ïïlet een dalem ia de foein EEN DAGJE NAAR VORENDAM £o$ li art de pifp De film Shiva Voorbij de jaargangen Over Alexander Brailowski E Over Engelse litteratuur REISVERHAAL Ma tthaus-Passion in Aardenburg Danscreatie van Raden Mas Jodjana Zwakke stem Met de harmonica T\E TREINREIS van Algiers naar Colomb Béchar in het zuiden van de Franse Sahara is geen peuleschil. Een zit van achttien uren krijgt men niet cadeau, hoe comfortabel het rijtuig overigens ook is. En tussen die achttien uren ligt ook nog een overstap in Perrégaux. De rei# *v>t Perrégaux is nog zo kwaad niet, het uitzicht op het Atlasgebergte zeer de moeite waard. Dat zijn ook de medepassagiers in de coujré. bestaande uit Fransen, Span jaarden en Arabieren, allemaal gewone stadsmensen. Na Perrégaux wordt het ernst. Dan komen de Saharamensen in de trein, zij die na een grote vacantie van een maand of vier naar hun standplaatsen terugkeren. In de zomer kan de blanke het onmogelijk volhouden in de oases, waar de temperatuur tus sen de veertig en vijftig graden Celcius draait. Voor deze mensen begint de echte reis pas in Colomb Béchar naar de oases ver in het zuiden met hun kleine Franse posten. De trein is vol, overvol. Iedere ruimte op en tussen de banken wordt door de reizigers ingenomen. Naarmate we door de duis tere nacht zuidwaarts denderen, worden de wagons toch een heel klein beetje leger. Al de roodlederen fauteuils zijn nog wel bezet, maar de vloerruimte is vrijgekomen, wat prettig is voor verkrampte benen. Buiten hangt een grote zilveren maan als een blankgepoetste rijksdaalder temidden van een zee van koud- blauwe sterren. Langs de ramen verglijdt het lege steppenland- schap als een vreemde, vage droom. De primitieve stations met hun wonderlijke, welluidende namen rijen zich als kralen aan een snoer: Mascara, Taria, Saïda, el Hadjar. DAN KOMT Aïn Sefra. Dat is een druk en groot station. Troepen mensen verlaten de trein en even grote troepen komen er weer in. Het oponthoud duurt lang, er is veel bagage in en uit te laden. En dan komt, als het fluitje van de stations chef al snerpend langs de trein giert, een hele processie het rij tuig binnen met hijgc-nde adem en nerveuze gebaren. Voorop drie vrouwen in reusachtige, witte sluiers gehuld als in solide beddelakens. Daarachter een jongen van een jaar of achttien met adenoïden en een dom gezicht die aan een eindeloze zak zeult, van boven met een touwtje dichtgesnoerd. Dan een mager tien jarig meisje en als sluitstuk een deftige oude Arabier met een gele tulband en een geelzijden gandoura, kennelijk de eigenaar van de domme jongen en het verrukkelijks, dat de beddelakens omhuld houden. Een keurig geknipte grijze ringbaard prijkt aan zijn kin en gouden ringen aan zijn goedverzorgde handen. Voor we weten wat er gebeurt, worden de drie beddelakens en het kleine meisje tezamen gepropt op de tweepersoonsbank tegenover ons. Uit de sluiers manifesteren zich nog twee baby's, die op schoot worden gezet. De domme jongen rent heen en weer om steeds meer bagage, die hem door het opengeschoven venster door onzichtbare handen wordt aangereikt, naar binnen te sjou wen. Het hele middenpad staat al vol. Er zijn een paar grote benzineblikken, loodzwaar van het graan, er is.de reeds genoem de zak, er zijn drie rieten valiezen en zeven grote manden, van boven dichtgenaaid, waaruit geluiden opstijgen, die doen ver moeden dat daar kippen luidruchtig lijden. En tenslotte zijn er nog talloze bundels in doeken geknoopt en veel bruinpapieren pakken. De eigenaar van de bagage overziet het terrein met een veld heersblik. Dan schrijdt hij naar de bagagerekken boven onze hoofden, wenkt naar de domme jongen en voor de argeloze rei zigers beseffen wat er gaat gebeuren zweven er valiezen en reis tassen door de lucht, die tussen de banken worden neergezet. De domme jongen begint de bundels en manden, de pakken en blikken en zakken in de leeggekomen bagagerekken te stouwen. Ei breekt een pandemonium los onder de overige reizigers. ..Mon sac!" krijt