MANON ROLAND, TRAGISCHE HELDIN VAN DE FRANSE REVOLUTIE DE MEESTERWERKEN UIT SAO PAULO Drie nieuwe delen in serie ivers van I.M.A.-Congres te Londen De Montherlant Madrigaalcomedie van Banchieri Onze Puzzle UI De vreemde historie van een begaafde ideaïiste, wier boekenwijsheid haar noodlot werd Enkele grepen uit prachtige verzameling FRANSE LITTERATUUR Vastenavondfeestje voor het banket V. DEZE WEEK is het tweehonderd jaar geleden, dat Manon Phli-pon de latere madame Roland en tragische „heldin der Franse Revolutie" in een bescheiden opkamertje aan de Quai de PHorloge in Parijs het levenslicht zag. Haar ouders waren eenvoudige, kleine burgers, wier gezichtskring niet ruimer was dan hun eigen huiskamer. Vader Phlipon was een bekwaam maar niet over-intelligent gra veur van snuifdozen en horloges, de moe- dier een goedhartige volksvrouw en beiden moeten zij niet weinig trots geweest zijn, toen de kleine Manon zich in haar kleuter jaren als een wonderkind ontpopte. Toen zij vier jaar was, kon zij alleen lezen, drie jaar later was zij het pronkstuk van de kloosterschool en op negenjarige leeftijd verslond zij de geleerde verhandelingen van Plutarehius, wiens theorieën over ethiek en staatkunde de basis geworden zijn voor haar re vol u tionn a ire idealen RUIM TWEE JAAR was haar „9alon" het trefpunt van de Jacobijnse leiders en het lijdt geen twijfel of haar scherpzinnige theorieën hebben grote invloed gehad op hun besluiten. Manon bezocht ook de zit tingen van de Jacobijnse Assemblée en las trouw al hun kranten. Groot was haar teleurstelling, toen zij daarin niets van Plutairchus' heroïek terugvond. Toen de koning naar Varennes vluchtte, was zij het die haar aarzelende vrienden trachtte over te halen nu de republiek uit te roepen. Al leen Buzot, die zij sindsdien even vurig als platonisch aanbeden heeft, steunde haar daarin maar Lodewijk XVI werd slechts voor enkele maanden geschorst, waarna hij opnieuw met Oostenrijk kon gaan sa menspannen tegen zijn eigen vol'k. Eind Maart 1792 werd Roland benoemd tot minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Dumouriez en Manon volgde hem op de voet. Zij bezette een klein tafeltje Twee jaar later verliet zij, overladen met loffelijke getuigschriften de kloosterschool als een soort van locale beroemdheid. Nieuwsgierige geestelijken komen haar opzoeken om haar parate kennis te testen en op geen van hun strikvragen blijft zij het antwoord schuldig. De bewondering van haar ouders en haar vrienden kent geen grenzen, maar Manon blijft zichzelf, een eenvoudig, vrolijk meisje, dat graag lacht en zingt met de jongelui uit de buurt en zich nooit op haar begaafdheid laat voorstaan. Inmiddels werkt zij verder aan haar ont wikkeling, lezend wat zij in handen kan krijgen, Franse, Engelse en Italiaanse lit teratuur, de klassieken, reisbeschrijvin gen, theologie, politiek, economie, filosofie, wetenschappelijke verhandelingen op ieder terrein. Onder de invloed der wijsgeren van haar tijd breekt zij, nauwelijks zestien jaar, welbewust met het katholicisme en verklaart zich vrij denkster een roman tische vrijdenkster met een mateloze be wondering voor Rousseau, wiens NouveFe Héloïse haar morele credo wordt en blijft, ook wanneer die idealen van pure deugd zaamheid later volkomen door de practijk van de Revolutie achterhaald zijn. naast het ministeriële schrijfbureau en woonde alle audiënties bij. Zij schreef de beruchte brief, waarin Lodewijk in felle bewoordingen aan de kaak werd gesteld als een woordbreker en die Roland voor de voltallige ministerraad in aanwezigheid van de koning zelf voorlas. Manon wilde op die manier het conflict met de vorst forceren, maar het enige resultaat was dat Roland moest aftreden. Toch werd de brief later op last van de Assemblée gedrukt en verspreid als het officiële „manifest van afkeer van het koningschap" en