OF EÖ Weldadige positieve geluiden in de Deense litteratuur if) 'Iffh e n Dienende liefde Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Verhouding van mens tot God en natuur Verhouding van mens tot gemeenschap Tentoonstelling van praehistorische bronsplastiek uit Sardinië Over het stemmen van kl KERKELIJK LEVEN De tulpen, de narcissen en de hyacin ten waren het niet met de mensen eens. Wat hadden de mensen gedaan? Ze hadden een bloemenkoningin gekozen. Een hele mooie mevrouw uit de stad met een zijden jurk aan en een kroon op haar hoofd van goud en hele hoge hakken aan haar zilveren schoentjes. Iedereen stond langs de weg en juichte haar toe, toen ze langs kwam. Iedereen, behalve de bloemen. Die juichten niet en ze deden ook helemaal niet hun best om extra mooi te lijken. En toch was het hele feest om hen begonnen. Maar ja, de bloemen waren het nu eenmaal niet eens met de mensen. „Is dat nou een bloemenkoningin?" zeiden ze. „Ze heeft nog nooit een schoffel in haar hand gehad, ze weet misschien niet eens hoe onze bol eruit ziet en ze weet vast niet hoe ze ons zonder pijn te doen moet af snijden. Nee, wij weten wel een betere, die het veel meer verdient om koningin van de bloemen te zijn". Maar ja, als je een bloem bent zit je aan je wortel of je bol vast en je kunt dus niet zo maar naar iemand toe wan delen en zeggen: „We kiezen jou als koningin". Doch de bloemen wisten wat ze wilden. Ze hadden een plan en dat zouden ze uitvoeren ook. Kleine Marleentje ging naar bed. Haar klompjes, die vol modder zaten stonden voor de deur naast de grote klompen van haar vader die iedere dag al heel vroeg naar het bollenland ging en er tot het donker werd werkte. Marleentje ging, zo gauw de school uit was naar hem toe. Ze schoffelde, ze reed met een een kruiwagen, ze sneed bloemen af en hielp overal waar ze maar helpen kon. Ondertussen praatte ze tegen de tulpen, de narcissen en de hyacinten. Ze ver telde ze over school, over haar vrien dinnetjes en soms een verhaaltje dat ze zelf bedacht. De bloemen hadden nog nooit iets terug gezegd. Marleentje dacht dat ze haar niet verstonden, maar wél hoor, ze vonden het heerlijk om haar te horen praten. Nu ging ze naar bed, ze was heel moe, want ze had vandaag echt hard meegeholpen op het veld. Dat had haar vader zelf gezegd. Ze had haar hoofd nog niet op het kussen gelegd of haar ogen vielen al dicht. Maar die gingen toch ook meteen weer open, want ze hoorde iets. Zc luisterde en kwam een beetje overeind. Ze kon het niet ver- staatn. Het was net of er ergens heel zacht door een heleboel stemmetjes werd gezongen. Wat kon dat zijn? Ze wipte uit bed en keek naar buiten. In het licht van de maan kon ze de bloe men op de velden zien, maar dat was heel gewoon. Verder zag ze niets. Het zingen van wel duizend stemme tjes werd nog harder. „Het komt van de bloemen", fluisterde Marleentje en ze deed het raam open en spitste haar oren. Het kon niet anders: het moesten de bloemen zijn en je kon nu ook heel duidelijk horen wat ze zongen: „Mar leentje, Marleentje!" „Ze roepen me", zei Marleentje en zonder verder na te denken, liet ze zich uit het raam naar buiten glijden. Ze schoot haar klompjes aan en holde naar het veld. Overal om haar heen zongen de tulpen, de narcissen en de hyacinten haar naam. Marleentje werd er verlegen van. „Wat willen jullie toch?" vroeg ze. Een grote rode tulp, bijna zo hoog als Marleentje zelf was, wenkte haar met zijn bladeren. „Luister", zei ze, „we hebben jou tot koningin gekozen. Het is een geheim tussen de bloemen én jou. Je mag het niemand zeggen, maar het ook nooit vergeten. Dat doen wij ook niet. Hier is je kroon". Ze wees Mar leentje een krans van narcissen die aan haar voet lag. „Hier is je koningsstaf" Je hebt hiervoor nodig: 80 centi meter dik henneptouw; wat