Overweldigende belangstelling voor de schilderkunst Een eiwarmer voor Pasen Elke Zaterdag acht pagina"s bij alk edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Cultuur in Australië Ook de muziek is hier populair Musea zijn kosteloos toegankelijk KERKELIJK LEVEN „Het Gemenebest" Interessante artikelen over rampgebied Portret van actrice Marie van Eijsden-Vink in de Nieuwe Comedie Uit en in liet berkebosje spelen jullie soms verschiet, kruip door-sluip door of verlosje, zoek me maar je vindt me niet? Hé, jij grote daar, ik ken je, ook al ken je mij niet meer. Toe, vertel eens, waarmee ben je toch zo ijvrig in de weer? hoofd heen en zat hij gevangen. Felix er vandoor, met de zak natuurlijk, die veel te zwaar was om te dragen. Na een meter kon hij al niet meer. „Weet je wat", dacht hij, „ik laat hem hier en haal de kippen." Hij verstopte de zak in de takken en rende half vliegend naar zijn boerderij terug. „Kom hiee, kom mee", riep hij tegen de slapende zes, „ik heb hem ge vangen." Ze waren meteen klaar wak ker en holden achter hem aan. Het was een hele optocht, dat begrijp je. En ka kelen dat ze deden! Toen ze bij de zak kwamen gingen ze er met z'n allen om heen staan. „Hij huilt", zei de kloek hen, „stil eens." En ja, toen hoorden ze hem. „Ik ben helemaal de Paashaas niet, ik ben Kwansus, ik zei maar wat, ik weet niets van paaseieren. Ik wil nooit meer lui en eigenwijs zijn." De kippen geloofden hem meteen, want dat de Paashaas ooit zou huilen als hij gevangen werd, kon geen één ge loven. Met z'n oren geknakt en zijn staartje treurig achter hem aan, ver dween Kwansus in het donker. En toen de haan Felix en de zes witte kippen met hun kop naar de grond en heel stilletjes, want ze schaamden zich ook, naar huis wandelden, hoorden ze overal in de takken en de struiken stemmetjes, die riepen: „Sliep uit, sliep uit, sliep uit." Even later zaten ze weer op stok. De kloekhen die de wijste was, zei: „De Paashaas moet je niet zoeken. Nie mand, zelfs een mens niet, weet waar hij woont en hoe hij aan zijn eieren komt. Laat het maar zo blijven: hij een tove naar en wij zijn ijverige kippen, die elke dag ons eitje leggen. Is dat niet net zo mooi?" Al bijna in slaap knikten de andere .vijf en Felix, de .iaan, met hun koppen van ja. Hoor die merels weer eens fluiten, weggedoken in het groen. Zeg wat zijn jullie daarbuiten in 't geheim toch aan het doen? Je hebt hiervoor nodig: wit, geel en rood vilt, garen en 2 kralen. Knip deel 1. tweemaal van wit vilt, deel 2 tweemaal van geel vilt en 3 één maal van rood vilt. Naai de delen 2 met rijgsteekjes op elkaar en zet tegelijk de snavel er tussen vast. De onderkant van het kuiken openlaten. Rijg de vleugeltjes vast op de plaats waar de stippellijn loopt. Naai de kraaltjes op de plaats van de ogen en de eierwarmer is klaar. Je kunt er zo nog meer maken. Ja, ik luister, ik versta je, ik begrijp de vogels best. O, ben je getrouwd en ga je nu beginnen aan een nest? Zoek je daarvoor al die takjes en dat stro en hooi bijeen? Vlecht je vrouwtje er dan strakjes wolletjes en dons doorheen? Zal er feest zijn in de bomen als de kleintjes in de Mei eind'lijk uit hun eitjes komen en gaan fluiten net als jij? MIES BOUHUYS. Kinderfilms Filmproducenten uit vijf landen Bel- gië. Frankrijk. Luxemburg, Engeland en Nederland zijn dezer dagen in Londen j bijeen gekomen om een overeenkomst uit te werken voor het gezamenlijk vervaar- 3 digen van kinderfilms. De filmmakers stel- o len zich voor „kindersterren" alsmede 3 practisché kennis onderling uit te wisselen q om doelmatiger films tot stand te brengen y dan ze op individuele basis zouden kunnen doen. „Tok tok tok tok", kakelden de zes witte kippen, „een schande is het, een schande, tok, tok." „Wat hebben jullie toch? Wat is er aan de hand? En wat is een schande?" kraaide Felix hun baas. Zijn prachtige staart stond recht omhoog en zijn kam was vuurrood. „Een schande, een schande", kakel den ze weer, „en jij moet er een eind aan maken!" „Maar waaraan dan toch", vroeg