diende zo toch de zaak van de revolutie. NA DE OPSTAND van 10 Augustus komt Roland nog eenmaal terug in de re gering, maar zijn morele erediet bij de oude vrienden is dan al danig aan het tanen, zonder dat hij of Manon in hun blin de idealisme begrijpen waarom. Roland, voor alles een man uit de provincie, komt spoedig in conflict met de Montagnards, toont zich openlijk vijandig jegens de Commune van Parijs en valt zelfs Robe spierre en diens vrienden aan. Manon, als steeds zijn leidster, vertrouwt op haar boekenwijsheid en ziet de werkelijkheid niet. Zij gelooft rotsvast dat de provincie de republiek van de Par ij zenaars kan red den, maar ze onderschat de macht van Danton en van Robespierre en brengt haar man door haar rechtlijnig denken tot steeds erger blunders. Pas als hun tijdens het proces tegen Lodewijk XVI in de schoenen geschoven wordt, dat zij een deel van de bewijzen tegen de koning vernietigd heb ben natuurlijk een flagrante leugen zien zij de ernst van hun positie in en op 23 Januari 1793 twee dagen na de exe cutie van de vorst treedt Roland af. HET IS UITSTEL VAN EXECUTIE, want de bewondering der oude vrienden is nu in gloeiende haat veranderd. In de vroege morgen van 20 Juni komt hun wraak: Manon wordt gearresteerd en in de gevangenis geworpen, terwijl Roland uit de stad is en zo de dans ontspringt. Daar in de kelder van de Conciergerie schrijft de jonge vrouw haar „Beroep op het onpartijdig nageslacht" - een wonder lijk mengsel van het triviale en het su blieme, van zelfverheerlijking en zelf verguizing. In haar cel, voor het tribunaal en op de kar die haar naar de guillotine brengt, toont zij de stille, glimlachende moed van de helden der Oudheid, die zij van jongsaf bewonderd had. Er valt een doodse stilte over de duizenden op de Place de la Révolution als zij neerknielt onder de valbijl. Kalm en duidelijk spreekt zij haar laatste woorden uit: „Vrijheid, wat al misdaden begaat men in uw naam!" Dan flitst het mes omlaag. TWEE DAGEN later hoort Roland in Rouaan het afschuwelijke nieuws van de executie. Overmand door wanhoop en ver driet. schrijft hij een paar woorden van afscheid tot de weinige vrienden die hem resten: „Zonder Manon kan ik niet verder leven in deze vreselijke wereld vol vijan den en terreur", speldt het papier op zijn horst en stort zich in zijn degenstok. Als de revolutie „haar eigen kinderen ver slindt", dan is dat woord aan de Rolands wel op zeer tragische wijze bewaarheid. H. C. Horizontaal: 1. sleepnet, 5. komt van de schapen, 6. holte in een muur, 8. voorzet sel, 9. dof, ll.persoonlijk voornaamwoord, 13. voegwoord, 15. voor, 16. familielid, 17. grootvader, 19. nieuw (Grieks), 21. voorzetsel, 22. gemeente in Noord Brabant, 24. maanstand (afkorting), 25. woedend, 27. voorvoegsel, 29. muggenlarve. Verticaal: 1. meisjesnaam, 2. zijtak Saaie, 3. voorvoegsel, 4. muzieknoot, 5. bron, 7. mijnheer (Engels), 8. stok bij 't kaartspel, 10. meisjesnaam, 12. zuil, 14. gebod, 15. houten nagel, 18. smalle weg, 20. boomloot, 22. boom, 23 muzieknoot, 26. oriënt express (afkorting), 28. deel van de bijbel Om mee te dingen naar de drie geld prijzen ad f 7.50, f 5.en f 2.50 moeten oplossingen onder de aanduiding „Oplos sing Puzzle" uiterlijk Dinsdag 17 uur ont vangen zijn aan een van onze kantoren in Haarlem: Gr. Houtstraat 93 en Soenda- plein 37, of IJmuiden: Kennemerlaan 186. Winnaars van de vorige puzzle zijn: 1. J. v. d. Pluym, Scheldestraat 13, Haarl.