Tek kltö „AüacLne,,, au~£k de (Xceotm
Amsterdam-Montevideo
in ruim tweehonderd dagen
ONTMOETING MET EEN WALVISHAAI
OP WEG NAAR MONTEVIDEO
Drie etmalen op
gegist bestek
Een kind te koop
in Porta Praja
Een oversteek van
vierduizend km.
(Zie verder pagina 5)
Uit het logboek
van J. Kleijn
(EEN AFSTAND VAN ZEVENDUIZEND MIJLEN)
Over groene bergen
van water
Vervolg van pagina 4)
Nieuws iitji de krant
ein voor de radio
13e mooiste liaveo
van de wereld
Tweemaal zo groot
als de Ariadne
Muziekconcours Genève
Jury samengesteld
Een Dou geveild
Moester versmaadt
ons als ontbijt
halen, want toen we de volgende ochtend
Casablanca binnenliepen, bleken de Rot
terdammers daar acht uur eerder te zijn
gearriveerd. Zij hadden de laatste dag on
der gereefd doek moeten varen, dat was
toen wij pas plezierig begonnen \e zeilen.
Ja, ons scheepje was een goed zwaarweer-
sehip. In licht weer was het tamelijk lui.
Met een flauw briesje, windkracht twee
volgens Jo, verlieten we op twintig Octo
ber deze Afrikaanse haven met bestemming
Las Palmas, de hoofdstad van de Canari-
sche Eilanden. We kwamen nu in de stre
ken van de Noord-Oost-passaat en dit tra
ject werd het rustigste van de hele reis.
Iedere dag een frisse bries en een warme
zon, die ons langzamerhand een donker
bruine kleur bezorgde. In de vroege och
tend van 28 October verkenden we het eer
ste kleine eiland, Allegranza, aan de hori
zon. Toen we deze hoge bergpiek tegen de
mid-dag dwars hadden, ontdekten we het
tweede eiland, Lanzarotte, dat we op een
afstand van ongeveer dertig mijl over bak
boord passeerden. We lagen toen op een
rechte koers naar Cran Canaria, het eiland
waarop de hoofdstad ligt. Op 29 October
liepen we de haven van Las Palmas binnen.
DE TWEE WEKEN op dit prachtige eiland
besteedden we met het doen van enkele
noodzakelijke reparaties aan tuig en schip
en het aanvullen van onze levensmiddelen.
Van hier ging het naar de Kaap Verdische
Eilanden, of om precies te zijn: naar het
plaatsje Porto Praja op het eiland St. Tiago.
Het werd een moeilijke tocht deze negen
honderd mijl. De eerste nacht kregen we
een storm te verduren, die nog net niet te
zwaar was om te gaan bijliggen, zodat we
dit etmaal het beste snelheidsgemiddelde
van de hele reis maakten met een dag
afstand van honderdzeventig mijl, een
prachtig resultaat voor ons harde werken.
De roerganger liet zich, als hij de wacht
overnam, met een touw aan de bezaans
mast vastbinden, omdat er nog al eens een
zeetje over het hek kwam en het ons geen
plezierig idéé leek als er een overboord zou
gaan.
Het bleef de verdere reis onaangenaam
weer. Na die eerste dag verdween de zon
achter een dikke laag grijze wolken om
zich drie dagen lang niet meer te laten
zien. Jo kon geen zonnetje schieten, zodat
we al die tijd op gegist bestek voeren en
daar er in de buurt van die eilanden nogal
wat stromingen lopen, waren we de vierde
dag totaal de kluts kwijt en wisten we niet
of we naar het Noorden of naar het Zui
den moesten.
Verdwaald op de oceaanNiet iets om
ons erg bezorgd om te maken. We hoefden
niet anders te doen dan wachten tot de zon
terug kwam. En de vijfde dag kwam ze
terug. Jo maakte zijn berekening en op het
zelfde moment kregen we land in zicht.
Toen we het dicht genoeg genaderd waren
bleek het Ilha de Maio te zijn, een eilandje
twintig mijl ten Noorden van St. Tiago.