Felix weer, want hij begreep steeds minder van zijn zes kippen, die altijd trouw op tijd haar eitjes legden en nooit zoveel drukte hadden als nu „Vertel jij het maar", zei hij tegen de kloekhen, die het meeste lawaai van allemaal had. „Nou, dat Paashazengedoe natuurlijk" klokte ze en de anderen begonnen met een weer te roepen van „schande, schande". „Stilte", riep Felix. „Vertel mé nou eens rustig wat er aan de hand is. Toen vertelde de kloekhen: „Alle mensen praten over de prachtige eieren van de Paashaas, iedereen hoopt dat hij er één zal vinden. En ons, die elke dag van het jaar voor eieren zorgen, vergeten ze helemaal. Och, zo'n gewoon kippeneitje, zeggen ze, geef mij maar een paasei met linten en strikjes en bloemetjes erop. Ja, dat zeggen ze echt. Felix, als jij er niets aan doet houden we gewoon op met leggen: Geen ei leveren we meer. Dan moet mijnheer de Paashaas maar eens zien hoe hij een heel jaar rondkomt met zijn gekleurde rommeleieren." „Maar waar is die Paashaas dan en hoe komt hij aan die eieren?" vroeg Felix, want daar had hij nog nooit over nagedacht. „Dat is het hem juist", zei den de kippen, „hij houdt zich schuil. Niemand, zelfs een mens niet. weet waar hii woont en hoe hij aan die eieren komt. Maar nu moet het uit zijn. Felix jij gaat hem zoeken, je vangt hem. stop' hem in een zak en brengt hem hie heen. Dan zullen wij wel eens zieri we niet achter zijn geheimpje kunne komen. Vooruit Felix!" .Vooruit, vooruit", kakelden ze all' zes. Felix begreep dat de kippen het echt meenden en dat ze echt niet meer zou den leggen als hij de Paashaas niet voor ze te pakken kreeg. Daarom ging hii niet mee op stok toen de boer het nacht hok openzette, maar ging hij er vandoor de weg op naar het bos om de Paashaas te zoeken. Op zijn rug had hij een jute zak die de boer voor het kippenvoer ge bruikte. Iedereen, die hij tegenkwam, vroeg hij of ze ook wisten, waar de Paashaas woonde. Eerst aan het paard, dat bij het hek stond te slapen, toen aan de koeien die heel dom en heel lang naar hem stonden te kijken boven de sloot en toen met hun kop van nee schudden. Hij vroeg het aan de honden, die de boerderijen bewaakten en aan de duiven, die op het dak van de schuur zaten te slapen. Maar niemand wist het. Verder dan nog maar, dacht de haan en hij stapte weer voort, zijn staart in de lucht. Eindelijk kwam hij in het bos en daar moesten dé hazen toch wonen, zo als hij altijd gehoord had. Hij zag eekhoorntjes, uilen, hoog bo ven in de bomen, veldmuisjes die tus sen de wortels van de beuk speelden, een enkele kraai die nog laat op was, maar verder niemand, geen haas, laat staan de Paashaas. „Dan maar weer verder", zei Felix. Midden in het bos stond hij opeens stil. Daar, in het maanlicht, op een open plek, zat een haas, zijn oren gespitst, zijn neus in de lucht. „Hallo", kraaide Felix. De haas draaide zich langzaam om. „Hallo", zei hij en hij wuifde met een pootje. „Ben jij de Paashaas?" vroeg Felix en hij hield zijn adem in. „Zie je dat dan niet?" zei de haas uit de hoogte en hij zette zijn borst .vooruit. „Zie je niet dat ik de mooiste haas ben, die er op de wereld bestaat?" „Ja", fluisterde Felix eerbiedig, „ik zie het." Dat was helemaal niet waar, want de haas, die daar zat, was precies als iedere andere haas. Of niet helemaal precies hetzelfde, want Kwansus, zo heette hij, was de luiste en de eigen- wijste haas die er op de wereld bestond. Lapsus, de Paashaas kon hem niet eens gebruiken bij het eiermaken, want kwansus wist er niet van. Maar ja, Felix had nog nooit de Paashaas gezien, dus hem kon je het niet kwalijk nemen. „Luistert u eens", zei hij, „ik kom als afgezant van de kippen. Ze hebben een cadeautje voor u. Het zit in deze zak." „Laat eens gauw kijken", zei Kwan sus, want nieuwsgierig was hij ook. „Ja maar", zei Felix geheimzinnig, „dan moet u wel dichterbij komen, want het kan uit de zak wippen." Kwansus kwam dichterij, keek in de zak en floep daar ging de zak over zijn Wil de Kerk haar taak in alle tüden zo goed mogelijk