Franse paragraaf
In Parijs uit
Zuid (iimbtetiaaM
Een kaketoe
Weet jij het
CHURCHILL HOUDT VAN VLINDERS
EEMDJE^
Monumentaal boek
over Gothische
religieuze
architectuur
Een Van Gogh geveild
voor 5.500 dollar
Bij de expositie
in Amsterdams
Stedelijk Museum
„Nou wordt Bles toch echt oud", zei
den de koeien tegen elkaar, „heb je
gezien wat hij nu weer verzonnen
heeft?"
Alle koeien en kalfjes keken nieuws
gierig naar het hek waar de oude Bles
stond en zelfs het veulen, dat toch een
kleinzoon was van Bles, lachte mee.
„Hij denkt zeker dat hij nog jong is en
naar de markt gaat, waar iedereen
naar hem komt kijken", lachte Roos, de
koe.
„Stel je voor zo'n oud paard, dat nog
krulletjes in zijn staart en manen wil
hebben en zich als een jonge merrie
met lintjes laat versieren door de kin
deren van de boer!"
Bles had alles gehoord wat de an
deren zeiden, maar hij wachtte rustig
af tot alle papillotjes in zijn lange
haren waren gezet en de kinderen van
de boer verdwenen waren. Toen draai
de hij zich om. „Jullie lachen nou wel",
zei hij en schudde met zijn hoofd,
Dit is weer eens een figuurzaag
stukje. Doe het vooral voorzichtig en
schilder het in mooie kleuren met plak
kaatverf. In het gaatje van het grond
vlak wordt de standaard gelijmd en aan
de haak wordt de kaketoe gehangen.
„maar als je had beleefd wat ik heb
beleefd in mijn lange, lange jaren, dan
zou je net doen als ik".
„Vertellen, vertellen", riepen de
kalfjes en het veulen, want voor een
verhaal waren ze altijd te vinden.
„Luister", zei de Bles. „Er was eens
een tijd in mijn leven dat de mensen
mijn haver en jullie suikerbieten aten.
Ze hadden niets anders, ze' aten ook
bloembollen en mais van de kippen.
Misschien zouden ze straatstenen ge
geten hebben, als dat kon. Zo'n honger
hadden ze. Het weiland waar jullie in
staan, bestond niet meer. Het was een
groot water geworden. Jullie moeders
en grootmoeders werden samen met mij
weggestopt in een geheime stal. De
boer was bang dat we zouden worden
gestolen. Wij waren ook bang. We
durfden onze hoeven niet te schrapen
en niet voluit te hinniken of te loeien.
De kippen waren allemaal geslacht. De
duiven waren van honger weggevlogen
en de hond was vals geworden, omdat
hij niet genoeg te eten kreeg. We wis
ten niet hoe lang dat allemaal zou du
ren. De boer en de boerin zongen nooit
meer en de hele wereld leek wel pik
zwart".
„Maar wat was er dan gebeurd!"
vroegen alle dieren tegelijk, die met
open mond geluisterd hadden. „Ik weet
het niet meer precies. Ik ben natuurlijk
geen mens, die alles onthouden kan en
alles begrijpt. Maar ik geloof niet dat
één van de mensen die verschrikkelijke
tijd vergeten is. Nee, vast niet. Ik zelf
was zó mager geworden dat je al mijn
ribben tellen kon. Als het nog langer
had geduurd, was ik van de honger in
elkaar gezakt. Maar gelukkig er kwam
een eind aan. Op een goede dag haal
de de boer ons uit de geheime stal. We
zagen dat er boven het water weer
groene plekken uitkwamen en dat de
duiven waren teruggekomen in hun til.
