AMSTERYORK
D'
Ha, die meneertje
De kunst van het ieiprovisatietoeeel
Geschiedenis en toekomst
van het Suezkanaal
REMCO CAMPERT
Darius Milhaud
naar Haifa
74.0UU.UU0 m3 zand hij mede door zijn ongelooflijke pronkzucht in zo grote
KORT VERHAAL
VOOR DE BOEKENWEEK
In de Vleeshal
RUIM HONDERD JAAR geleden kreeg
Said Pascha, de vierde zoon van Moham
med Ali, in zijn luxueuze paleis in Cairo
bezoek van een Oostenrijker: Negrelli, een
man met fantastische ideeën, met doorzet
tingsvermogen, met wilskracht, met ken
nis, maarzonder geld. Geef mij geld
en werkkrachten, hoogheid zo zei deze
Negrelli tot Said Pascha en ik graaf
voor u en de zeevarende volken van de
wereld een kanaal dwars door de woestijn.
Een kanaal, beginnend in uw land bij de
Middellandse Zee, dat langs Ismalia naar
Suez aan de Rode Zee zal lopen. Help mij
en ik zal slagen, smeekte Negrelli geef
mij wat ik vraag en ik zal u rijkdom en
macht bezorgen met de verwezenlijking
van een plan dat de wereld verstomd zal
doen staan.
Onderkoning Said Pascha hielp. Er
kwam geld en er kwamen iuerkkrachten.
Tienduizenden ponden en duizenden aan
hitte gewende mannen. Het gaat goed, be
richtte Negrelli weldra aan zijn weldoener.
Port Said, naar u met uw vooruitziende
geest genoemd, verrijst. De hitte mergelt
ons haast uit, maar wij zetten door. Het
kanaal moet er komen, ook al zullen wij er
allen bij moeten omkomen.
Ferdinand de Lesseps
ZO WAREN de gedachten van de Oostenrijkse ingenieur Negrelli, die ten koste van
alles zijn tot werkelijkheid uitgewerkte dromen in vervulling wilde doen gaan. Maar
niet van de duizenden onder hem gestelde Arabieren, Egyptenaren, Joden, Turken en
Grieken. Die mokten al spoedig en dreigden het werk neer te leggen als er geen water
kwam. En er kwam geen water. Wel kwam iedere dag weer de zon, die alles wat
leefde verder uitmergelde de dorstende arbeiders, maar ook de eens zo onverzette
lijke, wilskrachtige en kundige Negrelli. De duizenden zwoegers, die het einde voelden
naderen, legden het werk neer en vluchtten. De dappere Oostenrijker stierf en werd
spoedig vergeten. Het standbeeld, dat nu aan het blauwe water van de Middellandse
Zee staat bij een van de pieren is niet van hem het is van Ferdinand de Lesseps,
de consul van Frankrijk in Cairo, die wél slaagde.met de plannen van Negrelli.
FERDINAND DE LESSEPS had al lang ideeën gehad over het graven van een
kanaal door de barre woestijn, maar miste de kennis die Negrelli had. Wat de Oos
tenrijker echter niet had, dat was de invloed en de kunst om die invloed uit te buiten
voor de verwerkelijking van het plan. En die kunst verstond nu De Lesseps als geen
ander. Toen de Egyptische Khedive Mohammed Said Pascha hem in 1854 dan ook
vroeg de reeds bestaande plannen te verwezenlijken, hapte de Fransman direct toe.
Al de waardevolle relaties, die de Lesseps verworven had tijdens de jaren dat hij
Frans consul was geweest in Rotterdam, Malaga en Barcelona, wendde hij aan om
het voorlopige doel het bij elkaar brengen van geld te bereiken. In Engeland
verzette Lord Palmerston zich hardnekkig. Wat moest dat daar in het nabije Oosten?
