EIGEN INTERIEUR
ONTMOETING
Koninklijke Schouwburg
Het slot van de roman van
Pjotr en Nadjesjda
Navolgers van Archimedes
Het Geschenk
Kort verhaal
Hugo van Dalen voltooide
Tweede Pianoconcert
Met Molière en Corneille
naar de Sovjet-Unie
Pieter van der Sloot
maakt studiereis
VOOR DE VEILIGHEID VAN AUTOMOBILISTEN
EN HET COMFORT VAN DE HUISVROUW
Een landmijn met
een vredesduif
door J. V.
met een tekening door
Clémentine van Lamsweerde
Boekenweek 1954
T 700R degene die vreest, dat wij met dit
V onderwerp te vertrouwelijk worden,
zij voorop gesteld, dat wij niet van plain
zijn hem een kijkje in ons strikt persoon
lijke intérieur te verschaffen. Daarin doen
zich geen nieuwe gezichtspunten voor, zij
het dan, dat wij na jaren van vergeefse
moeite de pogingen hebben opgegeven om
de gal in onze lever op te wekken. (Wij
zijn trouwens tot het inzicht gekomen, dat
het beter is geen slapende honden wakker
te maken).
Het gaat om ons woon-intérieur, waar
over in de vandaag afgelopen termijn van
tien dagen nogal wat te doen is geweest.
Wij beleefden namelijk de „Tiendaagse"
van de Stichting Propaganda Woningin
richting een combinatie van fabrikanten
en handelaren, die naar vernieuwing
reden om die crapaud nog even aan te
houden.
NIETTEMIN hebben wij ons tijdig naar
de afdeling „ons huis, ons thuis" van
een groot Amsterdams warenhuis begeven
om vast naar een waardig vervangingsstuk
om te zien. En het is zo goed bevallen, dat
wij thans bereid zijn te zoggen: ons waren
huis, ons thuis. Middagen achtereen heb
ben wij daar kalm en critisch in allerlei
revolutiormaire stoelen gezeten. Men hoeft
er niets bij te bestellen, zoals in de lunch
room van dit warenhuis en er is overwel
digend veel te zien. De mensen, die op
deze etage ronddwaalden, gedroegen zich
tamelijk wantrouwend en zagen naar vele
pas-toe-meubelen alsof het pas-óp-meu
belen waren. Er hing een groot apparaat
streeft in de manier waarop wij huizen.
Men spreekt opzettelijk niet van een Tien
daagse Veldtocht, omdat men daarmee za
kelijke Beneluxbelangen kapot zou kun
nen maken en vooral ook omdat deze Tien
daagse meer moet worden gezien als een
tocht door onze woningen om de mufheid
er uit te verjagen en er eindelijk een frisse
wind door te laten waaien. Dat bereikt
men niet door slechts de deuren tegen
elkaar open te zetten. Overal moet een
beroep op de smaak van de consument
van meubelen en stofferingen worden ge
daan en het doorbrekende besef zal moeten
worden aangemoedigd, dat veel van het
oude nu werkelijk zijn finish heeft be
reikt. Vandaar de roep „old finish!" die
men zo dikwijls in de binnenhuis-architec
tuur verneemt.
De stichting vergelijkt ons met de vogel
tjes, die in het voorjaar paarsgewijs hun
nestjes bouwen en inrichten. Wanneer dat
ons nog niet inspireert tot vernieuwing,
dan zal tenslotte een verwaarloosd honk
ons tot nestvlieders maken. Natuurlijk
wordt niet van ons verlangd, dat wij nu
maar dadelijk onze inboedels op de veiling
gooien en van de opbrengst zoveel moge
lijk licht, kleur, doelmatigheid en ruimte
kopen, want daar zouden wij voornamelijk
ruimte van ovexhouden. Het kan ook ge
leidelijk.