een dikke Franse dame. „Mes valises!" jam mert een heer. Een oude heer krijgt bijna de loodzware plunjezak van een Legionnaire op zijn kale kruin. De gele Arabier stoort zich aan geKrijt noch gejammer en wijst lege plekjes aan de domme jongen. Maar dan komt de conducteur, snel gehaald door een door- Op Palmzondag (11 April) zal in de gerestaureerde Sint Baafskerk te Aar denburg, onder leiding van Piet van Egmond, een uitvoering worden ge geven van de Matthaus-passion van Johann Sebastiaan Bach door het Am sterdams Oratoriumkoor, het Noord hollands Philharmonisch Orkest en het knapenkoor „Vredesscliolen" uit Am sterdam, alsmede tal van solisten. Voor de Christuspartij is aangezocht de Duitse bariton Caspar Bröcheler uit Bremen en voor de partij van de Evangelist de Belgische tenor Willy van Hese uit Antwerpen. Verder werken mede Jan Rietveld, Leo Rommerls, Aafje Heijnis en Hélène Vcrkleij. Voor West Zceuws-Vlaanderen be tekent deze uitvoering een opbloei van het culturele leven in dit afgelegen ge west. Het ligt in de bedoeling deze uit voering ieder jaar te geven. Daartoe is een Bach-comité gevormd. Dat ook bezuiden de grens belang stelling voor - deze uitvoering bestaat, blijkt wel uit de gevormde erecomité's, waarin ook tal van Belgische autori teiten zitting hebben genomen. tastend jong meisje. Met één blik overziet hij het strijdperk. Met een paar woorden wijst hij de Arabier op zijn asociaal gedrag. Maar deze toont zijn duurbetaalde kaartjes en meent met zijn talrijk gezelschap recht te hebben op de bagagerekken. Er ont brandt een wilde woordenstrijd, die de conducteur uiteindelijk wint. Alle rommel gaat uit de rekken, de sac en de valises gaan weer op hun plaats. De gele Arabier nestelt zich prins heerlijk in een lege fauteuil en verwijst de jongen met een on verschillig gebaar naar de bagage. De jongen zet zich op de reus achtige hoop om er op te passen en worstelt met zijn adenoïden: nnnnffff! nnnnffff! De harem op de bank tegenover ons is door het gedender van de trein tot een compacte massa tezamengeschud. Het kleine meisje is rechtop zittend ingeslapen, de drie moeders beschouwen ons aandachtig met haar grote zwarte ogen boven de sluiers. Naar die ogen te oordelen zijn ze nog jong en aangenaam om te zien. Van de baby's is de jongste ingesluimerd op moeders schoot met een dikke duim in zijn ronde mondje. De tweede zit rechtop en plukt aan zijn onwaarschijnlijk oranje speelpakje met een opgeborduurd blauw beertje. Zijn krullen glanzen karmijnrood in het electrisch licht, want moeder heeft ze rijkelijk met henna bewerkt. Zo propvol als de bank zit geeft ze toch geen grein overlast. We sluimeren soms in, maar als we bij de stations met een schok ontwaken kijken de moeders ons aan, het meisje en baby één slapen en baby twee plukt aan zijn pakje. Op de bagage doet de domme jongen nnnnffff! nnnnffff! Maar naarmate de reis vordert ontstaan onder de twee baby's twee vochtige kringen, die zich met verbijsterende regelmaat uitbreiden. Ze moeten lang zaamaan doorweekt zijn. BIJ BÉNI OUNIF gaan ze eruit. De domme jongen krijgt het weer druk, de drie dames staan op en schudden haar natte beddelakens wat uit, de baby's verdwijnen onder het witte katoen, het kleine meisje loopt op eigen gelegenheid. Achter zijn nu weer sterk nerveuze harem wandelt de geelzijden Arabier onverstoorbaar naar het portier en verdwijnt met het hele cortège in het station. Als we weer wegrijden zien we de domme jongen maar steeds pakken zeulen van het perron naar de uitgang.... J. TADEMA-SPORRY In April zal het Hoge Commissariaat van Indonesië kunnen beschikken over de hier te lande in opdracht van het In donesische ministerie van Voorlichting vervaardigde film Shiva, gewijd aan een oorspronkelijke danscreatie van Raden Mas Jodjana, die sinds het einde van de eerste wereldoorlog in Nederland woont en hier een eigen dansvorm heeft ontwik keld, waarmede hij tussen de twee oor logen door geheel Europa bekendheid heeft verworven. De film heeft een