volbrengen, dan dient zij zich steeds weer te bezinnen op de wijze waar op dit het best kan geschieden. Eén der middelen zal in de toekomst ongetwijfeld de televisie zijn. Het is niet onze taak om in deze rubriek een beschouwing ten beste te geven over het televisie-vraagstuk in het algemeen en in ons land in het bijzonder. Het zou overi gens ongetwijfeld een interessant artikel kunnen worden en we vleien ons met hoop, dat het een waardevolle bijdrage zou kunnen zijn in de discussie rond dit probleem. In deze rubriek willen we ons uiteraard beperken tot hetgeen tot onze taak behoort, te weten het nagaan van de mening, die omtrent de televisie in de kerken heerst. Want natuurlijk heeft de Kerk hiervoor belangstelling. Het ligt haar na aan het hart hoe in Nederland de televisie in de toekomst zal werken. Het gaat hier om 1 grote belangen voor ons volk, speciaal voor de gezinnen en dus weet de Kerk, dat zij haar geluid moet laten horen „het volk ten goede". Bij dit alles is het van het al- Jergrootste belang hoe de kerken haar boodschap door middel van uitzendingen kunnen doorgeven. Evangelieverbreiding Ds. H. Sondorp, Nederlands Hervormd predikant, deelt hierover in het laatste nummer van ..Woord en Dienst" een en ander mede. Nadat hij aan de televisie in het algemeen een beschouwing heeft ge wijd, wijst hij er op, dat deze nieuwe vorm van techniek de Kerk inderdaad in de ge legenheid stelt het Evangelie te verbrei den. Het gaat er nu maar om. hoe dit zal moeten gebeuren. Een kerkdienst zonder meer zegt ds. Sondorp biedt vrijwel geen uitzendmogelijkheid. De korte toe spraak of een dagsluiting beschouwt hij als een noodmaatregel. Hierbij laat de televisie wel de spreker zien, maar niet het woord, Het gaat bij de televisie om de overdracht van gedachten en denkbeelden door het beeld, ondersteund door het woord. Bij de genoemde voorbeelden is echter sprake van het omgekeerde. Het gaat dan om het woord, dat wordt, ondersteund door het zien van de spreker. De Kerk staat ineens voor een taak waar ze nauwelijks of in het geheel niet op is berekend. Men is er steeds van uitgegaan dat „het woord het alleen moet doen", waarbij nu dan is gekomen de beheersing 3 van de uitbeelding. Tot dusver is uitsluitend het lekespel een poging geweest om hieraan tegemoet te ko- j men, voor zover daaraan dan de behoefte werd gevoeld. Helaas moet ds. Sondorp constateren, dat de ontwikkeling hiervan vooralsnog niet geheel bemoedigend is. Veel lekespe- len gaan door opbouw, beeldspraak en zins wendingen zover boven de capaciteiten van het publiek, dat ze onbruikbaar zijn voor l een groots doorgeven van de bijbelse boodschap. Voorwaarde voor een Evange- lisatieverkondiging in de televisie is dat een beeldverkondiging in de goede zin van 5 het woord tot stand komt. Men kan er beter Iriiet aan beginnen dan het half te doen. Het mag niet blijven bij een radio-toespraak, ondersteund door een plaatje van de spre ker. Maar zegt ds. Sondorp als wij de genen, die de gave hebben ontvangen het S woord te „verbeelden", vragen dit ook voor de televisie te doen, dan moeten zij hun gang kunnen gaan. Als zij steeds geremd worden door een halfslachtige houding, die wel zegt: „Evangelie in de televisie", maar niet bereid is dit naar alle kanten voor 100'Vo te honoreren, kunnen we er ook beter niet aan beginnen. Toch gelooft ds. Sondorp. dat het Evan- i gel ie zelf de kansen geeft. Het is zelf„ver- S beelding" van het Woord. Het Woord werd vlees en heeft onder ons gewoond. Het was te zien en speelde zich af in de omgang met zieke en gezonde mensen en in de pre diking door gelijkenissen. Zo kan de tele visie dwingen wat af te zien van het al leen maar „pratende Woord". „Dit is het theologisch aspect. Naast de bovengenoemde geschetste taak der Kerk zal ook in dit opzicht veel werk verzet moeten worden. De problemen, die hier liggen zullen in de brede moeten worden doordacht. Maar op korte termijn. Want het is nu al de hoogste tijd." Het werk wacht, treedt dan aan! 10 APRIL (Van onze