FOES VERDAMD DOMEIN IKET Tweetalig theater in Parijs De R.K. parochie Elke Zatémag acht pagina's bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Een hartekreet Wordt Nederland onbewoonbaar KERKELIJK LEVEN Zoek de namen Welke stad staat hier? Nederlanders hebben prima schoonmoeders Bilinguïsme boekt vooruitgang Het was al zolang geleden dat de familie Muis op de zolder was komen wonen dat ze zich niet eens meer her innerden dat ze vroeger ergens anders hadden gewoond. Er zullen trouwens maar weinig mui zen op de wereld zijn, die het zo heer lijk hadden als zij: een hol vlak bij de schoorsteenpijp, zodat ze het altijd warm hadden, mooie gangetjes achter de muren en het behang, die regel recht naar de keuken liepen, waar altijd wel wat te halen was. Geen poes in de buurt en mensen, die er niet aan dachten om een muizenval te zetten. Van die mensen in huis kenden de muizen eigenlijk alleen maar Liesje, die een kamertje op zolder had. In het begin waren de muizen erg bang voor haar geweest. Ze kwamen nooit in dat kamertje, maar loerden alleen maar door een spleetje in de muur naar bin nen. Maar op een avond was een hele brutale muizenzoon er eens binnenge stapt. Eerst schrok Liesje nog erger dan hij, toen ze hem zo maar op de grond zag zitten. Maar dat was gauw over. De volgende avond bewaarde ze wat kruimeltjes voor hem die ze voor haar bed strooide. De avond daarop kwam hij met zijn hele familie. Het was een geheimpje tussen de muizen en Liesje, niemand wist ervan. Lang zamerhand was ze zelfs de taal van de muizen gaan begrijpen. Ze had ontdekt dat je wel op duizend verschillende manieren piep kunt zeggen en dat tel kens iets anders betekent. Al heel, heel lang duurde dat zo en iedereen was erg gelukkig. Liesje zou nooit ver geten kruimeltjes in een zakje mee naar boven te brengen en de muizen zouden voor haar door het vuur gaan. Het begon voorjaar te worden. Aan alles kon je het merken. De lucht was blauw, aan de bomen kwamen al knop jes en in de tuin staken groene punten boven de grond. Als Liesje naar bed ging was het nog niet eens helemaal donker. Dan lag ze naar de prachtige gouden lucht te kijken die ze net door haar zolderraam kon zien. Even later kwamen dan de muizen die haar op wel honderd pieptonen de avonturen van die dag vertelden. Vandaag was het heel erg mooi ge weest. In bed lag Liesje er nog aan te denken. De zon had geschenen en 's middags had ze haar manteltje uit mogen laten en had ze touwtje ge sprongen of het echt voorjaar was. Terwijl ze daar over lag te denken, merkte ze opeens dat het goud uit de hemel al helemaal weg was. Het was al echt donker. Wat was dat, waar ble ven de muizen? Liesje kwam overeind, want ze hoorde de muizen wel praten, maar heel ver weg, met boze opgewon den stemmetjes. Ze probeerde of ze iets kon verstaan. Nee, dat lukte niet, maar wat waren toch die andere geluiden, die ze telkens door het muizengepiep heen hoorde? Geen muizen, maar wat dan wel? Liesje stapte uit bed. Daar moest ze het hare van hebben. Om de muizen niet aan het schriken te maken sloop ze heel stilletjes over de zolder en verborg ze zich achter een oude leunstoel die daar stond. Het was daar bij die muizen een ruzie van jewelste. „En het gebeurt niet", piepte vader Muis, „al moest ik jullie er met mijn eigen pootjes uitgooien". Dit zijn zes visitekaartjes van zes mensen, alleen de eerste letter van hun naam staat er niet op. Die zijn er onder geschreven. Kun jij nu bij elk kaartje de goede letter opzoeken? Als je het goed doet, vormt elke naam, de naam van een dier. De kinderen waren in hun bed, de grote mensen uit. Je hoorde nergens meer geluid, maar toen kwam poes Minet. Heel zachtjes en heel eigenwijs - ze