We hadden het dus toch niet zo kwaad ge
daan met ons gegiste bestek!
Nog voor de avond liepen we met een
tevreden zucht de kleine baai van Porto
Praja binnen en ankerden de Ariadne een
meter of dertig van een wit, met palmen
begroeid strand.
DE KAAP VERDISCHE EILANDEN zijn
zeer arm. De bevolking, die hoofdzakelijk
uit zwartjes bestaat, leeft bijna alleen van
zoutwinning. In de haven van Porto Praja
komt practisch nooit een ander schip dan
de eens per week terugkerende postboot,
een mooie oude schoener, zodat we natuur
lijk nogal veel bekijks hadden en als we
aan land gingen steeds in drommen door de
inwoners werden gevolgd. Toen we op de
dag van vertrek in de vroege ochtend wat
inkopen deden op het kleine marktpleintje,
bood een stokoude negervrouw mij haar
ongeveer tienjarige dochtertje te koop aan.
Ik ging op dit aanbod natuurlijk niet in
en dit niet louter uit zuinigheidsoverwe
gingen!
NA VIER DAGEN in deze door bergen
omzoomde baai lichtten we het anker voor
de langste trip van onze reis, de oversteek
van de oceaan. Ruw gezegd vierduizend
kilometer niets dan water en lucht lagen
ons voor de boeg. We waren van plan de
oude zeilroute te volgen, de route die reeds
gebruikt werd door verre geslachten van
zeevaarders vóór ons en die de beste win
den en stromingen bood.
Van de Kaap Verdische Eilanden moes-
BEPAALD FRIS vertrokken we die vijf
tiende Augustus 1952 niet uit IJmuiden. De
weken van zenuwachtige spanning en hard
werken hadden hun tol gevergd. Maar we
waren toch dolgelukkig, dat het nu einde
lijk zo ver was en de Ariadne haar slanke
boeg in de Noordzee stak. We waren onder
weg op onze oceaanreis!
Al direct vielen we met onze neuzen in
de boter. U zult zich misschien het najaar
van 1952 nog herinneren. Augustus was nog
wel geen herfst volgens de seizoenrekening,
maar het weer maakte het er dubbel en
dwars naar. De Noordzee was behoorlijk
woelig en er blies een venijnige Noord
ooster, die ons de eerste middag de beste
al noopte het grootzeil een slagje te reven.
In de namiddag kwamen er nog een paar
flinke onweersbuien bij en ik voor mij had
spijt als haren op m'n hoofd, dat ik er aan
begonnen was. Dat kwam hoofdzakelijk
doordat ik flink de zeeziekte te pakken had
en als een armzalig hoopje ellende in m'n
kooi lag. De andere drie hadden er geen
last van, maar vonden het weer toch be
roerd genoeg om te besluiten Vlissirjgen
maar binnen te vallen en wat gunstiger
weer af te wachten. We waren ook nog zo
onervaren dat dit wel wat te veel was voor
het begin.
In Vlissingen lagen we drie dagen uit te
waaien. Het weer was van slecht tot zeer
slecht geworden, zodat we geen spijt had
den van ons besluit. De vierde dag kwam
er een oude zeeman volgens zijn zeggen
was hij altijd loods geweest ons vertel
len dat we het er nu wel op konden wagen.
Het zou prachtig weer worden en niet te
veel wind. We hebben oude loodsen daarna
HET PLAN om per zeilboot de Oceaan over te steken had al reeds lang
bij ons gesluimerd, zonder dat we ooit durfden hopen dat het nog eens
werkelijkheid zou worden. Plotseling hakten wij echter alle knopen door en
besloten onze wensdroom te gaan vervullen. Wij, dat waren mijn broer
Wim en ik, hadden sinds korte tijd een zeewaardige boot en in Juli 1952
besloten we liet daarmee te doen. Als gezelschap kozen we twee vrienden
uit, die evenals wij ook nog wel nooit op zee waren geweest, maar waarvan
er één, Jo Tiest, uit liefhebberij in de astronomische navigatie had gestu
deerd. Louter theoretisch natuurlijk! Ons schip, de Ariadne, was een kits
van veertien meter lengte en ze voerde onder vol doek ruim 78 meter zeil,
verdeeld over fok, grootzeil en bezaan. Alle Vnoeilijkheden, die we te over
winnen hadden vóór we de touwtjes konden los gooien, zal ik u niet be
schrijven. Het waren er vele, maar de een na de ander werd opgelost, tot
we in Augustus elkaar aan konden kijken en met een zucht van verlichting
zeggen: Alles is klaar, we kunnen wel gaan. Wat daarna volgde vertel ik u
in het hierna volgende reisverslag, ontleend aan het logboek van de Ariadne.