Maar de Lesseps stoorde er zich niet aan. Hij bedelde en kreeg geld. Tweehonderd
millioen francs: 400.000 aandelen van 500 francs elk. En toen de concessie werd ver
leend, stond niets meer de oprichting van een maatschappij in de weg, die voor het
doorgraven van de langengte zou zorgdragen: de Compagnie Universelle du Canal
Maritieme de Suez. Het werk kon andermaal beginnen. Het werk, dat tien jaren in
beslag zou nemen.
Weer kwamen er moeilijkheden. Weer begonnen de twintigduizend inboorlingen te
mokken. Maar nu stond er geen idealist boven hen, maar een man die ingreep, als hij
daar de tijd toe gekomen achtte. En als er weer geld moest komen, dan was de Khe
dive van Egypte een gul man, die bovendien geen idéé had van financiële verant
woordelijkheid gaarne bereid weer bij te springen. Ook hij was in de greep ge
komen van het plan waar eerst millioenen mensen om lachten, maar nu met spanning
wachtten op de vorderingen.
STAP VOOR STAP kwam men verder in het gloeiend hete woestijnzand. Eerst ver
rees op de plaats waar een paar karige hutten hadden gestaan een dorp, dat later zou
uitgroeien tot de welvarende havenstad Port Said. En terwijl de machines van 22.000
pk met elke greep iets afknabbelden van de in totaal honderdtweeënzestig kilometer,
namen de handelslieden al bezit van de grond in Port Said, dat de belangrijkste stad
zou worden als het kanaal er eenmaal was.
En alles ging wonder boven wonder goed. Ook al waren de moeilijkheden vele in
getal. Zo moesten al het materiaal en alle werktuigen, zoals machines, kolen, hout en
ijzer, uit Europa worden aangevoerd. En zo moest de eerste jaren al het drinkwater
voor twintigduizend arbeiders worden aangevoerd per.kameel. De zestienhonderd
kamelen, die voor geregelde aanvoer zorgden, kostten niet minder dan achtduizend
francs per dag.
Maar het kanaal vorderde. Jaar in, jaar uit werd er aan gewerkt. Totdat plotseling
een reeds lang gevreesd gevaar opdook: de cholera: Honderden stierven aan de ver
schrikkelijke plaag, die bovendien de gezonden afschrikte en werkschuw maakte. Geen
nood echter voor de doorzetter Ferdinand de Lesseps, die niet van zijn werk vandaan
te krijgen was. Hij klaarde het. Als hier geen werkkrachten meer te krijgen zijn, dan
haal ik ze uit Europa, zei hij, want ik moet en zal slagen. De Khedive, gul als nooit
tevoren nu hij zag hoeveel welvaart het kanaal zijn land zou kunnen brengen, be
taalde een millioen pond en de Europese arbeiders kwamen zon of geen zon, ziekte
of geen ziekte. Er was geld te verdienen en verder werd er niet gepraat. Het wel
slagen van het plan was dichterbij dan ooit tevoren.
ZESTIEN NOVEMBER 1869 was de dag der dagen in de geschiedenis van het
Suezkanaal. De dag der opening. De dam bij Déservoir aan het Grote Bittermeer werd
doorgestoken de laatste daad na het verzetten van niet minder dan vierenzeventig
millioen kubieke meter zand door handenarbeid en machines. Een verrichting, die
29.725.000 millioen pond sterling had gekost!
De vreugde was groot. De feesten, waarbij keizerin Eugénie als vertegenwoordigster
van Napoleon aanwezig was, leken op die uit de sprookjes van 1001 nacht. Een van
de hoogtepunten was de première in Cairo van Aïda, een opera, die speciaal voor deze
gelegenheid door Verdi werd gecomponeerd. Toen de rekening werd gepresenteerd,
bleek het openingsfeest twintig millioen francs gekost te hebben.
