ïïlet een dalem
ia de foein
EEN DAGJE NAAR VORENDAM
£o$ li art de pifp
De film Shiva
Voorbij de jaargangen
Over Alexander Brailowski
E
Over Engelse litteratuur
REISVERHAAL
Ma tthaus-Passion
in Aardenburg
Danscreatie van
Raden Mas Jodjana
Zwakke stem
Met de harmonica
T\E TREINREIS van Algiers naar Colomb Béchar in het
zuiden van de Franse Sahara is geen peuleschil. Een zit
van achttien uren krijgt men niet cadeau, hoe comfortabel
het rijtuig overigens ook is. En tussen die achttien uren ligt
ook nog een overstap in Perrégaux.
De rei# *v>t Perrégaux is nog zo kwaad niet, het uitzicht op
het Atlasgebergte zeer de moeite waard. Dat zijn ook de
medepassagiers in de coujré. bestaande uit Fransen, Span
jaarden en Arabieren, allemaal gewone stadsmensen.
Na Perrégaux wordt het ernst. Dan komen de Saharamensen
in de trein, zij die na een grote vacantie van een maand of vier
naar hun standplaatsen terugkeren. In de zomer kan de blanke
het onmogelijk volhouden in de oases, waar de temperatuur tus
sen de veertig en vijftig graden Celcius draait. Voor deze mensen
begint de echte reis pas in Colomb Béchar naar de oases ver in
het zuiden met hun kleine Franse posten.
De trein is vol, overvol. Iedere ruimte op en tussen de banken
wordt door de reizigers ingenomen. Naarmate we door de duis
tere nacht zuidwaarts denderen, worden de wagons toch een
heel klein beetje leger. Al de roodlederen fauteuils zijn nog wel
bezet, maar de vloerruimte is vrijgekomen, wat prettig is voor
verkrampte benen. Buiten hangt een grote zilveren maan als een
blankgepoetste rijksdaalder temidden van een zee van koud-
blauwe sterren. Langs de ramen verglijdt het lege steppenland-
schap als een vreemde, vage droom. De primitieve stations met
hun wonderlijke, welluidende namen rijen zich als kralen aan
een snoer: Mascara, Taria, Saïda, el Hadjar.
DAN KOMT Aïn Sefra. Dat is een druk en groot station.
Troepen mensen verlaten de trein en even grote troepen
komen er weer in. Het oponthoud duurt lang, er is veel bagage
in en uit te laden. En dan komt, als het fluitje van de stations
chef al snerpend langs de trein giert, een hele processie het rij
tuig binnen met hijgc-nde adem en nerveuze gebaren. Voorop
drie vrouwen in reusachtige, witte sluiers gehuld als in solide
beddelakens. Daarachter een jongen van een jaar of achttien met
adenoïden en een dom gezicht die aan een eindeloze zak zeult,
van boven met een touwtje dichtgesnoerd. Dan een mager tien
jarig meisje en als sluitstuk een deftige oude Arabier met een
gele tulband en een geelzijden gandoura, kennelijk de eigenaar
van de domme jongen en het verrukkelijks, dat de beddelakens
omhuld houden. Een keurig geknipte grijze ringbaard prijkt aan
zijn kin en gouden ringen aan zijn goedverzorgde handen.
Voor we weten wat er gebeurt, worden de drie beddelakens
en het kleine meisje tezamen gepropt op de tweepersoonsbank
tegenover ons. Uit de sluiers manifesteren zich nog twee baby's,
die op schoot worden gezet. De domme jongen rent heen en weer
om steeds meer bagage, die hem door het opengeschoven venster
door onzichtbare handen wordt aangereikt, naar binnen te sjou
wen. Het hele middenpad staat al vol. Er zijn een paar grote
benzineblikken, loodzwaar van het graan, er is.de reeds genoem
de zak, er zijn drie rieten valiezen en zeven grote manden, van
boven dichtgenaaid, waaruit geluiden opstijgen, die doen ver
moeden dat daar kippen luidruchtig lijden. En tenslotte zijn er
nog talloze bundels in doeken geknoopt en veel bruinpapieren
pakken.
