AMSTERYORK D' Ha, die meneertje De kunst van het ieiprovisatietoeeel Geschiedenis en toekomst van het Suezkanaal REMCO CAMPERT Darius Milhaud naar Haifa 74.0UU.UU0 m3 zand hij mede door zijn ongelooflijke pronkzucht in zo grote KORT VERHAAL VOOR DE BOEKENWEEK In de Vleeshal RUIM HONDERD JAAR geleden kreeg Said Pascha, de vierde zoon van Moham med Ali, in zijn luxueuze paleis in Cairo bezoek van een Oostenrijker: Negrelli, een man met fantastische ideeën, met doorzet tingsvermogen, met wilskracht, met ken nis, maarzonder geld. Geef mij geld en werkkrachten, hoogheid zo zei deze Negrelli tot Said Pascha en ik graaf voor u en de zeevarende volken van de wereld een kanaal dwars door de woestijn. Een kanaal, beginnend in uw land bij de Middellandse Zee, dat langs Ismalia naar Suez aan de Rode Zee zal lopen. Help mij en ik zal slagen, smeekte Negrelli geef mij wat ik vraag en ik zal u rijkdom en macht bezorgen met de verwezenlijking van een plan dat de wereld verstomd zal doen staan. Onderkoning Said Pascha hielp. Er kwam geld en er kwamen iuerkkrachten. Tienduizenden ponden en duizenden aan hitte gewende mannen. Het gaat goed, be richtte Negrelli weldra aan zijn weldoener. Port Said, naar u met uw vooruitziende geest genoemd, verrijst. De hitte mergelt ons haast uit, maar wij zetten door. Het kanaal moet er komen, ook al zullen wij er allen bij moeten omkomen. Ferdinand de Lesseps ZO WAREN de gedachten van de Oostenrijkse ingenieur Negrelli, die ten koste van alles zijn tot werkelijkheid uitgewerkte dromen in vervulling wilde doen gaan. Maar niet van de duizenden onder hem gestelde Arabieren, Egyptenaren, Joden, Turken en Grieken. Die mokten al spoedig en dreigden het werk neer te leggen als er geen water kwam. En er kwam geen water. Wel kwam iedere dag weer de zon, die alles wat leefde verder uitmergelde de dorstende arbeiders, maar ook de eens zo onverzette lijke, wilskrachtige en kundige Negrelli. De duizenden zwoegers, die het einde voelden naderen, legden het werk neer en vluchtten. De dappere Oostenrijker stierf en werd spoedig vergeten. Het standbeeld, dat nu aan het blauwe water van de Middellandse Zee staat bij een van de pieren is niet van hem het is van Ferdinand de Lesseps, de consul van Frankrijk in Cairo, die wél slaagde.met de plannen van Negrelli. FERDINAND DE LESSEPS had al lang ideeën gehad over het graven van een kanaal door de barre woestijn, maar miste de kennis die Negrelli had. Wat de Oos tenrijker echter niet had, dat was de invloed en de kunst om die invloed uit te buiten voor de verwerkelijking van het plan. En die kunst verstond nu De Lesseps als geen ander. Toen de Egyptische Khedive Mohammed Said Pascha hem in 1854 dan ook vroeg de reeds bestaande plannen te verwezenlijken, hapte de Fransman direct toe. Al de waardevolle relaties, die de Lesseps verworven had tijdens de jaren dat hij Frans consul was geweest in Rotterdam, Malaga en Barcelona, wendde hij aan om het voorlopige doel het bij elkaar brengen van geld te bereiken. In Engeland verzette Lord Palmerston zich hardnekkig. Wat moest dat daar in het nabije Oosten? Maar de Lesseps stoorde er zich niet aan. Hij bedelde en kreeg geld. Tweehonderd millioen francs: 400.000 aandelen van 500 francs elk. En toen de concessie werd ver leend, stond niets meer de oprichting van een maatschappij in de weg, die voor het doorgraven van de langengte zou zorgdragen: de Compagnie Universelle du Canal Maritieme de Suez. Het werk kon andermaal beginnen. Het werk, dat tien jaren in beslag zou nemen. Weer kwamen er moeilijkheden. Weer begonnen de twintigduizend inboorlingen te mokken. Maar nu stond er geen idealist boven hen, maar een man die ingreep, als hij daar de tijd toe gekomen achtte. En als er weer geld moest komen, dan was de Khe dive van Egypte een gul man, die bovendien geen idéé had van financiële