dun ijzer- draad en raffia. Vlecht het ijzerdraad door het touw. Vorm de kop en het lijf met de staart. Knip dan het touw en ijzerdraad dooi en maak van het overgebleven touw de poten. Twee poten is één stuk touw! Nog een klein stukje voor de oren be waren. Bevestig met raffia de poten aan het lijf en wikkel ook wat om de on derkant van de poten en uiteinde van de kop. Bevestig de oren ook met raffia. Pluis de staart uit, zo, dat alle draadje van het touw los zijn en doe hetzelfde met de nek, maar hier pluis je maar de helft uit. Klaar is je paard. Op deze rij schoorstenen staan letters, die samen de naam vormen van de man, die ze schoon maakt. In deze naam staan een heleboel andere woor den, zoals: hoor. oor, enzovoorts. Weet je ze te vinden? ze wees haar de schoffel naast haar op het pad. „En daar", ze knikte met haar rode hoofd naar de vaart waar de boot van Marleentjes vader vol afge sneden bloemhoofden lag, „daar is je koets. Ga er heen en maak een tocht door het land waarvan jij de koningin bent". Marleentje was zo verbaasd en trots tegelijk dat ze meteen deed wat de rode tulp haar zij. Ze zette de krans op haar hoofd en liep op haar klompjes met de schoffel in de hand als een koningin naar de platte schuit. Waar kwamen opeens die zes witte zwanen vandaan, die de schuit voorttrokken door het wa ter, dwars door de velden vol bloemen? Overal zongen de tulpen, de narcissen en de hyacinten met heel zachte stemme tjes haar naam. Het was allemaal net een sprookje, vond ze. Toen de maan verdween en de lucht licht werd, brach ten de zwanen haar tot vlak bij huis. Toen vlogen ze ook opeens weg. Marleentje wreef haar ogen uit toen ze de trap opliep naar boven. De volgende dag wist ze alles nog. Wisten de bloemen het ook? Toen Mar leentje in het veld kwam, zwegen ze, net als anders, ook toen ze weer verhalen kregen te horen. Maar toch was het net of waar ze maar liep op haar klomp jes, met de schoffel in de hand en de krans van narcissen, die ze had terug gevonden in het veld. op haar krullen, of alle bloemen hun hoofdje even bogen. Net als je voor een koningin doet, voor een echte! Hor*** N.— Tussen Haarlem en Den Haag ligt een reuze lapjesdeken, niet sinds gister of vandaag, maar al weken, weken! Zonder plooitjes, zonder vouwtjes ligt hij netjes uitgespreid. Honderdduizend oude vrouwtjes hebben hem gebreid. Rikketikketikketik, nou, zij liever hoor dan ik! Zeker honderdduizend steken heeft elk lapje van die deken, elke zijde, dat is zeker is wel honderd meter groot. Eén in paars en één in rood, één in geel en één in blauw breide iedre oude vrouw. Rikketikketikketik nou zij liever hoor dan ik! Toen ze hadden af gekant liepen ze naar 't ledikant tussen Haarlem en Den Haag. Wat. een bed! Wie slaapt erin? Ja. wie anders - wat een vraag - dan een reuzenkoningin? Je gelooft me zeker niet. Wacht maar tot. je het. zélf ziet, tot je zélf hebt rondgekeken - want hij ligt er nog vandaag - naar die reuze la pjesdekén tussen Haarlem, en Den Haag. -rxx>coooc»r>>-v-, rxxxxxxxxxxxxxxyxyx. oo<>r>Docp(>oocoooocoorooQooof*xxxyy:o' XDOOO D0(x>x>ooc)0000000oooooooooooooooooo«xy>x:<x**>*x»0' j *xxxyx>«x)CCxx)oocc*r'': In alie windstreken van de wereld kan men zendingsarbeid der Christelijke kerken aantreffen. Dit kan ook welhaast niet an ders want de kerken fs nu eenmaal de op dracht gegeven het Evangelie aan alle schepselen te verkondigen. Helaas wordt dit werk niet overal gewaardeerd, ja wordt het soms van officiële zijde tegengewerkt of practisch verboden. Wanneer dit laatste geschiedt, blijkt het vaak, dat ernstige misverstanden in het spel zijn omtrent de bedoeling van de zen dingsarbeid. Er zijn twee factoren, die hier toe aanleiding kunnen zijn. De eerste is, dat het Evangelie nu eenmaal door hen, die er niet in geloven, moeilijk te