Tek kltö „AüacLne,,, au~£k de (Xceotm Amsterdam-Montevideo in ruim tweehonderd dagen ONTMOETING MET EEN WALVISHAAI OP WEG NAAR MONTEVIDEO Drie etmalen op gegist bestek Een kind te koop in Porta Praja Een oversteek van vierduizend km. (Zie verder pagina 5) Uit het logboek van J. Kleijn (EEN AFSTAND VAN ZEVENDUIZEND MIJLEN) Over groene bergen van water Vervolg van pagina 4) Nieuws iitji de krant ein voor de radio 13e mooiste liaveo van de wereld Tweemaal zo groot als de Ariadne Muziekconcours Genève Jury samengesteld Een Dou geveild Moester versmaadt ons als ontbijt halen, want toen we de volgende ochtend Casablanca binnenliepen, bleken de Rot terdammers daar acht uur eerder te zijn gearriveerd. Zij hadden de laatste dag on der gereefd doek moeten varen, dat was toen wij pas plezierig begonnen \e zeilen. Ja, ons scheepje was een goed zwaarweer- sehip. In licht weer was het tamelijk lui. Met een flauw briesje, windkracht twee volgens Jo, verlieten we op twintig Octo ber deze Afrikaanse haven met bestemming Las Palmas, de hoofdstad van de Canari- sche Eilanden. We kwamen nu in de stre ken van de Noord-Oost-passaat en dit tra ject werd het rustigste van de hele reis. Iedere dag een frisse bries en een warme zon, die ons langzamerhand een donker bruine kleur bezorgde. In de vroege och tend van 28 October verkenden we het eer ste kleine eiland, Allegranza, aan de hori zon. Toen we deze hoge bergpiek tegen de mid-dag dwars hadden, ontdekten we het tweede eiland, Lanzarotte, dat we op een afstand van ongeveer dertig mijl over bak boord passeerden. We lagen toen op een rechte koers naar Cran Canaria, het eiland waarop de hoofdstad ligt. Op 29 October liepen we de haven van Las Palmas binnen. DE TWEE WEKEN op dit prachtige eiland besteedden we met het doen van enkele noodzakelijke reparaties aan tuig en schip en het aanvullen van onze levensmiddelen. Van hier ging het naar de Kaap Verdische Eilanden, of om precies te zijn: naar het plaatsje Porto Praja op het eiland St. Tiago. Het werd een moeilijke tocht deze negen honderd mijl. De eerste nacht kregen we een storm te verduren, die nog net niet te zwaar was om te gaan bijliggen, zodat we dit etmaal het beste snelheidsgemiddelde van de hele reis maakten met een dag afstand van honderdzeventig mijl, een prachtig resultaat voor ons harde werken. De roerganger liet zich, als hij de wacht overnam, met een touw aan de bezaans mast vastbinden, omdat er nog al eens een zeetje over het hek kwam en het ons geen plezierig idéé leek als er een overboord zou gaan. Het bleef de verdere reis onaangenaam weer. Na die eerste dag verdween de zon achter een dikke laag grijze wolken om zich drie dagen lang niet meer te laten zien. Jo kon geen zonnetje schieten, zodat we al die tijd op gegist bestek voeren en daar er in de buurt van die eilanden nogal wat stromingen lopen, waren we de vierde dag totaal de kluts kwijt en wisten we niet of we naar het Noorden of naar het Zui den moesten. Verdwaald op de oceaanNiet iets om ons erg bezorgd om te maken. We hoefden niet anders te doen dan wachten tot de zon terug kwam. En de vijfde dag kwam ze terug. Jo maakte zijn berekening en op het zelfde moment kregen we land in zicht. Toen we het dicht genoeg genaderd waren bleek het Ilha de Maio te zijn, een eilandje twintig mijl ten Noorden van St. Tiago. We hadden het dus toch niet zo kwaad ge daan met ons gegiste bestek! Nog voor de avond liepen we met een tevreden zucht de kleine baai van Porto Praja binnen en ankerden de Ariadne een meter of dertig van een wit, met palmen begroeid strand. DE KAAP VERDISCHE EILANDEN zijn zeer arm. De bevolking, die hoofdzakelijk uit zwartjes bestaat, leeft bijna alleen van zoutwinning. In de haven van Porto Praja komt practisch nooit een ander schip dan de eens per week terugkerende postboot, een mooie oude schoener, zodat we natuur lijk nogal veel bekijks hadden en als we aan land gingen steeds in drommen door de inwoners werden gevolgd. Toen we op de dag van vertrek in de vroege ochtend wat inkopen deden op het kleine