„Maar er komt een moment", zegt de
Stichting, met een lieve, wijze lach, „dat
een zware crapaud, die te lang dienst
heeft gedaan, ineens een logge olifant
wordt, die men zielsgraag het raam uit zou
willen gooien en verwisselen voor een mo
derne lichtgewicht fauteuil, die bijna geen
volume lijkt te hebben". Dit nu wordt per
soonlijk, want wij hébben zo'n crapaud,
een paarse, groot en geweldig. Wat nu?
Met het oog op het voorgevoel van de
Stichting, dat hij „ineens een logge olifant
wordt" hebben wij hem vast een flink stuk
bij de porseleinkast vandaan gezet. Zeker,
wij zitten met die crapaud. Totdat wij er in
gaan zitten. Dan vergeten wij de vijan
dige maatschappij, die ons omprangt. En
omdat deze rust een van de oogmerken
van de moderne binnenhuisarchitectuur is,
werpen wij hem nog niet het raam uit.
Misschien zouden we vast iets aan de
kleuren in ons intérieur kunnen doen,
want dat is naar Kasper Niehaus namens
de Stichting mededeelt, „in ons bar
baarse, lichtloze klimaat" van groot be
lang. Hij adviseert warme, positieve kleu
ren als geel, oranje en rood voor het hori
zontale (vloerbedekking en tafelkleden) en
koele, negatieve kleuren als groen, paars
en blauw voor het verticale (gordijnen of
behangsels). Bij ons is dat over het alge
meen juist andersom. Maar wanneer wij
zelt horizontaal in die crapaud liggen met
de benen op een poef je, dan is voor ons
het horizontale al verticaal en het verti
cale horizontaal, zodat de kleuren toch
volgons Nielhaus verdeeld zijn. Alweer een
Op 30 April zal het honderd vijf tig jaren
geleden zijn dat de Koninklijke Schouw
burg te 's-Gravenhage als zodanig in ge
bruik werd genomen. Burgemeester en
wethouders zijn van oordeel, dat er alle
reden is dit jubileum op waardige wijze
te vieren. De directeur van het theater,
Bob van Leersum, heeft hiertoe een plan
opgesteld, waarbij getracht is verscheidene
groepen van de bevolking in deze herden
king te betrekken.
Allereerst is er een tentoonstelling ge
projecteerd van historisch karakter, van
het toneel in het algemeen, met de Konink
lijke Schouwburg als middelpunt. Er wordt
naar gestreefd deze tentoonstelling in Mei
te doen beginnen en zo mogelijk te ver
lengen tot in de Festival-periode. De kos
ten hiervoor zijn begroot op ƒ7.500.
Een viertal voorstellingen, waaronder
één tegen lage toegangsprijs, zal worden
gegeven van een spectacle coupé, samen
gesteld uit fragmenten van toneelwerken,
die in de laatste dertig jaren in de Konink
lijke Schouwburg zijn opgevoerd. Behalve
door leden van de Haagse Comcdie is hier
aan medewerking toegezegd door Cor van
der Lugt Melsert, Annie van Ees, Dirk
Verbeek, Bets Ranucci-Beckmann, Louis
Gimberg, Lilly Bouwmeester en Jacques
Reule. Onder de middelbare schooljeugd
is een wedstrijd uitgeschreven voor het
opvoeren van een éénacter. Op 8 Mei zal
een middagvoorstelling worden gegeven
voor de schooljeugd, waarbij de winnende
groepen zullen optreden. Ter gelegenheid
van het jubileum zal een gedenkboek wor
den uitgegeven. De afdeling 's-Gravenhage
van het Nederlands Kunstverbond heeft
aangeboden een kunstwerk aan te bieden
tot versiering van de hal van het theater.
Omtrent de aard van het kunstwerk en
de keuze van de kunstenaar, die het zal
uitvoeren, wordt overleg gepleegd met de
gemeentelijke commissie voor kunstop
drachten.
Burgemeester en wethouders stellen de
raad voor in totaal een bedrag van 12.300
voor deze jubileumviering beschikbaar te
stellen.