Maar het allermooiste was de grote
vlag, die de boer hier aan het hek vast
bond. Hij wapperde boven het water en
het leek net of de hele wereld daar
weer vrolijk van werd. Langzamerhand
werd alles weer als vroeger. Onze rib
ben kon je niet meer tellen, er waren
weer kippen die even brutaal als vroe
ger over het erf stapten. Het varken
was weer vet en de mensen aten weer
eten dat bij ze hoort. O ja, ik vergat
nog te vertellen dat op de dag, dat we
weer uit onze geheime stal kwamen, de
kinderen van de boer ons versierden
met bloemen en krulletjes in onze
staart maakten. Iedereen moet er vro
lijk en feestelijk uitzien, zeiden ze. Dat
feest en die vrolijkheid zou ik allemaal
vergeten zijn. Ik heb zoveel feesten ge
zien en meegemaakt: paardenmarkten,
bruiloften en ringrijderijen. Maar dit
feest was iets heel anders, weet je. Dit
was zo mooi omdat er eerst die ver
schrikkelijke tijd aan vooraf ging. Hoe
noemden de mensen het ook weer?
Oorlog, ja dat was het woord. Op de
dag van het feest was die oorlog voor
bij. Maar elk jaar denken ze er op
dezelfde dag weer aan. Dan zijn ze
weer net zo vrolijk als toen. Omdat ik
er zelf bij was mag ik meedoen. Ik
krijg lintjes in mijn manen en mijn
staart en krulletjes als vroeger op
marktdagen. Jullie hebt het niet mee
gemaakt, waarom zouden jullie je op
tuigen en feest vieren?"
„Ja maar, hoor eens", loeide Koos de
koe, die heel ernstig had geluisterd.
„Kunnen we toch niet meedoen? Als
wij ook feestvieren zullen de mensen
weten dat wij het heel, héél verschrik
kelijk zouden vinden als er nog eens
zo iets gebeurde. Misschien passen ze
dan wel beter op"
Daar was iedereen het mee eens.
Bles, het oude paard, dat zoveel be
leefd had en bijna alles van de men
sen wist, fluisterde de zoon van de
boer iets in, die hem 's avonds kwam
halen. Die keek heel verbaasd op, want
hij wist niet of het paard iets had ge
zegd of dat er zo maar een idéé door
zijn eigen hoofd was gegaan. In ieder
geval vond hij het een goed idéé en
voerde hij het meteen uit.
En toen de volgende dag mensen op
fietsen of lopend langs het weiland
kwamen, zagen ze iets heel bijzonders.
Alle koeien droegen kransen van bloe
men op hun horens en strikken in hun
staart. Net alsof ze naar de paasmarkt
gingen. Maar de mensen wisten wel
beter. Ze begrepen dat de dieren net
als zij de bevrijdingsdag vierden en
nooit, nóóit zouden vergeten wat de
Bles hun had verteld.
MIES BOUHUYS
In deze vlag staat de naam van een
volk, dat veel voor onze bevrijding ge
daan heeft.
„Kwak", zegt de grote moedereend,
„het is weer half elf.
'k heb geen horloge om mijn poot,
maar 'k weet het uit mezelf".
„Kwak", zeggen al haar kindertjes
en spartlen om haar heen.
Want wat of half elf zeggen wil
dat weten ze meteen.
Dan gaat Marijke wandelen,
een mandje in haar hand.
Daar komt ze al. recht hier op aan
tot bij de waterkant.
Met kruimpjes dit en kruimpjes dat,
met stukjes krentebol,
met vast wel honderd stukjes brood
heeft ze haar mandje vol.
Dat deelt ze aan de eendjes uit.
ze kent ze allemaal.
De eendjes zeggen: ..Dank je wel"
- „kwak kwak" in eendentaal.
Als 't op is. roept, de moedereend:
„Nu zwemmen, ik ga voor".
Marijke wuift de laatste na:
tot half elf morgen hoor!"
MIES BOUHUYS
PARIJS, April - - De bezoekers ziien
er, ieder voor zich en sommigen twee aam
twee, -droevig geïsoleerd uit in zo'n jazz
café. Men zou verwachten dat zij in een
gemeenschappelijke roes gesold werdJen
door de syncopen en dat zuilen zij zelf
ook verwacht hebben, want zij gluren naar
elkaar, alsof zij wensten dat zij zichzelf
niet waren. Alleen een neger, dlie op een
bank zit naast een aantal anderen waar hij
niet bij hoort, met een roze drankje voor
zich, kijkt rustig naar het plafond; als de
muziek speelt, knikt hij geroutineerd met
de knieën, zodat het haast niet te zien is.