marktpleintje, bood een stokoude negervrouw mij haar ongeveer tienjarige dochtertje te koop aan. Ik ging op dit aanbod natuurlijk niet in en dit niet louter uit zuinigheidsoverwe gingen! NA VIER DAGEN in deze door bergen omzoomde baai lichtten we het anker voor de langste trip van onze reis, de oversteek van de oceaan. Ruw gezegd vierduizend kilometer niets dan water en lucht lagen ons voor de boeg. We waren van plan de oude zeilroute te volgen, de route die reeds gebruikt werd door verre geslachten van zeevaarders vóór ons en die de beste win den en stromingen bood. Van de Kaap Verdische Eilanden moes- BEPAALD FRIS vertrokken we die vijf tiende Augustus 1952 niet uit IJmuiden. De weken van zenuwachtige spanning en hard werken hadden hun tol gevergd. Maar we waren toch dolgelukkig, dat het nu einde lijk zo ver was en de Ariadne haar slanke boeg in de Noordzee stak. We waren onder weg op onze oceaanreis! Al direct vielen we met onze neuzen in de boter. U zult zich misschien het najaar van 1952 nog herinneren. Augustus was nog wel geen herfst volgens de seizoenrekening, maar het weer maakte het er dubbel en dwars naar. De Noordzee was behoorlijk woelig en er blies een venijnige Noord ooster, die ons de eerste middag de beste al noopte het grootzeil een slagje te reven. In de namiddag kwamen er nog een paar flinke onweersbuien bij en ik voor mij had spijt als haren op m'n hoofd, dat ik er aan begonnen was. Dat kwam hoofdzakelijk doordat ik flink de zeeziekte te pakken had en als een armzalig hoopje ellende in m'n kooi lag. De andere drie hadden er geen last van, maar vonden het weer toch be roerd genoeg om te besluiten Vlissirjgen maar binnen te vallen en wat gunstiger weer af te wachten. We waren ook nog zo onervaren dat dit wel wat te veel was voor het begin. In Vlissingen lagen we drie dagen uit te waaien. Het weer was van slecht tot zeer slecht geworden, zodat we geen spijt had den van ons besluit. De vierde dag kwam er een oude zeeman volgens zijn zeggen was hij altijd loods geweest ons vertel len dat we het er nu wel op konden wagen. Het zou prachtig weer worden en niet te veel wind. We hebben oude loodsen daarna HET PLAN om per zeilboot de Oceaan over te steken had al reeds lang bij ons gesluimerd, zonder dat we ooit durfden hopen dat het nog eens werkelijkheid zou worden. Plotseling hakten wij echter alle knopen door en besloten onze wensdroom te gaan vervullen. Wij, dat waren mijn broer Wim en ik, hadden sinds korte tijd een zeewaardige boot en in Juli 1952 besloten we liet daarmee te doen. Als gezelschap kozen we twee vrienden uit, die evenals wij ook nog wel nooit op zee waren geweest, maar waarvan er één, Jo Tiest, uit liefhebberij in de astronomische navigatie had gestu deerd. Louter theoretisch natuurlijk! Ons schip, de Ariadne, was een kits van veertien meter lengte en ze voerde onder vol doek ruim 78 meter zeil, verdeeld over fok, grootzeil en bezaan. Alle Vnoeilijkheden, die we te over winnen hadden vóór we de touwtjes konden los gooien, zal ik u niet be schrijven. Het waren er vele, maar de een na de ander werd opgelost, tot we in Augustus elkaar aan konden kijken en met een zucht van verlichting zeggen: Alles is klaar, we kunnen wel gaan. Wat daarna volgde vertel ik u in het hierna volgende reisverslag, ontleend aan het logboek van de Ariadne. nooit meer helemaal geloofd! We voeren uit en zetten koers naar Zeebrugge aan de Belgische kust. Aanvankelijk was het be trekkelijk goed weer. Een flinke Noord ooster gaf ons een vijfmijls gangetje en we dachten nog voor de nacht in Zeebrugge te zijn. Laat in de middag wakkerde de wind echter geleidelijk aan en al spoedig moest het grootzeil naar beneden. Onder fok en bezaan renden we er toen nog zo hard doorheen, dat het stuurboords-gang- boord bijna constant onder water stond. Toen we de Belgische kust al tot op een mijl of vijf genaderd waren, draaide de wind naar het Noord-Westen en kreeg stormkracht. Aan binnenlopen viel niet te denken, maar daar de kust nu lager wal was, moesten we het grootzeil weer bij trekken