kE Amerikaanse Voorlichtingsdienst,
een instelling, die zich reeds lang be
ijvert om aan te tonen, dat een kind van
de rekening nooit zo goed af kan zijn als
een kind van de tegenwaa.rderekening,slaat
ons thans feestelijk op de schouders. Hij
heeft in een modemagazijn aan de Amster
damse Kalverstraat een tentoonstelling in
gericht om ons eraan te herinneren, dat
wij driehonderd jaar geleden New York
hebben gesticht. Het zou ons volk zelf
misschien niet eens zo gauw te binnen ge
schoten zijn. Wij hebben eeuwenlang op
allerlei door windrichting en toeval be
paalde plekjes van de globe achteloos de
korstjes van onze cultuur gestrooid. Even
achteloos als een jager, wie het alléén om
de jacht begonnen is, hebben we er vaak
ook weer van afgezien. Op dat punt zijn
wij wellicht wat slordiger geweest, dan de
Engelsen. Want gedurende die eeuwen,
waarin koloniën en wingewesten in de
grote zelfbedieningswinkel van Moeder
Aarde nog ter beschikking lagen, wanneer
men er maar tijdig zijn vlag in plantte,
hebben zij zorgvuldig een gemenebest bij
elkaar gezocht.
Toen wij het modemagazijn betraden om
een kijkje te gaan nemen, keken drie in
het zwart geklede meisjes dromerig van
haar stoffen op en één harer wees ons
loompjes de trap naar de tentoonstelling.
Wij deden de handen vast op de rug, een
typische tentoonstellingshoudingdie wel
licht ontstaan is door het veelvuldig ver
bod om voorwerpen aan te raken. Wij
hebben niets aangeraakt, maar-zij heeft óns
wel geraakt, deze expositie.
Het was tenslotte Hollandse onderne
mingsgeest, die Hudson naar het Westen
deed zeilen, want hij deed het voor de Oost
Indische Compagnie. De ervaring met Co
lumbus leerde al dat men bij het zoeken
naar Westelijke doorvaartroutes naar Azië
Amerika ontdekt. En zo ontstonden de
eerste sporen van een Nederlandse be
schaving op het schiereiland Manhattan.
De Indianen waren daar gauw achter,
want het waren goede spoorzoekers, of
men nu met Mohawks, Irokezen, Alqon-
quins of Senecas te doen had.
Manhattan heeft ons zestig guldens ge
kost en een Amsterdammer meikte terecht
op: daar doen ze het nou niet meer voor.
Er begon daar een Nieuw Amsterdam te
Westen was opgeworpen, werd Walll Street.
Nog één keer, in de Derde Zee-oorlog
tegen de Engelsen hebben wij van New
York Nieuw Amsterdam gemaakt, maar
het heeft nog maar één jaar zo geheten.
Bij de Vrede van Westminster in 1674
zagen we er gaarne van af, omdat we daar
mee Suriname konden behouden. Het
heeft ons toen méér pijn gedaan, dat wij
voortaan de Engelse oorlogsschepen op zee
het eerst moesten gedag zeggen, dan dat er
geen Nieuw Amsterdam meer was. Eeuwen
later, op zo'n tentoonstelling beseft men de
betrekkelijkheid van deze gevoelens. Wat
ons betreft zou de Nederlandse delegatie
te Westminster hebben aangeboden om
voortaan drie keer achtereen voor ieder
Engels schip op zee te groeten, als we
Nieuw Amsterdam maar hadden behouden.
De trotse Brit zou daar misschien wel in
getrapt zijn. Dan zouden wij de ontwikke
ling van de stad krachtig in handen heb
ben genomen. Wij zouden natuurlijk begrip
gehad hebben voor enig gezond nationalis
me en het zou ongetwijfeld thans ongeveer
de tijd zijn gewonden om een parlemen
taire commissie te doen onderzoeken of de
bevolking van Nieuw Amsterdam zo
zoetjes aan wellicht voldoende rijp was
voor zelfbestuur.
Wij zouden misschien in de stedebouw
en het straatbeeld een goede harmonie be
reikt hebben tussen oude gemoedelijkheid
en nieuwe zakelijkheid en de ten hemel*
krabbende hoogbouw zoveel mogelijk
hebben kunnen beperken.
Wij zouden met de bedachtzaamheid van
mensen van een oudere beschaving de al
te onstuimige initiatieven wat geremd
hebben. Zo zou de stad een beetje op Am
sterdam zijn blijven lijken. Er zou wel
licht geen subway, maar een tram rijden.