De Nederlandse pianist-componist Hugo
vain Dalen heeft zijn tweede Pianoconcert
voltooid. Het zal waarschijnlijk het volgen
de seizoen in Amsterdam voor het eerst
worden uitgevoerd.
met enige draaischijven, waarop men
combinaties van basiskleuren kon uitkie
zen. De moeilijkheid was echter, dat óf
niemand, óf vier mensen tegelijk aan de
schijven stonden te draaien, waardoor het
allen geel en groen voor de ogen weird. El
ders bukte men zich over een zeshoekig
tafeltje op kleine ronde stompjes, waar
van de raind van het blad uit hout en het
midden uit glas bestond. Sommige geme
lijke huisvaders schiepen er behagen in om
een verkoper op de man af te vragen
„wattistat?" en dan grijnzend toe te zien
hoe deze zo onbewogen mogelijk ant
woordde „een tafeltje". Dezelfde mannen
schudden hun hoofden bij het zien van een
woonsuggestie, ontworpen door een schil
der en een architect, waarin een geheel
blauwe studeerkamer en een geheel gele
slaapkamer voorkwamen.
Intussen maakten wij gestadig voort
gang met het proberen van zitmeubelen.
Wij hebben ten slotte de stoel genomen,
waarin wij door een vriendelijke verko
per uit de slaap moesten worden gewekt.
Het begin van de vernieuwing is er dus.
Inmiddels heeft Fiep Westendorp de
hierbij afgedrukte woonsuggestie voor ons
samengesteld, voor het geval wij in de
voorjaarsactiviteit van de vogeltjes ook
nog aanleiding mochten vinden te huwen.
Het is tenslotte niemand minder dan Jacob
Cats geweest, die op een tevreden moment
heeft uitgeroepen: „Het beste stuck huys-
raet is een goet wijf".
KO BRUGBIER
Het programma van de tournée door
Sovjet-Rusland, die de Comédie-Frangaise
zal gaan maken, is nu definitief vastge
steld.
De camédie Frangaise zal tussen 7 en 18
April veertien voorstellingen in Moskou
geven: vijf van „Tartuffe" voorafgegaan
door een „Hommage Molière", vier van
„Le Cid" en „Poil de Carotte" en vier van
de „Le Bourgeois-Gentilhomme". Boven
dien gaat men naar Leningrad, waar zes
keer „Le Bourgeois-Gentilhomme" ge
speeld zal worden en wel tussen 21 en 25
April.
Pieter van der Sloot, choreograaf en
eerste solist van het Ballet der Lage Lan
den, zal in April een korte studiereis ma
ken. Het ligt in zijn bedoeling om de studio
van Madame Preobrajenska te bezoeken en
tevens kennis te nemen van de huidige
verrichtingen van de Franse balletgroe
pen.. Deze reis is mogelijk gemaakt dank
zij financiële steun van het ministerie On
derwijs, Kunsten en Wetenschappen,
OP 18 Juli 1877 knielde Pjotr Iljitsj
Tsjaikowski in de kerk van St. George
te Moskou naast zijn bruid, de 28-jarige
Antonina Milioekowa, om met een onrustig
kloppend hart, onzeker over wat de toe
komst hem brengen zou, een huwelijk zon
der ware liefde aan te gaan. Het werd on
middellijk een volkomen mislukking. Bin
nen twee weken was de componist aan de
rand van een psychische instorting, en hij
beschrijft de toèstand in een uitvoerige
brief aan Nadjesjda:
„Nauwelijks was het kerkelijk huwelijk
gesloten en was ik met mijn vrouw alleen,
wetend nu onafscheidelijk met haar ver
bonden te zijn, of ik realiseerde mij plot
seling, dat ik niet alleen geen vriendschap
meer voor haar gevoelde, maar dat ik
haar in de letterlijkste zin haatte....".
Hij heeft maar één wens: weg te gaan
van zijn vrouw en ergens buiten tot rust
te komen. Nadjesjda zendt hem duizend
roebel voor dit doel.