-Nrd. (f 7.50); 2. J. Krug Sr., Prins Hendriklaan 117, Overveen (f 5); 3. mej. J. H. Klingers, Pres. Steijnstraat 49, Haarlem (f 2:50). De oplossing van de vorige puzzle is: Horizontaal: 1. toe, 4. fat, 6. trema, 9. ca, 11. ara, 12. s.l., 13. ho, 15. om, 16. voorze ker, 17. R.K., 18. al, 19. in, 20. olm, 22. te, 24. bleek, 26. Lea, 27. Ain. Verticaal: 1. tic, 2. e.t., 3. Jeruzalem, 4. fa, 5. tal, 7. Ra, 8. ma, 10. ahorn, 12. smelt, 14. ook, 15. Oka, 19. Ill, 20. O.L., 21. me, 23. een, 24. ba, 25 ka. IN een, hieraan voorafgaand artikel schreven wij over de tot standkoming van de collectie uit Sao Paulo een ge schiedenis, merkwaadig genoeg om even langer bij stil te staan, omdat het de ontwikkeling van de cultuur in een jong land illustreert. Het woord „pioniersarbeid" komen we in de be schouwingen over dit piepjonge museum nog al eens tegen. De durf spreekt echter voornamelijk uit het beschikbaar stellen van kapitaal voor kunstaankopen. Maar als men bedenkt, dat de waarde van deze kunstwerken in de internationale handel vrij stabiel is, kan men er ook een soliede geldbelegging in zien, terwijl het degenen, die de schenkingen doen, het auriool van maecenas verschaft, iets wat de zakenman niet onwelkom is. Dit klinkt een beetje cynisch, maar ik geloof dat men tegenover deze lieden, die met hun enorme vermogen de politiek en de cultuur van een land beheersen, niet sentimenteel behoeft te zijn. Als wij dus de tentoonstelling in Utrecht gaan bezien stel len we verder rustig de geschiedenis van deze collectie terzijde, al blijft dan een gevoel van dankbaarheid dat deze kunst schatten momenteel in Nederland te zien zijn, gepast zonder de chronologische volgorde nauwkeurig aan te houden willen wij trachten aan de hand van enkele werken die ons persoonlijk het meest „deden" een indruk van de expositie te geven. OP HAAR DWEEPZUCHT voor Rous seau na is er echter weinig plaats voor romantiek in Manon's hart. Jong en knap heeft zij al spoedig een groot aantal huwe- lijkspretervdenten om zich verzameld, die ze echter allen afwijst omdat zij haar lief de voor de litteratuur niet delen. Zo ver glijden de jaren en tenslotte accepteert zij een der laatste aanbidders die om haar gunst dingen, de industrie-insoecteur Ro land uit Amiens, een diroeffreestige man van middelbare leeftijd met een beginnend embonpoint en een vale gelaatskleur, maar een even geestdriftig bewonderaar van de schone letteren als zij. Zii trouwen in het voorjaar van 1780 in de Saint Barthélémv in Parijs en vertrekken dan naar Amiens, waar Roland's moeder de jonge bruid voortdurend bespiedt en aan de deuren luistert. Manon echter is een model-echt genote. Zij veinst de verliefde blikken vair, de vrienden des huizes, die allen verliefd op haar zijn, niet te zien, helpt Roland met het schrijven van zijn rapporten en artikelen, corrigeert zijn proeven en is een voorbeeldige moeder voor haar dochter Eudora, die in geen enkel opzicht op haar lijkt. Als het kind twee jaar is, wordt Roland overgeplaatst naar Lyon, waar Manon kennis maakt met de verschrikkelijke ar moede van de boeren. In de harde winter van 1789 ziet zij verschillende van die on- gelukkiven in hun lemen hutten van hon ger en koude omkomen. Zij schrijft woe dende brieven naar haar Pariise vrienden: „Waarom dulden wij nog lamfer een re giem, dat onmachtig of onwillig is om aan zulke toestanden een einde te maken? En later: ..Jullie zijn kinderen. Jullie enthou siasme is een strovuur en wanneer de Na- tiona'e Vergadering niet spoedig een einde maakt aan het wanbeheer van de twee illustere hoofden, gaan jullie allemaal naar de bliksem!" Deze en meer cerebrale brieven van Ma tron tegen Lodewijk XVI worden afgedrukt in de Jacobijnenlkranten van Parijs en gretig gelezen door de vrienden van de revolutie. Toen de Rolands dan ook in 1791 met een speciale missie van Lyon naar de hoofdstad kwamen, werden zij daar met open armen ontvangen door Ro bespierre, Buzot, Pétion, Rrissot en de andere kopstukken der Volksbeweging, die Manon direct in hun kring opnamen en met veel belangstelling kennis namen van haar inzichten omtrent de manier waarop het koningschap ten val kon worden ge bracht en de inrichting van de republiek. DAAR is dan om te beginnen