MANON ROLAND, TRAGISCHE HELDIN
VAN DE FRANSE REVOLUTIE
DE MEESTERWERKEN UIT SAO PAULO
Drie nieuwe delen in serie
ivers van
I.M.A.-Congres te Londen
De Montherlant
Madrigaalcomedie
van Banchieri
Onze Puzzle UI
De vreemde historie van een begaafde ideaïiste,
wier boekenwijsheid haar noodlot werd
Enkele grepen uit
prachtige verzameling
FRANSE LITTERATUUR
Vastenavondfeestje
voor het banket
V.
DEZE WEEK is het tweehonderd jaar
geleden, dat Manon Phli-pon de latere
madame Roland en tragische „heldin der
Franse Revolutie" in een bescheiden
opkamertje aan de Quai de PHorloge in
Parijs het levenslicht zag. Haar ouders
waren eenvoudige, kleine burgers, wier
gezichtskring niet ruimer was dan hun
eigen huiskamer. Vader Phlipon was een
bekwaam maar niet over-intelligent gra
veur van snuifdozen en horloges, de moe-
dier een goedhartige volksvrouw en beiden
moeten zij niet weinig trots geweest zijn,
toen de kleine Manon zich in haar kleuter
jaren als een wonderkind ontpopte. Toen
zij vier jaar was, kon zij alleen lezen, drie
jaar later was zij het pronkstuk van de
kloosterschool en op negenjarige leeftijd
verslond zij de geleerde verhandelingen
van Plutarehius, wiens theorieën over
ethiek en staatkunde de basis geworden
zijn voor haar re vol u tionn a ire idealen
RUIM TWEE JAAR was haar „9alon"
het trefpunt van de Jacobijnse leiders en
het lijdt geen twijfel of haar scherpzinnige
theorieën hebben grote invloed gehad op
hun besluiten. Manon bezocht ook de zit
tingen van de Jacobijnse Assemblée en
las trouw al hun kranten. Groot was haar
teleurstelling, toen zij daarin niets van
Plutairchus' heroïek terugvond. Toen de
koning naar Varennes vluchtte, was zij het
die haar aarzelende vrienden trachtte over
te halen nu de republiek uit te roepen. Al
leen Buzot, die zij sindsdien even vurig als
platonisch aanbeden heeft, steunde haar
daarin maar Lodewijk XVI werd slechts
voor enkele maanden geschorst, waarna
hij opnieuw met Oostenrijk kon gaan sa
menspannen tegen zijn eigen vol'k.
Eind Maart 1792 werd Roland benoemd
tot minister van Binnenlandse Zaken in het
kabinet-Dumouriez en Manon volgde hem
op de voet. Zij bezette een klein tafeltje
Twee jaar later verliet zij, overladen met
loffelijke getuigschriften de kloosterschool
als een soort van locale beroemdheid.
Nieuwsgierige geestelijken komen haar
opzoeken om haar parate kennis te testen
en op geen van hun strikvragen blijft zij
het antwoord schuldig. De bewondering
van haar ouders en haar vrienden kent
geen grenzen, maar Manon blijft zichzelf,
een eenvoudig, vrolijk meisje, dat graag
lacht en zingt met de jongelui uit de buurt
en zich nooit op haar begaafdheid laat
voorstaan.
Inmiddels werkt zij verder aan haar ont
wikkeling, lezend wat zij in handen kan
krijgen, Franse, Engelse en Italiaanse lit
teratuur, de klassieken, reisbeschrijvin
gen, theologie, politiek, economie, filosofie,
wetenschappelijke verhandelingen op ieder
terrein. Onder de invloed der wijsgeren
van haar tijd breekt zij, nauwelijks zestien
jaar, welbewust met het katholicisme en
verklaart zich vrij denkster een roman
tische vrijdenkster met een mateloze be
wondering voor Rousseau, wiens NouveFe
Héloïse haar morele credo wordt en blijft,
ook wanneer die idealen van pure deugd
zaamheid later volkomen door de practijk
van de Revolutie achterhaald zijn.
naast het ministeriële schrijfbureau en
woonde alle audiënties bij. Zij schreef de
beruchte brief, waarin Lodewijk in felle
bewoordingen aan de kaak werd gesteld
als een woordbreker en die Roland voor
de voltallige ministerraad in aanwezigheid
van de koning zelf voorlas. Manon wilde
op die manier het conflict met de vorst
forceren, maar het enige resultaat was dat
Roland moest aftreden. Toch werd de brief
later op last van de Assemblée gedrukt en
verspreid als het officiële „manifest van
afkeer van het koningschap" en diende zo
toch de zaak van de revolutie.