De blanken in ritssluiting, die tegen de bai-
geleund staan, glimlachen ijlhoofdig om de
muziek, maar raiken in verwarring zodra
zij ophoudt. Bij het raam zit een mooi ma
ger meisje over de schouder van haar be
geleider het publiek neutraal aan te zien.
En dichterbij loert een man met zware
ruwe wangen de muzikanten aan, alsof hij
hun voornemen om hem een hak te zetten
allang doorzien heeft.
Het is een groot café, beslingerd met
neonlicht, en het is er stampvdl: de Mi
ners moeten hun onderlijf uitrekken o.m
tussen de rugleuningen van destoeltjes
door te kunnen dringen; zij opereren op
een onpersoonlijke manier, alsof zij inspec
teurs zijn krachtens een wet inzake de
consumptie. De band bestaat uit zes negers
en een zevende die apart moet worden op
gegeven, omdat hij er veel gladder uitziet
dan de anderen, een ware rakker van de
boulevards van Montmartre, die dan ook
op de trompet speelt en de groep aanvoert.
Hij blaast er een lelijke schrille toon uit,
die iets elementairs heeft, alsof zij niet op
zettelijk wordt voortgebracht, maar het
bijproduct is van een kras natuurversehijo-
sel helemaal geen fluwelen trompet.
Maar hij ziet er toch bekwaam uit, met de
twee handen ter hoogte van zijn neus .aan
zijn instrument geklampt. De pianist daar
entegen "weet van geen vertoon: hij zit
stroef te spelen met zijn handpalmen leu
nend op het hout onder de toetsen, die hij
niettemin dank zij lange vingers met een
krulletje aan het eind juist bereiken kan;
het maakt anders niet veel verschil, zelfs
als hij een solo speelt is er geen sprake vam
dat men iets zou horen. Een klein mamne
tje met een grote saxofoon is het grappigst:
hij draait met zijn ogen in een gezicht dat
zo onregelmatig geplooid en gegroefd is als
een noot.
Ondertussen komen er nog steeds meer
bezoekers binnen; het lijkt onmogelijk om
ze een plaats te geven, maar ergens tussen
de hoofden zakken ze toch omlaag, blijk
baar op stoelen, waarvan men de aanwezig
heid niet had durven vermoeden. Knieën
stoten tegen knieën, glazen komen aan de
verkeerde kant van andere glazen te staan,
schouderbladen krabben aan ruggen: men
stoot zijn buurman aan en roept „diat is
bet mooiste", wamt nu staat de trompettist
in een lichtbundel voor zich alleen, en de
buurman lacht om zich niet verstaan baat
te hoeven maken.
Men geniet deze dingen veel beter op de
stoep, waar een twintigtal ervaren lanter
fanters met de neus tegen het raam gedrukt
staat. Zij .hebben het gevoel dat zij er niet
bijhoren. Als zij tenslotte doorionen weten
zij nog niet, dat er in het geheel geen bij
horen beslaat, alleen een binnen zitten.
Buiten is het koel en rustig, al dringen de
duizenden wandelaars op het s-mal'le trot
toir elkaar tegen de geparkeerde auto's
aan. In het midden van de grote boulevards
van Montmartre is een perk. waar aam de
twee zijkanten bomen groeien en in het
fnididen niets: het soort vreugdeloze ver
harde perk, waar in Holland vooral Den
Haag voorbeelden van biedt. Da-ar is het
bijna donker en men ziet er de ware bui
tenstaanders rondwandelen: minnaars',
zwervers en de bewoners- van Montmartre
zelf, voorzover zij niet werkzaam zijn alis
naakt aan de Place Pigalle of als café
houder.