verant woordelijkheid gaarne bereid weer bij te springen. Ook hij was in de greep ge komen van het plan waar eerst millioenen mensen om lachten, maar nu met spanning wachtten op de vorderingen. STAP VOOR STAP kwam men verder in het gloeiend hete woestijnzand. Eerst ver rees op de plaats waar een paar karige hutten hadden gestaan een dorp, dat later zou uitgroeien tot de welvarende havenstad Port Said. En terwijl de machines van 22.000 pk met elke greep iets afknabbelden van de in totaal honderdtweeënzestig kilometer, namen de handelslieden al bezit van de grond in Port Said, dat de belangrijkste stad zou worden als het kanaal er eenmaal was. En alles ging wonder boven wonder goed. Ook al waren de moeilijkheden vele in getal. Zo moesten al het materiaal en alle werktuigen, zoals machines, kolen, hout en ijzer, uit Europa worden aangevoerd. En zo moest de eerste jaren al het drinkwater voor twintigduizend arbeiders worden aangevoerd per.kameel. De zestienhonderd kamelen, die voor geregelde aanvoer zorgden, kostten niet minder dan achtduizend francs per dag. Maar het kanaal vorderde. Jaar in, jaar uit werd er aan gewerkt. Totdat plotseling een reeds lang gevreesd gevaar opdook: de cholera: Honderden stierven aan de ver schrikkelijke plaag, die bovendien de gezonden afschrikte en werkschuw maakte. Geen nood echter voor de doorzetter Ferdinand de Lesseps, die niet van zijn werk vandaan te krijgen was. Hij klaarde het. Als hier geen werkkrachten meer te krijgen zijn, dan haal ik ze uit Europa, zei hij, want ik moet en zal slagen. De Khedive, gul als nooit tevoren nu hij zag hoeveel welvaart het kanaal zijn land zou kunnen brengen, be taalde een millioen pond en de Europese arbeiders kwamen zon of geen zon, ziekte of geen ziekte. Er was geld te verdienen en verder werd er niet gepraat. Het wel slagen van het plan was dichterbij dan ooit tevoren. ZESTIEN NOVEMBER 1869 was de dag der dagen in de geschiedenis van het Suezkanaal. De dag der opening. De dam bij Déservoir aan het Grote Bittermeer werd doorgestoken de laatste daad na het verzetten van niet minder dan vierenzeventig millioen kubieke meter zand door handenarbeid en machines. Een verrichting, die 29.725.000 millioen pond sterling had gekost! De vreugde was groot. De feesten, waarbij keizerin Eugénie als vertegenwoordigster van Napoleon aanwezig was, leken op die uit de sprookjes van 1001 nacht. Een van de hoogtepunten was de première in Cairo van Aïda, een opera, die speciaal voor deze gelegenheid door Verdi werd gecomponeerd. Toen de rekening werd gepresenteerd, bleek het openingsfeest twintig millioen francs gekost te hebben. kE Amerikaanse Voorlichtingsdienst, een instelling, die zich reeds lang be ijvert om aan te tonen, dat een kind van de rekening nooit zo goed af kan zijn als een kind van de tegenwaa.rderekening,slaat ons thans feestelijk op de schouders. Hij heeft in een modemagazijn aan de Amster damse Kalverstraat een tentoonstelling in gericht om ons eraan te herinneren, dat wij driehonderd jaar geleden New York hebben gesticht. Het zou ons volk zelf misschien niet eens zo gauw te binnen ge schoten zijn. Wij hebben eeuwenlang op allerlei door windrichting en toeval be paalde plekjes van de globe achteloos de korstjes van onze cultuur gestrooid. Even achteloos als een jager, wie het alléén om de jacht begonnen is, hebben we er vaak ook weer van afgezien. Op dat punt zijn wij wellicht wat slordiger geweest, dan de Engelsen. Want gedurende die eeuwen, waarin koloniën en wingewesten in de grote zelfbedieningswinkel van Moeder Aarde nog ter beschikking lagen, wanneer men er maar tijdig zijn vlag in plantte, hebben zij zorgvuldig een gemenebest bij elkaar gezocht. Toen wij het modemagazijn betraden om een kijkje te gaan nemen, keken drie in het zwart geklede meisjes dromerig van haar stoffen op en één harer