EIGEN INTERIEUR ONTMOETING Koninklijke Schouwburg Het slot van de roman van Pjotr en Nadjesjda Navolgers van Archimedes Het Geschenk Kort verhaal Hugo van Dalen voltooide Tweede Pianoconcert Met Molière en Corneille naar de Sovjet-Unie Pieter van der Sloot maakt studiereis VOOR DE VEILIGHEID VAN AUTOMOBILISTEN EN HET COMFORT VAN DE HUISVROUW Een landmijn met een vredesduif door J. V. met een tekening door Clémentine van Lamsweerde Boekenweek 1954 T 700R degene die vreest, dat wij met dit V onderwerp te vertrouwelijk worden, zij voorop gesteld, dat wij niet van plain zijn hem een kijkje in ons strikt persoon lijke intérieur te verschaffen. Daarin doen zich geen nieuwe gezichtspunten voor, zij het dan, dat wij na jaren van vergeefse moeite de pogingen hebben opgegeven om de gal in onze lever op te wekken. (Wij zijn trouwens tot het inzicht gekomen, dat het beter is geen slapende honden wakker te maken). Het gaat om ons woon-intérieur, waar over in de vandaag afgelopen termijn van tien dagen nogal wat te doen is geweest. Wij beleefden namelijk de „Tiendaagse" van de Stichting Propaganda Woningin richting een combinatie van fabrikanten en handelaren, die naar vernieuwing reden om die crapaud nog even aan te houden. NIETTEMIN hebben wij ons tijdig naar de afdeling „ons huis, ons thuis" van een groot Amsterdams warenhuis begeven om vast naar een waardig vervangingsstuk om te zien. En het is zo goed bevallen, dat wij thans bereid zijn te zoggen: ons waren huis, ons thuis. Middagen achtereen heb ben wij daar kalm en critisch in allerlei revolutiormaire stoelen gezeten. Men hoeft er niets bij te bestellen, zoals in de lunch room van dit warenhuis en er is overwel digend veel te zien. De mensen, die op deze etage ronddwaalden, gedroegen zich tamelijk wantrouwend en zagen naar vele pas-toe-meubelen alsof het pas-óp-meu belen waren. Er hing een groot apparaat streeft in de manier waarop wij huizen. Men spreekt opzettelijk niet van een Tien daagse Veldtocht, omdat men daarmee za kelijke Beneluxbelangen kapot zou kun nen maken en vooral ook omdat deze Tien daagse meer moet worden gezien als een tocht door onze woningen om de mufheid er uit te verjagen en er eindelijk een frisse wind door te laten waaien. Dat bereikt men niet door slechts de deuren tegen elkaar open te zetten. Overal moet een beroep op de smaak van de consument van meubelen en stofferingen worden ge daan en het doorbrekende besef zal moeten worden aangemoedigd, dat veel van het oude nu werkelijk zijn finish heeft be reikt. Vandaar de roep „old finish!" die men zo dikwijls in de binnenhuis-architec tuur verneemt. De stichting vergelijkt ons met de vogel tjes, die in het voorjaar paarsgewijs hun nestjes bouwen en inrichten. Wanneer dat ons nog niet inspireert tot vernieuwing, dan zal tenslotte een verwaarloosd honk ons tot nestvlieders maken. Natuurlijk wordt niet van ons verlangd, dat wij nu maar dadelijk onze inboedels op de veiling gooien en van de opbrengst zoveel moge lijk licht, kleur, doelmatigheid en ruimte kopen, want daar zouden wij voornamelijk ruimte van ovexhouden. Het kan ook ge leidelijk. „Maar er komt een moment", zegt de Stichting, met een lieve, wijze lach, „dat een zware crapaud, die te lang dienst heeft gedaan, ineens een logge olifant wordt, die men zielsgraag het raam uit zou willen gooien en verwisselen voor een mo derne lichtgewicht fauteuil, die bijna geen volume lijkt te hebben". Dit nu wordt per soonlijk, want wij hébben zo'n crapaud, een paarse, groot en geweldig. Wat nu? Met het oog op het voorgevoel van de Stichting, dat hij „ineens een logge olifant wordt" hebben wij hem vast een flink stuk bij de porseleinkast vandaan gezet. Zeker, wij zitten met die crapaud. Totdat wij er in gaan zitten. Dan vergeten wij de vijan dige maatschappij, die ons