En zo vertrekt de
eomponist naar Ka-
menka, het landgoed
van zijn zwager Da-
vidov, vanwaar hij
op 11 Augustus aan
Nadjesjda schrijft,
dat hij zich veel beter
voelt en aan de in
strumentatie van „Uw
symphonie" gaat be
ginnen. In October
begint het scheidings
proces en daarmede 't einde van dit drama.
De vriendschap tussen Pjotr en Nadjesjda
heeft door dit alles niets geleden. Die zal
nog vele jaren in beider leven een bron
van geluk en vreugde zijn. In hun corres
pondentie worden allerlei onderwerpen,
religie, muziek, reiservaringen, behandeld.
Tsjaikowski geeft zijn oordeel over tal van
componisten, waarbij zijn landgenoten vrij
scherp worden gecritiseerd. In zijn brief
van 24 December 1877 zegt hij, dat de
jongste Petersburgse componisten zeer
talentrijk zijn, maar allen aan hoogmoeds
waanzin lijden, met uitzondering van
Rimsky Korsakov. César Cui noemt hij een
dilettant. Van Borodin vindt hij, dat deze
minder smaak heeft dan Cui en dat zijn
compositietechniek zo zwak is, dat hij nog
geen bladzijde kan schrijven zonder hulp
van anderen. Moessorgski zegt de brief
schrijver koketteert met zijtn on
wetendheid, paradeert daarmee en is over
tuigd van de onfeilbaarheid van zijn genie.
Nadjesjda von Meck bezit landgoederen
en huizen, reist veel, en biedt Pjotr meer
malen verblijf aan in een harer eigendom
men, als zij zelf.... afwezig is. Zij schrijft
hem op 22 Augustus 1878, dat zij haar huis
in Moskou te zijner beschikking stelt:
„met alle 52 kamers, vleugels, orgels,
schilderijen, enz. In één woord: wilt ge
mijn lieve, dierbare gast zijn (zoals in
Brailov) zolang ik uit Moskou vertrokken
ben?"
Interessanter echter is haar mededeling,
dat zij aan een der leraren van het Conser
vatorium te Parijs, Marmontel, gevraagd
had, haar een jonge pianist te bezorgen,
die genegen zou zijn, de zomérmaanden bij
haar door te brengen, en kamermuziek
voor haar te spelen. Marmontel noemde
haar een jongeman van achttien jaar en zo
vinden wede jonge Claude Debussy
als huispianist bij haar in Rusland en als
muzikale reisgenoot in Zwitserland en
Italië. Vermakelijk is haar bericht aan
Pjotr: „Hij zegt, dat hij twintig is, maar hij
ziet eruit als zestig!" Zij beschouwt Debus
sy nog als een kind, maar waardeert heim
zeer: Mijn pianist speelt alles a prima vista,
zelfs jouw muziek!"
Het einde van de briefwisseling is even
zonderling als het begin. In de loop der
jaren was de frequentie wel iets vermin
derd, maar Pjotr had nooit kunnen ver
moeden, met één brief van Nadjesjda plot
seling voor het einde te staan van zulk een
diepgewortelde vriendschap. Op 4 October
1890 ontving hij met verbijstering en ver
driet een brief, haar laatste aan hem
waarin zij hem mededeelde, dat zij finan
cieel geruïneerd was, dientengevolge niet
langer het jaargeld kon betalen en ver
onderstelde, dat hij nu wel zijn belang
stelling voor haar zou verliezen. „Vergeet
mij niet, blijf zo nu
en dan aan mij den
kenHij ant
woordde onmiddellijk
in 'n hartelijk schrij
ven maar ontving
geen antwoord. Op
geen zijner volgende
brieven heeft Nad
jesjda oooit meer een
teken van leven ge
geven. Men heeft dit
alles wel zoeken te
verklaren door ver
moedens omtrent een ernstige zenuwcrisis
van de briefschrijfster, een ziekte die haar
volkomen mensenschuw zou gemaakt heb
ben, maar het is toch eigenlijk een raadsel
achtig geval gebleven.