wees ons loompjes de trap naar de tentoonstelling. Wij deden de handen vast op de rug, een typische tentoonstellingshoudingdie wel licht ontstaan is door het veelvuldig ver bod om voorwerpen aan te raken. Wij hebben niets aangeraakt, maar-zij heeft óns wel geraakt, deze expositie. Het was tenslotte Hollandse onderne mingsgeest, die Hudson naar het Westen deed zeilen, want hij deed het voor de Oost Indische Compagnie. De ervaring met Co lumbus leerde al dat men bij het zoeken naar Westelijke doorvaartroutes naar Azië Amerika ontdekt. En zo ontstonden de eerste sporen van een Nederlandse be schaving op het schiereiland Manhattan. De Indianen waren daar gauw achter, want het waren goede spoorzoekers, of men nu met Mohawks, Irokezen, Alqon- quins of Senecas te doen had. Manhattan heeft ons zestig guldens ge kost en een Amsterdammer meikte terecht op: daar doen ze het nou niet meer voor. Er begon daar een Nieuw Amsterdam te Westen was opgeworpen, werd Walll Street. Nog één keer, in de Derde Zee-oorlog tegen de Engelsen hebben wij van New York Nieuw Amsterdam gemaakt, maar het heeft nog maar één jaar zo geheten. Bij de Vrede van Westminster in 1674 zagen we er gaarne van af, omdat we daar mee Suriname konden behouden. Het heeft ons toen méér pijn gedaan, dat wij voortaan de Engelse oorlogsschepen op zee het eerst moesten gedag zeggen, dan dat er geen Nieuw Amsterdam meer was. Eeuwen later, op zo'n tentoonstelling beseft men de betrekkelijkheid van deze gevoelens. Wat ons betreft zou de Nederlandse delegatie te Westminster hebben aangeboden om voortaan drie keer achtereen voor ieder Engels schip op zee te groeten, als we Nieuw Amsterdam maar hadden behouden. De trotse Brit zou daar misschien wel in getrapt zijn. Dan zouden wij de ontwikke ling van de stad krachtig in handen heb ben genomen. Wij zouden natuurlijk begrip gehad hebben voor enig gezond nationalis me en het zou ongetwijfeld thans ongeveer de tijd zijn gewonden om een parlemen taire commissie te doen onderzoeken of de bevolking van Nieuw Amsterdam zo zoetjes aan wellicht voldoende rijp was voor zelfbestuur. Wij zouden misschien in de stedebouw en het straatbeeld een goede harmonie be reikt hebben tussen oude gemoedelijkheid en nieuwe zakelijkheid en de ten hemel* krabbende hoogbouw zoveel mogelijk hebben kunnen beperken. Wij zouden met de bedachtzaamheid van mensen van een oudere beschaving de al te onstuimige initiatieven wat geremd hebben. Zo zou de stad een beetje op Am sterdam zijn blijven lijken. Er zou wel licht geen subway, maar een tram rijden. Er zouden wellicht geen Brooklyn Bridge en geen Manhattan Bridge over de East River liggen, maar wiegende ponten va ren. Maar de draad der geschiedenis valt hier niet meer op te halen. Ons land heeft dat definitief ingezien in het jaar 1851, toen het een nieuw Nieuw Amster dam stichtte aan de Verlengde Hooge- veensche Vaart. En het blijft ondanks alles een goede gewaarwording op deze tentoonstelling, die tot 4 April open blijft, het oude Nieuw Amsterdam nog eens te HOE GING HET VERDER met Ferdinand de Lesseps die profiteerde van het ge niale brein van Negrelli en de gulle Khedive, wiens vader Said Pascha al macht en rijkdom was beloofd met het slagen van de plannen voor het Suezkanaal? Verwierf hij zich macht, eer en rijkdom? De Lesseps, aangemoedigd door he't succes, kreeg de leiding van de Compagnie Universelle du Canal Interocéanique, een maatschappij, die zou zorgen voor het doorgraven van de landengte van Panama, waardoor wederom een belangrijk en voordelig kanaal zou ontstaan. In 1881 begon men. Ferdinand de Lesseps was weer vol enthousiasme. Hij zou het weer klaren. Maar het kwam anders uit. De wilskrachtige Fransman werd nu tegengewerkt door ziekte en sterven van zijn arbeiders en ingenieurs, door moeilijkheden met het ter rein, die hij niet voorzien