De eigenaar van de bagage overziet het terrein met een veld
heersblik. Dan schrijdt hij naar de bagagerekken boven onze
hoofden, wenkt naar de domme jongen en voor de argeloze rei
zigers beseffen wat er gaat gebeuren zweven er valiezen en reis
tassen door de lucht, die tussen de banken worden neergezet. De
domme jongen begint de bundels en manden, de pakken en
blikken en zakken in de leeggekomen bagagerekken te stouwen.
Ei breekt een pandemonium los onder de overige reizigers.
..Mon sac!" krijt een dikke Franse dame. „Mes valises!" jam
mert een heer.
Een oude heer krijgt bijna de loodzware plunjezak van een
Legionnaire op zijn kale kruin. De gele Arabier stoort zich aan
geKrijt noch gejammer en wijst lege plekjes aan de domme
jongen.
Maar dan komt de conducteur, snel gehaald door een door-
Op Palmzondag (11 April) zal in de
gerestaureerde Sint Baafskerk te Aar
denburg, onder leiding van Piet van
Egmond, een uitvoering worden ge
geven van de Matthaus-passion van
Johann Sebastiaan Bach door het Am
sterdams Oratoriumkoor, het Noord
hollands Philharmonisch Orkest en het
knapenkoor „Vredesscliolen" uit Am
sterdam, alsmede tal van solisten. Voor
de Christuspartij is aangezocht de Duitse
bariton Caspar Bröcheler uit Bremen
en voor de partij van de Evangelist de
Belgische tenor Willy van Hese uit
Antwerpen. Verder werken mede Jan
Rietveld, Leo Rommerls, Aafje Heijnis
en Hélène Vcrkleij.
Voor West Zceuws-Vlaanderen be
tekent deze uitvoering een opbloei van
het culturele leven in dit afgelegen ge
west. Het ligt in de bedoeling deze uit
voering ieder jaar te geven. Daartoe
is een Bach-comité gevormd.
Dat ook bezuiden de grens belang
stelling voor - deze uitvoering bestaat,
blijkt wel uit de gevormde erecomité's,
waarin ook tal van Belgische autori
teiten zitting hebben genomen.
tastend jong meisje. Met één blik overziet hij het strijdperk. Met
een paar woorden wijst hij de Arabier op zijn asociaal gedrag.
Maar deze toont zijn duurbetaalde kaartjes en meent met zijn
talrijk gezelschap recht te hebben op de bagagerekken. Er ont
brandt een wilde woordenstrijd, die de conducteur uiteindelijk
wint. Alle rommel gaat uit de rekken, de sac en de valises
gaan weer op hun plaats. De gele Arabier nestelt zich prins
heerlijk in een lege fauteuil en verwijst de jongen met een on
verschillig gebaar naar de bagage. De jongen zet zich op de reus
achtige hoop om er op te passen en worstelt met zijn adenoïden:
nnnnffff! nnnnffff!
De harem op de bank tegenover ons is door het gedender van
de trein tot een compacte massa tezamengeschud. Het kleine
meisje is rechtop zittend ingeslapen, de drie moeders beschouwen
ons aandachtig met haar grote zwarte ogen boven de sluiers.
Naar die ogen te oordelen zijn ze nog jong en aangenaam om te
zien. Van de baby's is de jongste ingesluimerd op moeders schoot
met een dikke duim in zijn ronde mondje. De tweede zit rechtop
en plukt aan zijn onwaarschijnlijk oranje speelpakje met een
opgeborduurd blauw beertje. Zijn krullen glanzen karmijnrood in
het electrisch licht, want moeder heeft ze rijkelijk met henna
bewerkt.
Zo propvol als de bank zit geeft ze toch geen grein overlast.
We sluimeren soms in, maar als we bij de stations met een schok
ontwaken kijken de moeders ons aan, het meisje en baby één
slapen en baby twee plukt aan zijn pakje. Op de bagage doet
de domme jongen nnnnffff! nnnnffff! Maar naarmate de reis
vordert ontstaan onder de twee baby's twee vochtige kringen, die
zich met verbijsterende regelmaat uitbreiden. Ze moeten lang
zaamaan doorweekt zijn.