begrij pen is. Als er één boek is, dat gemakkelijk tot misverstanden leidt dan is het de Bij bel. Slechts een eerlijk luisteren naar zijn boodschap en een zich laten beïnvloeden door de Heilige Geest doet ons er iets van verstaan. Hierbij zij dan nog opgemerkt dat, al wil men aan deze voorwaarden vol doen. het werkelijk „begrijpen" nog slechts in zeer beperkte mate aanwezig is. Dit be perkt zich dan eigenlijk nog tot een begrij pen van de bedoeling, die leidt tot het ge loven. Dat het eigenlijke van de zendingsarbeid nogal eens wordt misverstaan komt even eens voort uit de methode, die wordt ge volgd. Men begrijpe ons wel wanneer we dit schrijven. We bedoelen hier allerminst een goedkoop critiseren mee. Daarvoor zijn we te goed op de hoogte met de moeilijk heden die de zending ook bij het zoeken naar methoden ondervindt. We willen er slechts mee zeggen, dat het toepassen van minder goede methodes zo licht bij velen leidt tot een houding, waaruit blijkt, dat zij het zendingswerk radicaal verkeerd be oordelen. Om te dienen Een eerste voorwaarde is, dat uit het werk blijkt, dat men slechts komt om te dienen, gelijk ook de Heer der Kerk niet kwam om gediend te worden, maar om te dienen. Slechts door dit bij het werk in de practijk duidelijk te doen blijken mag de zending verwachten, dat haar werk op de juiste wijze zal worden beoordeeld. Deze mening werd ons dezer dagen nog weer eens bevestigd door een uitspraak van de president van India, dr. Rajendra Prasad. Tot hem was een verzoekschrift gericht om geen beperkingen op te leggen aan de zendingsarbeid in Assam, daar men er van overtuigd was dat hieruit op vrijwel alle levensterreinen een achteruitgang voor de bevolking zou voortkomen. Het antwoord van de president was ver heugend en leerzaam tegelijk. Als het gaat om het dienen dan zal dat ons welkom zijn, zei hij in zijn antwoord. De grondwet waarborgt vrijheid om ieder geloof of elke godsdienst uit te oefenen, aldus de presi dent. die vervolgens opmerkte dat de rege ring dit ten volle ten uitvoer wil brengen. Het verheugde hem om te kunnen getui gen van het goede, dat de Christelijke zen ding in verscheidene delen van het land heeft gedaan. Wij allen, Christenen en niet Christenen, waarderen wat tot stand is ge komen. aldus dr. Prasad, die er vervolgens op wees. dat de zendelingen vooral moeten weten, dat hun werk temeer gewaardeerd zal worden wanneer het uitsluitend ge7 schiedt uit liefde. India heeft evenzeer respect voor Christenen als voor Hindoes en Mohammedanen. Wij weten ook ver volgt de president dat de Christenen even goede Indiërs zijn als de Hindoes. Het is niet nodig te zeggen, dat men de top van een berg langs verschillende wegen kan bereiken. De regering wil, dal ieder een in India het gevoel heeft, dat hij de top knn bereiken langs de weg die hij wenst te kiezen. Daarom kan er geen enkel bezwaar zijn. dat een Ch>istcn het Chris tendom predikt aan Indiërs. De president zegt te weten, dat er sedert enige tijd een zekere onrust heerst, met. be trekking tot de zendelingen. Wij hebben er niets op tegen zegt hij dat een Christen zijn godsdienst verkondigt. A's er bezwaren worden gemaakt, gelden deze zeker niet de prediking. Ook is cr niets tegen het in het leven roepen van een soort sociale dienst ten bate van de bevolking. Doch verwacht wordt, dat degenen, die hiervoor naar het land ziin gekomen zich hiertoe zullen beoerken. Indien aan' deze voorwaarde wordt voldaan, kan en zal er geen enkele moeilijkheid ziin. Hieruit blijkt dus. dat de president de dienende Mefde van het Evangëhe weet te wa-ir-'" °n. RADIO-DIRIGENTENCURSUS Voor de dirigentencursus van de Neder landse Radio Unie hebben zich tot nu toe 49 personen aangemeld, waalvan 43 als werkend en 6 als toehorend cursist. Van de werkende cursisten zijn er 24 Nederlanders, twee Belgen, twee Canade- z n. twee Zwitsers, twee Duitsers, vijf Britten en telkens één cursist uit Finland, Oostenrijk. Australië, Zweden, het Saar- gebied en Frankrijk. 