NA DE OPSTAND van 10 Augustus
komt Roland nog eenmaal terug in de re
gering, maar zijn morele erediet bij de
oude vrienden is dan al danig aan het
tanen, zonder dat hij of Manon in hun blin
de idealisme begrijpen waarom. Roland,
voor alles een man uit de provincie, komt
spoedig in conflict met de Montagnards,
toont zich openlijk vijandig jegens de
Commune van Parijs en valt zelfs Robe
spierre en diens vrienden aan. Manon, als
steeds zijn leidster, vertrouwt op haar
boekenwijsheid en ziet de werkelijkheid
niet. Zij gelooft rotsvast dat de provincie
de republiek van de Par ij zenaars kan red
den, maar ze onderschat de macht van
Danton en van Robespierre en brengt haar
man door haar rechtlijnig denken tot steeds
erger blunders. Pas als hun tijdens het
proces tegen Lodewijk XVI in de schoenen
geschoven wordt, dat zij een deel van de
bewijzen tegen de koning vernietigd heb
ben natuurlijk een flagrante leugen
zien zij de ernst van hun positie in en op
23 Januari 1793 twee dagen na de exe
cutie van de vorst treedt Roland af.
HET IS UITSTEL VAN EXECUTIE,
want de bewondering der oude vrienden
is nu in gloeiende haat veranderd. In de
vroege morgen van 20 Juni komt hun
wraak: Manon wordt gearresteerd en in
de gevangenis geworpen, terwijl Roland
uit de stad is en zo de dans ontspringt.
Daar in de kelder van de Conciergerie
schrijft de jonge vrouw haar „Beroep op
het onpartijdig nageslacht" - een wonder
lijk mengsel van het triviale en het su
blieme, van zelfverheerlijking en zelf
verguizing. In haar cel, voor het tribunaal
en op de kar die haar naar de guillotine
brengt, toont zij de stille, glimlachende
moed van de helden der Oudheid, die zij
van jongsaf bewonderd had. Er valt een
doodse stilte over de duizenden op de
Place de la Révolution als zij neerknielt
onder de valbijl. Kalm en duidelijk spreekt
zij haar laatste woorden uit: „Vrijheid, wat
al misdaden begaat men in uw naam!" Dan
flitst het mes omlaag.
TWEE DAGEN later hoort Roland in
Rouaan het afschuwelijke nieuws van de
executie. Overmand door wanhoop en ver
driet. schrijft hij een paar woorden van
afscheid tot de weinige vrienden die hem
resten: „Zonder Manon kan ik niet verder
leven in deze vreselijke wereld vol vijan
den en terreur", speldt het papier op zijn
horst en stort zich in zijn degenstok. Als
de revolutie „haar eigen kinderen ver
slindt", dan is dat woord aan de Rolands
wel op zeer tragische wijze bewaarheid.
H. C.
Horizontaal: 1. sleepnet, 5. komt van de
schapen, 6. holte in een muur, 8. voorzet
sel, 9. dof, ll.persoonlijk voornaamwoord,
13. voegwoord, 15. voor, 16. familielid,
17. grootvader, 19. nieuw (Grieks), 21.
voorzetsel, 22. gemeente in Noord Brabant,
24. maanstand (afkorting), 25. woedend,
27. voorvoegsel, 29. muggenlarve.
Verticaal: 1. meisjesnaam, 2. zijtak Saaie,
3. voorvoegsel, 4. muzieknoot, 5. bron, 7.
mijnheer (Engels), 8. stok bij 't kaartspel,
10. meisjesnaam, 12. zuil, 14. gebod, 15.
houten nagel, 18. smalle weg, 20. boomloot,
22. boom, 23 muzieknoot, 26. oriënt express
(afkorting), 28. deel van de bijbel
Om mee te dingen naar de drie geld
prijzen ad f 7.50, f 5.en f 2.50 moeten
oplossingen onder de aanduiding „Oplos
sing Puzzle" uiterlijk Dinsdag 17 uur ont
vangen zijn aan een van onze kantoren
in Haarlem: Gr. Houtstraat 93 en Soenda-
plein 37, of IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Winnaars van de vorige puzzle zijn: 1. J.
v. d. Pluym, Scheldestraat 13, Haarl.-Nrd.
(f 7.50); 2. J. Krug Sr., Prins Hendriklaan
117, Overveen (f 5); 3. mej. J. H. Klingers,
Pres. Steijnstraat 49, Haarlem (f 2:50).