BIJ BÉNI OUNIF gaan ze eruit. De domme jongen krijgt het
weer druk, de drie dames staan op en schudden haar natte
beddelakens wat uit, de baby's verdwijnen onder het witte
katoen, het kleine meisje loopt op eigen gelegenheid. Achter zijn
nu weer sterk nerveuze harem wandelt de geelzijden Arabier
onverstoorbaar naar het portier en verdwijnt met het hele cortège
in het station. Als we weer wegrijden zien we de domme jongen
maar steeds pakken zeulen van het perron naar de uitgang....
J. TADEMA-SPORRY
In April zal het Hoge Commissariaat
van Indonesië kunnen beschikken over
de hier te lande in opdracht van het In
donesische ministerie van Voorlichting
vervaardigde film Shiva, gewijd aan een
oorspronkelijke danscreatie van Raden
Mas Jodjana, die sinds het einde van de
eerste wereldoorlog in Nederland woont
en hier een eigen dansvorm heeft ontwik
keld, waarmede hij tussen de twee oor
logen door geheel Europa bekendheid
heeft verworven. De film heeft een duur
van vijftien minuten en is gereed op de
muziek na, die door mevrouw Jodjana
wordt geschreven voor Indonesische in
strumenten.
Het gegeven voor Shiva is van Indiase
oorsprong, maar-het is in Jodjana's creatie
vermengd met Indonesische en Westerse
elementen. Er zijn drie delen, te weten
Ridder der mensheid, God des doods en
Herschepper van het leven.
De opnamen zijn gemaakt onder leiamg
van Bert Haanstra, met als cameramannen
Prosper Dekeukeleire en Henk Hazelaar.
De begeleidende tekst, voorlopig in het
Nederlands, wordt gesproken door Cruys
Voorberg.
Shiva, bij de vervaardiging waarvan
de Siicusa (Stichting voor culturele sa
menwerking) haar diensten heeft ver
leend, is bestemd voor de nationale docu
mentatie van de danskunst in Indonesië,
maar zal waarschijnlijk in April aan pers
vertegenwoordigers in Nederland worden
vertoond en mischien in het najaar naar
het filmfestival in Venetië worden ge-
siuura.
EN half jaar geleden heeft Cyril Connolly de
uitgave behartigd van zijn eigen bijdragen
aan het maandblad Horizon, dat van 1939 tot
1950 onder zijn leiding ersehenen is; nu is ook
zijn keuze uit de artikelen van
anderen in het tijdschrift in
boek gepubliceerd: The Gol
den Horizon (Weidenfeld en
Nicolson, London). Het woord
„golden" heeft meer beteke
nis dan die van een eerbewijs
van Connolly aan de auteurs
van de gouden artikelen en
aan zichzelf: het tijdschrift
was natuurlijk niet helemaal
van goud, maar het had een
eigen karakter dat bij het uit
zeven van het materiaal voor
dit monument verloren is ge
gaan.
De collectie van Connolly's
eigen artikelen rook veel ster
ker naar 't voormalige maand
blad. Aan deze tweede bundel,
die blauw en mooi is, heeft hij
alleen de inleiding bijgedra
gen, en hij vertelt daarin van
de beperkingen die hij zich
heeft opgelegd: de stukken
over psychologische, filoso
fische, politieke en econo
mische onderwerpen zijn weg
gelaten, omdat hij zijn eigen
beoordeling daarvan niet ver
trouwt, en ze wel minder goed
zouden kunnen zijn dan hij
vindt, of gewoon verouderd
sinds hun publicatie; de arti
kelen over de beeldende kun
sten en de film waren niet ge
schikt voor het boek, omdat de
illuslraties er niet .bij konden
staan; en ook zijn er geen
stukken opgenomen die al be
kend zijn geworden, doordat
ze in boeken van de schrijvers
zelf herdrukt zijn. Deze be
perkingen klinken wel rede
lijk, maar zijn toch niet for
tuinlijk: het zou er weinig toe
doen of een artikel al in een
ander boek stond, en nog min
der of het niet het beste van
zijn soort was, als men uit de
verzameling een indruk kreeg
van de toon van Horizon in de
elf jaar van zijn bestaan de
vaak nogal slecht-gehumeurde
toon die een maandblad van
de soort van Horizon altijd
aanneemt in landen, waar het
publiek wantrouwend van
„die litteraire blaadjes"
spreekt. Men hoeft naar die
toon in Connolly's eigen col
lectie niet lang te zoeken; het
gevolg is dat men uit de twee
delen samen de indruk op kan
doen alsof Connolly geheel al
leen bij het hek stond te blaf
fen, terwijl zijn medewerkers
ongestoord de intellectuele wei
afgraasden.