duur van vijftien minuten en is gereed op de muziek na, die door mevrouw Jodjana wordt geschreven voor Indonesische in strumenten. Het gegeven voor Shiva is van Indiase oorsprong, maar-het is in Jodjana's creatie vermengd met Indonesische en Westerse elementen. Er zijn drie delen, te weten Ridder der mensheid, God des doods en Herschepper van het leven. De opnamen zijn gemaakt onder leiamg van Bert Haanstra, met als cameramannen Prosper Dekeukeleire en Henk Hazelaar. De begeleidende tekst, voorlopig in het Nederlands, wordt gesproken door Cruys Voorberg. Shiva, bij de vervaardiging waarvan de Siicusa (Stichting voor culturele sa menwerking) haar diensten heeft ver leend, is bestemd voor de nationale docu mentatie van de danskunst in Indonesië, maar zal waarschijnlijk in April aan pers vertegenwoordigers in Nederland worden vertoond en mischien in het najaar naar het filmfestival in Venetië worden ge- siuura. EN half jaar geleden heeft Cyril Connolly de uitgave behartigd van zijn eigen bijdragen aan het maandblad Horizon, dat van 1939 tot 1950 onder zijn leiding ersehenen is; nu is ook zijn keuze uit de artikelen van anderen in het tijdschrift in boek gepubliceerd: The Gol den Horizon (Weidenfeld en Nicolson, London). Het woord „golden" heeft meer beteke nis dan die van een eerbewijs van Connolly aan de auteurs van de gouden artikelen en aan zichzelf: het tijdschrift was natuurlijk niet helemaal van goud, maar het had een eigen karakter dat bij het uit zeven van het materiaal voor dit monument verloren is ge gaan. De collectie van Connolly's eigen artikelen rook veel ster ker naar 't voormalige maand blad. Aan deze tweede bundel, die blauw en mooi is, heeft hij alleen de inleiding bijgedra gen, en hij vertelt daarin van de beperkingen die hij zich heeft opgelegd: de stukken over psychologische, filoso fische, politieke en econo mische onderwerpen zijn weg gelaten, omdat hij zijn eigen beoordeling daarvan niet ver trouwt, en ze wel minder goed zouden kunnen zijn dan hij vindt, of gewoon verouderd sinds hun publicatie; de arti kelen over de beeldende kun sten en de film waren niet ge schikt voor het boek, omdat de illuslraties er niet .bij konden staan; en ook zijn er geen stukken opgenomen die al be kend zijn geworden, doordat ze in boeken van de schrijvers zelf herdrukt zijn. Deze be perkingen klinken wel rede lijk, maar zijn toch niet for tuinlijk: het zou er weinig toe doen of een artikel al in een ander boek stond, en nog min der of het niet het beste van zijn soort was, als men uit de verzameling een indruk kreeg van de toon van Horizon in de elf jaar van zijn bestaan de vaak nogal slecht-gehumeurde toon die een maandblad van de soort van Horizon altijd aanneemt in landen, waar het publiek wantrouwend van „die litteraire blaadjes" spreekt. Men hoeft naar die toon in Connolly's eigen col lectie niet lang te zoeken; het gevolg is dat men uit de twee delen samen de indruk op kan doen alsof Connolly geheel al leen bij het hek stond te blaf fen, terwijl zijn medewerkers ongestoord de intellectuele wei afgraasden. Deze aanmerking betreft al leen de verzameling als zo danig; het peil van de arti kelen, verhalen en gedichten is over het algemeen hoog ge noeg om het boek zeer goed leesbaar te maken. De eerste sectie :„Horizon's History of the War" onttrekt zich zelfs aan de tegenwerping, want de artikelen daarin kunnen alleen geapprecieerd worden in het verband van de tijd van publi catie; zij geven enige indruk van de stemming van Enge land in de oorlogstijd. Men goed verhaal in de vertrouwde trant van Alberto Moravia in, en een heel opmerkelijk oud Chinees verhaal, in een ver taling van Arthur Waley, De derde sectie: „Glimpses of Greatness" is het meest on derhoudend, het rijkst aan beelden, die in de herinnering blijven. Herinneringen aan Kafka, aan Paul Klee, aan Valéry, Mallarmé, Joyce en ook een prachtige beschrijving van „een dag bij Tolstoy" (niet Alexei) door een dokter vindt hier onder meer een kort stuk van H. G. Wells