nooit meer helemaal geloofd! We voeren uit
en zetten koers naar Zeebrugge aan de
Belgische kust. Aanvankelijk was het be
trekkelijk goed weer. Een flinke Noord
ooster gaf ons een vijfmijls gangetje en we
dachten nog voor de nacht in Zeebrugge
te zijn. Laat in de middag wakkerde de
wind echter geleidelijk aan en al spoedig
moest het grootzeil naar beneden. Onder
fok en bezaan renden we er toen nog zo
hard doorheen, dat het stuurboords-gang-
boord bijna constant onder water stond.
Toen we de Belgische kust al tot op een
mijl of vijf genaderd waren, draaide de
wind naar het Noord-Westen en kreeg
stormkracht. Aan binnenlopen viel niet te
denken, maar daar de kust nu lager wal
was, moesten we het grootzeil weer bij
trekken om van het land vrij te varen. Dat
was voor vier kersverse zeelui wel een
heel zware opgave, waar we echter heel
goed in slaagden, al zag het er een moment
v/el benauwd uit. We koersten toen geluk
kig van het gevaarlijke land af. Toen we
voldoende op de ruimte zaten konden we
het schip bijleggen om de storm af te wach
ten. Nadat de wind zijn grootste kracht had
uitgeraasd, besloten we om nu maar met
een door te gaan naar Dover.
Het bleef de verdere nacht en de volgen
de dag redelijk goed weer. Nog vóór de
middag peilden we Sandettiebank dwars
over bakboord. Een paar uur later lagen
we veilig in de buitenhaven van Dover:
onze eerste étappe was geslaagd en we
voelden ons al hele zeepieten. De douane
kwam aan boord en even later arriveerde
op zeer onofficiële wijze een beambte van
de vreemdelingenpolitie. Deze verscheen
namelijk zwemmend en kwam in zwem
broek gezellig bij ons in de kajuit zitten.
Over stijve, Engelse vormelijkheid ge
sproken!
Via Portsmouth, Cowes op het eiland
Wight en Portland bereikten we drie weken
na het vertrek uit IJmuiden de laatste
Engelse haven, Falmouth in Zuid-Engeland,
vanwaar ons de eerste lange trip dwars
door de Golf van Biskaje naar Lissabon
te wachten stond. In totaal achthonderd
mijl. We namen in Falmouth drie dagen
welverdiende rust. De tocht had ons tot nu
toe nog niet meegezeten, wat het weer be
trof en de Ariadne al menig keer laten be
wijzen dat ze een goed en sterk schip was
en volkomen zeewaardig.
OP EEN LATE MIDDAG kozen we weer
zee. Voor het eerst eens een gunstige wind
en een vrij hoog staande barometer. Een
paar uur later, om kwart voor negen, zagen
we het laatste stukje Engeland, de vuur
toren op Lands-End, achter de horizon ver
dwijnen. De volgende middag doken we
volgens berekening de Golf van Biskaje in,
maar zonder berekening hadden we dat ook
wel geweten, want de korte golfslag van de
Noordzee en het Kanaal maakte lang
zamerhand plaats voor de enorm lange
oceaangolven. De wind zorgde voor het be
vestigen van de reputatie van deze golf. Hij
jaatwind
Boeien schilderen in Las Palmas
OOOCOCXXXXXDCCOCOOOOOCOOOOOCXXXXKXJOOOCOCOOOOCIOOC
was nog steeds Noord-Oost, zodat we prac
tisch vóór de wind voeren, maar in kracht
was hij toegenomen tot een halve storm
en onder gereefd grootzeil liepen we met
een vaartje van zeven mijl vóór de ontzet
tend hoge golven uit. Dit was de hoogste
zee, die we gedurende de hele reis gezien
hebben. In het begin dachten we," dat die
bergen van water boven op ons terecht
zouden komen. Maar steeds verhief de
Ariadne zich geleidelijk mee omhoog en
omlaag, zodat we er langzamei-hand aan
wenden en niet meer zo angstig tegen die
groene muren van water omhoog keken.