Deze aanmerking betreft al
leen de verzameling als zo
danig; het peil van de arti
kelen, verhalen en gedichten is
over het algemeen hoog ge
noeg om het boek zeer goed
leesbaar te maken. De eerste
sectie :„Horizon's History of
the War" onttrekt zich zelfs
aan de tegenwerping, want de
artikelen daarin kunnen alleen
geapprecieerd worden in het
verband van de tijd van publi
catie; zij geven enige indruk
van de stemming van Enge
land in de oorlogstijd. Men
goed verhaal in de vertrouwde
trant van Alberto Moravia in,
en een heel opmerkelijk oud
Chinees verhaal, in een ver
taling van Arthur Waley,
De derde sectie: „Glimpses
of Greatness" is het meest on
derhoudend, het rijkst aan
beelden, die in de herinnering
blijven. Herinneringen aan
Kafka, aan Paul Klee, aan
Valéry, Mallarmé, Joyce en
ook een prachtige beschrijving
van „een dag bij Tolstoy"
(niet Alexei) door een dokter
vindt hier onder meer een
kort stuk van H. G. Wells over
de manier waarop de na-oor-
logse internationale zaken het
best geregeld zouden kunnen
worden, gevolgd door „Wells,
Hitler and the World State'",
van George Orwell, waarin
Wells voorbeeldig op zijn
plaats in de geschiedenis van
het politieke optimisme wordt
gezet.
De tweede sectie: „Enter
tainments" is minder geslaagd
dan de eerste, al staat er een
Veresayev, benevens 'n tame
lijk indrukwekkend verhaal
van de laatste toespraak, die
Unamuno gehouden heeft in
de universiteit van Salamanca
hij zette toen een raaskal
lende generaal van Franco op
zijn nummer. Maar bovendien
kómt in deze afdeling het
pièce de résistance van het
boek voor: Denton Welch's be
schrijving van zijn bezoek aan
de schilder Sickex't. Wie
Welch's Journals gelezen heeft
herinnert zich zijn opwinding,
toen hij na de publicatie van dat stuk in Ho
rizon een brief ontving van Edith Sitwell, die
hem vertelde hoe zij en haar broer ervan ge
noten hadden. Het is dan ook een verrukke
lijk stuk: Welch pas uit het
ziekenhuis, fragiel en met al
zijn gevoeligheden gespitst.
Sickert potig en luidruchtig in
grote baggerlaarzen, en ter
zijde de beklagenswaardige
mr. Raven, die zijn moeder
door Sickert van een kleine
foto wil laten schilderen en
tenslotte uit het veld geslagen
wordt, als hij steeds alleen ge
knor ten antwoord krijgt. Op
een gegeven ogenblik gaat
Sickert dansen bij de haard:
„Hij hield zijn theekopje om
hoog en galmde een Duits
drinklied. Er was een ver
bazingwekkend theatrale en
schelmse blik op zijn gezicht.
Ik kon niet geloven dat hij
zijn thee altijd zo dronk, en ik
voelde me gevleid omdat hij
het speciaal voor ons leek te
doen".
Er volgen dan nog een sectie
met gedichten, die Connolly op
zijn willekeurige voorkeur
heeft uitgezocht, en een criti-
sche sectie met goede artike
len. Er is dus allerlei belang
wekkends te vinden in dit
boek en het is in zekere mate
onredelijk om erover te kla
gen, dat alleen in het voor
woord de tijd van het tijd- a
schrift is doorgedrongen. S. M.