om van het land vrij te varen. Dat was voor vier kersverse zeelui wel een heel zware opgave, waar we echter heel goed in slaagden, al zag het er een moment v/el benauwd uit. We koersten toen geluk kig van het gevaarlijke land af. Toen we voldoende op de ruimte zaten konden we het schip bijleggen om de storm af te wach ten. Nadat de wind zijn grootste kracht had uitgeraasd, besloten we om nu maar met een door te gaan naar Dover. Het bleef de verdere nacht en de volgen de dag redelijk goed weer. Nog vóór de middag peilden we Sandettiebank dwars over bakboord. Een paar uur later lagen we veilig in de buitenhaven van Dover: onze eerste étappe was geslaagd en we voelden ons al hele zeepieten. De douane kwam aan boord en even later arriveerde op zeer onofficiële wijze een beambte van de vreemdelingenpolitie. Deze verscheen namelijk zwemmend en kwam in zwem broek gezellig bij ons in de kajuit zitten. Over stijve, Engelse vormelijkheid ge sproken! Via Portsmouth, Cowes op het eiland Wight en Portland bereikten we drie weken na het vertrek uit IJmuiden de laatste Engelse haven, Falmouth in Zuid-Engeland, vanwaar ons de eerste lange trip dwars door de Golf van Biskaje naar Lissabon te wachten stond. In totaal achthonderd mijl. We namen in Falmouth drie dagen welverdiende rust. De tocht had ons tot nu toe nog niet meegezeten, wat het weer be trof en de Ariadne al menig keer laten be wijzen dat ze een goed en sterk schip was en volkomen zeewaardig. OP EEN LATE MIDDAG kozen we weer zee. Voor het eerst eens een gunstige wind en een vrij hoog staande barometer. Een paar uur later, om kwart voor negen, zagen we het laatste stukje Engeland, de vuur toren op Lands-End, achter de horizon ver dwijnen. De volgende middag doken we volgens berekening de Golf van Biskaje in, maar zonder berekening hadden we dat ook wel geweten, want de korte golfslag van de Noordzee en het Kanaal maakte lang zamerhand plaats voor de enorm lange oceaangolven. De wind zorgde voor het be vestigen van de reputatie van deze golf. Hij jaatwind Boeien schilderen in Las Palmas OOOCOCXXXXXDCCOCOOOOOCOOOOOCXXXXKXJOOOCOCOOOOCIOOC was nog steeds Noord-Oost, zodat we prac tisch vóór de wind voeren, maar in kracht was hij toegenomen tot een halve storm en onder gereefd grootzeil liepen we met een vaartje van zeven mijl vóór de ontzet tend hoge golven uit. Dit was de hoogste zee, die we gedurende de hele reis gezien hebben. In het begin dachten we," dat die bergen van water boven op ons terecht zouden komen. Maar steeds verhief de Ariadne zich geleidelijk mee omhoog en omlaag, zodat we er langzamei-hand aan wenden en niet meer zo angstig tegen die groene muren van water omhoog keken. Na een twaalf uur durend stompje uit het Zuid-Westen dat kort na het passeren van Kaap Finisterre kwam opzetten en waar we voor moesten bijdraaien, liepen we op 23 September de baai van Cascais, de wondermooie voorstad van Lissabon aan de monding van de Taag, binnen. Hier ontmoetten we een paar collega-zeezeilers, namelijk het Hollandse kottertje Harry uit Rotterdam, de prachtige Engelse kotter Beyond en de reusachtige Canadese Kits Memory. Op laatstgenoemd schip beleefden we een dolle avond, toen de Canadezen ons uitge nodigd hadden de bevrijding van Holland nog eens over te komen vieren. SAMEN MET DE HARRY verlieten we op 6 October deze schitterende baai om in convooi naar Casablanca koers te zetten. Er stond een zeer flauw briesje en de Rot terdammers waren ons al gauw een heel stuk vooruit. Zij hadden heel licht doek en waren bovendien iets kleiner dan wij. De Ariadne had nu eenmaal een flinke wind nodig. Even voor zonsondergang zagen we het heklicht van de Harry achter de hori zon verdwijnen. Als we deze vriendschap pelijke race wilden winnen, moest er gauw wat meer wind komen. Maar de eerste drie dagen kregen we onze zin niet. De wind nam zelfs nog af. Precies vóór de Straat van Gibraltar zaten we een volle dag in een dikke mistbank. Geen pleziertje met al die grote schepen om ons heen. De vier de dag kwam er echter een briesje, dat