TSJAIKOWSKI heeft er zeer onder ge
leden. Maar hij was zelf ook een uiterst
gecompliceerd wezen: overgevoelig van
zijn jeugd af, volkomen onevenwichtig, vol
spanningen en dikwijls aan de grens van
neurasthenie. In zijn muziek vinden wij
deze eigenschappen terug. Het gevoelsleven
overheerst de bezinning, het stort zich op
meeslepende, soms al te openlijke wijze uit.
Zijn kunst is ongelijk, naast prachtige
vondsten komen vaak inzinken voor, naast
ontroerende innerlijkheid onverklaarbare
leegten. Wonderlijk, hoe de hoogst-be-
schaafde Tsjaikowski in zijn muziek soms
kan afdalen tot luidruchtige alledaagsheid.
Maar zijn beste werken zijn dikwijls van
een grootse allure, van een overtuigende
kracht.
Zijn Symphonie pathétique is zulk een
hoogtepunt, het is zonder enige twijfel een
meesterwerk. Het tragische laatste deel er
van, in diepe smartelijkheid wegstervend,
is een unicum in de symphonische titte—
ratuur.
Het zou de moeite waard zijn, als in ons
land ook Tsjaikowski's dramatische wer
ken, althans de belangrijkste daarvan,
Jevgenji Onjegin of Schoppenvrouw, tot
opvoering konden komen.
WILLEM ANDRIESSEN
Wie zich volledig op de hoogte wil stellen van
de briefwisseling en verdere verhouding, verwij
zen wij naar het onlangs bij de N.V. Em.
Querldo's Uitgeversmaatschappij te Amsterdam
verschenen boek „Dierbare Vriendin" (De ro
man van Peter Tsjaikovskl en Nadjesjda von
Meek) door Catherine Drinker Bowen en Bar-
bora von Meck. vertaald door Rosey E. Pool.
Sedert Archimedes in zijn badkuip uit
riep, dat hij het gevonden had, heeft hij
heel wat navolgers gehad. In het Paleis
Egmont te Brussel kan men thans niet
minder dan driehonderd-vijf tig van deze
vernuftelingen aantreffen, afkomstig uit
vijftien verschillende landen. Öet zijn in
hoofdzaak amateuruitvinders en hun werk
heeft daardoor voor de vele bezoekers nog
een bijzondere aantrekkelijkheid.
Een van de interessantste toestellen op
deze tentoonstelling is wel een door een
Fransman uitgevonden duplicator voor
brailleschrift. Hij verminderde door deze
uitvinding de drukkosten met vijftig per
cent, waardoor in de toekomst boeken in
brailleschrift tegen een veel lagere prijs
ter beschikking gesteld kunnen worden.
O Veel belangstelling bestaat ook voor een
thermodynamische motor. De kracht wordt
hier verkregen door het uitzetten van een
vloeistof bij een bepaalde temperatuur en
het toestel werkt dus zonder gas, benzine
of electriciteit. Deze thermodynamische
motor zou, naar de mening van de uitvin-
der, bijzonder goed voldoen in een tropisch
klimaat.
Een andere Franse uitvinder ontwierp
een soort periscoop voor auto's, waarmee
men over een voor zich rijdende wagen
heen kan kijken of de weg vrij is.
Een Belg heeft een nieuw soort benzine-
blik uitgevonden, dat gemakkelijk ver
voerd kan worden. Het blik is versierd
met de vlaggen van Amerika, Engeland, de
Benelux, het New Yorkse vrijheidsbeeld,
de Are de Triomph en de vredesduif. „Ik
beveel mijn benzineblik aan bij de mili
taire leiders van het Westen", aldus de
uitvinder Pierre Wellens, „omdat het ge
makkelijk veranderd kan worden in een
landmijn. Het hoeft alleen maar met dy
namiet te worden gevuld
Iemand uit Herstal exposeert een auto
matische revolver, die spijkers in beton en
ijzeren platen schiet.