wist waar ze moest zijn - in Heintjes kamer, waar zijn trein nog klaar stond voor de reis. ,.De hele dag", zei poes Minet, „heeft hij gespeeld, maar mij wou hij er absoluut niet bij. Ik werd uit huis gezet. Tot Hein onder de dekens dook heb ik gewacht, gewacht. Nu is de trein voor mij, vannacht. Wat Hein kan, kan ik ook". Haar poezepootje tikte speels tegen het treintje aan. Dat bromde wat. bleef eerst nog staan, toen schoof het langs de rails. „Is het geen wonder?" riep ze uit en mauwde van plezier. „O, kijk, nu komt het weer naar hier. Nog harder nu, vooruit!" 7.e duwde veel te hard en toen Ram bom. bommerdebom, het treintje waggelde en viel om. Wat moest Minet nou doen?? Ze zette grote ogen op en toen. vlak naast de trein ging ze maar slapennet als Hein, haar pootjes naast haar kop. MIES BOUHUYS. „Ik zal het nooit toestaan", zei de oudste muizenzoon. „Mijn kinderen zullen jullie nest uit elkaar halen en al je eten stelen". „Wat verschrikkelijk", dacht Liesje, „wat is er toch aan de hand?" Een meisjesmuis begon: „Er is hier in huis een grote kat en twee honden en de mensen houden helemaal niet van dieren. Ik zou maar gauw weggaan." „O, wat kan jij jokken", riep Liesje opeens boos en ze kwam met een kleur van kwaadheid uit haar schuilhoek te voorschijn. De muizen schrokken er van, maar nog meer schrokken twee kleine mussen, die helemaal in elkaar gedoken tussen de muizen inzaten. „Wal betekent dat?" vroeg Liesje streng en ze keek de vader Muis boos aan. „Indringers'', zei hij boos en wees op de twee mussen. „Wat moeten ze hier? Dit is ons huis". „Wat komen ze hier doen?" vroeg Liesje. „Een nest maken, daar vlak onder de pannen, maar wij hebben natuurlijk ge zegd dat het niet mocht," zei de muis. „Dat het niet mocht?' vroeg Liesje verwonderd. „Maar waarom niet?" „Omdat het indringers zijn", zei vader Muis" en omdat wij hier de baas zijn". „Wel nou nog mooier", zei Liesje en ze stampte met haar blote voetje op de vloer. „Zal ik jullie eens wat zeggen: als je niet gauw die mussen met rust laat, jaag ik jullie hier weg. En dat doe ik echt!" De muizen zeiden niets meer en ke ken met bange snuitjes naar Liesje. De musjes zetten grote verwonderde kraal oogjes op. Ze hadden nog nooit zo'n aar dig mensenkind gezien. „Nou", zei Lies je, „wat doen we ruzie maken of goeie vrienden blijven?" Daar dachten de mui zen niet lang over na". Allemaal vrien den, natuurlijk", zei hij en hij schudde pootje met de mensen. Toen moesten de anderen ook wel en daarna ging het in optocht naar Liesje's kamer. De mussen, i nog wel een beetje verlegen wipten ach teraan. Ze troffen het. Liesje had juist die dag een grote zak kruimels en korst jes. Terwijl ze allemaal gezellig knab belden en pikten zei de vader Muis te gen zijn vrouwtje: „Wie weet hoe gezel- 'lig het nog wordt met onze nieuwe bu ren. Misschien kunnen we nog wel iets van ze leren". Als goede vrienden gingen ze allemaal slapen, de muizen in hun holletjes tus sen de balken en de mussen onder de pannen in hun nieuwe nest. Welterus ten, piepten ze. Vul op de strepen en punten van links naar rechts de woorden van de volgen de betekenis in: 1. paling 2. snij je mee 3. kous van een man 4. vat 5. eerste cijfer 6. kippenverblijf 7. zit op een huis 8. korenhalm 9. tam Als je het goed gedaan hebt, staat er op de rij streepjes de naam van een stad. Voor deze week is het niet één dier, maar zijn het er twee: moeder Schaap met haar dochter. De kleuren zijn: het gras groen en de dieren wit. 