correspondent in Australië) Immigranten brengen hun cultuur met zich mee naar Australië. Een 36-jarige vroegere professor van de Bulgaarse Kunstacademie te Sofia, genaamd Kameo Yonchef, die hier als bordenwasser en tramconducteur werkt en eertijds de portretten van Koning Paul van Griekenland en Koning Boris van Bulgarije heeft geschilderd, zal binnenkort een expositie houden van dertig in Australië gemaakte stukken. Van Emanuel Schembi, een 42-jarige Malthezer immigrant, reclametekenaar van beroep, werd een schilderij van Koningin Elizabeth II door het ministerie van Immigratie uitgezocht om op een ereplaats in het departe ment te worden opgehangen. De 44-jarige Hongaar Tibar Paul, die tien jaar lang dirigent is geweest van het Budapester Orkest en dirigent bij de Hongaarse radio-omroep, dirigeerde in de zomer van 1953 de nationale opera in Nieuw- Zuid-Wales en is dikwijls gast-dirigert van het svmphonie orkest van Sydney, waarin nu ook zijn jeugdige landgenoot Béla Dekany als violist zijn debuut Om een Nederlandse immigrant te noe men, die een stuk Nederlandse cultuur, al is het dan kleinkunst, naar hier bracht: Guus Brox, de jonge Rotterdammer, maakt nog altijd furore in het gehele land sinds zijn aankomst, enkele jaren geleden. An dere populaire kunst wordt gebracht door het, vermoedelijk eerste, toneelgezelschap van Nederlandse immigranten in Suther land, die onder regie van de vroegere Haagse toneelspeler Koos Simonis (van de Haagse Comedie) hun uitvoeringen niet tot Sydney beperken, maar ook de provin cie intrekken om voor Nederlandse vereni gingen op te treden. Als de dikwijls gestelde vraag of er cul tuur in Australië is, door velen ontkennend wordt beantwoord, dan berust dit op een abuis. Sommige immigranten, die niet aan hun nieuwe vaderland kunnen wennen, geven als reden daarvan op: „gemis aan cultuur". Wat zij ermee bedoelen is niet. duidelijk. Er is hier „gebrek" maar geen „gemis" aan cultuur. De cultuur in Austra lië ligt op een ander vlak en heeft een andere gradatie dan in Europa: de Austra lische cultuur is groeiende, zij is jong. maar vol vitaliteit en houdt beloften in voor de toekomst. Juist de jonge generatie is cultuur-ver- langend. Alles wat er geboden wordt, slikt dag kwam meer dan achtduizend bezoekers in de National Art. Gallery te Sydney: zij stonden zes rijen dik opeengepakt in be wondering of vol critiek voor de honderd zestig goedgekeurde inzendingen voor de Archibald-prijs. Tienduizenden Australiërs zagen ook de grote, geslecteerde zending stukken van Franse schilders, under wie Picasso, Matisse en Utrillo. De regering had deze expositie, die voor 'n waarde van een millioen gulden aan schilderijen bevatte, ge organiseerd op initiatief van de directeur van een der grootste warenhuizen. Zij werd in alle belangrijke steden van alle staten kosteloos toegankelijk gesteld. Daar de meeste immigranten de Engelse taal niet voldoende beheersen om kunst uitingen door middel van het woord ten volle te genieten, zijn muziek en schilder kunst de voornaamste vormen van cul tuur, die zij in zich kunnen opnemen. Na men van schilders van formaat als Charles Bannon, die dit jaar de Blake-prijs won, William Dargie, die zeven keer de Archi bald-prijs heeft gewonnen. William Dowell, eveneens een winnaar van deze prijs, Rus sell Drysdale, winnaar van de Wynne-prijs, Nora Hevsen. de enige vrouw die ooit de Archibald-prijs heeft gewonnen en Hans Heysen, de 76-jarige schilder, die in de laatste anderhalf jaar voor achtduizend Wolken en water, licht en schaduw en het onbewegelijk silhouet van de man, die de ellenlange hengelstok heft als een reiger zijn snavel. zij gulzig. Tienduizend mensen trokken naar de eerste openlucht-expositie van beeldhouwers in Sydney, in één week be zochten zevenduizend jonge mensen een Jeugdconeert. tachtigduizend mensen ge noten van acht opera's, die in het gehele land gediircnde een tournee van negen maanden werden opgevoerd. De Zuid-Amerikaanse dirigent Juan José Castro en zijn internationaal