langzaam groeide tot een stevige bries uit het Noord-Westen en eindelijk ging het weer ouderwets. De wind was echter te laat gekomen om ons in staat te stellen de Harry nog in te ten we dan een achthonderd tot duizend mijl Zuidelijk varen, gebruik makend van de Noord-Oost-passaat. In de buurt van de evenaar konden we de dolldrums ver wachten, een gebied van regelmatige wind stiltes, waar we met geluk in een week doorheen konden zijn, maar dat ons ook drie weken zou kunnen kosten. Eenmaal daar doorheen zouden we in het gebied van de Zuid-Oost passaat komen en moesten we een koerswijziging van bijna zestig gra den maken om aan de eigenlijke oversteek te beginnen. De eerste vier dagen na Porto Praja ging alles -volgens plan, daarna begon de wind i< rg was voor de hele verdere reis. Een maand lang bleven we in deze gast vrije stad. Toen namen we afscheid van alle nieuwe vriendendie in drommen aan de haven stonden, op 24 Januari kozen we weer zee. HET KORTE TRAJECT (vijfhonderd mijl noemden we nu zo) naar San Salva dor de Bahia was weer een rustige étappe. Ieder dag stralend weer en een heerlijke wind, alles wat een zeezeiler maar kon wensen. We deden er vijf dagen over. Na een kort oponthoud in deze schone baai vervolgden we onze reis met de voorlaat ste étappe, een kleine duizend mijl naar Rio de Janeiro. De eerste acht dagen waren een ver- Bij de foto's op deze pagina: Op de laat ste étappe van de Ariadne, tussen Rio de Janeiro en Montevideo, kreeg de be manning een haal aan de lijn (links). In Recife (Brazilië) stelden de autori teiten gratis een drijvende kraan be schikbaar om de Hollandse kist op de kade te zetten voor een noodzakelijke schoonmaak. siuk niet te rekenen. Het enige lastige gedeelte kon de Golf van Santa Catharina zijn, volgens insiders een slecht stuk zee, gevaarlijker dan de Golf van Biskaje. Tot daar maakten we ook niet veel bijzonders mee en de enige moeilijkheid, geleidelijk af te nemen en op 28 November zaten we volop in de purée. De wind was weg en bleef weg en stuurloos dreven we in kringen rond.... we hadden de doll drums bereikt. Nadat we drie dagen zo gedreven had den, begon het weer te veranderen. De ene zware onweersbui na de andere kwam op zetten, maar dit was nu juist het gelukje dat we nodig hadden om snel door dit ge bied heen te komen, want iedere bui werd vooraf gegaan door korte, hevige winden, waar we zo voorzichtig maar economisch mogelijk gebruik van maakten. Nooit had den we zulke hevige onweren meegemaakt. Het lichtte soms aan alle windstreken. Eenmaal sloeg zo'n enox-me bliksemstraal vlak bij ons in zee. Hevige tropische regen buien kletterden op ons neer en op een och tend vingen we in één enkele regenbui ge noeg water op om onze tanks weer tot de rand te vullen met zoet water. Na negen dagen in deze dolldrums voel den we opeens een fris Zuid-Oostelijk windje opsteken en dit groeide gedurende de verdere dag aan tot een flauwe bries. We waren er doorheen en zaten in het randgebied van de passaat die ons tot aan de Braziliaanse kust moest brengen. Met een prettig vaartje liepen we de volgende dagen over de lange oceaandeining en maakten, nu de wind weer tot normale passaatsterkte was gegroeid, iedere dag een gemiddelde van honderd mijl. Na de grote koerswijziging passeerden we op 12 December 's middags om kwart over twaalf de evenaar. Bij gebrek aan een Neptunus doopten we onszelf maar tot zonen der zee, een titel die ons nu wel toe kwam, volgens onze eigen bescheiden mening. In de nacht van 18 op 19 December bleef de hele bemanning wakker daar we vol gens berekening land in zicht moesten krijgen. Om drie uur 's nachts ontdekte m'n broer als eerste het licht van Olinda, de vuurtoren die even ten Nooi'den van Recife staat. En nu zagen we ook gauw de gloed van de stad tegen de hemel kaatsen en felici teerden we elkaar met de prachtige over tocht in zesentwintig dagen. Een mooi resultaat, ondanks negen dagen in de doll drums, waar daggemiddelden van twintig tot dertig mijl al een uitzondering waren. WE KREGEN in Rcfice een buiten