omprangt. En omdat deze rust een van de oogmerken van de moderne binnenhuisarchitectuur is, werpen wij hem nog niet het raam uit. Misschien zouden we vast iets aan de kleuren in ons intérieur kunnen doen, want dat is naar Kasper Niehaus namens de Stichting mededeelt, „in ons bar baarse, lichtloze klimaat" van groot be lang. Hij adviseert warme, positieve kleu ren als geel, oranje en rood voor het hori zontale (vloerbedekking en tafelkleden) en koele, negatieve kleuren als groen, paars en blauw voor het verticale (gordijnen of behangsels). Bij ons is dat over het alge meen juist andersom. Maar wanneer wij zelt horizontaal in die crapaud liggen met de benen op een poef je, dan is voor ons het horizontale al verticaal en het verti cale horizontaal, zodat de kleuren toch volgons Nielhaus verdeeld zijn. Alweer een Op 30 April zal het honderd vijf tig jaren geleden zijn dat de Koninklijke Schouw burg te 's-Gravenhage als zodanig in ge bruik werd genomen. Burgemeester en wethouders zijn van oordeel, dat er alle reden is dit jubileum op waardige wijze te vieren. De directeur van het theater, Bob van Leersum, heeft hiertoe een plan opgesteld, waarbij getracht is verscheidene groepen van de bevolking in deze herden king te betrekken. Allereerst is er een tentoonstelling ge projecteerd van historisch karakter, van het toneel in het algemeen, met de Konink lijke Schouwburg als middelpunt. Er wordt naar gestreefd deze tentoonstelling in Mei te doen beginnen en zo mogelijk te ver lengen tot in de Festival-periode. De kos ten hiervoor zijn begroot op ƒ7.500. Een viertal voorstellingen, waaronder één tegen lage toegangsprijs, zal worden gegeven van een spectacle coupé, samen gesteld uit fragmenten van toneelwerken, die in de laatste dertig jaren in de Konink lijke Schouwburg zijn opgevoerd. Behalve door leden van de Haagse Comcdie is hier aan medewerking toegezegd door Cor van der Lugt Melsert, Annie van Ees, Dirk Verbeek, Bets Ranucci-Beckmann, Louis Gimberg, Lilly Bouwmeester en Jacques Reule. Onder de middelbare schooljeugd is een wedstrijd uitgeschreven voor het opvoeren van een éénacter. Op 8 Mei zal een middagvoorstelling worden gegeven voor de schooljeugd, waarbij de winnende groepen zullen optreden. Ter gelegenheid van het jubileum zal een gedenkboek wor den uitgegeven. De afdeling 's-Gravenhage van het Nederlands Kunstverbond heeft aangeboden een kunstwerk aan te bieden tot versiering van de hal van het theater. Omtrent de aard van het kunstwerk en de keuze van de kunstenaar, die het zal uitvoeren, wordt overleg gepleegd met de gemeentelijke commissie voor kunstop drachten. Burgemeester en wethouders stellen de raad voor in totaal een bedrag van 12.300 voor deze jubileumviering beschikbaar te stellen. De Nederlandse pianist-componist Hugo vain Dalen heeft zijn tweede Pianoconcert voltooid. Het zal waarschijnlijk het volgen de seizoen in Amsterdam voor het eerst worden uitgevoerd. met enige draaischijven, waarop men combinaties van basiskleuren kon uitkie zen. De moeilijkheid was echter, dat óf niemand, óf vier mensen tegelijk aan de schijven stonden te draaien, waardoor het allen geel en groen voor de ogen weird. El ders bukte men zich over een zeshoekig tafeltje op kleine ronde stompjes, waar van de raind van het blad uit hout en het midden uit glas bestond. Sommige geme lijke huisvaders schiepen er behagen in om een verkoper op de man af te vragen „wattistat?" en dan grijnzend toe te zien hoe deze zo onbewogen mogelijk ant woordde „een tafeltje". Dezelfde mannen schudden hun hoofden bij het zien van een woonsuggestie, ontworpen door een schil der en een architect, waarin een geheel blauwe studeerkamer en een geheel gele slaapkamer voorkwamen. Intussen maakten wij gestadig voort gang met het proberen van zitmeubelen. Wij hebben ten