De oplossing van de vorige puzzle is:
Horizontaal: 1. toe, 4. fat, 6. trema, 9. ca,
11. ara, 12. s.l., 13. ho, 15. om, 16. voorze
ker, 17. R.K., 18. al, 19. in, 20. olm, 22. te,
24. bleek, 26. Lea, 27. Ain.
Verticaal: 1. tic, 2. e.t., 3. Jeruzalem, 4. fa,
5. tal, 7. Ra, 8. ma, 10. ahorn, 12. smelt, 14.
ook, 15. Oka, 19. Ill, 20. O.L., 21. me, 23.
een, 24. ba, 25 ka.
IN een, hieraan voorafgaand artikel schreven wij over de tot
standkoming van de collectie uit Sao Paulo een ge
schiedenis, merkwaadig genoeg om even langer bij stil te staan,
omdat het de ontwikkeling van de cultuur in een jong land
illustreert. Het woord „pioniersarbeid" komen we in de be
schouwingen over dit piepjonge museum nog al eens tegen. De
durf spreekt echter voornamelijk uit het beschikbaar stellen van
kapitaal voor kunstaankopen. Maar als men bedenkt, dat de
waarde van deze kunstwerken in de internationale handel vrij
stabiel is, kan men er ook een soliede geldbelegging in zien,
terwijl het degenen, die de schenkingen doen, het auriool van
maecenas verschaft, iets wat de zakenman niet onwelkom is.
Dit klinkt een beetje cynisch, maar ik geloof dat men tegenover
deze lieden, die met hun enorme vermogen de politiek en de
cultuur van een land beheersen, niet sentimenteel behoeft te
zijn. Als wij dus de tentoonstelling in Utrecht gaan bezien stel
len we verder rustig de geschiedenis van deze collectie terzijde,
al blijft dan een gevoel van dankbaarheid dat deze kunst
schatten momenteel in Nederland te zien zijn, gepast zonder
de chronologische volgorde nauwkeurig aan te houden willen
wij trachten aan de hand van enkele werken die ons persoonlijk
het meest „deden" een indruk van de expositie te geven.
OP HAAR DWEEPZUCHT voor Rous
seau na is er echter weinig plaats voor
romantiek in Manon's hart. Jong en knap
heeft zij al spoedig een groot aantal huwe-
lijkspretervdenten om zich verzameld, die
ze echter allen afwijst omdat zij haar lief
de voor de litteratuur niet delen. Zo ver
glijden de jaren en tenslotte accepteert zij
een der laatste aanbidders die om haar
gunst dingen, de industrie-insoecteur Ro
land uit Amiens, een diroeffreestige man
van middelbare leeftijd met een beginnend
embonpoint en een vale gelaatskleur, maar
een even geestdriftig bewonderaar van de
schone letteren als zij. Zii trouwen in het
voorjaar van 1780 in de Saint Barthélémv
in Parijs en vertrekken dan naar Amiens,
waar Roland's moeder de jonge bruid
voortdurend bespiedt en aan de deuren
luistert. Manon echter is een model-echt
genote. Zij veinst de verliefde blikken vair,
de vrienden des huizes, die allen verliefd
op haar zijn, niet te zien, helpt Roland
met het schrijven van zijn rapporten en
artikelen, corrigeert zijn proeven en is een
voorbeeldige moeder voor haar dochter
Eudora, die in geen enkel opzicht op haar
lijkt.
Als het kind twee jaar is, wordt Roland
overgeplaatst naar Lyon, waar Manon
kennis maakt met de verschrikkelijke ar
moede van de boeren. In de harde winter
van 1789 ziet zij verschillende van die on-
gelukkiven in hun lemen hutten van hon
ger en koude omkomen. Zij schrijft woe
dende brieven naar haar Pariise vrienden:
„Waarom dulden wij nog lamfer een re
giem, dat onmachtig of onwillig is om aan
zulke toestanden een einde te maken? En
later: ..Jullie zijn kinderen. Jullie enthou
siasme is een strovuur en wanneer de Na-
tiona'e Vergadering niet spoedig een einde
maakt aan het wanbeheer van de twee
illustere hoofden, gaan jullie allemaal
naar de bliksem!"
Deze en meer cerebrale brieven van Ma
tron tegen Lodewijk XVI worden afgedrukt
in de Jacobijnenlkranten van Parijs en
gretig gelezen door de vrienden van de
revolutie. Toen de Rolands dan ook in
1791 met een speciale missie van Lyon
naar de hoofdstad kwamen, werden zij
daar met open armen ontvangen door Ro
bespierre, Buzot, Pétion, Rrissot en de
andere kopstukken der Volksbeweging, die
Manon direct in hun kring opnamen en
met veel belangstelling kennis namen van
haar inzichten omtrent de manier waarop
het koningschap ten val kon worden ge
bracht en de inrichting van de republiek.