Het comfort van de huisvrouw blijkt ook
iets te zijn dat de uitvinders nauw aan het
hart ligt, want het aantal instrumenten om
blikjes te openen, kurken te trekken en
flessen te sluiten is legio. Interessant zijn
op deze tentoonstelling ook de maquettes
van huizen in de vorm van een grote bol,
de meest rationele wijze van bouwen vol
gens de uitvindêr.
Deze jaarlijkse salon van uitvinders te
Brussel, welke georganiseerd is naar het
voorbeeld van het bekende Parijse „con
cours Lepine", mag zich ieder jaar in meer
belangstelling verheugen.
HIJ was opgehouden met zingen. Niet omdat hij geen lust
meer had, zeker niet. Hij was een blijmoedig mens. Maar
toen ften Haag in zicht was gekomen had hij gevoeld, dat het
niet verstandig was geweest de reis aan een stuk te volbrengen.
Hij was gaan neuriën en had gedacht aan hetgeen zijn vader had
gezegd, toen hij nog een jongen was: doe nooit twee dingen tege
lijk. Hij had gelachen en in het spiegeltje gekeken. Den Haag
lag twee kwartier achter hem. Den Haag was druk geweest.
Hij keek meest naar de weg, die voor hem naar de hoofdstad
spitste. Vermoeid van het lange staren liet hij soms de ogen
rusten op de weilanden aan weerszijden van de weg. Het weer
was vochtig. Hij kon het zien aan het donkere land. Boven de
weilanden was hier en daar grijs. Ook hier en daar boven sloten.
Hij wist, dat het laaghangende wolkenflarden waren. In Saint
Vrain had hij geen laaghangende wolkenflarden gezien. In Saint
Armand had hij ook geen laaghangende wolkenflarden gezien.
Nergens in Frankrijk had hij laaghangende wolkenflarden ge
zien. Toch was het er de laatste dagen niet slechts zonnig ge
weest. Er kwam een lach. De lach ging van zijn mond naar
zijn neus, naar zijn ogen. De lach was voor Frankrijk. Niet omdat
hij aan Frankrijk dacht sloot hij zijn ogen.
BOVEN de weg hingen hier en daar laaghangende wolken
flarden. Hij vond laaghangende wolkenflarden niet hinder
lijk. In dat opzicht was hij een aparte automobilist. Hij had het
vaak plezierig gevonden op laaghangende wolkenflarden te
jagen en ze aan stukken te rijden. Tegen de eentonigheid van
recht traject, dacht hij. Of misschien ook wel uit baldadigheid.
Hij was nog geen dertig.
Er kwam weer een lach, breed over zijn hele gezicht. Zo breed
als zijn lach was geweest voor de waardin in Saint Servais, toen
zij hem had gewezen op een scheur in zijn broek. En voor de
waardin in Saint Dome, toen zij hem had gewezen op een vlek
op zijn das. Hij keek in het spiegeltje. De vlek zat er nog en
hij dacht aan de Franse keuken. Hij keek in zijn ogen, die diep
lagen en donker waren omrand. Hij keek op de weg en pro
beerde niet meer aan Frankrijk te denken.
Ieder jaar kan men tijdens de Boeken
week als premie bij aankopen in de boek
winkel tot een betrekkelijk gering bedrag
het „Geschenk" in ontvangst nemen, de
laatste tijd steeds bestaande uit een aan
trekkelijk uitgegeven novelle, als resultaat
van een open prijsvraag verkregen. In 1952
slaagde de jury er echter niet in uit de
dertien ingezonden manuscripten een ge
schikte keuze te doen. Daarom werd dit
keer tot een besloten prijsvraag overge
gaan: vier gerenommeerde Nederlandse
schrijvers kregen van de Commissie voor
de collectieve propaganda van het Neder
landse Boek een speciale opdracht, maar
ook de resultaten daarvan waren in strijd
met de verwachtingen niet bevredigend
volgens de jury, waarvan onder anderen
de letterkundigen Pierre H. Dubois, dr. J.
