krij
gen wij - evenals die ook destijds verkre
gen werd dank zij Huygens en Eisinga -
van het. gewrocht van glas en metaal, door
aderd met electrische geleidingen en be
zield met de resultaten van een eeuwen
lang sterrenkundig onder.oek en het tech
nisch kunnen van de constructeurs der
twintigste eeuw, dat Zeiss-planetarium
wordt genoemd en terecht de erenaam
„Het wonder van Jena" verwierf.