Er zouden wellicht geen Brooklyn Bridge
en geen Manhattan Bridge over de East
River liggen, maar wiegende ponten va
ren.
Maar de draad der geschiedenis valt
hier niet meer op te halen. Ons land
heeft dat definitief ingezien in het jaar
1851, toen het een nieuw Nieuw Amster
dam stichtte aan de Verlengde Hooge-
veensche Vaart. En het blijft ondanks
alles een goede gewaarwording op deze
tentoonstelling, die tot 4 April open blijft,
het oude Nieuw Amsterdam nog eens te
HOE GING HET VERDER met Ferdinand de Lesseps die profiteerde van het ge
niale brein van Negrelli en de gulle Khedive, wiens vader
Said Pascha al macht en rijkdom was beloofd met het slagen
van de plannen voor het Suezkanaal? Verwierf hij zich
macht, eer en rijkdom?
De Lesseps, aangemoedigd door he't succes, kreeg de leiding
van de Compagnie Universelle du Canal Interocéanique, een maatschappij, die zou
zorgen voor het doorgraven van de landengte van Panama, waardoor wederom een
belangrijk en voordelig kanaal zou ontstaan. In 1881 begon men. Ferdinand de Lesseps
was weer vol enthousiasme. Hij zou het weer klaren.
Maar het kwam anders uit. De wilskrachtige Fransman werd nu tegengewerkt door
ziekte en sterven van zijn arbeiders en ingenieurs, door moeilijkheden met het ter
rein, die hij niet voorzien had. Enhij had nu niet de gulle Khedive achter zich
om de voortdurend ontbrekende geldmiddelen aan te vullen. Geld.... het werd de
ondergang van De Lesseps. Toen het kapitaal van de hoofdzakelijk kleine spaarders
uit Frankrijk bijna op was, ging hij tot laakbare practijken over, waarvoor de 87-
jarige tot vijf jaren gevangenisstraf werd veroordeeld. Een jaar later De Lesseps
was toen geestelijk gestoord stierf hij.
Een jaar later dan de man, die hem door zijn geld tot roem gebracht had: de Khe
dive. Ook deze beleefde na de opening van het Suezkanaal bange dagen. Eerst moest
hij enorme sommen betalen voor het vrijkopen van zijn gevangen genomen soldaten
groeien: tal van geveltjes rijden zich vrien- zien. Als men weer buiten staat in de Kal
de! ijk aaneen en "er werd een Herengracht verstraat kan men een dubbelzinnige op
gegraven. De bewoners haddien klinkende merking maken door te zeggen: „Dat heb-
Hollandise namen, zoals Garret Rapalje, ben we weer gehad". KO BRUGB1ER
van wiens vier woe
lige kinderen wij een
schilderij aantroffen.
En het oude Amster
dam, dat wij tot op
de huidige dag nog op
twintig kilometer ten
Oosten van Haarlem
aantreffen, werd de
moederstad. In 1653
stuurde het een fraai
uitgevoerd boek met
wetsregels en „ma-
niere van Procede
ren" over, want de
nederzetting had
stadsrechten gekre
gen.
De Engelsen onder
braken die aardige
ontwikkeling in 1664
en maakten er New
York van. De Heren
gracht werd het Gen
tlemen's Canal en la
ter het Gedempte
Gentlemen's Canal,
voor welk lange
woord men toen maar
Broadstreet is gaan
zeggen. Het is een
parallelstraat van
Broadway, het vroe
gere weggetje naar
het Fort Amsterdam.
En 't Maegde Paetje,
dat op eerbiedige af
stand van de bebouw
de kom was gehou
den, werd Maiden
Lane. De aarden wal,
die door de volks
planters tegen het
j tijdens de mislukte veldtocht naar Abessinië en daarna kwam
financiële moeilijkheden, dat hij (mot een schuld van honderd
millioen pond) moest overgaan tot het verkopen van zijn kost
bare aandelen van het kanaal aanEngeland, dat thans 44% va het totaal aantal
in eigendom heeft.