gewoon hartelijke ontvangst. Dagenlang vormden we het nieuws van de voor pagina's der kranten en zelfs sleepte men ons voor de microfoon voor een interview en om het Braziliaanse publiek een geluk kig Kerstfeest te wensen. De havenautoriteiten stelden gratis een grote drijvende kraan beschikbaar, waar mee de Ariadne op de kade werd gezet voor een grote schoonmaak. Zij leverden daar twee dagen een breeuwer bij, die vak kundig de naden van de bodem bewerkte. De Shell leverde gratis een lading verf ge noeg om het schip helemaal te schilderen en het personeel van de K.L.M. (Rcfice is c een belangrijk luchtvaartstation) bracht 3 ons een voorraad levensmiddelen, die ge volg van de schitterende reis naar Bahia, de negende waren we op de goede breedte en legden we de koers pal West om op de kust in te lopen. We voeren namelijk altijd op een honderd vijf tig tot tweehonderd mijl uit de kust, daar we ons bij eventueel stormweer maar het aangenaamst voelden als we de ruimte hadden. Even na het middaguur van de volgen de dag verkenden we de beruchte Kaap Frio, zestig mijl voor Rio de Janeiro: langzaam kwam de berg boven de hori zon. De wind wakkerde geleidelijk aan en toen we om zes uur in de namiddag bijna dwars van de Kaap waren, had hij storm kracht bereikt. De Kaap deed én haar reputatie èn haar naam alle eer aan. Het was een Noordelijke wind en we voeren onder gereefd grootzeil, terwijl de Ariad ne een zodanige helling maakte, dat het water langs het kajuitdak door het gang boord spoot. Schrijver dezes zat aan het roer, de an deren waren in de kajuit koffie aan he,t drinken, toen ineens met een scherpe knal het stuurboordspardoen brak, een staal draad van bijna duimdikte. Een ogenblik zaten we als versteend te wachten tot de grote mast overboord zou gaan, iets dat redelijkerwijs verwacht kon worden. Maar dat ogenblik van wachten duurde ook maar een heel kort ogenblik, want terwijl de roerganger het schip met een ruk op de wind gooide waren de anderen al bezig met een noodreparatie. Het waren vijf benauwde minuten en we slaakten een zucht van verlichting toen we na een kwartier in de luwte van de Kaap voeren en de zee wat minder on stuimig was. DE VOLGENDE OCHTEND liepen we met een flauw windje de schitterende baai van Rio binnen. Met recht wordt dit de mooiste haven ter wereld genoemd. Deze baai is zo onvergelijkelijk schoon, dat er haast geen woorden voor te vinden zijn. Aan alle kanten omgeven door hoge bergen met grillige toppen en in het mid den de eigenaardige kegel van het Suiker brood, die het landschap beheerst, met op de achtergrond de fantastisch mooie stad, witte wolkenkrabbers aan de voet van een donker gebergte. Die aankomst werd een onvergetelijke episode. We bleven hier twee weken, een tijd, waarin we gelegen heid hadden het wereldberoemde Carna val van Rio mee te maken en waarin we de aankomst zagen van de regatta Buenos Aires - Rio de Janeiro, waarin het Ameri kaanse jacht White Mist zegevierde met aan boord de Nederlandse zeiler Dick Endt als navigator. Hollanders kunnen blijk baar wel varen! OP 26 FEBRUARI werd het tijd om aan de laatste étappe te beginnen. Van Rio de Janeiro naar Montevideo aan de Rio Pla ta, een reis van ruim elfhonderd mijl. Op veel moeilijkheden hoefden we dat laatste dit deze beruchte golf ons bezorgde, was een kort stormpje, waar we niet al te veel last "an hadden. De nare dingen zouden deze keer van een heel andere kant ko men, een kant waar we niet op gerekend hadden! Het gebeurde twee dagen na de storm. Wim zat aan het roer op een prachtige ochtend. De zon was net boven de kim en de rest van de bemanning lag nog in diepe rust. Opeens een kreet van Wim: „haai aan de lijn!". In een oogwenk was de vre dige ochtend verstoord. Kees haalde de zware harpoen voor de dag, Jo nam het roer over, Wim palmde voorzichtig de lange lijn in en ik hield me gereed met de carnei'a. Dit was de derde keer. dat we een haai vast hadden. Beide vorige keren hadden we onze prooi verspeeld, maar het was ons vaste voornemen dat driemaal scheeps recht zou zijn