Haantjes, J. W. Hofstra en Adriaan Mor-
riën deel uitmaakten. Eenstemmig was
men van oordeel dat de novellen niet aan
het gestelde doel beantwoordden en ook
litterair de toets der critiek niet konden
doorstaan.
Daarom heeft de genoemde commissie
thans een andere weg ingeslagen en als „ge
schenk" in 130.000 exemplaren de bundel
„Goed geboekt" laten vervaardigen: een
verzameling verhalen, schetsen en tekenin
gen „in de marge van het boek". Het werd
door Jacques den Haan, Adriaan Morriën
en Charles Boost samengesteld, die over
het algemeen goede grepen hebben gedaan.
Het is aangename, afwisselende lectuur,
met enkele geestige illustraties buiten de
tekst. Merkwaardig is alleen de wonder
lijke proeve van taalbehandeling, die nu
als voorwoord in deze toch enigszins litte
rair bedoelde gelegenheidspublicatie prijkt.
Onze vrouwelijke letterkundigen komen
zeker niet het zwakst voor den dag in deze
bundel: „Incompleet" van Hella Haasse is
een treffende oorlogsherinnering en „Naar
aanleiding van een manuscript" van Clare
Lennart een aardige meditatie over de
kwellende gevoelens van een schrijfster,
die haar geesteskind zojuist aan de zorgen
van een uitgever heeft toevertrouwd.
Jacques Gans schrijft over zijmmerkwaar-
dige ervaring bij het lezen in ae gevange
nis, waar de directeur weigerde zijn straf-
termijn te verlengen teneinde hem in staat
te stellen het standaardwerk van Motley
over de tachtigjarige oorlog uit te lezen
Verder vindt men er bijdragen van Annie
Schmidt, Bertus Aafjes, Godfried Bomans,
C. J. Kelk, A. Mar ja, Jac. van der Ster,
Jaap Romijn en anderén, benevens teke
ningen van Charles Boost, B. van den Born,
Herman Focke, Catrinus Tas, Bertram
Weihs en Fiep Westendorp. D. K.
ER waren meer laaghangende wolkenflarden op de weg. Zo
veel laaghangende wolkenflarden, dat hij niet kon zien
waar de weg een punt werd. De verte was grijs, diepgrijs. Hoe
langer hij naar de verte keek hoe grauwer de verte werd. Toen
zag hij, dat de verte niet donkergrijs was, maar blauwzwart. Er
boven stond een grote wolk, als een bloemkool en spierwit. En
hij was er van overtuigd, dat zijn land toch ook zijn charmes
had.
De weg was moeilijk te zien. De laaghangende wolkenflarden
stonden tot aan de spatborden en er was weinig geluid. Slechts
van de banden, die rhythmisch tikten tegen de spleten in het
beton. Hij keek naar de wolk. De wolk was witter dan hij ooit
iets wit had gezien. Hij sloot zijn ogen. Hij wreef in zijn ogen en
schudde zijn hoofd. Hij glimlachte om zijn onverstandigheid en
keek voor zich over de laaghangende wolkenflarden, naar de
blauwzwarte verte en naar de witte welk. Hij tuurde langs haar
omtrek en bracht een hand boven de ogen. Hij wreef en knip
perde. Alsof de wolk nader komt dacht hij, alsof zij snel nader
komt. Toen herinnerde hij zich weer wat zijn vader had gezegd
toen hij nog een jongen was en hij keek voor zich.
Voor zich zag hij laaghangende wolkenflarden, 'naast zich laag
hangende wolkenflarden, achter zich en boven zich laaghangen
de wolkenflarden. Hij voelde een schok. En de banden hoorde
hij niet meer tikken tegen de spleten in het beton.