DAAR is dan om te beginnen het won
derlijk mooie portret van Henry Ho
ward, geschilderd door Hans Holbein, die
l^nge jaren als portrettist aan het Engelse
Hof verbonden was. De Earl of Surrey
was niet ouder dan 25 jaar, toen Holbein
hem schilderde. Het nog jonge gelaat, met
de vast gesloten kleine m,ond en de pein
zende uitdrukking der ogen. weerspiegelt
iets van vrees ten opzichte van het levens
lot. dat aan het Engelse hof van Hendrik
de achtste ook wel zeer onzeker was. On
der beschuldiging van hoogverraad werd
Howard, die zich gaarne de „grafelijke
dichter" liet noemen, in de Tower ont
hoofd. Is er wel één episode uit de ge
schiedenis aan te wijzen, waarin de figu
ren, die haar met het leven neerschreven,
zo duidelijk voor ons s+aan als de zestiende
eeuw in Engeland, dank zij de geniale por
trettist Holbein?
Het schilderij, dat mij het sterkst ge
troffen heeft van de hele tentoonstelling, is
het groepsportret, voorstellend de kinde
ren van Edward Holden Crutterden, ge
schilderd door Joshua Reynolds (1723
1792), waarvan wij een détail hierbij re
produceren. Het is een typisch opdracht
schilderij en daarom te meer merkwaardig.
De opdracht was zeer gebonden en men
kan zich afvraeen wat een schilder van
minder talent dan Reynolds van zo iets
terecht gebracht zou hebben.
Het legt de herinnering vast aan de moed
van een Indisch meisje dat de kinderen
Cruttenden, tijdens een opstand in India
beschermd had. Met voorbijgaan van de
dramatische aspecten, die dit voorval zou
kunnen oproepen, heeft Reynolds de drie
kinderen in hun lieflijke toiletjes gepor-
letteerd. het Indische meisje op de achter
grond. Het doek is 1.68 meter hoog en 1.79
meter breed, zeer bezonken van kleur in
de nogal donkere tonen der achtergrond.
Maar de kinderportretjes zijn ongelofelijk
mooi geschilderd. De welving van de prille
voorhoofdjes, de frank geopende donkere
ogen, de kinderlijk geplooide lipjes dat al
les is weergaloos knap en uiterst gevoelig
weergegeven. En dan de fierheid in de hou
ding van deze kleine Engelse mensjes! De
aristocratie in zijn nobelste verschijnings
vorm spreekt daaruit.
Als om de adel van dit poëtische schil
derij nog duidelijker te doen uitkomen
heeft men in de directe nabijheid het por
tret van de drie kinderen Fluyder door
Thomas Lawrence (17691830) gehangen.
De weke zoetelijkheid van dit laatste schil
derij waarin een gelijksoortig onderwerp
behandeld wordt, vormt een fel contrast
met Reynolds' meesterwerk,
In een afzonderlijk kabinet zijn vier
doeken van Delacroix, voorstellend de vier
seizoenen, opgehangen. Deze in opdracht
van de Franse politicus Hartmann geschil
derde decoraties, zijn daarom zo interes
sant, omdat zij, als versiering bedoeld, een
schilderwijze van Delacroix duidelijk de
monstreert. Hoe groot zijn invloed als
kleuranalyticus en modeleur van de men
selijke vormen, voor het -Franse Impres-
sionnisme is geweest, wordt men gewaar
als men enige zalen verder de naakten
van Renoir bekijkt.
Van Renoir is er onder meer een vroeg
werk. namelijk uit 1879, het portret van
Marthe Bérard, zeer verfijnd Frans van
allure. Voor de beeltenis van twee kinder
tjes (getiteld „Rose et Bleu") kan ik moei
lijk enthousiast worden. In deze opgedirkte
poppen uit het einde der vorige eeuw ziet
men al duidelijk de volwassen mens en
dan helaas als de echte bourgeois satisfaits.
Met voorbijgaan van veel belangwek-
kens vermelden wij nog het merkwaardige
schilderij van Cézanne, waarop men Emile
Zola gehurkt ziet zitten, terwijl Paul Alexis
hem een manuscript voorleest.
Mogen de enkele grepen uit deze waar
lijk prachtige verzameling de lezer er toe
aansporen de tentoonstelling in het Cen
traal Museum te gaan bezichtigen.