over de manier waarop de na-oor- logse internationale zaken het best geregeld zouden kunnen worden, gevolgd door „Wells, Hitler and the World State'", van George Orwell, waarin Wells voorbeeldig op zijn plaats in de geschiedenis van het politieke optimisme wordt gezet. De tweede sectie: „Enter tainments" is minder geslaagd dan de eerste, al staat er een Veresayev, benevens 'n tame lijk indrukwekkend verhaal van de laatste toespraak, die Unamuno gehouden heeft in de universiteit van Salamanca hij zette toen een raaskal lende generaal van Franco op zijn nummer. Maar bovendien kómt in deze afdeling het pièce de résistance van het boek voor: Denton Welch's be schrijving van zijn bezoek aan de schilder Sickex't. Wie Welch's Journals gelezen heeft herinnert zich zijn opwinding, toen hij na de publicatie van dat stuk in Ho rizon een brief ontving van Edith Sitwell, die hem vertelde hoe zij en haar broer ervan ge noten hadden. Het is dan ook een verrukke lijk stuk: Welch pas uit het ziekenhuis, fragiel en met al zijn gevoeligheden gespitst. Sickert potig en luidruchtig in grote baggerlaarzen, en ter zijde de beklagenswaardige mr. Raven, die zijn moeder door Sickert van een kleine foto wil laten schilderen en tenslotte uit het veld geslagen wordt, als hij steeds alleen ge knor ten antwoord krijgt. Op een gegeven ogenblik gaat Sickert dansen bij de haard: „Hij hield zijn theekopje om hoog en galmde een Duits drinklied. Er was een ver bazingwekkend theatrale en schelmse blik op zijn gezicht. Ik kon niet geloven dat hij zijn thee altijd zo dronk, en ik voelde me gevleid omdat hij het speciaal voor ons leek te doen". Er volgen dan nog een sectie met gedichten, die Connolly op zijn willekeurige voorkeur heeft uitgezocht, en een criti- sche sectie met goede artike len. Er is dus allerlei belang wekkends te vinden in dit boek en het is in zekere mate onredelijk om erover te kla gen, dat alleen in het voor woord de tijd van het tijd- a schrift is doorgedrongen. S. M. Voor de microfoon DE PROGRAMMA'S van Radio Neder land Wereldomroep beslaan maar een kleine oppervlakte in onze radiobladen, uiteraard een gevolg van de omstandigheid dat die programma's niet in de eerste plaats voor de binnenlandse luisteraar zijn be stemd. Hetgeen nog niet wil zeggen, dat die er daarom geen belangstelling voor zou hebben. Zelf hebben we altijd grote waar dering èn voor de afwisseling die telkens in korte zendperioden (variërende van veertig minuten tot anderhalf uur) wordt gebracht èn voor de beknoptheid van nieuwsdienst en causerieën, als ook voor de keuze der muziekprogramma's. Het is daarom zo jammer, dat de stem van de Wereldomroep, welke zich niet alleen richt tot de Nederlanders in den vreemde, maar ook tot de Engels, Spaans, Indonesisch en Ara bisch sprekende ge bieden, zich niet krachtiger kan laten horen dan thans nog via een aantal ge deeltelijk verouderde, gedeeltelijk in sterkte nauwelijks meetellende zenders het geval is. Er is een zender van honderd kilowatt in bestelling. Daarvoor wordt bij het radio centrum Lopik een gebouw gezet, dat tegen de herfst klaar moet zijn. Dan dient de zen der nog gemonteerd te worden, zodat men al heel tevreden mag zijn als tegen het einde van het jaar met de proefuitzendin- gen kan worden begonnen. Het is te hopen, dat de principiële beslissing van de rege ring, om nog twee zenders van honderd kilowatt voor de Wereldomroep te bouwen, in vlotter tempo wordt gerealiseerd dan met de eerste het geval is. Want anderen zitten niet stil en wie de moeite neemt het golfbereik tussen de zes tien en vijftig meter af te speuren, zal al spoedig tot het inzicht komen, dat jongere landen dan Nederland op krachtige wijze acte de présence geven. Op de hierboven genoemde golven werken volgens de ons ter beschikking staande gegevens 1748 stations en het behoeft geen betoog, dat de zeven frequenties, welke door de Wereld omroep worden gebruikt, slechts waarde krijgen indien ze ook werkelijk hoorbaar worden in de landen waarvoor ze