slotte de stoel genomen, waarin wij door een vriendelijke verko per uit de slaap moesten worden gewekt. Het begin van de vernieuwing is er dus. Inmiddels heeft Fiep Westendorp de hierbij afgedrukte woonsuggestie voor ons samengesteld, voor het geval wij in de voorjaarsactiviteit van de vogeltjes ook nog aanleiding mochten vinden te huwen. Het is tenslotte niemand minder dan Jacob Cats geweest, die op een tevreden moment heeft uitgeroepen: „Het beste stuck huys- raet is een goet wijf". KO BRUGBIER Het programma van de tournée door Sovjet-Rusland, die de Comédie-Frangaise zal gaan maken, is nu definitief vastge steld. De camédie Frangaise zal tussen 7 en 18 April veertien voorstellingen in Moskou geven: vijf van „Tartuffe" voorafgegaan door een „Hommage Molière", vier van „Le Cid" en „Poil de Carotte" en vier van de „Le Bourgeois-Gentilhomme". Boven dien gaat men naar Leningrad, waar zes keer „Le Bourgeois-Gentilhomme" ge speeld zal worden en wel tussen 21 en 25 April. Pieter van der Sloot, choreograaf en eerste solist van het Ballet der Lage Lan den, zal in April een korte studiereis ma ken. Het ligt in zijn bedoeling om de studio van Madame Preobrajenska te bezoeken en tevens kennis te nemen van de huidige verrichtingen van de Franse balletgroe pen.. Deze reis is mogelijk gemaakt dank zij financiële steun van het ministerie On derwijs, Kunsten en Wetenschappen, OP 18 Juli 1877 knielde Pjotr Iljitsj Tsjaikowski in de kerk van St. George te Moskou naast zijn bruid, de 28-jarige Antonina Milioekowa, om met een onrustig kloppend hart, onzeker over wat de toe komst hem brengen zou, een huwelijk zon der ware liefde aan te gaan. Het werd on middellijk een volkomen mislukking. Bin nen twee weken was de componist aan de rand van een psychische instorting, en hij beschrijft de toèstand in een uitvoerige brief aan Nadjesjda: „Nauwelijks was het kerkelijk huwelijk gesloten en was ik met mijn vrouw alleen, wetend nu onafscheidelijk met haar ver bonden te zijn, of ik realiseerde mij plot seling, dat ik niet alleen geen vriendschap meer voor haar gevoelde, maar dat ik haar in de letterlijkste zin haatte....". Hij heeft maar één wens: weg te gaan van zijn vrouw en ergens buiten tot rust te komen. Nadjesjda zendt hem duizend roebel voor dit doel. En zo vertrekt de eomponist naar Ka- menka, het landgoed van zijn zwager Da- vidov, vanwaar hij op 11 Augustus aan Nadjesjda schrijft, dat hij zich veel beter voelt en aan de in strumentatie van „Uw symphonie" gaat be ginnen. In October begint het scheidings proces en daarmede 't einde van dit drama. De vriendschap tussen Pjotr en Nadjesjda heeft door dit alles niets geleden. Die zal nog vele jaren in beider leven een bron van geluk en vreugde zijn. In hun corres pondentie worden allerlei onderwerpen, religie, muziek, reiservaringen, behandeld. Tsjaikowski geeft zijn oordeel over tal van componisten, waarbij zijn landgenoten vrij scherp worden gecritiseerd. In zijn brief van 24 December 1877 zegt hij, dat de jongste Petersburgse componisten zeer talentrijk zijn, maar allen aan hoogmoeds waanzin lijden, met uitzondering van Rimsky Korsakov. César Cui noemt hij een dilettant. Van Borodin vindt hij, dat deze minder smaak heeft dan Cui en dat zijn compositietechniek zo zwak is, dat hij nog geen bladzijde kan schrijven zonder hulp van anderen. Moessorgski zegt de brief schrijver koketteert met zijtn on wetendheid, paradeert daarmee en is over tuigd van de onfeilbaarheid van zijn genie. Nadjesjda von Meck bezit landgoederen en huizen, reist veel, en biedt Pjotr meer malen verblijf aan in een harer eigendom men, als zij zelf.... afwezig is. Zij schrijft hem op 22 Augustus 1878, dat zij haar huis in Moskou te zijner beschikking stelt: „met alle 52 kamers, vleugels, orgels, schilderijen, enz. In één woord: wilt ge mijn lieve, dierbare gast zijn (zoals in Brailov) zolang ik uit Moskou vertrokken ben?" Interessanter echter is haar mededeling, dat zij aan een der leraren van het Conser vatorium te Parijs, Marmontel, gevraagd had, haar een jonge pianist te bezorgen, die genegen zou zijn, de zomérmaanden bij haar door te brengen, en kamermuziek voor haar te spelen. Marmontel noemde haar een jongeman van achttien jaar en zo vinden wede jonge Claude Debussy als huispianist bij haar in Rusland en als muzikale reisgenoot in Zwitserland en Italië. Vermakelijk is haar bericht aan Pjotr: „Hij zegt, dat hij twintig is, maar hij ziet eruit als zestig!" Zij beschouwt Debus sy nog als een kind, maar waardeert heim zeer: Mijn pianist speelt alles a prima vista, zelfs jouw muziek!" Het einde van de briefwisseling is even zonderling als het begin. In de loop der jaren was de frequentie wel iets vermin derd, maar Pjotr had nooit kunnen ver moeden, met één brief van Nadjesjda plot seling voor het einde te staan van zulk een diepgewortelde vriendschap. Op 4 October 1890 ontving hij met verbijstering en ver driet een brief, haar laatste aan hem waarin zij hem mededeelde, dat zij finan cieel geruïneerd was, dientengevolge niet langer het jaargeld kon betalen en ver onderstelde, dat hij nu wel zijn belang stelling voor haar zou verliezen. „Vergeet mij niet, blijf zo nu en dan aan mij den kenHij ant woordde onmiddellijk in 'n hartelijk schrij ven maar ontving geen antwoord. Op geen zijner volgende brieven heeft Nad jesjda oooit meer een teken van leven ge geven. Men heeft dit alles wel zoeken te verklaren door ver moedens omtrent een ernstige zenuwcrisis van de briefschrijfster, een ziekte die haar volkomen mensenschuw zou gemaakt heb ben, maar het is toch eigenlijk een raadsel achtig geval gebleven. TSJAIKOWSKI heeft er zeer onder ge leden. Maar hij was zelf ook een uiterst gecompliceerd wezen: overgevoelig van zijn jeugd af, volkomen onevenwichtig, vol spanningen en dikwijls aan de grens van neurasthenie. In zijn muziek vinden wij deze eigenschappen terug. Het gevoelsleven overheerst de bezinning, het stort zich op meeslepende, soms al te openlijke wijze uit. Zijn kunst is ongelijk, naast prachtige vondsten komen vaak inzinken voor, naast ontroerende innerlijkheid onverklaarbare leegten. Wonderlijk, hoe de hoogst-be- schaafde Tsjaikowski in zijn muziek soms kan afdalen tot luidruchtige alledaagsheid. Maar zijn beste werken zijn dikwijls van een grootse allure, van een overtuigende kracht. Zijn Symphonie pathétique is zulk een hoogtepunt, het is zonder enige twijfel een meesterwerk. Het tragische laatste deel er van, in diepe smartelijkheid wegstervend, is een unicum in de symphonische titte— ratuur. Het zou de moeite waard zijn, als in ons land ook Tsjaikowski's dramatische wer ken, althans de belangrijkste daarvan, Jevgenji Onjegin of Schoppenvrouw, tot opvoering konden komen. WILLEM ANDRIESSEN Wie zich volledig op de hoogte wil stellen van de briefwisseling en verdere verhouding, verwij zen wij naar het onlangs bij de N.V. Em. Querldo's Uitgeversmaatschappij te Amsterdam verschenen boek „Dierbare Vriendin" (De ro man van Peter Tsjaikovskl en Nadjesjda von Meek) door Catherine Drinker Bowen en Bar- bora von Meck. vertaald door Rosey E. Pool. Sedert Archimedes in zijn badkuip uit riep, dat hij het gevonden had, heeft hij heel wat navolgers gehad. In het Paleis Egmont te Brussel kan men thans niet minder dan driehonderd-vijf tig van deze vernuftelingen aantreffen, afkomstig uit vijftien verschillende landen. Öet zijn in hoofdzaak amateuruitvinders en hun werk heeft daardoor voor de vele bezoekers nog een bijzondere aantrekkelijkheid. Een van de interessantste toestellen op deze tentoonstelling is wel een door een Fransman uitgevonden duplicator voor