2 4 APRIL 19 54 TWEE VOORAANSTAANDE SCHRIJVERS in het na-oorlogse Denemarken zijn Martin A. Hansen en H. C. Branner. Beiden hebben ze zich afgewend van de sociaal-beschrijvende litteratuur, die zo overheersend was vóór 1940. Ze zijn op zoek gegaan in de menselijke natuur om hier de mogelijkheden en grenzen van het leven te vinden en uit te beelden, om langs deze weg tot een nieuw of ver nieuwd geloof te komen. Hun gedachten drukken ze uit in velerlei litteraire vormen. Beiden zijn ze meesters in de kunst der novelle. Zij hebben dit litteraire genre in hoge gunst bij de Deense lezers gebracht. Martin A. Hansen verkiest daarnaast ook gaarne de mythe of het essay, Branner heeft tevens succes behaald op het toneel. Op de Nederlandse boekenmarkt zijn beiden vertegenwoordigd door één representatieve roman, op de inhoud waarvan hier nader zal worden ingegaan. DE ROMAN van Martin A. Hansen draagt in het Deens de titel „Lögneren" (De Leugenaar) en is in Nederlandse ver taling verschenen onder de titel ,.He', vreemde leven". Deze titel geeft eigenlijk een misleidende indruk omtrent de inhoud van het boek, dat een staaltje wil geven van het normale leven op een klein eiland, dat een wereldje op zichzelf vormt. De hoofdpersoon tevens verteller van het verhaal is de onderwijzer, die als uit gangspunt neemt, dat wat op zijn eiland in het klein gebeurt en in de wereld in het groot, met het oog op de eeuwigheid eigenlijk allemaal op hetzelfde neerkomt: alles is even belangrijk, zowel het grote als het kleine. De charme van het boek berust op het juiste aanvoelen en weergeven door de schrijver van de sfeer van de samenleving op het eiland. Hansen staat open voor he* gebeuren in de natuur en voor hetgeen er omgaat in en onder de mensen, hij schenkt aandacht aan de détails, zoals het ontlui ken van de eerste voorjaarsbloemen na een strenge vorstperiode. De schrijver wil ons tot nadenken brengen over de relatie, die er bestaat tus sen de ene mens en de andere, over de verhouding van de mens tot God en de na tuur. Hij keert zich daarbij tegen wat hij noemt „de geluksmoraal der moderne wereld" dat wil zeggen: de jacht op het geluk, waafbij de moderne mens alleen nog maar zijn verstand volgt en niet zijn geloofsgevoel laat spreken. Hij gelooft vast in de goede kern van de mens, maar toch komt telkens in het verhaal weer naar boven, dat de moderne beschaving met al zijn dogma's en levensverklaringen, met al zijn twijfel, ja walging, bezig is de mens te doen ondergaan door de ontstane ge spletenheid. De mens heeft verleerd zich te „verwonderen" en daardoor ook zijn geloof verloren. Vroeger vergroeiden de mensen vanzelf met de natuur, met de historie van de bo dem en de geslachten, nu moeten ze daar over onderwezen worden: „de belangstel- .ling voor de schoonheid van de gewone dingen, waar een zwerver op aarde oog voor dient te hebben, moet worden opge wekt". Zo zegt de onderwijzer uit het boek, al? hij vertelt van een schooldag met de jongs'en, waarin hij hun laat zien hoe de bloemen groeien en hun eerbied tracht bij te brengen voor alles wat leeft: „Waarom zouden wij een paardenb'oem niet even veel respect betonen als een minister?" Onder de personen van het verhaal zijn zowel „geluksmensen" als „wetmensen" zij, die een slrengere regel volgen, die hun kern trouw blijven. Zoa's de onderwijzer poogt de kinderen tot „weimensen" op te voeden, zo tracht hij soms zelf ook het lot van cle volwassenen van richting te doen veranderen. Hij zegt van zichzelf, dat hij te oud is geworden om verder te groeien, ook te oud om beloften te durven doen, waarvan hij