bestemd zijn. Zo werd het zenden naar Zuid-Afrika op de lange tijd niet gebruikte maar wel een der oudste door Nederland bezette lengte van 41.26 meter geen succes, omdat de honderd kilowatter Hörby in Zweden de veertig kilowatt van Lopik wegblies. Daarbij komt nog, dat op de korte golven de natuur een duchtig woordje meespreekt: de te gebruiken frequenties moeten steeds opnieuw worden aangepast aan de zonne- vlekkenactiviteit. Zo kan de Nederlandse Wereldomroep de dertien meter gedurende rog enkele jaren niet gebruiken. De luis- teraarspost van de Wereldomroep wisselt dan ook met de ontvangstmogelijkheden. De laatste jaren echter ontstaat een duidelijke vaste luisteraarskring in Nieuw Zeeland en Australië. Bestuur en leiding van Radio Nederland Wereldomroep (nog niet aangetast door de nauonale splijtzwam) zijn voortvarend ge noeg; we hebben wel eens de indruk dat in regeringskringen niet altijd de waarde van het zenden voor het buitenland is begrepen. Zo werd nagelaten in 1945 direct een speciaal programma voor Duitsland te geven om aldus tot de politieke heropvoe ding van het Duitse volk bij te dragen. In het algemeen werd aan uitzendingen voor de Europese landen weinig gedaan, met uitzondering van enige programma's in het Frans voor de intelligentsia in Oost- Europa, welke al lang zijn stopgezet. Daarom lijkt ons een zenderarsenaal van drie honderd-kilowatters nog aan de be scheiden kant, niet alleen gezien de over macht van Rusland, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, maar vooral ook de acti viteit van Zwitserland, Scandinavië, Italië, het Iberisch schiereiland, België, Turkije, Egypte, Indonesië, Israel, Pakistan en India in de aether. Ook Nederland heeft een eigen cultuur te verdedigen en te ..ver kopen." J. H. B. Zoals het een bereisd Nederlander be taamt, begrijpen wij absoluut niet wat al die Amerikanen en Engelsen en Fransen en Oostenrijkers in Volendam en Marken en Monnikendam zoeken. Terwijl wij in Londen de Tower bezichtigen of in Parijs de Place Pigalle, laten zij zich zij aan zij met een dame in costuum fotograferen, laten zich met de boot naar Marken over- en aldaar in de souvenir-winkels afzetten en gedragen zich echt als toeristen. Nee, dan beweegt de Nederlander in het bui tenland zich toch veel ervarener. Hij past zich beter aan en valt niet in het minst op. In Engeland klemt hij een pijp tussen de tan den en de Times onder de arm, in Frank rijk zet hij een Alpinopetje op en in Tirol valt hij in een lederen kuitbroekje vrolijk jodelend van de bergen. Wat al die buitenlanders bovendien in Marken en Volendam zien was ons een groot raadsel. En daar het toeristenseizoen voor de deur staat en het vrolijk gerinkel van buitenlandse valuta reeds een aan vang heeft genomen, leek het ons gepast persoonlijk ter plaatse een onderzoek in te stellen. Op weg naar de stille stedekes aan het IJselmeer begonnen wij eigenlijk te ver moeden, dat wij nog wat te vroeg waren, dat de bevolking van Volendam kleder dracht en make-up nog zou hebben opge borgen en in moderne twee rij-costumes en middagjaponnetjes over het toneel zou drentelen. Dit bleek een misvatting. Hoe wel wij niet konden vaststellen of men nog aan het repeteren was of dat het grote kasstuk alweer begonnen was, het stond vast, dat iedereen al geheel in zijn rol was. De mannen stonden wijdbeens op de ha venhoofden met verweerde gezichtén ver drietig over zee te staren, de vrouwen schuifelden met zwarte mutsen op het hoofd en dekens om de schouders door de straatjes en de jeugd stak ook al in het pak. De jongens, met hele geringe petjes op het achterhoofd, speelden voetbal en de meisjes waren verzonken in een van de geheimzinnige spelletjes waarvan een man zelden of nooit de diepere zin bevroedt. Het was echt een onbevangen tafereel tje. Zo gauw wij echter met een camera uit de auto stapten, was die onbevangen heid er gauw af. De mannen staken een palinkje op, om het zogenaamde paling- roken te demonstreren, de vrouwen keken met een hand