OTTO B. DE KAT
In het Prentenkabinet van het Rijks
museum te Amsterdam wordt van 1 Mei
tot 27 Juni de voorjaarsexpositie „Floren
tijnse tekeningen - beginnend maniërisme
van 1500 tot 1550" gehouden. De tentoon
stelling omvat onder meer werk van Da
Vinci, Rafael en Michel Angelo, afkomstig
IN de hier in September 1953 besproken
collectie „Ecrivains de toujours" zijn
drie nieuwe deeltjes verschenen. Het meest
heeft ons bevredigd „Saint-Simon par lui-
même" door Frangois-Régis Bastide. In
deze studie, die bekroond is met de Prix de
la Critique, toont de jonge ex-pension-
naire van het Institut Frangais te Am
sterdam, die reeds enige romans gepubli
ceerd heeft, zich een brillante critische
biograaf.
Niemand zal tijd noch lust hebben om
de 43 delen Mémoires te lezen, waarvoor
de haatdragende en afgunstige hertog de
St.-Simon (16751755) al op zijn twin
tigste jaar gegevens is beginnen te verza
melen, waaraan hij in het geheim bijna
vijftig jaar gewerkt heeft en waarvan tij
dens zijn leven geen bladzijde verschenen
is. Duizenden bladzijden heeft Bastide voor
ons gelezen. Hij heeft daaruit een helder
beeld van Saint-Simon ontworpen met
aanwending van een tintelend palet en een
steeds dyamische, afwisselend krachtige en
dartele penseel.
Saint-Simon had de nieuwsgierigheid
van een Parijse concierge en dikwijls de in
zichten van een staatsman. Hij was gren-
zenloos ijdel en werd verteerd door een
passie voor etiquette.
Aan zijn teleurstelling in wat het leven
hém geboden heeft, danken wij zijn beeld
van het. hofleven tijdens Lodewijk XIV en
Lodewijk XV. waar jaloezie, eigenbelang
en eerzucht zo'n belangrijke rol soeelden.
Want om zich te troosten over het feit, dat
hii niet de plaats kon innemen, waaroD hij
volgens zijn afkomst recht meende te heb
ben, wilde Saint-Simon in elk geval van de
gang van alle zaken oo de hoogte zijn. Hij
versmaadde daarbij de kijkjes door het
sleutelgat noch de achterklap van diena
ren. Maar zijn afgunst en haat maakten
hem tot scherpzinnig opmerker, die leven
dige portretten heeft geschetst van de spe
lers op een toneel, dat de keerzijde van de
gouden eeuw toont. Portretten, soms ver
fraaid uit dankbaarheid, vaker zwart ge
maakt uit rancune, maar steeds levend
door kleur en scherpte van contour.
Talleyrand heeft eens gezegd: „De ge
schiedenis is een algemene samenzwering
van de leugen tegen de waarheid". Het is
twijfelachtig of Saint-Simon, die zichzelf
heel dikwijls de mooiste rol toebedeelt,
steeds de waarheid heeft gesproken.
Getuigen van wat hij vertelt hebben
veelal ontbroken. Maar zijn typeringen
en beschrijvingen hebben het ac
cent der waarheid en dat maakt de bloem
lezing en de citaten uit zijn Mémoires, door
de biograaf voortreffelijk gekozen, voor de
lezer tot zo'n aantrekkelijke lectuur.
Met Bastide's conclusies, waarin hij
Raint-Simon vergelijkt met Balzac en
Proust, zullen velen het niet eens kunnen
zijn. Hij heeft echter belangstelling gewekt
voor een not.eerder van alle deugden en
ondeugden van een belangrijk tiidvak, voor
een opmerker, die dikwijls partijdig was in
zijn oordeel, altijd raak in zijn beschrij
ving en die door zijn onbekerrumerdheid
om het litteraire juist de stijl gevonden
heeft, die ziin werk ook nu nog boeiend
leesbaar maakt.
TANIGE uitstekende bladzijden over
Jt_l Saint-Simon heeft Henry de Monther
lant geschreven. Zelf is deze schrijver van
romans en toneelstukken onderwerp van
een studie van Pierre Sniriot in bovenge
noemde collectie. De titel „Montherlant
par lui-même" is wel zeer toenassehik,
want in dit werk staan zeer veel karakte
ristieken van Montherlant die uit diens
eigen pen gevloeid zijn. Ook de illustraties
stemmen wonderlijk overeen met de tekst:
zij tonen de auteur van „Les jeunes filles"
in alle schakeringen van zelfingenomen
heid en hooghartigheid.