niet weet of hij ze wel kan houden. „Ik kan ja, ja of nee, nee zeggen, maar wat een mens a's ik verder nog kan zeggen is bedrog. Hierin lijkt de verkla ring van de oorspronkelijke titel van de roman te liggen. De naam van de verteller is Johannes Vig en wanneer men fleze naam vlug zegt, zodat de s van Johannes samen met de achternaam Vig wordt uil- gesproken, dan hoort men het woord „svig" bedrog. Het verhaal wordt ver teld aan de fantasiefiguur Natanaë'. de man die in de Bijbel heet „zonder bedrog" te ziin. Maar deze mmi loeft in de fanta sie: de mens op aarde is zwak en vol be drog, ook al is hij van goede wil. Hierom en om bovenvermelde reden geeft de Nederlandse titel van het boek een misleidende indrukover de inhoud. Bovendien wordt de aandacht erdoor af geleid van de mens' Gods wonderlijkste schepsel op aarde, die in dit boek centraal gesteld wordt als individu en gemeen schapswezen. HET TWEEDE BOEK dat hier bespro ken zal worden, is de symbolische roman van H. C. Branner getiteld „Rytteren" (De Ruiter). De schrijver behandelt hierin de botsing tussen twee levenshoudingen: pri mitieve kracht enerzijds, schuldbewust humanisme anderzijds. De centra'e figuur in deze roman is de jonge vrouw Suzanne. Zij is de minnares geweest van een pikeur, Hubert genaamd, na diens plotselinge dood door een val van een paard naar de dokter Clemens ge vlucht. In deze namen voelen wij reeds de symbolen: Suzanne, de vrouw aller vrouwen, Hubert (Hubertus), de personi ficatie van de hartstocht, in dit geval niet voor de jacht maar voor zijn paarden, Clemens (dementia) de milde. Ondanks de symboliek echter treden Suzanne en Clemens ons uit de roman tegemoet als in dividuen, mensen zoals u en ik. Hubert daarentegen blijft „de ruiter". Hij is reeds overleden, wanneer de handeling van het boek begint, maar hij leeft nog in Suzanne als een gevaar, dat dreigt haar te gronde te richten. De handeling van het boek, dat aanvan kelijk als toneelstuk werd geschreven, om spant slechts één dag, waarin ons door ge sprekken de drie figuren duidelijk voor ogen komen te staan, met al hun deugden en ondeugden: Hubert, de natuurmens met al zijn onbeheerste driften, dan Clemens, schuldbewust, doch met geloof in de liefde als levensprincipe, tenslotte Suzan ne die, nadat zij zich heeft bevrijd van de aantrekkingskracht, welke Hubert ook na zijn dood nog op haar blijft uitoefenen, tot begrip komt van de diepere zin van het leven. Nadat Suzanne als heel jong meisje in de ban van de primitieve kracht van Hu- bert was gekomen zien wij hoe zij zich losmaakt uit de macht van de natuur om de goedheid van Clemens te dienen. Wan neer wij de natuur macht over ons laten Ter gelegenheid van het bezoek clat Koning Frederik en Koningin Ingrid van Denemarken de volgende week aan Nederland brengen, hebben wij in dit num mer van „Erbij" door middel van talrijke foto's en artikelen van terzake deskundi gen bijzondere aandacht besteed aan het maatschappelijke en culturele leven in dit bevriende koninkrijk, dat met het onze zoveel verwantschap vertoont. Op deze foto ziet men het vorstelijke echtpaar temidden van zijn kinderen: de veertienjarige Kroonprinses Margarethe en de prinsessen Anne Marie en Bene dikte, respectievelijk acht en tien jaar. krijgen doen wij dat soms uit vrees. En, vraagt Clemens in het boek: „Is erfzonde hetzelfde als vrees?" Vrees is de negatieve eigenschap in de mens, vrees kan koude wil en dwang worden. Maar liefde is de positieve kracht in de mens, door liefde kan hij andere mensen veranderen. En Clemens is de mens, die gelooft in de liefde als levens principe: zijn hele wezen is met andere mensen verbonden. Hij loopt rond met een slecht geweten, een schuldgevoel, dat hem altijd drijft tot helpen. Branner geraakt langs wegen van een vernieuwd humanis