beschuttend boven de ogen gehouden bezorgd over de zee om de komst van hun echtgenoten gade te slaan, die inmiddels met zwaaiende zeemanspas uit een café komend het daglicht tegemoet traden en de kinderen gingen snel tegen een schilderachtig deurtje leunen. Hoewel wij zelf een kiektoestel mee droegen, werden wij toch uitgenodigd een foto-studio binnen te treden om ons in Volendammer pak te laten fotograferen. Wij hebben dit aanbod afgeslagen, maar ons wel een tijdje verdiept in de foto's die buiten aan het perceel waren beves tigd. Deze betroffen zonder uitzondering bezoekers van buiten, die in niet passende costuums voor een geschilderde achter grond met havenhoofden en visserssche pen harmonica stonden te spelen. Een uit gesproken maar wat eenzijdige muzikale voorkeur, want wij zagen er geen één met cello, harp of contrabas. Die toch ook im ponerende instrumenten zijn! Wat zij precies speelden op die accor deons kon uiteraard niet worden vastge steld, maar vermoedelijk was dit de klom penmars, want deze houten beschoeiingen voor de voet maken nog steeds een belang rijk deel uit van het Volendamse leven, Een oude palingkettingroker deelde ons zelfs mede, dat zij vroeger werden ge bruikt om huwelijksaanzoeken mee te ver richten. Vond een vissersjongen een meis je aardig dan versierde hij namelijk een paar klompen met allerlei fraaie opschrif ten en afbeeldingen en schonk die aan haar. Wanneer hij dan de volgende keer van zee kwam en zijn geliefde stond hem op de kade op te wachten met de klomp jes aan, hetgeen vermoedelijk betekende, „Ik ben er in getrapt", dan had hij het ja woord. Zag de schone er weinig in dan wachtte zij de jongeling op met de klom pen onder de arm. Een uiterst kiese wijze om dit probleem te behandelen, alleen ver eiste het doen van zo'n aanzoek enige kennis omtrent de schoenmaat van de aan gebedene. Inmiddels zijn wij nog steeds het ant woord schuldig gebleven op de vraag wat al die buitenlan ders in Volendam zoeken, want om de foto-studio's de paling en de folklore gaat het natuurlijk niet. Vermoedelijk is het hen om de confrontatie met hun eigen privé- droompje over Holland te doen. Om zich te over tuigen van het feit, dat zij zich tóch niet vergist hebben, dat er gens boven op een dijk aan het wa ter nog in echt hout en textiel dat idee is aan te treffen. Wel aan, zij vinden het daar en zijn er gelukkig mee. En een Hollander vindt het er zo waar ook nog. Al blijft het de vraag of hij er wel zo gelukig mee is. Want vergis u niet: alle - en ook onze - scherts ten spijt leeft maar 1% percent van de bevolking van het toerisme en de Volendammers lopen werkelijk niet ten gerieve van de vreemdelingen in hun kle derdracht. Inmiddels licht aangemoedigde behoudzucht drijft hen er toe aan dit en andere gebruiken vast te houden. En daarmee zit men als modern vooruit strevend Nederlander een beetje in zijn maag. Tenminste als men er zo een is, die zich eigenlijk een beetje geneert voor het tulpen-klompen-molens-sprookje en Hol land veel liever symboliseert met oceaan stomers, afsluitdijken en uitvoerstatistie- ken. Maar weet dan nuchtere Nederlan der, dat gij van die rare mutsjes en pof broeken veel meer profiteert dan de ge middelde Volendammer, die aan de vis vangst en de industrie zijn geld verdient en niet aan de toeristen, die er een uurtje blijven. Want nog steeds is die mythe van bloe men en pofbroeken het beste handels merk voor onze nationale productie. Ook dat wijzen de cijfers uit! KO BRUGBIER Indien niet uit anderen hoofde mijn bewon dering en sympathie uit gingen naar de grote prozaïst Arthur van Schendel, zou ik mij alleen reeds aan zijn voeten willen neerzetten op grond van zijn voor liefde voor die trouwe metgezel zijner levens dagen, de tabakspijp. In het Leidsebosje te Am sterdam kan men Van Schendels buste aan schouwen en de beeld houwer heeft niet ver zuimd mét de auteur zijn pijp te vereeuwigen. Van Schendel houdt haar vast zoals hij het bij zijn leven moet heb ben gedaan met de tedere behoedzaamheid