vermaarde collega Walter Susskind kwamen naar Australië om het Victoriaanse Symphonie- orkost te dirigeren. De thans overleden Amerikaanse pianist William Kaoell maak te een tournee door Australië en de Shakesoeare-spelers onder leiding van An thony Quavle verlieten Stratford-on-Avon om hier succes on succes te oogsten in alle hoofdsteden en belangrijke districtsplaat sen. De musea in Australië zijn alle kosteloos toegankelijk, maar hoeveel immigranten gaan er naar toe om zowel Australische als Europese kunstwerken te bekijken en de schoonheid ervan in zich op te nemen? En hoevelen hunner gaan naar de regelmatig weerkerende, eveneens graMs toegankelijke tentoonstellingen van schilderijen in de openbare parken en grote warenhuizen? Elk jaar worden er speciale pi'jzen ter beschikking gesteld voor de beste rhilder- stukken. De Archibald-prijs voor .net beste portret is de grootste ter wereld, namelijk 4500 gulden. Daarnaast zijn er de Dunlon- prijs (2500 gulden), de Sulman-prijs (350 gulden) voor het beste Australische land schap, de Blake-prijs (1700 gulden) voor het beste religieuze schilderij en tal van andere door een particuliere Maecenas ge organiseerde exposities Hef Australische publiek trekt naar de tentoonstellingszalen in drommen. Op één gulden aan aquarellen heeft verkocht, zijn echter bij de meeste immigranten onbe kend. Van Albert Namatjira, de Abo-schilder, schilder, zullen de immigranten meer heb ben gehoord, omdat deze inboorling de ver tegenwoordiger is van een groep, die bij zondere kunstzinnige kwaliteiten heeft en ook in het buitenland bekendheid heeft gekregen. In Hamburg, Düsseldorf, Heidel- berg, Wenen. Helsinki, Salzburg, Rome en Florence trok de expositie van hun wer ken duizenden bezoekers. Dit werk is een bijzondere Australische cultuuruiting, die sterk verschilt van de schilderijen der blanke Australiërs. Deze Aho-schilders ko men bijna allen voor uit één bepaalde stam in centraal Australië. Zij schilderen alleen Australische landschappen. Hun werken zijn in ontelbare exemplaren gereprodu ceerd en zowel de originele schilderstuk ken als de reproducties vinden gretige kopers. Op één dag werd er door expositie bezoekers voor meer dan vijfduizend gul den gekocht. Sinds het eerste schilderstuk in Australië werd gemaakt door de banneling-bankbil- jettenvervalser Joseph Lvcclt in 1810. is er in de Australische „schildersschool" wel iels veranderd. Per slot van rekening behoefde men van de bannelingen-kolonie in Sydney niet te verwachten dat er tijd en gelegen heid bestond om zich aan schone kunsten te wijden. Er waren wel andere zorgen. Dank zij een groothandelaar in droge rijen, Alfred Felton. die een groot geld bedrag naliet teil behoeve van de Art Gallery in Melbourne, is er sinds 1904 voor meer dan tien millioen gulden aan kunst werken aangekocht, zowel Australische als Europese. Daaronder bevinden zich „Ma donna en Kind" van Jan van Eyck. waar- Als men de belangstelling van een volk voor de culturele stand van zaken van de door haar gevormde gemeenschap zou mogen afmeten aan het aantal tijdschriften, dat zich met dit onderwerp bezig houdt, zou Nederland en het zou waarschijnlijk het enige niet land zijn geen gek figuur slaan. Maar men zou daarmee echter een nogal onjuist beeld van de werkelijkheid geven, want in feite voldoen deze tijd schriften niet zozeer aan een behoefte, als wel aan de drang van schrijfgrage optimis ten. die in vele gevallen ook nog het gevoel hebben dat zij iets te zeggen hebben en dat de lezer daarop met nauw verholen span ning wacht. Het is dan ook anders. Tegen over het optimisme staat het daarmee niet zeer in overeenstemming zijnde cijfer der afnemers. Bovendien zou men nog bij een onderzoek naar de samenstelling van deze aanhang tot teleurstellende conclusies komen, want de leesmoed van de abonné blijkt gering te zijn: vele bladzijden blijven ongelezen. Dat klinkt wellicht wat hard, maar het wil geenszins zeggen dat wij nu een warm voorstander zouden zijn van een spoedige liquidatie