'ixjuoooootxix'mjrrKiooaoooooooooooamnnaooooooooocxxx. xxraxïmcaxxxxxxyx*.x «xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx *orx x xx xxxxxxxxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx In het Protestantse kerkelijke leven is een van de problemen: hoe vormen wij een werkelijke, geestelijke gemeenschap? Met deze zeilde vraag worstelt men ook in R.K. kringen en daar zoekt men het onder meer in een nauwer contact tussen de geeste lijken en de gelovigen. In een artikel in „Ter Elfder Ure" is over dit contact uit voerig gesproken. liet verband tussen priester en leek is uitermate zwak, zo wordt betoogd. Van huisbezoek komt vaak heel weinig terecht. Het contact loopt voor een deel over alle mogelijke organisaties, waar vooreerst velen zich niet laten zien en ver volgen van echte zielzorg zelden sprake is; anderdeels gaat het via de liturgie en de preek. Hoeveel er ook in vijftig jaar veranderd moge zijn, het besef, dat de liturgie de beste weg is tot beleving van het geloof, zoals Pius X dit ongetwijfeld bedoeld heeft, is nog tamelijk weinig aanwezig. De preek lijdt er nog altijd onder, dat zij ofwel te moralistisch, ofwel te „mooi" is. Het ge wone eenvoudige woord, dat verhaalt over de grote heilsfeiten aan de hand van de Schrift, komt zelden tot ons. Al deze factoren maken dat de parochie gemeenschap geleidelijk aan, vooral in de steden, het tegendeel van een gemeenschap geworden is. Het zou een volmaakte dwaas heid zijn hier „de schuld" te willen zoeken bij de clerus. Het is nu eenmaal de sociale ontwikkeling, die het oude parochiekader heeft doen springen en die daarenboven de instelling van de mensen ten aanzien van hun parochie geheel gewijzigd heeft. Indertijd heeft pater Kuiters O.E.S.A. ge pleit voor een geheel andere parochie indeling, met opheffing van de territoriale grenzen. Men zou dan studentenparochies, intellectuelen parocies, arbeidersparochies enzovoorts krijgen. Ongetwijfeld zouden de priesters zich dan gemakkelijker op een be paalde problematiek en levenshouding kunnen instellen. De vraag is echter, of het kerkelijk leven dan niet nog meer mee zou gaan doen aan de verwijdering tussen de verschillende sociale groepen binnen het zelfde land en de ene kerk. De territoriale parochie is echter en daarmee komen we weer op ons uitgangs punt terecht in bepaalde opzichten een bron van anticlericdlisme. Leken-grieven ten aanzien van liturgie, preek en huis bezoek zijn reeds genoemd. Een ander deli caat punt is het bestuur van de parochie. Kerkrechtelijk is de pastoor de alleenheer ser; de kerkmeesters controleren slechts de financiën. Dg pastoor, die van zijn recht een dictatoriaal gebruik maakt, is juridisch niets te verwijten. De vraag is alleen, of hij zijn parochie en dat is in laatste instan tie de zielzorg van de hem toevertrouwde gelovigen, daarmee een dienst bewijst. De mens van rond 1950 is nu eenmaal anders dan die van rond 1850 en een parochie, waarin hij enkel maar beherderd wordt, zonder ergens in gekend te worden, stoot hem af. De pastoors klagen bijna steeds over het gebrek aan werkelijk parochiële zin. Deze klacht zal echter geen verbetering teweeg brengen, zolang de pastoors hun parochianen niet als mede-gelovigen erken nen, die de verantwoordelijkheid van de pastoors delen. Uiterst gewenst zouden parochieraden zijn, waarin de pastoors, de kapelaans en wisselende afgevaardigden uit de gelovigen alle vraagstukken van eredienst en zielzorg zouden bespreken. Sommige pastoors doen hier reeds voortreffelijke dingen doch over het geheel genomen gaat het uitermate traag. Bonifacius In 754 is Bonifacius bij Dokkum ver moord. In de zomer van 1954 zal dit feit herdacht worden. In Dokkum zal een offi ciële bijeenkomst worden gehouden, waarin een Hervormde, een Gereformeerde en een Rooms-katholieke hoogleraar de betekenis van de figuur en de tijd van Bonifacius zullen schetsen. Ook zal een spel worden opgevoerd, dat