Voor de
microfoon
DE PROGRAMMA'S van Radio Neder
land Wereldomroep beslaan maar een
kleine oppervlakte in onze radiobladen,
uiteraard een gevolg van de omstandigheid
dat die programma's niet in de eerste plaats
voor de binnenlandse luisteraar zijn be
stemd. Hetgeen nog niet wil zeggen, dat die
er daarom geen belangstelling voor zou
hebben. Zelf hebben we altijd grote waar
dering èn voor de afwisseling die telkens
in korte zendperioden (variërende van
veertig minuten tot anderhalf uur) wordt
gebracht èn voor de beknoptheid van
nieuwsdienst en causerieën, als ook voor
de keuze der muziekprogramma's.
Het is daarom zo jammer, dat de stem
van de Wereldomroep, welke zich niet
alleen richt tot de
Nederlanders in den
vreemde, maar ook
tot de Engels, Spaans,
Indonesisch en Ara
bisch sprekende ge
bieden, zich niet
krachtiger kan laten
horen dan thans nog via een aantal ge
deeltelijk verouderde, gedeeltelijk in
sterkte nauwelijks meetellende zenders het
geval is.
Er is een zender van honderd kilowatt in
bestelling. Daarvoor wordt bij het radio
centrum Lopik een gebouw gezet, dat tegen
de herfst klaar moet zijn. Dan dient de zen
der nog gemonteerd te worden, zodat men
al heel tevreden mag zijn als tegen het
einde van het jaar met de proefuitzendin-
gen kan worden begonnen. Het is te hopen,
dat de principiële beslissing van de rege
ring, om nog twee zenders van honderd
kilowatt voor de Wereldomroep te bouwen,
in vlotter tempo wordt gerealiseerd dan
met de eerste het geval is.
Want anderen zitten niet stil en wie de
moeite neemt het golfbereik tussen de zes
tien en vijftig meter af te speuren, zal al
spoedig tot het inzicht komen, dat jongere
landen dan Nederland op krachtige wijze
acte de présence geven. Op de hierboven
genoemde golven werken volgens de ons
ter beschikking staande gegevens 1748
stations en het behoeft geen betoog, dat de
zeven frequenties, welke door de Wereld
omroep worden gebruikt, slechts waarde
krijgen indien ze ook werkelijk hoorbaar
worden in de landen waarvoor ze bestemd
zijn. Zo werd het zenden naar Zuid-Afrika
op de lange tijd niet gebruikte maar wel
een der oudste door Nederland bezette
lengte van 41.26 meter geen succes, omdat
de honderd kilowatter Hörby in Zweden de
veertig kilowatt van Lopik wegblies.
Daarbij komt nog, dat op de korte golven
de natuur een duchtig woordje meespreekt:
de te gebruiken frequenties moeten steeds
opnieuw worden aangepast aan de zonne-
vlekkenactiviteit. Zo kan de Nederlandse
Wereldomroep de dertien meter gedurende
rog enkele jaren niet gebruiken. De luis-
teraarspost van de Wereldomroep wisselt
dan ook met de ontvangstmogelijkheden. De
laatste jaren echter ontstaat een duidelijke
vaste luisteraarskring in Nieuw Zeeland en
Australië.
Bestuur en leiding van Radio Nederland
Wereldomroep (nog niet aangetast door de
nauonale splijtzwam) zijn voortvarend ge
noeg; we hebben wel eens de indruk dat in
regeringskringen niet altijd de waarde van
het zenden voor het buitenland is begrepen.
Zo werd nagelaten in 1945 direct een
speciaal programma voor Duitsland te
geven om aldus tot de politieke heropvoe
ding van het Duitse volk bij te dragen.
In het algemeen werd aan uitzendingen
voor de Europese landen weinig gedaan,
met uitzondering van enige programma's in
het Frans voor de intelligentsia in Oost-
Europa, welke al lang zijn stopgezet.