het won derlijk mooie portret van Henry Ho ward, geschilderd door Hans Holbein, die l^nge jaren als portrettist aan het Engelse Hof verbonden was. De Earl of Surrey was niet ouder dan 25 jaar, toen Holbein hem schilderde. Het nog jonge gelaat, met de vast gesloten kleine m,ond en de pein zende uitdrukking der ogen. weerspiegelt iets van vrees ten opzichte van het levens lot. dat aan het Engelse hof van Hendrik de achtste ook wel zeer onzeker was. On der beschuldiging van hoogverraad werd Howard, die zich gaarne de „grafelijke dichter" liet noemen, in de Tower ont hoofd. Is er wel één episode uit de ge schiedenis aan te wijzen, waarin de figu ren, die haar met het leven neerschreven, zo duidelijk voor ons s+aan als de zestiende eeuw in Engeland, dank zij de geniale por trettist Holbein? Het schilderij, dat mij het sterkst ge troffen heeft van de hele tentoonstelling, is het groepsportret, voorstellend de kinde ren van Edward Holden Crutterden, ge schilderd door Joshua Reynolds (1723 1792), waarvan wij een détail hierbij re produceren. Het is een typisch opdracht schilderij en daarom te meer merkwaardig. De opdracht was zeer gebonden en men kan zich afvraeen wat een schilder van minder talent dan Reynolds van zo iets terecht gebracht zou hebben. Het legt de herinnering vast aan de moed van een Indisch meisje dat de kinderen Cruttenden, tijdens een opstand in India beschermd had. Met voorbijgaan van de dramatische aspecten, die dit voorval zou kunnen oproepen, heeft Reynolds de drie kinderen in hun lieflijke toiletjes gepor- letteerd. het Indische meisje op de achter grond. Het doek is 1.68 meter hoog en 1.79 meter breed, zeer bezonken van kleur in de nogal donkere tonen der achtergrond. Maar de kinderportretjes zijn ongelofelijk mooi geschilderd. De welving van de prille voorhoofdjes, de frank geopende donkere ogen, de kinderlijk geplooide lipjes dat al les is weergaloos knap en uiterst gevoelig weergegeven. En dan de fierheid in de hou ding van deze kleine Engelse mensjes! De aristocratie in zijn nobelste verschijnings vorm spreekt daaruit. Als om de adel van dit poëtische schil derij nog duidelijker te doen uitkomen heeft men in de directe nabijheid het por tret van de drie kinderen Fluyder door Thomas Lawrence (17691830) gehangen. De weke zoetelijkheid van dit laatste schil derij waarin een gelijksoortig onderwerp behandeld wordt, vormt een fel contrast met Reynolds' meesterwerk, In een afzonderlijk kabinet zijn vier doeken van Delacroix, voorstellend de vier seizoenen, opgehangen. Deze in opdracht van de Franse politicus Hartmann geschil derde decoraties, zijn daarom zo interes sant, omdat zij, als versiering bedoeld, een schilderwijze van Delacroix duidelijk de monstreert. Hoe groot zijn invloed als kleuranalyticus en modeleur van de men selijke vormen, voor het -Franse Impres- sionnisme is geweest, wordt men gewaar als men enige zalen verder de naakten van Renoir bekijkt. Van Renoir is er onder meer een vroeg werk. namelijk uit 1879, het portret van Marthe Bérard, zeer verfijnd Frans van allure. Voor de beeltenis van twee kinder tjes (getiteld „Rose et Bleu") kan ik moei lijk enthousiast worden. In deze opgedirkte poppen uit het einde der vorige eeuw ziet men al duidelijk de volwassen mens en dan helaas als de echte bourgeois satisfaits. Met voorbijgaan van veel belangwek- kens vermelden wij nog het merkwaardige schilderij van Cézanne, waarop men Emile Zola gehurkt ziet zitten, terwijl Paul Alexis hem een manuscript voorleest. Mogen de enkele grepen uit deze waar lijk prachtige verzameling de lezer er toe aansporen de tentoonstelling in het Cen traal Museum te gaan bezichtigen. OTTO B. DE KAT In het Prentenkabinet van het Rijks museum te Amsterdam wordt van 1 Mei tot 27 Juni de voorjaarsexpositie „Floren tijnse tekeningen - beginnend maniërisme van 1500 