de komst van het Evangelie, met name in Friesland, in beeld brengt. Fedde Schürer heeft dit spel geschreven en ds. Bernard Smilde zal er de muziek bij componeren. Berlün Na een periode van voorbereiding, waar in het karakter van het werk moest wor den gevormd, zal thans dezer dagen worden overgegaan tot de instelling van een Neder landse Gemeente te Berlijn. Een en ander in overleg tussen de Hervormde kerk en de Evangelische kerk in Duitsland. De ge meente zal een oecumenisch karakter dra gen: leden van verschillende protestantse kerken kunnen tot haar worden toegelaten. Dr. E. Emmen, secretaris-generaal der Hervormde kerk zal mej. ds. A. E. Ruys tot haar ambtswerk in deze gemeente inleiden. Deze predikante zal naast de taak van de geestelijke leiding der gemeente ook be langrijk werk verrichten vanwege de com missie voor oecumenische hulpverlening aan kerken en vluchtelingen in samenwer king met de wereldraad van kerken in a Genève. P 20 MAART 19 54 i Men heeft het kunnen lezen: binnen tien jaar zullen twee dammen van leem en basalt één groot schiereiland maken van wat nu nog de Bevelanden en Walcheren zijn. Dan zal men in Goes in een auto kunnen stappen om rechtstreeks naar Kats en Kortgene te rijden en vandaar via een van alle autodromische gemakken voor ziene rondweg naar Kamperland, Yeere en Middelburg. Langer dan een uur hoeft dat traject dan ook al niet meer te duren en waarom zou men nog toeven in De Patrijs, de Stadswijnkelder, de Korenbeurs of De graaf van Buren, dat kwartet van pittoreske logementen in de voornaamste plaats van Noord-Beveland? Ja, waarom zou men dat, als men dan de kans loopt om te gaan peinzen hoe Ne derland er uitzag in de tijd toen nog niet de D.A.F.-diesels en de Bedfors om strijd de bieten en de tarwe over die met vier rij banen belegde zeeweringen uit het land van Wissekerke en Colijnsplaat naar de meel fabriek brachten? Men zou immers maar- bedroefd worden om een Veluwe, die in een grote kinderboerderij met lachspiegels en schertspensions voor de volwassenen werd herschapen, men zou immers maar treurig worden bij de gedachten aan die bocht in de Zuiderzee bij Harderwijk, toen daar nog niet achter fantasieloze dijken de recht lijnige wegen naar Lelystad open lagen en de botters nog met de Zuidwester in de bolle zeilen dobberden op een water, dat nog niet als IJselmeer op de kaart stond aangeduid. Misschien dat over twintig jaar al die aan de ziekte van het perfectionisme lijdende ingenieurs en doctorandi in de economie al in hun handen Wrijven van vreugde omdat na het zo geslaagde drie-eilanden-plan tweeduizend hectare land meer, wie houdt er rekening met wat groengrijs water de afsluiting der zee-armen bijna ver wezenlijkt zal zijn. Maar zeker is, dat wanneer alle zee in Nederland is afgedamd en ingepolderd, alle heiden schuil gaan onder de villaparken, a'.le wilgen zijn gerooid en vervangen door Het ranke torentje van het raadhuis te Yeere natriumlichtmasten, geen enkele automobi list meer behoeft te wachten voor een pont, maar alle rivieroevers om de kilometer door een snelverkeersbrug zijn verbonden, kortom dat Nederland dan met recht het saaiste land ter wereld zal zijn geworden zeker is, dat wij ons dan de namiddag zul len herinneren, dat wij iets beseften van het wezen van dit gewest. "YYAi stonden op de voorplecht van de W „Wilhelmina", die met zijn lading van gerstebier en B.K.