Daarom lijkt ons een zenderarsenaal van
drie honderd-kilowatters nog aan de be
scheiden kant, niet alleen gezien de over
macht van Rusland, de Verenigde Staten en
Groot-Brittannië, maar vooral ook de acti
viteit van Zwitserland, Scandinavië, Italië,
het Iberisch schiereiland, België, Turkije,
Egypte, Indonesië, Israel, Pakistan en India
in de aether. Ook Nederland heeft een
eigen cultuur te verdedigen en te ..ver
kopen." J. H. B.
Zoals het een bereisd Nederlander be
taamt, begrijpen wij absoluut niet wat al
die Amerikanen en Engelsen en Fransen
en Oostenrijkers in Volendam en Marken
en Monnikendam zoeken. Terwijl wij in
Londen de Tower bezichtigen of in Parijs
de Place Pigalle, laten zij zich zij aan zij
met een dame in costuum fotograferen,
laten zich met de boot naar Marken over-
en aldaar in de souvenir-winkels afzetten
en gedragen zich echt als toeristen. Nee,
dan beweegt de Nederlander in het bui
tenland zich toch veel ervarener. Hij past
zich beter aan en valt niet in het minst op. In
Engeland klemt hij een pijp tussen de tan
den en de Times onder de arm, in Frank
rijk zet hij een Alpinopetje op en in Tirol
valt hij in een lederen kuitbroekje vrolijk
jodelend van de bergen.
Wat al die buitenlanders bovendien in
Marken en Volendam zien was ons een
groot raadsel. En daar het toeristenseizoen
voor de deur staat en het vrolijk gerinkel
van buitenlandse valuta reeds een aan
vang heeft genomen, leek het ons gepast
persoonlijk ter plaatse een onderzoek in
te stellen.
Op weg naar de stille stedekes aan het
IJselmeer begonnen wij eigenlijk te ver
moeden, dat wij nog wat te vroeg waren,
dat de bevolking van Volendam kleder
dracht en make-up nog zou hebben opge
borgen en in moderne twee rij-costumes
en middagjaponnetjes over het toneel zou
drentelen. Dit bleek een misvatting. Hoe
wel wij niet konden vaststellen of men nog
aan het repeteren was of dat het grote
kasstuk alweer begonnen was, het stond
vast, dat iedereen al geheel in zijn rol was.
De mannen stonden wijdbeens op de ha
venhoofden met verweerde gezichtén ver
drietig over zee te staren, de vrouwen
schuifelden met zwarte mutsen op het
hoofd en dekens om de schouders door de
straatjes en de jeugd stak ook al in het
pak. De jongens, met hele geringe petjes
op het achterhoofd, speelden voetbal en
de meisjes waren verzonken in een van de
geheimzinnige spelletjes waarvan een man
zelden of nooit de diepere zin bevroedt.
Het was echt een onbevangen tafereel
tje. Zo gauw wij echter met een camera
uit de auto stapten, was die onbevangen
heid er gauw af. De mannen staken een
palinkje op, om het zogenaamde paling-
roken te demonstreren, de vrouwen keken
met een hand beschuttend boven de ogen
gehouden bezorgd over de zee om de
komst van hun echtgenoten gade te slaan,
die inmiddels met zwaaiende zeemanspas
uit een café komend het daglicht tegemoet
traden en de kinderen gingen snel tegen
een schilderachtig deurtje leunen.
Hoewel wij zelf een kiektoestel mee
droegen, werden wij toch uitgenodigd een
foto-studio binnen te treden om ons in
Volendammer pak te laten fotograferen.
Wij hebben dit aanbod afgeslagen, maar
ons wel een tijdje verdiept in de foto's
die buiten aan het perceel waren beves
tigd. Deze betroffen zonder uitzondering
bezoekers van buiten, die in niet passende
costuums voor een geschilderde achter
grond met havenhoofden en visserssche
pen harmonica stonden te spelen. Een uit
gesproken maar wat eenzijdige muzikale
voorkeur, want wij zagen er geen één met
cello, harp of contrabas. Die toch ook im
ponerende instrumenten zijn!