HIJ reed zonder geluid en zonder gevoel. Hij keek om zich
heen en stuurde iets naar rechts. De Franse wegen zijn niet
slecht, dacht hij. Hij begon te zingen en wist zeker, dat de Schep
per eerst Frankrijk had gemaakt en veel later de sombere ge
dachte. Hij stuurder iets naar links. Beneden zich zag hij een
meer met witte zeilschepen. Het meer was blauw en glinsterde
in de zon. Hij zag nog een blauw meer. Rondom zag hij grote en
kleine meren. De namen kende hij niet, maar hij zou ze nagaan
als hij weer thuis was. De ravijnen kende hij ook niet. Ze waren
diep. Zo diep, dat hij de bodem niet kon zien. Mei is een mooie
maand dacht hij, en Meimorgens zijn mórgens. Hij stuurder iets
naar rechts en keek naar de bergen. De bergen waren wit. En
toen besefte hij wat er gebeurd was. Hij reed in de wolken, die
hij voor zich had gezien en die hij nader had zien komen, toen
hij nog op de weg reed van Den Haag naar Amsterdam. De weg,
waarop hij nu reed, was een wolkenweg. De steile bergwand aan
zijn linkerhand was een hoge wolkenmassa, het ravijn rechts
een wolkenravijn en diep in het ravijn stroomde een rivier in
wolkenflarden.
De weg steeg, boog om de bergwand heen en voerde hem langs
scherpe serpentines omhoog, steeds verder omhoog in een grootse
wereld waar de stilte absoluut was. Door de bergwanden en de
weg drongen grijze, roze, blauwe en groene klueren, alsof van
binnenuit licht straalde. De zwijgende wonderwereld boeide
hem, maar hij voelde vrees noch verwondering. Zorgvuldig ver
meed hij de rand van de afgrond en steeds hoger reed hij de
bergen in naar een pas tussen twee wanden in. Voorbij de pas
bracht de weg hem op een golvende bodem, waaruit machtige
hoge stammen oprezen, die een hoog dak van kroezige kruinen
droegen: een woud, waarin alles: de grond, de stammen en de
kruinen van zuiver wit was. Dit moest de witte wolk zijn, die
hij boven de blauwzwarte verte had zien uitrijzen.
Tussen de stammen bracht hij de auto tot staan en keek om
zich heen. Voor zich zag hij een glooiende vallei. Aan de over
kant strekte zich het witte woud uit zover hij kon zien. En
uit de witte verte kwam een gedaante nader. Eigenlijk was het
geen gedaante, maar een gezicht. Het had geen omlijnde vorm,
maar het was een gezicht. Hij herinnerde het zich, maar de uit
drukking wisselde. Het had de strenge trekken van zijn vader, de
ogen van zijn moeder, maar een adembenemende majesteit over
heerste de gemeenzaamheid der herkenning en vervulde hem
met vrees en ontzag.
Fluisterend stamelde hij: „Zijt gijVan de overkant der
vallei kwam dreunend het antwoord en er hoog boven uit het
geluid van duizend springende ruiten. Het geweld van de stem
vervulde hem met een heftige rilling.
AAN de kant van de weg van Den Haag naar Amsterdam
stond een grote vrachtauto met aanhangwagen. Een ver
nielde kleine personenauto stond onder de oplegger geschoven.
Op de berm lag een lichaam. Een man boog er zich overheen,
betastte het hier en daar, voelde de pols en luisterde aan de
mond in het verwoeste, bloedende gelaat.
Hij kwam uit zijn gebukte houding overeind en zei: „Mors
dood". Een andere man, die erbij stond, zei moeilijk met be
vende stem: „Hij moet in de mist achter op mijn wagen zijn
gereden. Ik heb maar een lichte schok gevoeld. Ik kon er niets
aan doen. Mijn achterlicht brandde. Kijk maar, het brandt nog
en ik zat helemaal rechts van de weg".
De eerste man knikte. „Hij moet zo goed als dadelijk dood zijn
geweest", zei hij. Uit de richting Amsterdam naderde in de
schemering een ambulancewagen. (Nadruk verboden)