-émaille en een handje vol passagiers voortstampte door de smalle en ondiepe vaargeul van de Zandkreek welke de Bevelanden scheidt. Nóg scheidt. Aan bak- en stuurboord vermoedden we achter de lage dijken de Zeeuwen, die de laatste loodjes van de dagtaak torsten. Het geluid van de wentelende wielen van een late hooiwagen vermengde zich met het ge zang van een vrouw. Kortgene lag al achter ons, boven ons cirkelden met veel gerucht de meeuwen tegen een plafond van wit en blauw. Voor ons tekende zich het silhouet van Veere steeds duidelijker af tot het geen silhouet meer was, geen fata morgana, maar een paradijs dat werkelijkheid was geworden. Een donkere sombere kolos: de kathedraal van Keldermans, een ranke minaret: het raadhuistorentje, een log bastion: de Camp- veerse poort. Aan de stille, verloren kade droomden de Schotse huizen. Wie goed luisterde, hoorde er nog de ijle klank der spinetten. Daar voor zorgden een paar Arnemuider visser schuitjes voor een passend décor. In de verte sloeg een kleine witte molen op een terp parmantig de wieken door de lucht. Dan tingelden de klokje/ van de minaret Valerius en overstemden een oogwenk het altijd vlietende water van de Oosterschel- de, dat zich met monotoon en toch nooit vervelend geraas de grote zee in wierp, een muziek schoner dan de mooiste symphonie. Dwaas die wij waren om te denken dat dit tenminste eeuwige muziek zou zijn. Straks komen de gegradueerden van Delft en, wie weet, van Eindhoven en zij werpen een dam ten Noordwesten van Veere, daar waar zee en lucht, wolken en golven inéén vloeien tot een wazige einder. En wie dan de behoefte gevoelt dat mys terieuze eiland aan de overzijde, dat daar zo grenzenloos stil en zo grenzenloos groen schijnt te liggen, te verkennen, die behoeft aan de sluis niet meer te wachten tot de puffende provinciale veerboot hem komt halen. Maar niemand zal straks die behoefte ge voelen. Het groene, stille eiland aan de overzijde, dat zelfs door een Zeelandmin naar als dr. P. H. Ritter niet bezongen wera, zal dan geen geheimen meer hebben. Ne derlanders en buitenlanders, die zich bij Veere of bij Wolphaartsdijk hebben ver gaapt aan die nieuwe „overwinning" op de zee, zullen in toeringcars met schallende luidsprekers langs de stille dorpen, tussen de lindebomen van het plein van Colijns- plaats hotsen. Misschien dat ze daar in Colijnsplaat aan de haven drie tellen stoppen voor het „saitsieën" van Zierikzee. Al zal de gids er onmiddellijk aan toevoegen, dat veerman Berrevoets de langste tijd heeft gevaren, omdat dan ook de Oosterschelde zijn dam zal hebben. En Nederland pas goed onbe woonbaar zal zijn geworden. J. H. B. Schoonmoeder-moppen zijn voor de meeste Nederlanders.... alleen maar moppen. Hun eigen ervaringen en oor deel stempelen de onsyhipathieke cliché- figuur die men van de schoonmoeder heeft gemaakt, tot een verzinseltje. Het „Nederlands Instituut voor de Publieke Opinie en Marktverkenning" heeft on langs het oordeel over de eigen schoon moeder gevraagd. Het luidde in 67 pro cent der gevallen „zeer gunstig". De ondervraagde mannen zijn in hun oor deel iets gematigder (64 pet. zeer gun stig) dan de vrouwen (71 pet. zeer gun- tig). Slechts 7 pet. van het publiek (met een schoonmoeder,) spreekt een ongun stig oordeel over haar uit. Nog kan ons deze aanblik niet bekoren van schuim en golven, riet en meerpalen aan een dijkrand van Hollands binnenzee. Tot straks de wind uit Zuidelijker streken komt aanzwieren en de zon dichter bij ons in het zenith staat. Weg zijn dan gedachten aan storm en ontij, nu nog verbonden aan het beeld hierboven voor ons afgedrukt. >XXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXXX*XXXXXXX>:XX>XX>XXXXXXXXX>:XXXXXXX (Van onze correspondent in Parijs) Een maand of twee geleden hebben we een artikel in deze kolommen geschreven over het bilinguïsme, de beweging, die het Frans en het Engels als wereldtaal verplicht willen stellen. Dat heeft ons nog al wat brieven en ingezonden stukken uit lezerskringen bezorgd. Brieven