me tot het inzicht, dat de mogelijkheden van de mens slechts tot ontplooiing komen in samenwerking met andere -mensen in de gemeenschap. Wij staan in deze twee romans voor een zowel van christelijke (Martin A. Hansen) als van humanistische zijde ver nieuwde beschouwing van de mens. een weldadig positief geluid in een wereld vol cultuurpessimisme. T. KIRCHHEINER-GALATIUS In het Haagse Gemeentemuseum wordt deze maand een tentoonstelling van prae historische bronzen uit Sardinië gehouden. De expositie was mogelijk door het be staande culturele accoord tussen Italië en ons land. De Italiaanse regering verleende haar toestemming ruim negentig plastieken aan Nederland in bruikleen te geven. Op de openingsbijeenkomst heeft mr. L. J. F. Wijsenbeek in het kort de betekenis van deze tentoonstelling van plastieken uit een periode van drieduizend jaar geleden uiteengezet. Prof. dr. Giovanni Lil 1 iu. di recteur van de oudheidkundige dienst op Sardinië, belichtte de artistieke en mense lijke aspecten daarvan. De bronsplastieken uit het Nuragentijdperk en twee praehisto rische steenfiguren zijn scheppingen van d'e oudste bewoners van het eiland, afkom stig uit het tijdperk voor de verovering door de Romeinen en waarschijnlijk ook voor de stichting der Carthaagse koloniën. De bewoners van Sardinië bleven met grote vasthoudendheid getrouw aan de bewerking van het brons m een tiid, toen in de overige landen rond het bekken van de Middellandse Zee reedis lang ook an ter materiaal werd gebruikt. Het feit, dat Sar dinië rijke kopermijnen bezit, bevorderde het gebruik van het materiaal. Omstreeks het jaar duizend vóór Christus begon hier een geheel eigen cultuur, die meestal a's „Nuragisch" wcrdt aangeduid. Zij berei' haar hoogtepunt in de achtste en negende eeuw vóór onze jaartelling. Met uitingen van deze cultuur kan mm kermis maken op deze tentoonstelling, die vervolgens te Amsterdam wordt gehouden van 30 April tot 23 Mei. Op de deze week te Culemborg gehou den studiedag van d-e Nederlandse Klok kenspel vereniging heeft voorzitter d'r. W. van der Eist gesproken over het onderwerp „In hoeverre is een carillon een monu ment". Hij deed dit naar aanleiding van een artikel van de thans overleden d-r. J. Kalff. Dr. Van der Eist kwam hierbij tot enige stellingen: Een carillon is een moniuimiemt, zolang het oor niet word't gekwetst. Voor zover een carillon een stemming heeft, taste men deze niet aan door bijstommen. Bij vervanging en uitbreiding moat hot karakter van de nieuwe klokken passen, bij dat van de oude. Men kan gerust stem men verwijderen, die in tijden van verval zijn gemaakt eventueel met behoud of bij- stemming van enkele grote klokken. Men moet de fouten herstel ten, die zijn ge maakt door voorgeslachten bij het mecha niek en de herstellingen. Men moet vooral zeer oude spellen van vóór Hemony be waren d'oor ze stel baar te plaatsen Ln een zeel of in een toren. Daar de nieuwe stom men van heden monumenten in de toe komst worden, misbruike men het carillon van grote afmetingen niet voor vormge ving van de toren. Alleen kleine klokken spelen komen voor Vormgeving vain die toren in aanmerking, mits ze gemakkelijk bereikbaar zijn voor reparatie. Daarna hield de heer Créma-n die blinde stadsbeiaardior van Z wol-te eri Kampen een inleiding over „Boiaa-ndien zijn muziekinstrumenten". De heer Créman meent dat een beiaard een semi-kerketijk en in elk geval een cultureel muziekinstru ment is. De beiaard accentueert ketkeüjfke en burgerlijke gebeurtenissen, cultiveert het volkslied en is drager van kunstmuziek, aangepast aan of gecomponeerd voor klok ken. De heer Créman vindt het bijstenuyn van Hemony-klokken ontoelaatbaar. De mening in de vergadering over deze kwestie was verdeeld.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13