Na een twaalf uur durend stompje uit
het Zuid-Westen dat kort na het passeren
van Kaap Finisterre kwam opzetten en
waar we voor moesten bijdraaien, liepen
we op 23 September de baai van Cascais,
de wondermooie voorstad van Lissabon
aan de monding van de Taag, binnen. Hier
ontmoetten we een paar collega-zeezeilers,
namelijk het Hollandse kottertje Harry uit
Rotterdam, de prachtige Engelse kotter
Beyond en de reusachtige Canadese Kits
Memory.
Op laatstgenoemd schip beleefden we een
dolle avond, toen de Canadezen ons uitge
nodigd hadden de bevrijding van Holland
nog eens over te komen vieren.
SAMEN MET DE HARRY verlieten we
op 6 October deze schitterende baai om in
convooi naar Casablanca koers te zetten.
Er stond een zeer flauw briesje en de Rot
terdammers waren ons al gauw een heel
stuk vooruit. Zij hadden heel licht doek en
waren bovendien iets kleiner dan wij. De
Ariadne had nu eenmaal een flinke wind
nodig. Even voor zonsondergang zagen we
het heklicht van de Harry achter de hori
zon verdwijnen. Als we deze vriendschap
pelijke race wilden winnen, moest er gauw
wat meer wind komen. Maar de eerste drie
dagen kregen we onze zin niet. De wind
nam zelfs nog af. Precies vóór de Straat
van Gibraltar zaten we een volle dag in
een dikke mistbank. Geen pleziertje met
al die grote schepen om ons heen. De vier
de dag kwam er echter een briesje, dat
langzaam groeide tot een stevige bries uit
het Noord-Westen en eindelijk ging het
weer ouderwets.
De wind was echter te laat gekomen om
ons in staat te stellen de Harry nog in te
ten we dan een achthonderd tot duizend
mijl Zuidelijk varen, gebruik makend van
de Noord-Oost-passaat. In de buurt van
de evenaar konden we de dolldrums ver
wachten, een gebied van regelmatige wind
stiltes, waar we met geluk in een week
doorheen konden zijn, maar dat ons ook
drie weken zou kunnen kosten. Eenmaal
daar doorheen zouden we in het gebied van
de Zuid-Oost passaat komen en moesten
we een koerswijziging van bijna zestig gra
den maken om aan de eigenlijke oversteek
te beginnen.
De eerste vier dagen na Porto Praja ging
alles -volgens plan, daarna begon de wind
i< rg was voor de hele verdere reis.
Een maand lang bleven we in deze gast
vrije stad. Toen namen we afscheid van
alle nieuwe vriendendie in drommen aan
de haven stonden, op 24 Januari kozen we
weer zee.
HET KORTE TRAJECT (vijfhonderd
mijl noemden we nu zo) naar San Salva
dor de Bahia was weer een rustige étappe.
Ieder dag stralend weer en een heerlijke
wind, alles wat een zeezeiler maar kon
wensen. We deden er vijf dagen over. Na
een kort oponthoud in deze schone baai
vervolgden we onze reis met de voorlaat
ste étappe, een kleine duizend mijl naar
Rio de Janeiro.
De eerste acht dagen waren een ver-
Bij de foto's op deze pagina: Op de laat
ste étappe van de Ariadne, tussen Rio
de Janeiro en Montevideo, kreeg de be
manning een haal aan de lijn (links).