„Al of niet van het werk houden, is al
lereerst al of niet van de mens (Monther
lant) houden", zegt Spiriot. Wat Monther
lant betreft, schuilt in deze uitsoraak zeer
veel waarheid. Montherlant heeft zich on
langs erover beklaagd, dat men hem be
oordeelt naar de personen uit zijn werken.
Men ontkomt echter niet aan de indruk,
dat Montherlant door middel van deze per
sonen van zichzelf voortdurend een snecta-
culair en verheven portret wil geven.
De schrijver van „Le Maitre de San
tiago" is een bewonderenswaardig kun
stenaar, die alle schakeringen van gevoe
lens met een souverein gemak harmonieus
weet uit te drukken. Soberheid en lyriek,
eenvoud en heeldenrijkdom verbindt hij
in een volmaakte zuiverheid van stijl. Toch
zou zijn werk ons nader staan en ons meer
ontroeren, wanneer hij zich daarin kon
tonen zonder de heldenmantel, waarmee
hij zich zo gaarne tooit.
OVER het derde deeltje „Laclos par lui-
même" door Roger Vailland kunnen
wij kort zijn, daar nog onlangs in dit blad
een artikel over Laclos is verschenen naar
aanleiding van de vertaling van diens
„Liaisons dangereuses" door Adriaan
Morriën.
Vailland beziet de achttiende-eeuwse au
teur en diens werk uit een uiterst-links
politieke gezichtshoek hetgeen van de
schrijver van de roman „Bon pied, bon
oeil" niet zeer verwondert. Vailland meent,
dat Laclos' brieven, waarin de hoofdfigu
ren een berekenende wil ten dienste stel
len van hun erotiek, geschreven zijn uit
ressentiment en dat zij in de geschiedenis
der rationalistische gedachte een eerste
plaats innemen. Zij dienden tot bom, ge
worpen door de opkomende klasse der
bourgeoisie temidden van de geprivile-
geerde aristocratie. De evolutie volgend,
zou Laclos thans uiterst links zijn en zou
den de Marquise de Merteuil en de vicomte
de Valmont tot de „zedenloze" bourgeoi
sie behoren.
De, op zijn minst genomen, zeer onver
wachte vergelijkingen, die Vailland maakt
tussen bladzijden uit de Liaisons dange
reuses en uitspraken van Bebel, Engels
en Marx, onder meer over de positie van
de vrouw, zijn treffend en overtuigend.
Toch heeft Vailland zich te eng aan zijn
uitgangsstandpunt gehouden, waardoor zijn
studie te rechtlijnig en te eenzijdig is ge
worden. Met vrucht en genoegen zal men
echter zijn definitie lezen van de libertijn,
bij wie elke amour-passion afwezig is en
wiens erotisch spel geleid wordt door de
strenge wetten van een strikte strategie.
S. ELTE
(Ronald Searle In „Paris Matcih")
Onder auspiciëen van het Italiaanse cul
turele instituut vpor Nederland en de In
ternationale Unie van vrienden van het
Bel Canto zal Maandag 29 Maart in Pul-
ehri-studio te Den Haag het Nuovo Madri-
galetto Italiano optreden.
Dit ensemble bestaat uit zes gelijkvor
mig geschoolde zangsolisten, die allen
voortgekomen zijn uit de klasse van Me-
landri aan het conservatorium van Bolog
na, welke groep een creatie is van zijn
dirigent, de muziekgeleerde en orgelvir
tuoos Emilio Giani.
Behalve werken van een drietal heden
daagse componisten, vermeldt het pro
gramma voor de pauze een hier te lande-
voor het eerst ten gehore te brengen madri
gaalcomedie van de Bolognees Adriano
Banchieri (1567-1634). De titel van het
werk luidt in het Nederlands „Vasten
avondfeestje voor het banket". De Madri
gaalcomedie bestond uit een aantal gezon
gen, gedanste en geacteerde madrigalen,
die afwisselend fraai, grappig of aandoen
lijk zijn, maar waarin de humor overheer
send is.
Het Nuovo Madrigaletto Italiano zal het
volgend seizoen zijn debuut in de Verenigde
Staten maken.
Wat is „lichte" en wat is „zware" mu
ziek? Een oude strijdvraag, die wel nooit
bevredigend beantwoord zal worden, maar
die weer actueel werd door de „Week der
lichte muziek", die bij de Avro uit de lucht
is komen vallen.
VAN 9 tot 13 Maart werd te Londen een
congres gehouden door de Internatio
nal Music Association of Great Britain.