In een helder verlicht café op de hoek
van een van de s-traten, die omhoog lopen,
de eerste helling van de Butte Mo-ntmartro
op. staat een jongeman het bier te tappen;
hij wordt door zijn moeder afgesnauwd*
omdat hij iets heeft zoekgemaakt: ziin va
der wrijft afzijdig een bierglas op. In een
hoek speelt een buitengewoon goed onge
maakte juffrouw no zo'n hellend Ameri
kaans bord met nikkelen ballen, dat bromt
en lichtsignalen geeft: mannen in leren
iassen praten vertrouwelijk aam de tafel
tjes.
Door de ramen is het neonlicht te zien
van de cabarets en de jazzcafés.
•oooooooor*»ooooooooocooo«x»>ooooooooooijoooc«oooooooooooooooociooooo<xxxx»xx>XKxxx>ooo(x>j
>o<xxx»30oc>xxx*Doooooo!xiooo<»>xooocioooooooixiO(*)o<x*x)oaooo<x»x)ooooooonoooooooooooooooc<Do
Gedurende de gehele zomertournée 1954
van Circus Jos. Mullens zullen beeldende
kunstenaars, aangesloten bij een van de
kunstenaarsorganisaties, in staat worden
gesteld het circusleven van nabij te Ieren
kennen. Op een in het najaar te Amster
dam te houden tentoonstelling „Kunste
naars zien het circus" llen de bij Mul
lens gemaakte werken te bezichtigen zijn.
1 MEI 1954
Onmeetbare verten en onschatbare
hoogten, het is aan die twee elementen
van de eeuwigheid, dat de "gothiek in de
bouwkunst doet denken. Het is die
eigenschap vooral welke de hedendaag
se mens in haar ban gevangen houdt. In,
de hoog oprijzende lijnen van de go-
thiek wordt de architectuur los gemaakt
van de materie, zij geeft gestalte aan de
worsteling met het ideaal door de bouw
meester.
LONDEN (UP) Sir Winston Chur
chill houdt van vlinders en hij heeft eens
met de gedachte gespeeld een fontein uit
te vinden, die honing en water voor deze
tere insecten zou spuiten. Maar volgens
de bekende vlinderkweker L. Hugh New
man, die over deze niet eerder bekende
liefhebberij van de premier vertelde, heeft
Churchill zijn plan nimmer doorgezet.
Churchill kreeg deze „zoete inval" toen
hij op een warme zomerdag in 1939 in de
tuin van zijn huis te Westerham in Kent
keek naar het dartele spel van enkele veel
kleurige vinders. Hij meende, dat hij door
een dergelijke fontein wellicht honderd
tallen prachtige naar zijn tuin kon lokken.
Maar de oorlog brak uit, voordat Chur
chill's idee verwerkelijkt kon worden.
Sindsdien heeft de premier nimmer
meer over zijn plan gerept, hoewel zijn
belangstelling voor vlinders onverminderd
is. Newman heeft hem leren kennen door
deze wederzijdse belangstelling. Toen zij
elkaar voor het eerst ontmoetten, was
Newman, wiens vader ook reeds een be
kend vlinderkweker was, zeer verbaasd
toen hij merkte, dat Churchill alles van
deze insecten afwist.
Churchill op zijn beurt was enthousiast
geworden, toen hij hoorde, dat Newman
over larven van de „Zwaluwstaart" be
schikte en stemde in met een plan om een
kolonie van deze vlinder in Engeland te
stichten, om zo dit insect weer voor het
land te winnen. De poging is echter mis
lukt. omdat de vogels alle larven opaten.
Newman vertelde, dat Churchill zich op
dezelfde energieke wijze met vlinders
bezig hield als met de oorlog.
De Grote Kerk van het Zuid-Hollandse
stadje Briele van het Zuid-Oosten uit
gezien en het prachtige intérieur van
dit gebouw naar het Noord-Westen.
(zie artikel hiernaast)
NEW YORK (U.P.) Een schilderij van
Vincent van Gogh (De hut onder de
bomen) heeft op een veiling van schilde
rijen, tekeningen, prenten en beeldhouw
werken 5500 dollar opgebracht. De totale
opbrengst van de honderd geveilde kunst
werken was 106.865 dollar. De veiling werd
gehouden in de kunstzaal Parke-Bernel.