In Recife (Brazilië) stelden de autori
teiten gratis een drijvende kraan be
schikbaar om de Hollandse kist op de
kade te zetten voor een noodzakelijke
schoonmaak.
siuk niet te rekenen. Het enige lastige
gedeelte kon de Golf van Santa Catharina
zijn, volgens insiders een slecht stuk zee,
gevaarlijker dan de Golf van Biskaje.
Tot daar maakten we ook niet veel
bijzonders mee en de enige moeilijkheid,
geleidelijk af te nemen en op 28 November
zaten we volop in de purée. De wind was
weg en bleef weg en stuurloos dreven we
in kringen rond.... we hadden de doll
drums bereikt.
Nadat we drie dagen zo gedreven had
den, begon het weer te veranderen. De ene
zware onweersbui na de andere kwam op
zetten, maar dit was nu juist het gelukje
dat we nodig hadden om snel door dit ge
bied heen te komen, want iedere bui werd
vooraf gegaan door korte, hevige winden,
waar we zo voorzichtig maar economisch
mogelijk gebruik van maakten. Nooit had
den we zulke hevige onweren meegemaakt.
Het lichtte soms aan alle windstreken.
Eenmaal sloeg zo'n enox-me bliksemstraal
vlak bij ons in zee. Hevige tropische regen
buien kletterden op ons neer en op een och
tend vingen we in één enkele regenbui ge
noeg water op om onze tanks weer tot de
rand te vullen met zoet water.
Na negen dagen in deze dolldrums voel
den we opeens een fris Zuid-Oostelijk
windje opsteken en dit groeide gedurende
de verdere dag aan tot een flauwe bries.
We waren er doorheen en zaten in het
randgebied van de passaat die ons tot aan
de Braziliaanse kust moest brengen. Met
een prettig vaartje liepen we de volgende
dagen over de lange oceaandeining en
maakten, nu de wind weer tot normale
passaatsterkte was gegroeid, iedere dag een
gemiddelde van honderd mijl.
Na de grote koerswijziging passeerden
we op 12 December 's middags om kwart
over twaalf de evenaar. Bij gebrek aan een
Neptunus doopten we onszelf maar tot
zonen der zee, een titel die ons nu wel toe
kwam, volgens onze eigen bescheiden
mening.
In de nacht van 18 op 19 December bleef
de hele bemanning wakker daar we vol
gens berekening land in zicht moesten
krijgen. Om drie uur 's nachts ontdekte
m'n broer als eerste het licht van Olinda,
de vuurtoren die even ten Nooi'den van
Recife staat.
En nu zagen we ook gauw de gloed van
de stad tegen de hemel kaatsen en felici
teerden we elkaar met de prachtige over
tocht in zesentwintig dagen. Een mooi
resultaat, ondanks negen dagen in de doll
drums, waar daggemiddelden van twintig
tot dertig mijl al een uitzondering waren.
WE KREGEN in Rcfice een buiten
gewoon hartelijke ontvangst. Dagenlang
vormden we het nieuws van de voor
pagina's der kranten en zelfs sleepte men
ons voor de microfoon voor een interview
en om het Braziliaanse publiek een geluk
kig Kerstfeest te wensen.
De havenautoriteiten stelden gratis een
grote drijvende kraan beschikbaar, waar
mee de Ariadne op de kade werd gezet
voor een grote schoonmaak. Zij leverden
daar twee dagen een breeuwer bij, die vak
kundig de naden van de bodem bewerkte.
De Shell leverde gratis een lading verf ge
noeg om het schip helemaal te schilderen
en het personeel van de K.L.M. (Rcfice is
c een belangrijk luchtvaartstation) bracht
3 ons een voorraad levensmiddelen, die ge
volg van de schitterende reis naar Bahia,
de negende waren we op de goede breedte
en legden we de koers pal West om op de
kust in te lopen. We voeren namelijk altijd
op een honderd vijf tig tot tweehonderd
mijl uit de kust, daar we ons bij eventueel
stormweer maar het aangenaamst voelden
als we de ruimte hadden.