tot 1550" gehouden. De tentoon stelling omvat onder meer werk van Da Vinci, Rafael en Michel Angelo, afkomstig IN de hier in September 1953 besproken collectie „Ecrivains de toujours" zijn drie nieuwe deeltjes verschenen. Het meest heeft ons bevredigd „Saint-Simon par lui- même" door Frangois-Régis Bastide. In deze studie, die bekroond is met de Prix de la Critique, toont de jonge ex-pension- naire van het Institut Frangais te Am sterdam, die reeds enige romans gepubli ceerd heeft, zich een brillante critische biograaf. Niemand zal tijd noch lust hebben om de 43 delen Mémoires te lezen, waarvoor de haatdragende en afgunstige hertog de St.-Simon (16751755) al op zijn twin tigste jaar gegevens is beginnen te verza melen, waaraan hij in het geheim bijna vijftig jaar gewerkt heeft en waarvan tij dens zijn leven geen bladzijde verschenen is. Duizenden bladzijden heeft Bastide voor ons gelezen. Hij heeft daaruit een helder beeld van Saint-Simon ontworpen met aanwending van een tintelend palet en een steeds dyamische, afwisselend krachtige en dartele penseel. Saint-Simon had de nieuwsgierigheid van een Parijse concierge en dikwijls de in zichten van een staatsman. Hij was gren- zenloos ijdel en werd verteerd door een passie voor etiquette. Aan zijn teleurstelling in wat het leven hém geboden heeft, danken wij zijn beeld van het. hofleven tijdens Lodewijk XIV en Lodewijk XV. waar jaloezie, eigenbelang en eerzucht zo'n belangrijke rol soeelden. Want om zich te troosten over het feit, dat hii niet de plaats kon innemen, waaroD hij volgens zijn afkomst recht meende te heb ben, wilde Saint-Simon in elk geval van de gang van alle zaken oo de hoogte zijn. Hij versmaadde daarbij de kijkjes door het sleutelgat noch de achterklap van diena ren. Maar zijn afgunst en haat maakten hem tot scherpzinnig opmerker, die leven dige portretten heeft geschetst van de spe lers op een toneel, dat de keerzijde van de gouden eeuw toont. Portretten, soms ver fraaid uit dankbaarheid, vaker zwart ge maakt uit rancune, maar steeds levend door kleur en scherpte van contour. Talleyrand heeft eens gezegd: „De ge schiedenis is een algemene samenzwering van de leugen tegen de waarheid". Het is twijfelachtig of Saint-Simon, die zichzelf heel dikwijls de mooiste rol toebedeelt, steeds de waarheid heeft gesproken. Getuigen van wat hij vertelt hebben veelal ontbroken. Maar zijn typeringen en beschrijvingen hebben het ac cent der waarheid en dat maakt de bloem lezing en de citaten uit zijn Mémoires, door de biograaf voortreffelijk gekozen, voor de lezer tot zo'n aantrekkelijke lectuur. Met Bastide's conclusies, waarin hij Raint-Simon vergelijkt met Balzac en Proust, zullen velen het niet eens kunnen zijn. Hij heeft echter belangstelling gewekt voor een not.eerder van alle deugden en ondeugden van een belangrijk tiidvak, voor een opmerker, die dikwijls partijdig was in zijn oordeel, altijd raak in zijn beschrij ving en die door zijn onbekerrumerdheid om het litteraire juist de stijl gevonden heeft, die ziin werk ook nu nog boeiend leesbaar maakt. TANIGE uitstekende bladzijden over Jt_l Saint-Simon heeft Henry de Monther lant geschreven. Zelf is deze schrijver van romans en toneelstukken onderwerp van een studie van Pierre Sniriot in bovenge noemde collectie. De titel „Montherlant par lui-même" is wel zeer toenassehik, want in dit werk staan zeer veel karakte ristieken van Montherlant die uit diens eigen pen gevloeid zijn. Ook de illustraties stemmen wonderlijk overeen met de tekst: zij tonen de auteur van „Les jeunes filles" in alle schakeringen van zelfingenomen heid en hooghartigheid. „Al of niet van het werk houden, is al lereerst al of niet van de mens (Monther lant) houden", zegt Spiriot. Wat Monther lant betreft, schuilt in deze uitsoraak zeer veel waarheid. Montherlant heeft zich on langs erover