had. Enhij had nu niet de gulle Khedive achter zich om de voortdurend ontbrekende geldmiddelen aan te vullen. Geld.... het werd de ondergang van De Lesseps. Toen het kapitaal van de hoofdzakelijk kleine spaarders uit Frankrijk bijna op was, ging hij tot laakbare practijken over, waarvoor de 87- jarige tot vijf jaren gevangenisstraf werd veroordeeld. Een jaar later De Lesseps was toen geestelijk gestoord stierf hij. Een jaar later dan de man, die hem door zijn geld tot roem gebracht had: de Khe dive. Ook deze beleefde na de opening van het Suezkanaal bange dagen. Eerst moest hij enorme sommen betalen voor het vrijkopen van zijn gevangen genomen soldaten groeien: tal van geveltjes rijden zich vrien- zien. Als men weer buiten staat in de Kal de! ijk aaneen en "er werd een Herengracht verstraat kan men een dubbelzinnige op gegraven. De bewoners haddien klinkende merking maken door te zeggen: „Dat heb- Hollandise namen, zoals Garret Rapalje, ben we weer gehad". KO BRUGB1ER van wiens vier woe lige kinderen wij een schilderij aantroffen. En het oude Amster dam, dat wij tot op de huidige dag nog op twintig kilometer ten Oosten van Haarlem aantreffen, werd de moederstad. In 1653 stuurde het een fraai uitgevoerd boek met wetsregels en „ma- niere van Procede ren" over, want de nederzetting had stadsrechten gekre gen. De Engelsen onder braken die aardige ontwikkeling in 1664 en maakten er New York van. De Heren gracht werd het Gen tlemen's Canal en la ter het Gedempte Gentlemen's Canal, voor welk lange woord men toen maar Broadstreet is gaan zeggen. Het is een parallelstraat van Broadway, het vroe gere weggetje naar het Fort Amsterdam. En 't Maegde Paetje, dat op eerbiedige af stand van de bebouw de kom was gehou den, werd Maiden Lane. De aarden wal, die door de volks planters tegen het j tijdens de mislukte veldtocht naar Abessinië en daarna kwam financiële moeilijkheden, dat hij (mot een schuld van honderd millioen pond) moest overgaan tot het verkopen van zijn kost bare aandelen van het kanaal aanEngeland, dat thans 44% va het totaal aantal in eigendom heeft. MAAR DE GESCHIEDENIS van het Suezkanaal, de belangrijkste verkeersader ter wereld, is nog niet uit. Het kanaal, dat bij een internationale overeenkomst in 1888 tot neutraal gebied werd verklaard, zal ongetwijfeld nog vele malen In het brandpunt van de belangstelling staan. Vooral wanneer In 1968 de concessie afloopt en het bezit wordt van de Egyptische regering. Vooral dan zullen de financiën, die het kanaal en de schepper ervan altijd beheerst hebben (per jaar passeren ongeveer 12.000 schepen, die ieder een flinke tol betalen, het kanaal met een gezamenlijke tonnage van 110.000.000 ton en 600.000 passagiers) op de achtergrond raken en zullen de strate gische belangen fel worden betwist. De berichten van de laatste tijd wijzen onmis kenbaar In die richting. Precies zoals honderd jaar geleden de Oostenrijkse ingenieur Negrelli aan Said Pascha had voorspeldE- K- HET was zes uur in de morgen, toen ik mij per taxi van het feest naar mijn huis liet vervoeren. Ik maak er geen ge woonte van om mij in taxi's rond te laten rijden, maar soms moet het wel eens. Het feest was nogal rumoerig geweest en ik verkeerde in een bijzonder wazige stemming. Mijn vriend, wiens verjaardag wij gevierd hadden, bracht mij tot aan de deur en op de drempel drukte hij mij een boek in handen, dat ik per se moest lezen, naar hij zei. Het ging over avonturen in het oer woud en slangen en Inca's en heette: „Als Blanke in Zuid- Amerika". Eenmaal in de taxi sukkelde ik in slaap. Feesten kunnen zo vermoeiend zijn. Daar weet u wel van. Ochtendnevel hing vochtig in de straten en op fietsen spoedden zich al mensen naar hun werk. Maar dat zag ik gelukkig niet, want het woelt altijd allerlei schuldgevoelens in mij bloot. Ik werd wakker toen de auto stil stond