Even na het middaguur van de volgen
de dag verkenden we de beruchte Kaap
Frio, zestig mijl voor Rio de Janeiro:
langzaam kwam de berg boven de hori
zon. De wind wakkerde geleidelijk aan en
toen we om zes uur in de namiddag bijna
dwars van de Kaap waren, had hij storm
kracht bereikt. De Kaap deed én haar
reputatie èn haar naam alle eer aan. Het
was een Noordelijke wind en we voeren
onder gereefd grootzeil, terwijl de Ariad
ne een zodanige helling maakte, dat het
water langs het kajuitdak door het gang
boord spoot.
Schrijver dezes zat aan het roer, de an
deren waren in de kajuit koffie aan he,t
drinken, toen ineens met een scherpe knal
het stuurboordspardoen brak, een staal
draad van bijna duimdikte. Een ogenblik
zaten we als versteend te wachten tot de
grote mast overboord zou gaan, iets dat
redelijkerwijs verwacht kon worden. Maar
dat ogenblik van wachten duurde ook
maar een heel kort ogenblik, want terwijl
de roerganger het schip met een ruk op
de wind gooide waren de anderen al bezig
met een noodreparatie.
Het waren vijf benauwde minuten en
we slaakten een zucht van verlichting toen
we na een kwartier in de luwte van de
Kaap voeren en de zee wat minder on
stuimig was.
DE VOLGENDE OCHTEND liepen we
met een flauw windje de schitterende
baai van Rio binnen. Met recht wordt dit
de mooiste haven ter wereld genoemd.
Deze baai is zo onvergelijkelijk schoon,
dat er haast geen woorden voor te vinden
zijn. Aan alle kanten omgeven door hoge
bergen met grillige toppen en in het mid
den de eigenaardige kegel van het Suiker
brood, die het landschap beheerst, met op
de achtergrond de fantastisch mooie stad,
witte wolkenkrabbers aan de voet van
een donker gebergte. Die aankomst werd
een onvergetelijke episode. We bleven hier
twee weken, een tijd, waarin we gelegen
heid hadden het wereldberoemde Carna
val van Rio mee te maken en waarin we
de aankomst zagen van de regatta Buenos
Aires - Rio de Janeiro, waarin het Ameri
kaanse jacht White Mist zegevierde met
aan boord de Nederlandse zeiler Dick Endt
als navigator. Hollanders kunnen blijk
baar wel varen!
OP 26 FEBRUARI werd het tijd om aan
de laatste étappe te beginnen. Van Rio de
Janeiro naar Montevideo aan de Rio Pla
ta, een reis van ruim elfhonderd mijl. Op
veel moeilijkheden hoefden we dat laatste
dit deze beruchte golf ons bezorgde, was
een kort stormpje, waar we niet al te veel
last "an hadden. De nare dingen zouden
deze keer van een heel andere kant ko
men, een kant waar we niet op gerekend
hadden!
Het gebeurde twee dagen na de storm.
Wim zat aan het roer op een prachtige
ochtend. De zon was net boven de kim en
de rest van de bemanning lag nog in diepe
rust. Opeens een kreet van Wim: „haai
aan de lijn!". In een oogwenk was de vre
dige ochtend verstoord. Kees haalde de
zware harpoen voor de dag, Jo nam het
roer over, Wim palmde voorzichtig de
lange lijn in en ik hield me gereed met de
carnei'a.
Dit was de derde keer. dat we een haai
vast hadden. Beide vorige keren hadden
we onze prooi verspeeld, maar het was
ons vaste voornemen dat driemaal scheeps
recht zou zijn en hij ons nu niet zou ont
glippen.