MAAR DE GESCHIEDENIS van het Suezkanaal, de belangrijkste verkeersader ter
wereld, is nog niet uit. Het kanaal, dat bij een internationale overeenkomst in 1888
tot neutraal gebied werd verklaard, zal ongetwijfeld nog vele malen In het brandpunt
van de belangstelling staan. Vooral wanneer In 1968 de concessie afloopt en het bezit
wordt van de Egyptische regering. Vooral dan zullen de financiën, die het kanaal en
de schepper ervan altijd beheerst hebben (per jaar passeren ongeveer 12.000 schepen,
die ieder een flinke tol betalen, het kanaal met een gezamenlijke tonnage van
110.000.000 ton en 600.000 passagiers) op de achtergrond raken en zullen de strate
gische belangen fel worden betwist. De berichten van de laatste tijd wijzen onmis
kenbaar In die richting.
Precies zoals honderd jaar geleden de Oostenrijkse ingenieur Negrelli aan Said
Pascha had voorspeldE- K-
HET was zes uur in de morgen, toen ik mij per taxi van het
feest naar mijn huis liet vervoeren. Ik maak er geen ge
woonte van om mij in taxi's rond te laten rijden, maar soms
moet het wel eens. Het feest was nogal rumoerig geweest en ik
verkeerde in een bijzonder wazige stemming. Mijn vriend, wiens
verjaardag wij gevierd hadden, bracht mij tot aan de deur en
op de drempel drukte hij mij een boek in handen, dat ik per se
moest lezen, naar hij zei. Het ging over avonturen in het oer
woud en slangen en Inca's en heette: „Als Blanke in Zuid-
Amerika".
Eenmaal in de taxi sukkelde ik in slaap. Feesten kunnen zo
vermoeiend zijn. Daar weet u wel van. Ochtendnevel hing
vochtig in de straten en op fietsen spoedden zich al mensen naar
hun werk. Maar dat zag ik gelukkig niet, want het woelt altijd
allerlei schuldgevoelens in mij bloot.
Ik werd wakker toen de auto stil stond voor mijn huis. Ik be
taalde de chauffeur, betrad mijn woning, ontkleedde mij met
slordige bewegingen en schoot tussen de lakens. Ik sliep diep en
droomde van orchideeën. Dat doe ik dikwijls. Het heeft niets te
betekenen. Maakt u maar niet ongerust.
De telefoon rinkelde mij wakker. Sinds kort ben ik de ner
veuze bezitter van zo'n hels apparaat en het heeft mij tot nu toe
meer kwaad dan goed gedaan. Ik vind het vervelende dingen,
maar ze zijn onmisbaar zegt iedereen altijd. Nu, dan bestel je
er ook maar een. Welja.
Ik nam de hoorn van de haak en herkende de stem van mijn
niet meer jarige vriend.
„Heb je al in het boek gelezen?" schetterde hij. „Goed, hè?"
i,Het is nog te vroeg om te lezen", mompelde ik.
„Wat zeg je?" riep hij.
„Nog te vroeg",
herhaalde ik.
„Het is half één",
aldus articuleerde hij.
„Noem je dat vroeg?
Gezellige boel bij mij
gisteravond, hè?"
„Nou", zei ik. „Eenreuze gezellige boel".
Ik maakte een einde aan het gesprek en
keek de kamer rond. Waar was dat boek
eigenlijk? Ik zag het nergens. Natuurlijk,
dacht ik, terwijl ik voorzichtig mijn sok
ken aantrok, ik héb het in de taxi laten
liggen. Het ligt op de achterbank in de
linkerhoek. Of daar lag het tenminste.
Want zelfs van voorwerpen kun je niet
meer zeker zijn. Voorwerpen kunnen even
verraderlijk zijn als mensen. Ik heb bij
voorbeeld een bril. Daar zou ik u sterke
staaltjes van kunnen vertellen. Dat zal
ik bij gelegenheid nog wel eens doen, tij
dens de Brillenweek.