brailleschrift. Hij verminderde door deze uitvinding de drukkosten met vijftig per cent, waardoor in de toekomst boeken in brailleschrift tegen een veel lagere prijs ter beschikking gesteld kunnen worden. O Veel belangstelling bestaat ook voor een thermodynamische motor. De kracht wordt hier verkregen door het uitzetten van een vloeistof bij een bepaalde temperatuur en het toestel werkt dus zonder gas, benzine of electriciteit. Deze thermodynamische motor zou, naar de mening van de uitvin- der, bijzonder goed voldoen in een tropisch klimaat. Een andere Franse uitvinder ontwierp een soort periscoop voor auto's, waarmee men over een voor zich rijdende wagen heen kan kijken of de weg vrij is. Een Belg heeft een nieuw soort benzine- blik uitgevonden, dat gemakkelijk ver voerd kan worden. Het blik is versierd met de vlaggen van Amerika, Engeland, de Benelux, het New Yorkse vrijheidsbeeld, de Are de Triomph en de vredesduif. „Ik beveel mijn benzineblik aan bij de mili taire leiders van het Westen", aldus de uitvinder Pierre Wellens, „omdat het ge makkelijk veranderd kan worden in een landmijn. Het hoeft alleen maar met dy namiet te worden gevuld Iemand uit Herstal exposeert een auto matische revolver, die spijkers in beton en ijzeren platen schiet. Het comfort van de huisvrouw blijkt ook iets te zijn dat de uitvinders nauw aan het hart ligt, want het aantal instrumenten om blikjes te openen, kurken te trekken en flessen te sluiten is legio. Interessant zijn op deze tentoonstelling ook de maquettes van huizen in de vorm van een grote bol, de meest rationele wijze van bouwen vol gens de uitvindêr. Deze jaarlijkse salon van uitvinders te Brussel, welke georganiseerd is naar het voorbeeld van het bekende Parijse „con cours Lepine", mag zich ieder jaar in meer belangstelling verheugen. HIJ was opgehouden met zingen. Niet omdat hij geen lust meer had, zeker niet. Hij was een blijmoedig mens. Maar toen ften Haag in zicht was gekomen had hij gevoeld, dat het niet verstandig was geweest de reis aan een stuk te volbrengen. Hij was gaan neuriën en had gedacht aan hetgeen zijn vader had gezegd, toen hij nog een jongen was: doe nooit twee dingen tege lijk. Hij had gelachen en in het spiegeltje gekeken. Den Haag lag twee kwartier achter hem. Den Haag was druk geweest. Hij keek meest naar de weg, die voor hem naar de hoofdstad spitste. Vermoeid van het lange staren liet hij soms de ogen rusten op de weilanden aan weerszijden van de weg. Het weer was vochtig. Hij kon het zien aan het donkere land. Boven de weilanden was hier en daar grijs. Ook hier en daar boven sloten. Hij wist, dat het laaghangende wolkenflarden waren. In Saint Vrain had hij geen laaghangende wolkenflarden gezien. In Saint Armand had hij ook geen laaghangende wolkenflarden gezien. Nergens in Frankrijk had hij laaghangende wolkenflarden ge zien. Toch was het er de laatste dagen niet slechts zonnig ge weest. Er kwam een lach. De lach ging van zijn mond naar zijn neus, naar zijn ogen. De lach was voor Frankrijk. Niet omdat hij aan Frankrijk dacht sloot hij zijn ogen. BOVEN de weg hingen hier en daar laaghangende wolken flarden. Hij vond laaghangende wolkenflarden niet hinder lijk. In dat opzicht was hij een aparte automobilist. Hij had het vaak plezierig gevonden op laaghangende wolkenflarden te jagen en ze aan stukken te rijden. Tegen de eentonigheid van recht traject, dacht hij. Of misschien ook wel uit baldadigheid. Hij was nog geen dertig. Er kwam weer een lach, breed over zijn hele gezicht. Zo breed als zijn lach was geweest voor de waardin in Saint Servais, toen zij hem had gewezen op een scheur in zijn broek. En voor de waardin in Saint Dome, toen zij hem had gewezen op een vlek op zijn das. Hij keek in het spiegeltje. De vlek zat er nog en hij dacht aan de Franse keuken. Hij