van iemand, die weet wat men zijn troost en toeverlaat verschuldigd is. Aanvankelijk was het pijproken een collectief genoegen: men had er gezelschappen en clubs voor, in welker lokalen ieder lid zijn vaste pijp in het rek had. Dat is al lang veranderd. De pijp rokers houden zich, be halve bij een incidentele rookwedstrijd, in een zaamheid met hun mak ker bezig. Het millioe- nenleger der sigaretten rokers heeft hen in de minderheid gebracht. En misschien zou er een pijproker zijn, die daar om treurde, wanneer niet juist zijn pijp zulk een hechte waarborg vormde tegen het treu ren om 'slevens wissel valligheden. Sla er, zo Van Schen del u niet genoeg is, Baudelaire op na, in wiens gedichtenbundel „Les Fleurs du Mal" ge een sonnet zult vinden, getiteld „La Pipe", waarin de bekoiende, genezende kracht van het pijproken op over tuigende wijze is ge boekstaafd. En indien ik mij, na deze illustere namen, in alle beschei denheid ook mag pre senteren: een dertig jarige carrière als pijp roker, met uitstapjes in de richting van sigaar en cigaret, heeft mij geleerd dat men aan het tabaks- kruid geen edeler genie tingen ontlokt dan door een kleine hoeveelheid er van zorgvuldig in een houten of stenen pijp te stoppen, deze goed aan te steken en vervolgens met langzame trekken de tabak ad fundum te verassen. Op gevaar af van voor ingenomenheid of zelfs eigenliefde te worden beticht, beweer ik dat de pijproker een geluk kiger mens is dan zijn confraters van cigaret en sigaar. Men rookt een pijp niet nerveus of achteloos, zelfs niet bij de meest inspannende geestelijke arbeid. Wie wetenschappelijke of ar tistieke doeleinden na streeft, waarbij alle krachten van ziel en verstand in beweging komen, zal een tegen wicht voor zijn inner lijke geladenheid vinden, wanneer hij een pijp tussen de tanden houdt en in gelijkmatig rhyth- me tabakswolkjes aan zuigt en uitblaast. Een sigareneindje of ciga- rettenstompje gooit men onverschillig in de as bak; maar de pijp wordt voorzichtig uitgeklopt en neergelegd, als een on misbaar levensattribuut. Er zijn goede tijden geweest, helaas sinds lang vervlogen, waarin men een tabakswinkel kon betreden en om een half ons tabak vrager. Daarop propte de wii»- kelier in een puntzïk een dot tabak, die onge veer de dubbele zwa arte had van het verlangde gewicht, welke gu'heid werd bekroond nut de gratis uitreiking vai een stenen pijpje. De talaks- belasting en andere de gulheid remmende fac toren zullen wel oorzaak zijn. dat dergelijke fees telijke verschijnselen in onze dagen nog slechts een weemoedige her'n- nering vormen, maar de traditionele trouw van de pijproker aan zijn instrument is ongeschokt gebleven. Hij stopt zijn pijp, troost zich rq,et enige diepe halen en neemt meewarig kennis van de alarmerende woorden, die de medici aan het adres der siga rettenrokers richten. M. MOK (Uit: „Saga') Zoals wij reeds eerder hebben aangekon digd, geeft het Noordhollands Philharmo nisch Orkest onder leiding van Toon Ver- hey op Vrijdag 26 Maart in de gemeente lijke Concertzaal te Haarlem een buiten gewoon concert, waaraan door de interna tionaal beroemde pianist Alexander Brai lowsky medewerking wordt verleend. Hij is solist in Pianoconcerten van Chopin en Rachmaninov. Alexander Brailowsky werd in 1896 in de Russische stad Kiev geboren. Hij stu deerde te Parijs, waar hij in 1920 debu teerde. Zes jaar later trad hij, na een tournee door Duitsland, voor het eeast in Nederland op. Met werken van Liszt be wees hij zijn fabelachtige techniek, met die van Chopin zijn uiterst fijne aanslag. Als een der grootste pianovirtuozen maakte hij concertreizen door geheel Europa en tal rijke malen door de Verenigde Staten, door Zuid-Amerika. naar Australië en het Verre Oosten. Hij was de eerste pianist, die in een cy clus van zes recitals het gehele nagelaten levenswerk van Chopin ten gehore bracht. Brailowsky is drager van hoge Deense, Belgische en Roemeense onderscheidingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16