voor mijn huis. Ik be taalde de chauffeur, betrad mijn woning, ontkleedde mij met slordige bewegingen en schoot tussen de lakens. Ik sliep diep en droomde van orchideeën. Dat doe ik dikwijls. Het heeft niets te betekenen. Maakt u maar niet ongerust. De telefoon rinkelde mij wakker. Sinds kort ben ik de ner veuze bezitter van zo'n hels apparaat en het heeft mij tot nu toe meer kwaad dan goed gedaan. Ik vind het vervelende dingen, maar ze zijn onmisbaar zegt iedereen altijd. Nu, dan bestel je er ook maar een. Welja. Ik nam de hoorn van de haak en herkende de stem van mijn niet meer jarige vriend. „Heb je al in het boek gelezen?" schetterde hij. „Goed, hè?" i,Het is nog te vroeg om te lezen", mompelde ik. „Wat zeg je?" riep hij. „Nog te vroeg", herhaalde ik. „Het is half één", aldus articuleerde hij. „Noem je dat vroeg? Gezellige boel bij mij gisteravond, hè?" „Nou", zei ik. „Eenreuze gezellige boel". Ik maakte een einde aan het gesprek en keek de kamer rond. Waar was dat boek eigenlijk? Ik zag het nergens. Natuurlijk, dacht ik, terwijl ik voorzichtig mijn sok ken aantrok, ik héb het in de taxi laten liggen. Het ligt op de achterbank in de linkerhoek. Of daar lag het tenminste. Want zelfs van voorwerpen kun je niet meer zeker zijn. Voorwerpen kunnen even verraderlijk zijn als mensen. Ik heb bij voorbeeld een bril. Daar zou ik u sterke staaltjes van kunnen vertellen. Dat zal ik bij gelegenheid nog wel eens doen, tij dens de Brillenweek. „O maar natuurlijk", zei ze. „Dat begrijp ik. Het heeft ook niet zo'n haast. Ik ben al blij dat men het mooi vindt". Ik stond op en begaf me naar de schoor steen. Ik nam „Als Blanke in Zuid-Ame- rika" in mijn hand en zei: „Hé, dat lijkt me een interessant werkje. Mag ik het eens van u lenen?" „Het spijt me", antwoordde ze. „Het is niet van mij. Iemand heeft het bij mijn Vijf en twintig cdmposities uit zeventien landen zullen worden uitgevoerd op het Internationale Festival voor Hedendaagse Muziek, dat van 30 Mei tot 10 Juni in Haifa plaats heeft. Tot de buitenlandse componisten, die naar Israël zullen komen, behoort ook Darius Milhaud, wiens werk „David" zijn wereldpremière op het festi val zal beleven. Verder zullen composities ten gehore worden gebracht van de Is raëlische componisten Erich W. Sternberg (een strijkkwartet), Roman Ramati („Be- rachol" voor zang en kamerorkest) en Joseif Stahl (viola-concert). Het grootste deel van het programma zal worden uit gevoerd door Israëlische orkesten en ko ren. Tot dusver kondigden reeds Italiaanse, Engelse, Zuid-Afrikaanse en Zweedse toon kunstenaars hun deelneming aan het fes tival aan. Tekening: Bob Buys vader in de taxi laten liggen en hij komt het straks halen". Ik ging dus zonder mijn boek naar huis terug. Ik "kocht bij de boekhandel een nieuw exemplaar en las het tijdens een slapeloze nacht. Het was de moeite waard, dat moet ik zeggen. En nu hoop ik maar, dat ze het boek van de dochter van de taxichauffeur gaan uitgeven, want het was zo'n mooi meisje en die zijn niet gebouwd voor teleurstellingen, vind ik. Zoals reeds eerder werd meegedeeld, zal op Dinsdag 6 April in het cultureel centrum De Vleeshal een onder auspi ciën van de Haarlemse Kunstgemeen schap staande avond aan de kunst van het improvisatietoneel worden gewijd. De optredenden zijn: Ank van der Moer, Ellen Vogel, Han Bentz van den Berg en Ton Lutz, leden van de Neder landse Comedie, die zonder voorberei ding twee stukken zullen spelen volgens enkele uren tevoren door Jeanne van Scliaik-Willing en Ed. Hoornik bedach te scenarios, waarvoor het publiek te voren schriftelijk thema's kan opgeven. In onderstaand artikel wordt iets ver teld over het doel van dit experiment en over de bloeitijd van de commedia deü'arte, welke Italiaanse toneelvorm geheel op improvisatie berustte. tekst gebruikt werd en daarom besloot men iedere