beklaagd, dat men hem be oordeelt naar de personen uit zijn werken. Men ontkomt echter niet aan de indruk, dat Montherlant door middel van deze per sonen van zichzelf voortdurend een snecta- culair en verheven portret wil geven. De schrijver van „Le Maitre de San tiago" is een bewonderenswaardig kun stenaar, die alle schakeringen van gevoe lens met een souverein gemak harmonieus weet uit te drukken. Soberheid en lyriek, eenvoud en heeldenrijkdom verbindt hij in een volmaakte zuiverheid van stijl. Toch zou zijn werk ons nader staan en ons meer ontroeren, wanneer hij zich daarin kon tonen zonder de heldenmantel, waarmee hij zich zo gaarne tooit. OVER het derde deeltje „Laclos par lui- même" door Roger Vailland kunnen wij kort zijn, daar nog onlangs in dit blad een artikel over Laclos is verschenen naar aanleiding van de vertaling van diens „Liaisons dangereuses" door Adriaan Morriën. Vailland beziet de achttiende-eeuwse au teur en diens werk uit een uiterst-links politieke gezichtshoek hetgeen van de schrijver van de roman „Bon pied, bon oeil" niet zeer verwondert. Vailland meent, dat Laclos' brieven, waarin de hoofdfigu ren een berekenende wil ten dienste stel len van hun erotiek, geschreven zijn uit ressentiment en dat zij in de geschiedenis der rationalistische gedachte een eerste plaats innemen. Zij dienden tot bom, ge worpen door de opkomende klasse der bourgeoisie temidden van de geprivile- geerde aristocratie. De evolutie volgend, zou Laclos thans uiterst links zijn en zou den de Marquise de Merteuil en de vicomte de Valmont tot de „zedenloze" bourgeoi sie behoren. De, op zijn minst genomen, zeer onver wachte vergelijkingen, die Vailland maakt tussen bladzijden uit de Liaisons dange reuses en uitspraken van Bebel, Engels en Marx, onder meer over de positie van de vrouw, zijn treffend en overtuigend. Toch heeft Vailland zich te eng aan zijn uitgangsstandpunt gehouden, waardoor zijn studie te rechtlijnig en te eenzijdig is ge worden. Met vrucht en genoegen zal men echter zijn definitie lezen van de libertijn, bij wie elke amour-passion afwezig is en wiens erotisch spel geleid wordt door de strenge wetten van een strikte strategie. S. ELTE (Ronald Searle In „Paris Matcih") Onder auspiciëen van het Italiaanse cul turele instituut vpor Nederland en de In ternationale Unie van vrienden van het Bel Canto zal Maandag 29 Maart in Pul- ehri-studio te Den Haag het Nuovo Madri- galetto Italiano optreden. Dit ensemble bestaat uit zes gelijkvor mig geschoolde zangsolisten, die allen voortgekomen zijn uit de klasse van Me- landri aan het conservatorium van Bolog na, welke groep een creatie is van zijn dirigent, de muziekgeleerde en orgelvir tuoos Emilio Giani. Behalve werken van een drietal heden daagse componisten, vermeldt het pro gramma voor de pauze een hier te lande- voor het eerst ten gehore te brengen madri gaalcomedie van de Bolognees Adriano Banchieri (1567-1634). De titel van het werk luidt in het Nederlands „Vasten avondfeestje voor het banket". De Madri gaalcomedie bestond uit een aantal gezon gen, gedanste en geacteerde madrigalen, die afwisselend fraai, grappig of aandoen lijk zijn, maar waarin de humor overheer send is. Het Nuovo Madrigaletto Italiano zal het volgend seizoen zijn debuut in de Verenigde Staten maken. Wat is „lichte" en wat is „zware" mu ziek? Een oude strijdvraag, die wel nooit bevredigend beantwoord zal worden, maar die weer actueel werd door de „Week der lichte muziek", die bij de Avro uit de lucht is komen vallen. VAN 9 tot 13 Maart werd te Londen een congres gehouden door de Internatio nal Music Association of Great Britain. Deze I.M.A. is een organisatie met idealis tische doelstellingen, zoals het bevorderen en aanmoedigen van groter samenwerking tussen de volkeren wat de muziek betreft, het streven naar het tot stand komen van internationale