Wat zij precies speelden op die accor
deons kon uiteraard niet worden vastge
steld, maar vermoedelijk was dit de klom
penmars, want deze houten beschoeiingen
voor de voet maken nog steeds een belang
rijk deel uit van het Volendamse leven,
Een oude palingkettingroker deelde ons
zelfs mede, dat zij vroeger werden ge
bruikt om huwelijksaanzoeken mee te ver
richten. Vond een vissersjongen een meis
je aardig dan versierde hij namelijk een
paar klompen met allerlei fraaie opschrif
ten en afbeeldingen en schonk die aan
haar. Wanneer hij dan de volgende keer
van zee kwam en zijn geliefde stond hem
op de kade op te wachten met de klomp
jes aan, hetgeen vermoedelijk betekende,
„Ik ben er in getrapt", dan had hij het ja
woord. Zag de schone er weinig in dan
wachtte zij de jongeling op met de klom
pen onder de arm. Een uiterst kiese wijze
om dit probleem te behandelen, alleen ver
eiste het doen van zo'n aanzoek enige
kennis omtrent de schoenmaat van de aan
gebedene.
Inmiddels zijn wij nog steeds het ant
woord schuldig gebleven op de vraag wat
al die buitenlan
ders in Volendam
zoeken, want om
de foto-studio's
de paling en de
folklore gaat het
natuurlijk niet.
Vermoedelijk is
het hen om de
confrontatie met
hun eigen privé-
droompje over
Holland te doen.
Om zich te over
tuigen van het
feit, dat zij zich
tóch niet vergist
hebben, dat er
gens boven op een
dijk aan het wa
ter nog in echt
hout en textiel
dat idee is aan
te treffen. Wel
aan, zij vinden
het daar en zijn
er gelukkig mee.
En een Hollander
vindt het er zo
waar ook nog. Al blijft het de vraag of
hij er wel zo gelukig mee is.
Want vergis u niet: alle - en ook onze -
scherts ten spijt leeft maar 1% percent
van de bevolking van het toerisme en de
Volendammers lopen werkelijk niet ten
gerieve van de vreemdelingen in hun kle
derdracht. Inmiddels licht aangemoedigde
behoudzucht drijft hen er toe aan dit en
andere gebruiken vast te houden.
En daarmee zit men als modern vooruit
strevend Nederlander een beetje in zijn
maag. Tenminste als men er zo een is, die
zich eigenlijk een beetje geneert voor het
tulpen-klompen-molens-sprookje en Hol
land veel liever symboliseert met oceaan
stomers, afsluitdijken en uitvoerstatistie-
ken. Maar weet dan nuchtere Nederlan
der, dat gij van die rare mutsjes en pof
broeken veel meer profiteert dan de ge
middelde Volendammer, die aan de vis
vangst en de industrie zijn geld verdient
en niet aan de toeristen, die er een uurtje
blijven.
Want nog steeds is die mythe van bloe
men en pofbroeken het beste handels
merk voor onze nationale productie. Ook
dat wijzen de cijfers uit!
KO BRUGBIER
Indien niet uit anderen
hoofde mijn bewon
dering en sympathie uit
gingen naar de grote
prozaïst Arthur van
Schendel, zou ik mij
alleen reeds aan zijn
voeten willen neerzetten
op grond van zijn voor
liefde voor die trouwe
metgezel zijner levens
dagen, de tabakspijp. In
het Leidsebosje te Am
sterdam kan men Van
Schendels buste aan
schouwen en de beeld
houwer heeft niet ver
zuimd mét de auteur
zijn pijp te vereeuwigen.
Van Schendel houdt
haar vast zoals hij het
bij zijn leven moet heb
ben gedaan met de
tedere behoedzaamheid
van iemand, die weet
wat men zijn troost en
toeverlaat verschuldigd
is.
Aanvankelijk was het
pijproken een collectief
genoegen: men had er
gezelschappen en clubs
voor, in welker lokalen
ieder lid zijn vaste pijp
in het rek had. Dat is al
lang veranderd. De pijp
rokers houden zich, be
halve bij een incidentele
rookwedstrijd, in een
zaamheid met hun mak
ker bezig. Het millioe-
nenleger der sigaretten
rokers heeft hen in de
minderheid gebracht. En
misschien zou er een
pijproker zijn, die daar
om treurde, wanneer
niet juist zijn pijp zulk
een hechte waarborg
vormde tegen het treu
ren om 'slevens wissel
valligheden.