avond hier voor de eerste de beste inge ving te gebruiken, die door de als regisseur fungerende tegen speler als opdracht werd ge lanceerd. Maar dit zijn slechts inciden tele verschijnselen. Toch is vroeger ook op het toneel de improvisatie een geheel zelf standige kunst geweest, name lijk in de vijftiende en zestien de eeuw in Italië, toen daar de zogenaamde commedia dell'ar- te bloeide, die in het jaarlijkse carnaval in het Florence van Lorenzo de Medici zijn oor sprong vond. Dit was een ker- misspel met vaststaande, van her en der gekomen, steeds te rugkerende typen, die aan vankelijk gekenschetst werden door maskers, met een geheel uit de inspiratie van het ogen blik opwellende tekst. Hier voor werd alleen een scenario gebruikt, in een dag, soms in een paar uur, in elkaar gezet dat achter de coulissen tegen de muur werd geprikt, zodat de acteurs er steeds hun gedrags lijn voor elk tafreel op konden aflezen. Reeds Carlo Gozzi, die toch destijds leefde, was het een raadsel hoe men uit zo weinig gegevens steeds weer nieuwe toneelstukken van soms twee tot drie uur speeltijd kon op bouwen, die de mensen aange naam bezig hielden. Hij was overigens een van de eersten, die hiervoor de commedia eru- dita, het blijspel met vaste tekst, in de plaats stelde. Men moet echter niet vergeten, dat de acteurs dezelfde stof met steeds dezelfde personages men zie de afbeeldingen eeuwig vernieuwden. Een van hen, Nicolo Barbieri, bekende trouwens dat de geheugens van hem en zijn speelgenoten vol waren met zinnen, grappen, verwijten, klachten, liefdesver klaringen, actes van berouw, uitbarstingen van woede of wanhoop enzovoorts. En als zij niet verder konden gingen zij over in dansen of vechtpar tijen, want de acteurs van die dagen waren tevens volleerde acrobaten en mimeurs. Gheravdi heeft meegedeeeld, Pantalone Mathilde in Wenen met een ge heel op improvisatie berusten de burleske opvrolijkte, waar bij men het echter voor alle zekerheid had laten voorko men dat er een onbekend stuk van Calderón werd.opgevoerd. Het behoeft trouwens wel geen betoog, dat de improvisa tie bij uitstek thuis hoort op het terrein van het komische. Waarom wij dan thans dit experiment in de Vleeshal ondernemen? Wel - er bestaat thans allenvegen een reactie tegen de tyrannie van het ge schreven woord in het theater. De acteurs willen meer speel ruimte. Fn daarom zal het ib- teressant zijn na te gaan of zij ook de paden der kunst kun nen bewandelen zonder de krukken der litteratuur, die wij overigens allerminst willen afschaffen. En per slot van re kening zullen zij het nu voor een groot gedeelte moeten hebben van het welsprekend ste aller expressiemiddelen: het lichaam, dat de laatste tijd teveel in de verdrukking is gekomen door het keurslijfdat de regisseurs hen dwingt te dragen. Voor de toeschouwers rest tenslotte de sportieve sen satie: hoe zullen zij het er af brengen? DAVID KONING Ik kreeg een verstandig idee en belde de Taxicentrale op en het duurde niet eens zo erg lang of ik kreeg de chauffeur aan de draad, die mij in het hanig morgenuur naar huis had vervoerd. „Ha, die meneertje", riep hij jolig. „Het gaat zeker over dat boekje. Dat Indianen- boekje. Heb ik het mis?" Nee, hij had het niet mis. Taxichauf feurs hebben het trouwens nooit mis. Het boek lag bij hem thuis. Op de schoorsteen. Daar kon ik het halen. Het lag er veilig. Dag meneertje. Ik kleedde mij nu geheel en al aan en zocht een naburig café op, waar ik een kop koffie dronk en nog een kop en weer een kop. Ik ben, wat je noemt, een koffieleut. Ik ben een echte leut, wat koffie betreft. Ik zit de hele dag te leuten. Toen nam ik de tram naar het huis, waar mijn boek op de schoorsteen veilig op mij lag te wachten. Ik belde aan tja dat gaat zo en hoorde al spoedig voetstap pen naderbij komen. De deur week en in de deuropening stond een meisje