studie beurzen, het uitwisse len van jonge - maar alleen zeer begaafde - kunstenaars, en ver der het bevorderen van de mogelijkheid in de belangrijkste internationale mu ziekcentra clubs naar het Engelse model op te richten waar de kunstenaar op reis zich thuis kan voelen, kan studeren, collega's ontmoeten, bene vens meer van deze inderdaad aantx-ekke- lijke en pleizierige dingen. De I.M.A. heeft zich indertijd voorzien van een internationale adviescommissie, waarin voor Nedeidand zitting hebben: Eduard van Beinum, prof. dr. K. Ph. Ber- net Kempers en de schrijver van dit arti kel. De twee laatstgenoemden hebben aan het congres deelgenomen en ik moge hier enkele indrukken van de congresdagen weergegeven. De scherpzinnige lezer zal op- gemei'kt hebben, dat hier staat: indrukken van de congresdagen. En niet: van het con gres. Want ten eerste heb ik geenszins op mij genomen een verslag van het bespro kene te maken en ten tweede is de entou rage van een congres dikwijls nog in ho gere mate de moeite waard dan een con gres zelf. Wat tussen de deelnemers indi vidueel besproken wordt, boeit vaak meer dan enige officiële redevoering. Men ziet oude vrienden terug, men leert nieuwe kennen, men verneemt inzichten die van de onze soms sterk afwijken. Maar er is ook wel degelijk onder presi dium van de bekende dirigent Sir Adrian Boult zeer serieus vergaderd. De mogelijk heden tot uitbreiding der activiteiten der I.M.A. werden onder het oog gezien en uiteraard werd aan de buitenlanders de vraag voorgelegd hoe men het doel, of lie ver het complex van doelstellingen in de ondei-scheidene landen, zou kunnen berei ken. Er werden suggesties gegeven, er wei-den moeilijkheden bezien, ieder deed mededelingen over het muziekleven in zijn land. Van de adviescommissie waren leden aanwezig uit Australië. België, Chili, Dene marken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Turkije en Zwitserland. Ik kan uit de aard der zaak over de in terne discussie geen mededelingen doen maar wel enkele détails vermelden. De heer Oiva Soini uit Helsinki, een forsgebouwde, wat oudere man. begon zijn opmerkingen met het congres de groeten en wensen over te brengen van zijn beroemde landgenoot Jean Sibelius, thans 89 jaar oud, die met belangstelling de resultaten van de bespre kingen zou vernemen. En onze collega Necil Akses uit Ankara gaf een uitvoerig over zicht van het muzieleven in zijn vaderland. Hij deelde mede, dat een eigen Ottomaanse muzikale cultuur onder de Sultans niet had bestaan, maar dat sedert de modernise ring van het rijk, on geveer dertig jaar ge leden, de oude volks muziek der Turken de grondslag is, waarop de jonge componis ten hun op westelijke verworvenheden ge baseerde kunst bou wen. Wij vernamen ook van hem, dat on der het Sultanaat wel geen eigen compositiekunst bestond, maar dat de uitvoerende kunst met toewijding werd beoefend. Er bestonden orkesten van alleen heren en zelfs koren van harem dames. De lezer zal begrijpen dat het be vorderen van deze laatste muziekgezel schappen buiten de activiteiten van de I.M.A. valt! Genoeg hierover. Wij werden onthaald op allerlei pleizierigs van geestelijke en matei-iële aard, waaronder een galavoor stelling van het Sadler's Wells Ballet in de Covent Garden Opera, waar de Koningin- Moeder en Prinses Margareth aanwezig waren en onder meer „Daphnis en Chloë" van Ravel technisch zeer zeker voortreffe lijk werd gedanst. Er werden cocktail-par ties bij de London County Coimcil en bij de British Broadcasting Corporation, er werd eexx interessant bezoek gebracht nan de manuscripten-collectie van het British Museum. Daar keken wij met eerbied op naar het handschrift van Mozart: het zo bekende Concert in c klein voor piano en orkest. De Polonaise in A van Chopin, calligx-afisch mooi, in een klaarblijkelijk voor de druk ker bestemd netschrift