keek in zijn ogen, die diep lagen en donker waren omrand. Hij keek op de weg en pro beerde niet meer aan Frankrijk te denken. Ieder jaar kan men tijdens de Boeken week als premie bij aankopen in de boek winkel tot een betrekkelijk gering bedrag het „Geschenk" in ontvangst nemen, de laatste tijd steeds bestaande uit een aan trekkelijk uitgegeven novelle, als resultaat van een open prijsvraag verkregen. In 1952 slaagde de jury er echter niet in uit de dertien ingezonden manuscripten een ge schikte keuze te doen. Daarom werd dit keer tot een besloten prijsvraag overge gaan: vier gerenommeerde Nederlandse schrijvers kregen van de Commissie voor de collectieve propaganda van het Neder landse Boek een speciale opdracht, maar ook de resultaten daarvan waren in strijd met de verwachtingen niet bevredigend volgens de jury, waarvan onder anderen de letterkundigen Pierre H. Dubois, dr. J. Haantjes, J. W. Hofstra en Adriaan Mor- riën deel uitmaakten. Eenstemmig was men van oordeel dat de novellen niet aan het gestelde doel beantwoordden en ook litterair de toets der critiek niet konden doorstaan. Daarom heeft de genoemde commissie thans een andere weg ingeslagen en als „ge schenk" in 130.000 exemplaren de bundel „Goed geboekt" laten vervaardigen: een verzameling verhalen, schetsen en tekenin gen „in de marge van het boek". Het werd door Jacques den Haan, Adriaan Morriën en Charles Boost samengesteld, die over het algemeen goede grepen hebben gedaan. Het is aangename, afwisselende lectuur, met enkele geestige illustraties buiten de tekst. Merkwaardig is alleen de wonder lijke proeve van taalbehandeling, die nu als voorwoord in deze toch enigszins litte rair bedoelde gelegenheidspublicatie prijkt. Onze vrouwelijke letterkundigen komen zeker niet het zwakst voor den dag in deze bundel: „Incompleet" van Hella Haasse is een treffende oorlogsherinnering en „Naar aanleiding van een manuscript" van Clare Lennart een aardige meditatie over de kwellende gevoelens van een schrijfster, die haar geesteskind zojuist aan de zorgen van een uitgever heeft toevertrouwd. Jacques Gans schrijft over zijmmerkwaar- dige ervaring bij het lezen in ae gevange nis, waar de directeur weigerde zijn straf- termijn te verlengen teneinde hem in staat te stellen het standaardwerk van Motley over de tachtigjarige oorlog uit te lezen Verder vindt men er bijdragen van Annie Schmidt, Bertus Aafjes, Godfried Bomans, C. J. Kelk, A. Mar ja, Jac. van der Ster, Jaap Romijn en anderén, benevens teke ningen van Charles Boost, B. van den Born, Herman Focke, Catrinus Tas, Bertram Weihs en Fiep Westendorp. D. K. ER waren meer laaghangende wolkenflarden op de weg. Zo veel laaghangende wolkenflarden, dat hij niet kon zien waar de weg een punt werd. De verte was grijs, diepgrijs. Hoe langer hij naar de verte keek hoe grauwer de verte werd. Toen zag hij, dat de verte niet donkergrijs was, maar blauwzwart. Er boven stond een grote wolk, als een bloemkool en spierwit. En hij was er van overtuigd, dat zijn land toch ook zijn charmes had. De weg was moeilijk te zien. De laaghangende wolkenflarden stonden tot aan de spatborden en er was weinig geluid. Slechts van de banden, die rhythmisch tikten tegen de spleten in het beton. Hij keek naar de wolk. De wolk was witter dan hij ooit iets wit had gezien. Hij sloot zijn ogen. Hij wreef in zijn ogen en schudde zijn hoofd. Hij glimlachte om zijn onverstandigheid en keek voor zich over de laaghangende wolkenflarden, naar de blauwzwarte verte en naar de witte welk. Hij tuurde langs haar omtrek en bracht een hand boven de ogen. Hij wreef en knip perde. Alsof de wolk nader komt dacht hij, alsof zij snel nader komt. Toen herinnerde hij zich weer wat zijn vader had gezegd toen hij nog een jongen was en hij keek voor zich. Voor zich zag hij laaghangende