Deze I.M.A. is een organisatie met idealis
tische doelstellingen, zoals het bevorderen
en aanmoedigen van groter samenwerking
tussen de volkeren wat de muziek betreft,
het streven naar het
tot stand komen van
internationale studie
beurzen, het uitwisse
len van jonge - maar
alleen zeer begaafde -
kunstenaars, en ver
der het bevorderen
van de mogelijkheid
in de belangrijkste
internationale mu
ziekcentra clubs naar
het Engelse model op
te richten waar de
kunstenaar op reis zich thuis kan voelen,
kan studeren, collega's ontmoeten, bene
vens meer van deze inderdaad aantx-ekke-
lijke en pleizierige dingen.
De I.M.A. heeft zich indertijd voorzien
van een internationale adviescommissie,
waarin voor Nedeidand zitting hebben:
Eduard van Beinum, prof. dr. K. Ph. Ber-
net Kempers en de schrijver van dit arti
kel. De twee laatstgenoemden hebben aan
het congres deelgenomen en ik moge hier
enkele indrukken van de congresdagen
weergegeven. De scherpzinnige lezer zal op-
gemei'kt hebben, dat hier staat: indrukken
van de congresdagen. En niet: van het con
gres. Want ten eerste heb ik geenszins op
mij genomen een verslag van het bespro
kene te maken en ten tweede is de entou
rage van een congres dikwijls nog in ho
gere mate de moeite waard dan een con
gres zelf. Wat tussen de deelnemers indi
vidueel besproken wordt, boeit vaak meer
dan enige officiële redevoering. Men ziet
oude vrienden terug, men leert nieuwe
kennen, men verneemt inzichten die van
de onze soms sterk afwijken.
Maar er is ook wel degelijk onder presi
dium van de bekende dirigent Sir Adrian
Boult zeer serieus vergaderd. De mogelijk
heden tot uitbreiding der activiteiten der
I.M.A. werden onder het oog gezien en
uiteraard werd aan de buitenlanders de
vraag voorgelegd hoe men het doel, of lie
ver het complex van doelstellingen in de
ondei-scheidene landen, zou kunnen berei
ken. Er werden suggesties gegeven, er
wei-den moeilijkheden bezien, ieder deed
mededelingen over het muziekleven in zijn
land. Van de adviescommissie waren leden
aanwezig uit Australië. België, Chili, Dene
marken, Duitsland, Finland, Frankrijk,
Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen,
Turkije en Zwitserland.
Ik kan uit de aard der zaak over de in
terne discussie geen mededelingen doen
maar wel enkele détails vermelden. De heer
Oiva Soini uit Helsinki, een forsgebouwde,
wat oudere man. begon zijn opmerkingen
met het congres de groeten en wensen over
te brengen van zijn beroemde landgenoot
Jean Sibelius, thans 89 jaar oud, die met
belangstelling de resultaten van de bespre
kingen zou vernemen. En onze collega Necil
Akses uit Ankara gaf een uitvoerig over
zicht van het muzieleven in zijn vaderland.
Hij deelde mede, dat een eigen Ottomaanse
muzikale cultuur onder de Sultans niet
had bestaan, maar dat
sedert de modernise
ring van het rijk, on
geveer dertig jaar ge
leden, de oude volks
muziek der Turken de
grondslag is, waarop
de jonge componis
ten hun op westelijke
verworvenheden ge
baseerde kunst bou
wen. Wij vernamen
ook van hem, dat on
der het Sultanaat wel
geen eigen compositiekunst bestond, maar
dat de uitvoerende kunst met toewijding
werd beoefend. Er bestonden orkesten van
alleen heren en zelfs koren van harem
dames. De lezer zal begrijpen dat het be
vorderen van deze laatste muziekgezel
schappen buiten de activiteiten van de
I.M.A. valt!
Genoeg hierover. Wij werden onthaald
op allerlei pleizierigs van geestelijke en
matei-iële aard, waaronder een galavoor
stelling van het Sadler's Wells Ballet in de
Covent Garden Opera, waar de Koningin-
Moeder en Prinses Margareth aanwezig
waren en onder meer „Daphnis en Chloë"
van Ravel technisch zeer zeker voortreffe
lijk werd gedanst. Er werden cocktail-par
ties bij de London County Coimcil en bij
de British Broadcasting Corporation, er
werd eexx interessant bezoek gebracht nan
de manuscripten-collectie van het British
Museum.