van heb ik jou daar. Zo mooi, bedoel ik. Ach, wat was ze mooi. Leve de vergeten boeken. Leve de chauffeurs van taxi's. „Ik kom voor het boek", zei ik met een glanzend opgepoetste glimlach. „Ach", zei ze. „Zo vlug al. Dat had ik niet verwacht". Ze bloosde en noodde mij binnen. Ik volgde haar de huiskamer in, waar ik rrjijn boek op de schoorsteen zag liggen. „Gaat u toch zitten", zjei ze. „Mijn vader en moeder zijn gelukkig niet thuis. U be grijpt wel, dat die er niets van af mogen weten". Ik begreep niet goed wat zij be doelde. Wat ik dacht zou ze toch wel niet bedoelen. Hoewel ik ook op dat gebied heel wat sterke staaltjes heb meegemaakt. Daar zou ik u een aardig boekje over kun nen opendoen. Maar dat komt nog wel eens, tijdens de Mooie-Meisjesweek. „U weet niet hoe blij ik ben", zei ze. „Ik had dit nooit verwacht. Vooral omdat het mijn eerste boek is. Vond u het mooi? En gaat u het werkelijk uitgeven?" O genade, dacht ik, een gruwelijk mis verstand. Ze denkt dat ik een uitgever ben. Ze heeft een boek geschreven en in gestuurd en nu denkt ze, dat ik het ga uit geven. Wat te doen? Ze is te mooi en te lief om haar de waarheid te vertellen. „Kijk eens", zei ik. „De zaak zit zo: ik ben niet de uitgever zelf, maar ik sta in zijn dienst. Wat nu uw boek betreft, men heeft het met stijgende bewondering ge lezen en ik geloof wel te mogen zeggen dat men uitgave in overweging neemt. Men verzoekt u echter wel nog een weinig ge duld te willen beoefenen, want aan de uit- c gave van een boek zit meer vast, dan u zo zou denken. Dat kan ik u wel vertellen". dat de als Scaramouche *be- roemde Tiberio Fiorelli in „Co- lombine, advocaat pro en con tra" zijn publiek een kwartier aan het lachen kon houden zonder een woord te zeggen. Tijdens dergelijke spontane intermezzi konden zijn metge zellen zich voorbereiden op de volgende scènes, men zou kun nen zeggen: weer op hun ver haal komen. Maar hoe dan ook: de com media dell'arte wellicht de zuiverste vorm van toneel verdween mede, omdat de ty pen hun modellen in de reali teit overleefden, al bleven er vele voortbestaan, in de blij spelen van Molière bij voor beeld. De variaties op de mo gelijke thema's waren trouwens niet eindeloos. Uit het genre Het zou al te romantisch zijn te willen proberen dit volks theater bij uitstek, dat geheel bloeide bij de gratie van een onmiddellijke binding met de dagelijkse realiteit, waarvan men de groteske weerspiege ling te zien gaf, te laten her leven. Dat gelukte trouwens slechts, bij de pogingen die men daartoe ondernam, zeer zelden, zoals in 1773, toen een rondreizende Deense troep vol komen bij verrassing de me lancholieke koningin Karoline Scaramouche Het improviseren op het to neel wordt tegenwoordig eigenlijk alleen maar beoefend en dan zeker niet bij wijze van kunstvorm door ac teurs, die in hun rol blijven steken of anderszins geen weg meer uit een in de war gelo pen situatie weten. Vroeger in Rusland, toen de toneelspelers nog lijfeigenen waren, stond zelfs op dergelijke artistieke vrijheden de straf van een ste vig pak stokslagen. In Neder- Polichinelle land placht nog niet zo heel land geleden Jan Musch debu terende krachten in zijn gezel schap tot improviseren te dwingen door volkomen onver wacht in een scène te verschij nen of bij voorbeeld een ab soluut noodzakelijk attribuut weg te nemen, teneinde een natuurlijke speeltrant te be vorderen. Michael Redgrave vertelt in zijn onlangs in deze kolommen besproken boek, hoe de voor stellingen van „Het meisje van buiten" van John van Druten in Engeland, die steeds meer verslapten, door later ingelaste improvisatie aan kracht wonnen. Daarin komt namelijk een aan lager wal ge raakte acteur voor, die op een auditie een laatste kans kreeg. Deze scène was ongeloofwaar dig, zolang de vastgestelde

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16