en daardoor weinig karaktei-istiek. Schumanns Klaviersonate in f klein, waarvan in het notenbeeld de bewogenheid van de romantische auteur te voelen is. Brahms' laatste pianowerk, de Rhapsodie opus 119 no. 4 in een mannelijk, breed neergezet schrift. Daartegenover een pagina van Debussy, kleine nootjes, een uiterst ingehouden en beheerste manier van noteren van schetsen voor zijn nooit- voltooide opera De val van het Huis Usher, op een tekst van Edgar Allan Poe. Bachs handschrift er lag een fuga uit het Wohltemperirte Klavier is prachtig, de noten zijn aan elkaar vex-bonden met gol vende verbindingslijnen, het geheel is te gelijk vast van hand en van een schone evenwichtigheid. Het Londense congres werd besloten met een concert van het Philharmonisch Orkest onder Furtwangler. maar de tijd ontbrak mij helaas om dit nog bij te wonen. WILLEM ANDRIESSEN Zij werd ons geannonceerd in een duur boekje, dat alle tijden bevatte, welke de Avro overigens anders ook aan lichte mu ziek besteedt. We gaan het onvermijdelijke Weense operette-album, de Nederlandse liedjes nu o zo origineel in alphabetische vorcn opgedist en de „Cocktail 1954" maar voorbij, zelfs al werd de laatste opgeluis terd door het optreden van Josephine Baker. Maar Maandagavond gaf het omroep orkest een concert, dat naar zijn aard tot de lichte muziek gerekend moest worden, maar dat velen wel weer, afgaande op de namen der componisten, als „zware kost" betiteld zullen hebben. Hier liet de omroep een mooie gelegen heid voorbijgaan om, al was het slechts door een minimale toelichting, de luisteraar iets wegwijs te maken in het doolhof van componisten en stromingen. Een omissie die ons te meer opviel, omdat de direct herkenbai'e lichte muze (chan sons, dansmuziek) wel met ertige uitleg weixi geïllustreerd. Mocht dan al een ouverture „Elverhöj" van Kuhlau en een scherzo voor piano en orkest van Litolff ook zonder uitleg voor velen te vertei-en zijn, een stuk als „Pinnekeswater" van Ary Verhaar had wel wat uitgebreider om schreven kunnen worden dan met „voor spel voor orkest". Datzelfde geldt ook voor het charmante „Viva Carolina" uit de Tweede Baron Hop- suite van Alexander Voormolen. Tommy Reilly was de solist in het Con certo sehex-zoso voor mondharmonica en orkest van Whettam: weinig diepgaande, maar gemakkelijk in het gehoor liggende muziek, ook een verdienste overigens. Wat wij nu tegen de gangbare radio praktijk hebben is dat dergelijke werken als regel één keer wor den uitgevoerd en dan nooit meer. Op die wijze krijgt de luisteraar ook geen gelegenheid zich ver trouwd te maken met muziek van eigen tijd en eigen bodem. Dat is overigens een euvel dat niet alleen bij de omroep, maar ook bij de or kesten zich voordoet: stonden de Mouve- ments symphoniques van Monnikendam bijvoorbeeld dit jaar al op een programma van het Ncordhollanris Philharmonisch Or kest? En hoeveel jaren zal het nog duren, voor we de derde symphonic van Bob van Marken weer te horen krijgen? Een goed geïnstrumenteerd werk als het bovengenoemde „Pinnekes-water" van Ver haar zou regelmatig op de radioconcert- programma's moeten voorkomen. We vrezen echter dat het daarmee dezelf de weg zal gaan als met Wagenaars „Aveux de Phèdre", Doppers „Ciaconna Gotica", Van der Griends ,,'t Ros beiaard doet ziin ronde", Van Anrooy's partituur voor „Het koude hart", Godrons „Micro foon-ouverture" en tientallen andere wer ken, die beter verdienen dan te rusten onder het stof der muziekbibliotheken. Na zo'n willekeurige „Week der Echte muziek" die straks zelfs op internatio nale leest geschoeid zal worden gaat men verlangen naar een „Week van de Nederlandse muziek": dat is geen luxe, maar ereplicht jegens zovele talenten wier licht thans Pnder de korenmaat blijft schijnen. J. H B. Voor de microfoon

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14