Langzaam haalde Wim de lijn% in en
evenals bij vorige gelegenheden liet het
beest zich rustig langszij trekken, zonder
veel tegen te spartelen. Toen hij naast het
schip lag in het kristalheldere water,
gooide Kees de zware harpoen en trof
doel met een ■meesterworp. Nu was het
zaak om de zware lijn, die Jo gereed hield
en waarin een schuiflus was gelegd, om de
staart te krijgen. Die staart is namelijk
enorm sterk en de vorige keren hadden
we een andere tactiek gevolgd, waardoor
we steeds de nederlaag leden. Na een half
uurtje voorzichtig manipuleren lukte het
de staart in de lus te krijgen en nu trok
ken we het ruim twee meter lange ondier
aan die staart boven water. Er volgde nu
een kort gevecht dat snel beslist was toen
Kees met z'n lange dolkmes het dier
doodde en het monster aan dek gehesen
werd.
Toen we bezig waren onze vangst aan
alle kanten te bekijken en te fotograferen
zag Wim opeens een reusachtige school
zwarte vissen van ongeveer vijftig centi
meter lengte. Hij wilde direct in actie
Dezer dagen is de lijst van juryleden
van het tiende muziekconcours te Genève
verschenen, dat dit jaar van 20 September
tot 3 October zal worden gehouden. De lijst
vermeldt de namen van 37 vooraanstaande
musici. Elf der juryleden komen uit Zwit
serland, negen uit Frankrijk, vijf uit Italië,
vier uit Duitsland, vier uit Oostenrijk, twee
uit de Verenigde Staten, één uit België en
één uit Engeland. Voorzitter van de beoor
delingscommissie is Henri Gagnebin.
Het secretariaat van het concours heeft
reeds zevenhonderd aanvragen om inlich
tingen ontvangen.
Bij de laatstgehouden veiling in de Ga
leries Giroux te Brussel werd 60.000 Bel
gische francs (4.500 gulden) betaald voóT
een damesportret, geschilderd door Gerard
Dou.
komen met vislijnen, maar wees opeens
op een grote donkere vlek in het water.
„Kijk jongens, een reuzenrog", riep hij
opgewonden. Vol ontzag keken wij naar
de donkere schaduw achter het schip.
Jo was de eerste, die ontdekte, dat we
niet met een rog te doen hadden. Achter
die donkere vlek, zeker acht meter er
achter, stak namelijk een enorme rugvin
boven water uit en nog eens een meter of
tien verder bewoog zich een reusachtige
staartvin langzaam heen en weer, een
staartvin, die zeker een meter boven water
uitstak en een dikte had van vijftig centi
meter. De donkere vlek, de kop van het
monster passeerde ons op niet meer dan
twee meter afstand en we konden er grote
witte stippen op waarnemen, die ons de
overtuiging gaven, dat we met een walvis-
haai te doen hadden, de grootste en meest
aggressieve vis in alle zeeën.
We wisten dat de Kon-Tiki-expeditie
een zelfde monster had waargenomen,
maar volgens onze kennis was dit voor
historische dier alleen in de Stille Oceaan
gesignaleerd. We waren ineens niet blij
meer met onze haai en voelden zelfs niet
de minste lust in een ontbijt. We konden
niets anders doen dan staren naar de enor
me vis, zeker twee keer zo groot als ons
scheepje. We realiseerden ons met ge
mengde gevoelens dat dit dier in staat
moest zijn om met één klap van z'n staart
ens scheepje tot allemaal kleine brand
houtjes te slaan. Een uur lang duurde dit
avontuur, het benauwdste uur van de he^e
reis. Onze zenuwen werden wel op een
heel zware proef gesteld toen het mon
ster onder het schip door dook en we een
lichte schok voelden, toen hij ons blijk
baar raakte. Maar dat vond hij zeker ge
noeg. Misschien had hij geen trek in een
hapje Ariadne, gelardeerd met mensen
vlees, want hij verdween opeens in de
diepte en liet zich niet meer zien.
De reis zat er nu bijna op. Na nog een
zware nacht op de Rio Plata, de vijftig
mijl brede rivier, meegemaakt te hebben,
liepen we op Zondag 6 Maart de haven
van Montevideo binnen. We hadden
onze reis volbracht en een onvergetelijk
avontuur beleefd, een avontuur waar we
gedurende de bezettingsjaren al van
droomden en een belevenis die we ieder
een kunnen aanraden die over een schip
beschikt als onze sterke, trouwe Ariadne.
uit: Collier's