„O maar natuurlijk", zei ze. „Dat begrijp
ik. Het heeft ook niet zo'n haast. Ik ben al
blij dat men het mooi vindt".
Ik stond op en begaf me naar de schoor
steen. Ik nam „Als Blanke in Zuid-Ame-
rika" in mijn hand en zei: „Hé, dat lijkt
me een interessant werkje. Mag ik het eens
van u lenen?"
„Het spijt me", antwoordde ze. „Het is
niet van mij. Iemand heeft het bij mijn
Vijf en twintig cdmposities uit zeventien
landen zullen worden uitgevoerd op het
Internationale Festival voor Hedendaagse
Muziek, dat van 30 Mei tot 10 Juni in
Haifa plaats heeft. Tot de buitenlandse
componisten, die naar Israël zullen komen,
behoort ook Darius Milhaud, wiens werk
„David" zijn wereldpremière op het festi
val zal beleven. Verder zullen composities
ten gehore worden gebracht van de Is
raëlische componisten Erich W. Sternberg
(een strijkkwartet), Roman Ramati („Be-
rachol" voor zang en kamerorkest) en
Joseif Stahl (viola-concert). Het grootste
deel van het programma zal worden uit
gevoerd door Israëlische orkesten en ko
ren. Tot dusver kondigden reeds Italiaanse,
Engelse, Zuid-Afrikaanse en Zweedse toon
kunstenaars hun deelneming aan het fes
tival aan.
Tekening: Bob Buys
vader in de taxi laten liggen en hij komt
het straks halen".
Ik ging dus zonder mijn boek naar huis
terug. Ik "kocht bij de boekhandel een
nieuw exemplaar en las het tijdens een
slapeloze nacht. Het was de moeite waard,
dat moet ik zeggen. En nu hoop ik maar,
dat ze het boek van de dochter van de
taxichauffeur gaan uitgeven, want het was
zo'n mooi meisje en die zijn niet gebouwd
voor teleurstellingen, vind ik.
Zoals reeds eerder werd meegedeeld,
zal op Dinsdag 6 April in het cultureel
centrum De Vleeshal een onder auspi
ciën van de Haarlemse Kunstgemeen
schap staande avond aan de kunst van
het improvisatietoneel worden gewijd.
De optredenden zijn: Ank van der
Moer, Ellen Vogel, Han Bentz van den
Berg en Ton Lutz, leden van de Neder
landse Comedie, die zonder voorberei
ding twee stukken zullen spelen volgens
enkele uren tevoren door Jeanne van
Scliaik-Willing en Ed. Hoornik bedach
te scenarios, waarvoor het publiek te
voren schriftelijk thema's kan opgeven.
In onderstaand artikel wordt iets ver
teld over het doel van dit experiment
en over de bloeitijd van de commedia
deü'arte, welke Italiaanse toneelvorm
geheel op improvisatie berustte.
tekst gebruikt werd en daarom
besloot men iedere avond hier
voor de eerste de beste inge
ving te gebruiken, die door de
als regisseur fungerende tegen
speler als opdracht werd ge
lanceerd.
Maar dit zijn slechts inciden
tele verschijnselen. Toch is
vroeger ook op het toneel de
improvisatie een geheel zelf
standige kunst geweest, name
lijk in de vijftiende en zestien
de eeuw in Italië, toen daar de
zogenaamde commedia dell'ar-
te bloeide, die in het jaarlijkse
carnaval in het Florence van
Lorenzo de Medici zijn oor
sprong vond. Dit was een ker-
misspel met vaststaande, van
her en der gekomen, steeds te
rugkerende typen, die aan
vankelijk gekenschetst werden
door maskers, met een geheel
uit de inspiratie van het ogen
blik opwellende tekst. Hier
voor werd alleen een scenario
gebruikt, in een dag, soms in
een paar uur, in elkaar gezet
dat achter de coulissen tegen
de muur werd geprikt, zodat de
acteurs er steeds hun gedrags
lijn voor elk tafreel op konden
aflezen.