dezer bladen. Integendeel, wij menen dat iedere pagina culturele lectuur, doorgedrongen tot de consument, „meege nomen is." Wij zijn echter wel voorstander van een minimum-niveau, want wat er voorgeschoteld wordt blijkt heel vaak niet te voldoen aan de eisen van een eenvoudig, maar deskundig bereid menu. Als voorbeeld van zo'n goed samenge steld menu, maar wij stellen dit geenszins absoluut, noemen wij Het Gemenebest, een maandblad voor het Nederlandse volksgeheel tot bevordering van de volken- gemeenschap. Dit is een wat wijdlopige be naming, met een pretentieuze neiging, on danks het feit dat het tijdschrift zich al veertien jaar lang staande heeft weten te houden. Maar de bescheidenheid waar mee dat gebeurde en de kwaliteit van het gebodene maken, dat de lading door de vlag gedekt wordt. In de redactie en de redac tieraad hebben een groot aantal academici zitting, die borg staan voor een deskundige benadering van de onderwerpen, die wor den aangesneden. Drie nummers achtereen wijdde men de inhoud van hel blad aan de onderwerpen Strafrecht. De Eilanden na de Ramp en Cultuur en Gemeenschap. Vooral voor meer dan een half millioen gulden werd betaald, benevens het „Portret van een man" van Rembrandt, waarvoor de directeur van de Art Gallery bijna vier honderdduizend gulden neertelde. Het zou interessant zijn te weten hoeveel Neder landse immigranten in Melbourne en om geving de moeite hebben genomen er naar te gaan kijken. het Eilandennummer heeft de verdienste van sociologische veelzijdigheid. De bij dragers hebben de overstromingsramp aan gegrepen om Zeeland aan nadere beschou wingen te onderwerpen, waarbij zij tot niet van belang ontblote conclusies komen. Drs. J. L. Haverda meent in zijn artikel „De sociale vernieuwing van de rampge bieden" dat de watersnood zowel ten op zichte van de achterstand van de eilanden, als ten aanzien van hun bewoners als een katalysator gewerkt heeft. „Het is duide lijk," schrijft hij, „dat voorlopig niet overal tot industrialisatie op grote schaal overge gaan kan worden en dat niet overal dorps huizen en sportterreinen opgericht kunnen worden. Men zal een compromis tussen het „oude" en het „nieuwe' moeten vindeu eu men zal vooral van het romantische denk beeld van „echte dorpsgemeenschap' af scheid moeten nemen om een andere vorm van gemeenschap tegemoet te kunnen zien." Door mr. A. C. van Epenhuysen wordt de „Werkgelegenheid in Zeeland" aan de orde gesteld en ds. B. Breek schrijft over de Wijzigingen in het kerkelijk en godsdien stig leven op de Zeeuwse eilanden" waarbij hij opmerkt dat de watersnood een latente crisis aan het licht heeft gebracht. ..Crisis betekent echter niet alleen oordeel, zoals men in de rampdagen aanvankelijk geneigd was te interpreteren, het betekent ook zuivering. Dat de Zeeuw dit weet is wellicht zijn grootste kracht en daarmede de waarborg voor de wederopbouw, ook van de kerk, welke hij liefheeft." H. L. L. Het is een wens-van het bestuur van de Grote Schouwburg te Rotterdam, die in het najaar geopend wordt, om in het nieuwe theater een portret op te hangen van wijlen Marie van EijsdenVink, die zo lang In de Maasstad op de planken heeft gestaan. Er heeft zich een comité gevormd om deze wens in vervulling te doen gaan. Men hoopt het benodigde bedrag bijeen te krijgen voor de aankoop van een door de kunstschilder J. W. C. Cossaar vervaardigd portret van de overleden toneelspeelster, dat thans te bezichtigen is op een aan Marie van Eijs denVink gewijde tentoonstelling, die tot medio Mei gehouden wordt in het Rotter dams Archiefgebouw aan de Mabheneser- laan. Het kantoor van de firma R. MeeN en Zn. te Rotterdam zal giften voor dit doel gaarne in ontvangst nemen. Er is ook een comité van aanbeveling gevormd, dat onder ere-voorzitterschap van burgemeester mr. G. E van Walsum staat. Hierin hebben onder meer zitting: Rika Hopper, Louis Gimberg, Kommer Kleijn, Cor van der I.ugt Melsert, Henriëtte Sala en Paul Steenbergen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13