Andere werken, die tegen hoge prijs van
eigenaar verwisselden, waren van Corot,
F.enoir en Manet. Een schilderij van Tou
louse-Lautrec haalde de prijs van 4.000
dollar.
De tentoonstelling van hedendaagse Zuid-Limburgse Kunst,
die tot 10 Mei in het Stedelijk Museum te Amsterdam ge
houden wordt, staat onder het hoge patronaat van de Com
missaris der Koningin in die provincie. Er is verder een ere-
comité, waarin behalve een aantal burgemeesters de direc
teur der Staatsmijnen, de honoraire consul van Luxemburg
en vele andere vooraanstaande figuren uit het openbare
leven zitting namen.
Hoewel men natuurlijk vrij is om eens te glimlachen over de
talloze ere-comité's die bij allerlei gelegenheden in het leven
worden geroepen, geloof ik dat degenen, die in onze meest
Zuidelijke provincie hun naam aan een kunst
manifestatie geven, daarmee meer doen dan
het maken van een gebaar, niaar blijk geven
van een wezenlijke belangstelling voor de
zaak die zij aanbevelen. Het is zeker waar dat
de Limburgse kunstenaar zowel persoonlijk
als in zijn werk meer belangstelling van zijn.
omgeving ondervindt dan zulks hier het ge
val is. Het is voor ons natuurlijk heel gemakkelijk de waar
dering die de Limburgse kunstenaar van particuliere en of
ficiële zijde ten deel valt als chauvinisme te brandmerken
en er dan meteen een veroordeling over de zelfgenoegzaam
heid aan te koppelen. Dat de Limburgse kunstenaar wel eens
wat heel gauw tevreden is met resultaten welke naar onze
mening nog volop gelegenheid bieden om verder bearbeid
en uitgewerkt te worden, mag waar zijn, hier staat tegenover
dat er een zekere levenswarmte uit spreekt, die men hier wel
eens al te veel mist. Dat het betrekkelijk intense verkeer, dat
in het Zuiden tussen kunstenaar en publiek bestaat, hier
mede oorzak van is. lijkt mij buiten twijfel.
Is er nu een typische trek, die deze Limburgse kunst on ler-
scheidt van de verdere Nederlandse kunst? Men zou de
vraag ook anders kunnen stellen, namelijk: heeft het Zui-
den invloed gehad op bijvoorbeeld de tegenwoordige Amster
damse schilderkunst? Als ik hierop met enige reserve be
vestigend wil antwoorden, dan moet men die invloed hoofd
zakelijk zoeken in de Amsterdamse Academie en wel bij
professor Campendonck, die zelf een Zuiderling is. Lataster.
Jef Diederen en Frans Nols, behorend tot de belangrijkste
jongere Limburgers, zijn zonder Campendonck moeilijk
denkbaar. De sterke nadruk op de aesthetick van de kleur,
de ontleding van de vorm. naar het van oorsprong kubistisch
recent, bewijzen zulks. De overeenkomstigheid in procédé bij
Diederen en Lataster is zelfs zo groot, dat men de werken
van de twee schilders gemakkelijk zal verwar
ren. Dat er aan deze hyper-aesthetiek een
gevaarlijk kantje zit, lijkt mij wel. Een
schilder als Pieter Defesche demonstreert
meer geestkracht en gezonde schilderstem
perament.
Een volstrekt andere, meer vertellende kunst,
laat Frans Vos zien. Zijn „Vader en zoon" is
niet zónder criïische humor gezien. liet grote formaat van
dit schilderij is niet geheel verantwoord voor een dergelijke
naar het caricaturele neigende visie.
Charles Eyck is weer eens te gul geweest met zijn inzen
ding. Het expressieve „Montsouris-Parijs" puntig en
scherp gezien vinnig van tekening en nadrukkelijk van
licht-donker had hij beter alleen kunnen sturen, daar het
de hele Eyck voldoende duidelijk leert kennen, tenminste als
schilder van het tableau-chevalet, wat maar één kant is
van deze veelzijdige.