Daar keken wij met eerbied op naar het
handschrift van Mozart: het zo bekende
Concert in c klein voor piano en orkest. De
Polonaise in A van Chopin, calligx-afisch
mooi, in een klaarblijkelijk voor de druk
ker bestemd netschrift en daardoor weinig
karaktei-istiek. Schumanns Klaviersonate
in f klein, waarvan in het notenbeeld de
bewogenheid van de romantische auteur te
voelen is. Brahms' laatste pianowerk, de
Rhapsodie opus 119 no. 4 in een mannelijk,
breed neergezet schrift. Daartegenover een
pagina van Debussy, kleine nootjes, een
uiterst ingehouden en beheerste manier
van noteren van schetsen voor zijn nooit-
voltooide opera De val van het Huis Usher,
op een tekst van Edgar Allan Poe. Bachs
handschrift er lag een fuga uit het
Wohltemperirte Klavier is prachtig, de
noten zijn aan elkaar vex-bonden met gol
vende verbindingslijnen, het geheel is te
gelijk vast van hand en van een schone
evenwichtigheid.
Het Londense congres werd besloten
met een concert van het Philharmonisch
Orkest onder Furtwangler. maar de tijd
ontbrak mij helaas om dit nog bij te
wonen. WILLEM ANDRIESSEN
Zij werd ons geannonceerd in een duur
boekje, dat alle tijden bevatte, welke de
Avro overigens anders ook aan lichte mu
ziek besteedt.
We gaan het onvermijdelijke Weense
operette-album, de Nederlandse liedjes
nu o zo origineel in alphabetische vorcn
opgedist en de „Cocktail 1954" maar
voorbij, zelfs al werd de laatste opgeluis
terd door het optreden van Josephine
Baker.
Maar Maandagavond gaf het omroep
orkest een concert, dat naar zijn aard tot
de lichte muziek gerekend moest worden,
maar dat velen wel weer, afgaande op de
namen der componisten, als „zware kost"
betiteld zullen hebben.
Hier liet de omroep een mooie gelegen
heid voorbijgaan om, al was het slechts
door een minimale toelichting, de luisteraar
iets wegwijs te maken in het doolhof van
componisten en stromingen.
Een omissie die ons te meer opviel, omdat
de direct herkenbai'e lichte muze (chan
sons, dansmuziek) wel met ertige uitleg
weixi geïllustreerd. Mocht dan al een
ouverture „Elverhöj" van Kuhlau en een
scherzo voor piano en orkest van Litolff
ook zonder uitleg voor velen te vertei-en
zijn, een stuk als „Pinnekeswater" van Ary
Verhaar had wel wat uitgebreider om
schreven kunnen worden dan met „voor
spel voor orkest".
Datzelfde geldt ook voor het charmante
„Viva Carolina" uit de Tweede Baron Hop-
suite van Alexander Voormolen.
Tommy Reilly was de solist in het Con
certo sehex-zoso voor mondharmonica en
orkest van Whettam: weinig diepgaande,
maar gemakkelijk in het gehoor liggende
muziek, ook een verdienste overigens.
Wat wij nu tegen
de gangbare radio
praktijk hebben is dat
dergelijke werken als
regel één keer wor
den uitgevoerd en
dan nooit meer. Op
die wijze krijgt de
luisteraar ook geen gelegenheid zich ver
trouwd te maken met muziek van eigen
tijd en eigen bodem.
Dat is overigens een euvel dat niet
alleen bij de omroep, maar ook bij de or
kesten zich voordoet: stonden de Mouve-
ments symphoniques van Monnikendam
bijvoorbeeld dit jaar al op een programma
van het Ncordhollanris Philharmonisch Or
kest? En hoeveel jaren zal het nog duren,
voor we de derde symphonic van Bob van
Marken weer te horen krijgen?
Een goed geïnstrumenteerd werk als het
bovengenoemde „Pinnekes-water" van Ver
haar zou regelmatig op de radioconcert-
programma's moeten voorkomen.
We vrezen echter dat het daarmee dezelf
de weg zal gaan als met Wagenaars
„Aveux de Phèdre", Doppers „Ciaconna
Gotica", Van der Griends ,,'t Ros beiaard
doet ziin ronde", Van Anrooy's partituur
voor „Het koude hart", Godrons „Micro
foon-ouverture" en tientallen andere wer
ken, die beter verdienen dan te rusten
onder het stof der muziekbibliotheken.
Na zo'n willekeurige „Week der Echte
muziek" die straks zelfs op internatio
nale leest geschoeid zal worden gaat
men verlangen naar een „Week van de
Nederlandse muziek": dat is geen luxe,
maar ereplicht jegens zovele talenten wier
licht thans Pnder de korenmaat blijft
schijnen. J. H B.
Voor de
microfoon