Reeds Carlo Gozzi, die toch
destijds leefde, was het een
raadsel hoe men uit zo weinig
gegevens steeds weer nieuwe
toneelstukken van soms twee
tot drie uur speeltijd kon op
bouwen, die de mensen aange
naam bezig hielden. Hij was
overigens een van de eersten,
die hiervoor de commedia eru-
dita, het blijspel met vaste
tekst, in de plaats stelde. Men
moet echter niet vergeten, dat
de acteurs dezelfde stof met
steeds dezelfde personages
men zie de afbeeldingen
eeuwig vernieuwden. Een van
hen, Nicolo Barbieri, bekende
trouwens dat de geheugens van
hem en zijn speelgenoten vol
waren met zinnen, grappen,
verwijten, klachten, liefdesver
klaringen, actes van berouw,
uitbarstingen van woede of
wanhoop enzovoorts. En als zij
niet verder konden gingen zij
over in dansen of vechtpar
tijen, want de acteurs van die
dagen waren tevens volleerde
acrobaten en mimeurs.
Gheravdi heeft meegedeeeld,
Pantalone
Mathilde in Wenen met een ge
heel op improvisatie berusten
de burleske opvrolijkte, waar
bij men het echter voor alle
zekerheid had laten voorko
men dat er een onbekend stuk
van Calderón werd.opgevoerd.
Het behoeft trouwens wel
geen betoog, dat de improvisa
tie bij uitstek thuis hoort op
het terrein van het komische.
Waarom wij dan thans dit
experiment in de Vleeshal
ondernemen? Wel - er bestaat
thans allenvegen een reactie
tegen de tyrannie van het ge
schreven woord in het theater.
De acteurs willen meer speel
ruimte. Fn daarom zal het ib-
teressant zijn na te gaan of zij
ook de paden der kunst kun
nen bewandelen zonder de
krukken der litteratuur, die
wij overigens allerminst willen
afschaffen. En per slot van re
kening zullen zij het nu voor
een groot gedeelte moeten
hebben van het welsprekend
ste aller expressiemiddelen:
het lichaam, dat de laatste tijd
teveel in de verdrukking is
gekomen door het keurslijfdat
de regisseurs hen dwingt te
dragen. Voor de toeschouwers
rest tenslotte de sportieve sen
satie: hoe zullen zij het er af
brengen?
DAVID KONING
Ik kreeg een verstandig idee en belde de
Taxicentrale op en het duurde niet eens zo
erg lang of ik kreeg de chauffeur aan de
draad, die mij in het hanig morgenuur naar
huis had vervoerd.
„Ha, die meneertje", riep hij jolig. „Het
gaat zeker over dat boekje. Dat Indianen-
boekje. Heb ik het mis?"
Nee, hij had het niet mis. Taxichauf
feurs hebben het trouwens nooit mis. Het
boek lag bij hem thuis. Op de schoorsteen.
Daar kon ik het halen. Het lag er veilig.
Dag meneertje.
Ik kleedde mij nu geheel en al aan en
zocht een naburig café op, waar ik een kop
koffie dronk en nog een kop en weer een
kop. Ik ben, wat je noemt, een koffieleut.
Ik ben een echte leut, wat koffie betreft.
Ik zit de hele dag te leuten.
Toen nam ik de tram naar het huis, waar
mijn boek op de schoorsteen veilig op mij
lag te wachten. Ik belde aan tja dat
gaat zo en hoorde al spoedig voetstap
pen naderbij komen. De deur week en in
de deuropening stond een meisje van heb
ik jou daar. Zo mooi, bedoel ik. Ach, wat
was ze mooi. Leve de vergeten boeken.
Leve de chauffeurs van taxi's.
„Ik kom voor het boek", zei ik met een
glanzend opgepoetste glimlach.
„Ach", zei ze. „Zo vlug al. Dat had ik
niet verwacht". Ze bloosde en noodde mij
binnen. Ik volgde haar de huiskamer in,
waar ik rrjijn boek op de schoorsteen zag
liggen.