Ik noteerde verder nog enige mooie aquarellen uit Zuid-
Frankrijk van Henk Sitskoorn, een intérieur van Frans Holl-
mati en een winterlandschap van mevrouw Roosenburg-
Goudriaan.
OTTO B. DE KAT
Juist daarom vindt de mens van de twin
tigste eeuw iets terug van zijn eigen strijd,
van zijn eigen zoeken naar de zin en de
waarheid van het leven. Wij voelen ons
immers verbonden met de middeleeuwse
bouwmeester, die in zijn vermetelheid ook
krachten scheen op te roepen welke hij
niet zou kunnen beheersen, juist zoals wij
wel eens twijfelen of we er in zullen slagen
de machten meester te worden, welke wij
door onze technische verworvenheden in
de natuur hebben losgemaakt.
Die gedachten kwamen bij ons op, toen
wij het juist van de pers gekomen Laatste
deel in de reeks „De schoonheid van ons
land" ter hand namen. Het is gewijd aan
de Gothische kerkelijke bouwkunst en be
vat een inleiding van ruim negentig blad
zijden van pi-of. dr. M. D. Ozinga en ir. R.
Meischke bij 143 foto's van Hans Sibbeleo
en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg.
Het moge ondankbaar schijnen tegenover
de -tekstschrijvers, wij vermoeden dat de
meeste kopers van dit werk doen aLs wij:
allereerst de bladzijden met de foto's op
zoeken. Dat lijkt misschien oppervlakkiger
dan het in werkelijkheid is. De afbeeldin
gen van al die prachtige kerken en kathe
dralen, van die torens en transepten, van
die schepen en schilderingen, lokt vanzelf
belangstelling voor de toelichting van prof.
dr. Ozinga en ir. Meischke uit.
De schrijvers hebben bij hun analyse
vooral de samenhang doen uitkomen tussen
de verschillende vormen van gothiek 'un de
Nederlandse gewesten met de Utrechtse
Dom als geografisch, maar ook als archi
tectonisch middelpunt. Onze ogen worden
geopend voor de verfijning welke er te be
speuren is in de vormgeving van een
Michaelskerk te Zwolle, een kleine kerk
van Steen wijk. voor de forse allure van de
gewelven van het Kruisherenklooster van
Ter Apel, voor de Brabantse uitbundigheid,
niet alleen in de Bosse St. Jan. maar ook
in onze Haarlemse Bavo, zij het dan ge
temperd door een Hollandse degelijkheid;
cm in de zestiende eeuw uit te monden In
een eigen Hollandse gothiek, waarin, om
met Van Eeden te spreken, alle krachten
zijn gericht op één enig evenwicht, het
evenwicht tussen zwierige schoonheidsdrift
en stoere scheppingsdrang.
Zo vormt de Gothische kerkelijke bouw
kunst inderdaad een waardig besluit van
deze opmerkelijke reeks van de Amster
damse uitgeverij Contact. In de diepste
duisternis 'van de bezettingstijd werd met
de voorbereiding van dit standaardwerk
begonnen, dat thans tal van landgenoten
verkwikt, tal van buitenlanders iets doet
verstaan van de zo geheel eigen schoonheid
van Nederland.
Een niet geringe vei-dienste van hen die
hun schouders onder deze uitgave hebben
gezet, waarbij nog gememoreerd moet wor
den. dat over tal van onderwerpen voor het
eerst een samenvattende studie versoheen.
Zo over houten beelden, over koorhekken,
koorbanken en kansels, over het water In
het Nederlandse landschap ook.
De uitgeverij heeft thans zes nieuwe
delen aangekondigd om de reeks aan te
vullen. Ook hierin ontbreken de „vergeten
hoofdstukken" uit onze cultuur niet. Even
eens zal aandacht worden besteed aan mo
derne Nederlandse architectuur, schilder
kunst en beeldhouwwerken.
Men kan slechts wensen, dat deze nieu
we delen hetzelfde peil zullen bereiken van
de reeds voltooide. Maar op dat punt be
hoeft men, naar onze vaste overtuiging,
niet ongerust te zijn. J.H.B.