en hij ons nu niet zou ont glippen. Langzaam haalde Wim de lijn% in en evenals bij vorige gelegenheden liet het beest zich rustig langszij trekken, zonder veel tegen te spartelen. Toen hij naast het schip lag in het kristalheldere water, gooide Kees de zware harpoen en trof doel met een ■meesterworp. Nu was het zaak om de zware lijn, die Jo gereed hield en waarin een schuiflus was gelegd, om de staart te krijgen. Die staart is namelijk enorm sterk en de vorige keren hadden we een andere tactiek gevolgd, waardoor we steeds de nederlaag leden. Na een half uurtje voorzichtig manipuleren lukte het de staart in de lus te krijgen en nu trok ken we het ruim twee meter lange ondier aan die staart boven water. Er volgde nu een kort gevecht dat snel beslist was toen Kees met z'n lange dolkmes het dier doodde en het monster aan dek gehesen werd. Toen we bezig waren onze vangst aan alle kanten te bekijken en te fotograferen zag Wim opeens een reusachtige school zwarte vissen van ongeveer vijftig centi meter lengte. Hij wilde direct in actie Dezer dagen is de lijst van juryleden van het tiende muziekconcours te Genève verschenen, dat dit jaar van 20 September tot 3 October zal worden gehouden. De lijst vermeldt de namen van 37 vooraanstaande musici. Elf der juryleden komen uit Zwit serland, negen uit Frankrijk, vijf uit Italië, vier uit Duitsland, vier uit Oostenrijk, twee uit de Verenigde Staten, één uit België en één uit Engeland. Voorzitter van de beoor delingscommissie is Henri Gagnebin. Het secretariaat van het concours heeft reeds zevenhonderd aanvragen om inlich tingen ontvangen. Bij de laatstgehouden veiling in de Ga leries Giroux te Brussel werd 60.000 Bel gische francs (4.500 gulden) betaald voóT een damesportret, geschilderd door Gerard Dou. komen met vislijnen, maar wees opeens op een grote donkere vlek in het water. „Kijk jongens, een reuzenrog", riep hij opgewonden. Vol ontzag keken wij naar de donkere schaduw achter het schip. Jo was de eerste, die ontdekte, dat we niet met een rog te doen hadden. Achter die donkere vlek, zeker acht meter er achter, stak namelijk een enorme rugvin boven water uit en nog eens een meter of tien verder bewoog zich een reusachtige staartvin langzaam heen en weer, een staartvin, die zeker een meter boven water uitstak en een dikte had van vijftig centi meter. De donkere vlek, de kop van het monster passeerde ons op niet meer dan twee meter afstand en we konden er grote witte stippen op waarnemen, die ons de overtuiging gaven, dat we met een walvis- haai te doen hadden, de grootste en meest aggressieve vis in alle zeeën. We wisten dat de Kon-Tiki-expeditie een zelfde monster had waargenomen, maar volgens onze kennis was dit voor historische dier alleen in de Stille Oceaan gesignaleerd. We waren ineens niet blij meer met onze haai en voelden zelfs niet de minste lust in een ontbijt. We konden niets anders doen dan staren naar de enor me vis, zeker twee keer zo groot als ons scheepje. We realiseerden ons met ge mengde gevoelens dat dit dier in staat moest zijn om met één klap van z'n staart ens scheepje tot allemaal kleine brand houtjes te slaan. Een uur lang duurde dit avontuur, het benauwdste uur van de he^e reis. Onze zenuwen werden wel op een heel zware proef gesteld toen het mon ster onder het schip door dook en we een lichte schok voelden, toen hij ons blijk baar raakte. Maar dat vond hij zeker ge noeg. Misschien had hij geen trek in een hapje Ariadne, gelardeerd met mensen vlees, want hij verdween opeens in de diepte en liet zich niet meer zien. De reis zat er nu bijna op. Na nog een zware nacht op de Rio Plata, de vijftig mijl brede rivier, meegemaakt te hebben, liepen we op Zondag 6 Maart de haven van Montevideo binnen. We hadden onze reis volbracht en een onvergetelijk avontuur beleefd, een avontuur waar we gedurende de bezettingsjaren al van droomden en een belevenis die we ieder een kunnen aanraden die over een schip beschikt als onze sterke, trouwe Ariadne. uit: Collier's

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16