Sla er, zo Van Schen
del u niet genoeg is,
Baudelaire op na, in
wiens gedichtenbundel
„Les Fleurs du Mal" ge
een sonnet zult vinden,
getiteld „La Pipe",
waarin de bekoiende,
genezende kracht van
het pijproken op over
tuigende wijze is ge
boekstaafd. En indien ik
mij, na deze illustere
namen, in alle beschei
denheid ook mag pre
senteren: een dertig
jarige carrière als pijp
roker, met uitstapjes in
de richting van sigaar en
cigaret, heeft mij geleerd
dat men aan het tabaks-
kruid geen edeler genie
tingen ontlokt dan door
een kleine hoeveelheid
er van zorgvuldig in een
houten of stenen pijp te
stoppen, deze goed aan
te steken en vervolgens
met langzame trekken
de tabak ad fundum te
verassen.
Op gevaar af van voor
ingenomenheid of zelfs
eigenliefde te worden
beticht, beweer ik dat
de pijproker een geluk
kiger mens is dan zijn
confraters van cigaret en
sigaar. Men rookt een
pijp niet nerveus of
achteloos, zelfs niet bij
de meest inspannende
geestelijke arbeid. Wie
wetenschappelijke of ar
tistieke doeleinden na
streeft, waarbij alle
krachten van ziel en
verstand in beweging
komen, zal een tegen
wicht voor zijn inner
lijke geladenheid vinden,
wanneer hij een pijp
tussen de tanden houdt
en in gelijkmatig rhyth-
me tabakswolkjes aan
zuigt en uitblaast. Een
sigareneindje of ciga-
rettenstompje gooit men
onverschillig in de as
bak; maar de pijp wordt
voorzichtig uitgeklopt en
neergelegd, als een on
misbaar levensattribuut.
Er zijn goede tijden
geweest, helaas sinds
lang vervlogen, waarin
men een tabakswinkel
kon betreden en om een
half ons tabak vrager.
Daarop propte de wii»-
kelier in een puntzïk
een dot tabak, die onge
veer de dubbele zwa arte
had van het verlangde
gewicht, welke gu'heid
werd bekroond nut de
gratis uitreiking vai een
stenen pijpje. De talaks-
belasting en andere de
gulheid remmende fac
toren zullen wel oorzaak
zijn. dat dergelijke fees
telijke verschijnselen in
onze dagen nog slechts
een weemoedige her'n-
nering vormen, maar de
traditionele trouw van
de pijproker aan zijn
instrument is ongeschokt
gebleven. Hij stopt zijn
pijp, troost zich rq,et
enige diepe halen en
neemt meewarig kennis
van de alarmerende
woorden, die de medici
aan het adres der siga
rettenrokers richten.
M. MOK
(Uit: „Saga')
Zoals wij reeds eerder hebben aangekon
digd, geeft het Noordhollands Philharmo
nisch Orkest onder leiding van Toon Ver-
hey op Vrijdag 26 Maart in de gemeente
lijke Concertzaal te Haarlem een buiten
gewoon concert, waaraan door de interna
tionaal beroemde pianist Alexander Brai
lowsky medewerking wordt verleend. Hij
is solist in Pianoconcerten van Chopin en
Rachmaninov.
Alexander Brailowsky werd in 1896 in
de Russische stad Kiev geboren. Hij stu
deerde te Parijs, waar hij in 1920 debu
teerde. Zes jaar later trad hij, na een
tournee door Duitsland, voor het eeast in
Nederland op. Met werken van Liszt be
wees hij zijn fabelachtige techniek, met die
van Chopin zijn uiterst fijne aanslag. Als
een der grootste pianovirtuozen maakte hij
concertreizen door geheel Europa en tal
rijke malen door de Verenigde Staten, door
Zuid-Amerika. naar Australië en het Verre
Oosten.
Hij was de eerste pianist, die in een cy
clus van zes recitals het gehele nagelaten
levenswerk van Chopin ten gehore bracht.
Brailowsky is drager van hoge Deense,
Belgische en Roemeense onderscheidingen.