van mensen, die in het algmeen niets tegen het Frans of het Engels hadden, maar die meenden dat als men de mensen dan toch wilde voorschrijven een tweede taal te leren, men er beter aan deed het zoveel eenvoudiger Esperanto te kiezen. Nu moeten we eerlijk bekennen, dat wij persoonlijk wel iets hebben tegen het Esperanto, omdat daaraan, voor ons ge voel, alle bezwaren kleven van de kunst matigheid, terwijl een taal nu juist iets is met een natuurlijke groei, zich dagelijks ontwikkelt en dientengevolge lééft. Maar we zouden niettemin wel bereid zijn over aie persoonlijke bezwaren - zeg gerust: gevoelsargumenten - heen te stappen, indien onze geachte opposanten ons ervan konden overtuigen dat het Esperanto op dit ogenblik als 4weede taal inderdaad de beste kansen zou maken. Een kwestie dus van doelmatigheid en van cijfers. Nu hebben we de statistieken niet bij de hand, maar toch vermoeden we ons niet zo sterk te vergissen, indien we aan nemen dat het contingent Esperantisten vandaag het aantal gebruikers van het Frans en Engels in de verste verte niet evenaart en nooit zal aehterha'en. Wan neer ge deze opmerking van opportunisme vindt getuigen, dan slaat ge de spijker in zoverre toch mis, dat wij ons bewust op het standpunt van onze geachte tegen standers wilden plaatsen. Voor ons is, nogmaals, een taal meer dan enkel een middel om zich ten naaste bij verstaanbaar te maken. Maar goed: we stellen ons dus op het terrein van de prak tijk en daar heeft het bilinguïsme zijn bruikbaarheid al bewezen. Twee voorbeel den hebben ons daarvan dezer dagen nog eens kunnen overtuigen. De eerste keer was ter gelegenheid van de opening dooi de minister van Onderwijs, André Marie, van een nieuwe school in het zogenaamde „Shape-dorp" waar kinderen van veertien verschillende nationaliteiten hun lessen In twee talen, het Frans en het Engels, ont vingen. We hebben enkele van die leer- lingetjes gesproken en merkten toen, dat ze zich' even vlot in het Frans als in het Engels verstaanbaar wisten te maken. Het tweede voorbeeld ligt op een wat ander gebied, maar leek ons even overtui gend. In de buurt van de Are de Triomphe liepen we dezer dagen een theater binnen, waar ons oog getroffen werd door er^»i personen, die met een koptelefoon op het hoofd de gebeurtenissen op de planken volgden. Bij informatie bleek ons, dat dit Engelsen en Amerikanen waren, die vla dit technische hulpmiddel de Franse ac teurs van woord tot woord konden be grijpen. Soms bleken ze een clou zelf» nog iets eerder dan het Franse deel van het publiek te vatten, doordat de vertaler in zijn hokje in het orkest zo'n pointe wat voortijdig had voorbereid. Deze tweede ervaring toonde op haar beurt aan dat het bilinguïsme al in de dagelijkse praktijk aanvaard was gewor den. Men vertelde ons zelfs dat het expe riment zo goed voldoet, dat verscheidene Parijse theaterdirecteurs nu overwegen hun zalen eveneens tweetalig te maken. Nogmaals: wanneer het Esperanto - of enige andere kunsttaal - de mogelijkheden bood, die dus door het bilinguïsme al blijken te zijn geopend, dan zouden per soonlijke gevoelsoverwegingen misschien niet al te zwaar wegen. Maar naast de millioenen mensen, die het Frans en/of Engels sproken, vertegenwoordigen de Esperantisten maar een handjevol. Met de hand op het har* zouden we daarom de Esperantisten in Nederland - waar hun aantal verhoudingsgewijs aanzienlijk ho ger is dan in andere landen - willen vragen: is het niet verstandiger, doelma tiger en vruchtbaarder het onderwijs in de bestaande levende talen te stimuleren dan propaganda voor een kunsttaal te voeren, die toch nooit meer dan surrogaat kan zijn.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13