„Gaat u toch zitten", zjei ze. „Mijn vader
en moeder zijn gelukkig niet thuis. U be
grijpt wel, dat die er niets van af mogen
weten". Ik begreep niet goed wat zij be
doelde. Wat ik dacht zou ze toch wel niet
bedoelen. Hoewel ik ook op dat gebied
heel wat sterke staaltjes heb meegemaakt.
Daar zou ik u een aardig boekje over kun
nen opendoen. Maar dat komt nog wel
eens, tijdens de Mooie-Meisjesweek.
„U weet niet hoe blij ik ben", zei ze. „Ik
had dit nooit verwacht. Vooral omdat het
mijn eerste boek is. Vond u het mooi? En
gaat u het werkelijk uitgeven?"
O genade, dacht ik, een gruwelijk mis
verstand. Ze denkt dat ik een uitgever
ben. Ze heeft een boek geschreven en in
gestuurd en nu denkt ze, dat ik het ga uit
geven. Wat te doen? Ze is te mooi en te lief
om haar de waarheid te vertellen.
„Kijk eens", zei ik. „De zaak zit zo: ik
ben niet de uitgever zelf, maar ik sta in
zijn dienst. Wat nu uw boek betreft, men
heeft het met stijgende bewondering ge
lezen en ik geloof wel te mogen zeggen dat
men uitgave in overweging neemt. Men
verzoekt u echter wel nog een weinig ge
duld te willen beoefenen, want aan de uit-
c gave van een boek zit meer vast, dan u
zo zou denken. Dat kan ik u wel vertellen".
dat de als Scaramouche *be-
roemde Tiberio Fiorelli in „Co-
lombine, advocaat pro en con
tra" zijn publiek een kwartier
aan het lachen kon houden
zonder een woord te zeggen.
Tijdens dergelijke spontane
intermezzi konden zijn metge
zellen zich voorbereiden op de
volgende scènes, men zou kun
nen zeggen: weer op hun ver
haal komen.
Maar hoe dan ook: de com
media dell'arte wellicht de
zuiverste vorm van toneel
verdween mede, omdat de ty
pen hun modellen in de reali
teit overleefden, al bleven er
vele voortbestaan, in de blij
spelen van Molière bij voor
beeld. De variaties op de mo
gelijke thema's waren trouwens
niet eindeloos. Uit het genre
Het zou al te romantisch zijn
te willen proberen dit volks
theater bij uitstek, dat geheel
bloeide bij de gratie van een
onmiddellijke binding met de
dagelijkse realiteit, waarvan
men de groteske weerspiege
ling te zien gaf, te laten her
leven. Dat gelukte trouwens
slechts, bij de pogingen die
men daartoe ondernam, zeer
zelden, zoals in 1773, toen een
rondreizende Deense troep vol
komen bij verrassing de me
lancholieke koningin Karoline
Scaramouche
Het improviseren op het to
neel wordt tegenwoordig
eigenlijk alleen maar beoefend
en dan zeker niet bij wijze
van kunstvorm door ac
teurs, die in hun rol blijven
steken of anderszins geen weg
meer uit een in de war gelo
pen situatie weten. Vroeger in
Rusland, toen de toneelspelers
nog lijfeigenen waren, stond
zelfs op dergelijke artistieke
vrijheden de straf van een ste
vig pak stokslagen. In Neder-
Polichinelle
land placht nog niet zo heel
land geleden Jan Musch debu
terende krachten in zijn gezel
schap tot improviseren te
dwingen door volkomen onver
wacht in een scène te verschij
nen of bij voorbeeld een ab
soluut noodzakelijk attribuut
weg te nemen, teneinde een
natuurlijke speeltrant te be
vorderen.
Michael Redgrave vertelt in
zijn onlangs in deze kolommen
besproken boek, hoe de voor
stellingen van „Het meisje
van buiten" van John van
Druten in Engeland, die steeds
meer verslapten, door later
ingelaste improvisatie aan
kracht wonnen. Daarin komt
namelijk een aan lager wal ge
raakte acteur voor, die op een
auditie een laatste kans kreeg.
Deze scène was ongeloofwaar
dig, zolang de vastgestelde