wolkenflarden, 'naast zich laag hangende wolkenflarden, achter zich en boven zich laaghangen de wolkenflarden. Hij voelde een schok. En de banden hoorde hij niet meer tikken tegen de spleten in het beton. HIJ reed zonder geluid en zonder gevoel. Hij keek om zich heen en stuurde iets naar rechts. De Franse wegen zijn niet slecht, dacht hij. Hij begon te zingen en wist zeker, dat de Schep per eerst Frankrijk had gemaakt en veel later de sombere ge dachte. Hij stuurder iets naar links. Beneden zich zag hij een meer met witte zeilschepen. Het meer was blauw en glinsterde in de zon. Hij zag nog een blauw meer. Rondom zag hij grote en kleine meren. De namen kende hij niet, maar hij zou ze nagaan als hij weer thuis was. De ravijnen kende hij ook niet. Ze waren diep. Zo diep, dat hij de bodem niet kon zien. Mei is een mooie maand dacht hij, en Meimorgens zijn mórgens. Hij stuurder iets naar rechts en keek naar de bergen. De bergen waren wit. En toen besefte hij wat er gebeurd was. Hij reed in de wolken, die hij voor zich had gezien en die hij nader had zien komen, toen hij nog op de weg reed van Den Haag naar Amsterdam. De weg, waarop hij nu reed, was een wolkenweg. De steile bergwand aan zijn linkerhand was een hoge wolkenmassa, het ravijn rechts een wolkenravijn en diep in het ravijn stroomde een rivier in wolkenflarden. De weg steeg, boog om de bergwand heen en voerde hem langs scherpe serpentines omhoog, steeds verder omhoog in een grootse wereld waar de stilte absoluut was. Door de bergwanden en de weg drongen grijze, roze, blauwe en groene klueren, alsof van binnenuit licht straalde. De zwijgende wonderwereld boeide hem, maar hij voelde vrees noch verwondering. Zorgvuldig ver meed hij de rand van de afgrond en steeds hoger reed hij de bergen in naar een pas tussen twee wanden in. Voorbij de pas bracht de weg hem op een golvende bodem, waaruit machtige hoge stammen oprezen, die een hoog dak van kroezige kruinen droegen: een woud, waarin alles: de grond, de stammen en de kruinen van zuiver wit was. Dit moest de witte wolk zijn, die hij boven de blauwzwarte verte had zien uitrijzen. Tussen de stammen bracht hij de auto tot staan en keek om zich heen. Voor zich zag hij een glooiende vallei. Aan de over kant strekte zich het witte woud uit zover hij kon zien. En uit de witte verte kwam een gedaante nader. Eigenlijk was het geen gedaante, maar een gezicht. Het had geen omlijnde vorm, maar het was een gezicht. Hij herinnerde het zich, maar de uit drukking wisselde. Het had de strenge trekken van zijn vader, de ogen van zijn moeder, maar een adembenemende majesteit over heerste de gemeenzaamheid der herkenning en vervulde hem met vrees en ontzag. Fluisterend stamelde hij: „Zijt gijVan de overkant der vallei kwam dreunend het antwoord en er hoog boven uit het geluid van duizend springende ruiten. Het geweld van de stem vervulde hem met een heftige rilling. AAN de kant van de weg van Den Haag naar Amsterdam stond een grote vrachtauto met aanhangwagen. Een ver nielde kleine personenauto stond onder de oplegger geschoven. Op de berm lag een lichaam. Een man boog er zich overheen, betastte het hier en daar, voelde de pols en luisterde aan de mond in het verwoeste, bloedende gelaat. Hij kwam uit zijn gebukte houding overeind en zei: „Mors dood". Een andere man, die erbij stond, zei moeilijk met be vende stem: „Hij moet in de mist achter op mijn wagen zijn gereden. Ik heb maar een lichte schok gevoeld. Ik kon er niets aan doen. Mijn achterlicht brandde. Kijk maar, het brandt nog en ik zat helemaal rechts van de weg". De eerste man knikte. „Hij moet zo goed als dadelijk dood zijn geweest", zei hij. Uit de richting Amsterdam naderde in de schemering een ambulancewagen. (Nadruk verboden)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15