Namaak-grande speelde twaalf jaar
koninkje in Arizona
Audrey Hepburn in „Roman Holiday"
Bij de dichters
Snobistische
nonsens
Yerzamelieg van door Marja
geschreven portretten
Een plezierige film
Litteraire
Kanttekeningen
Zeventien schrijvers te gast
Franse litteratuur
Vreemde historie van een geniale
vervalser van oude Spaanse adelsbrieven
Naar aanleiding van „Panorama critique
de Rimbaud au Surréalisme" door
Georges Emmanuel Clancier, verschenen
bij P. Seghers te Parijs.
WEINIG publicaties op het gebied der
letterkunde zijn zo kwetsbaar als
critische overzichten met bloemlezing. Zo
wel het exposé als de keuze der werken,
die dat exposé moeten verhelderen en sta
ven, dragen nu eenmaal een subjectief ka
rakter en zij stellen zich daardoor wel zeer
gemakkelijk bloot aan critiek. Zo dringt
zich, wat het omvangrijke werk van Clan
cier betreft, reeds onmiddellijk de vraag
op of het juist is de moderne poëzie te la
ten beginnen bij Rimbaud en niet bij
Baudelaire,
Het is waar, dat ook het standpunt van
Clancier op goede gronden verdedigd zou
kunnen worden. De schrijver maakt de uit
spraak van de dichter Pierre Jean Jouve
tot de zijne: Met „Rimbaud treden wij
binnen in de moderne taal van de poëzie".
De jonge dichter van „Les Illuminations"
en zijn tijdgeiToot Lautréamont hebben het
«elfstandig worden der poëzie als autonome
uiting versneld. Hun gewondheid en op
standigheid, voortkomende uit het bewust
zijn van de afgrond tussen hun verbeelde
wereld en de aanwezige, die zij afwezen, is
de bron zelve geworden van hun poëzie,
die zij geladen hebben met alle krachten
van het irrationele.
Of men echter de poëtische vernieuwing
laat beginnen bij Baudelaire of bij Rim
baud, zij is uitgelopen, na een kortstondige
schoonmaak en kolderactie der Dadaïsten,
op de heerschappij van het Surréalisme.
HET commentaar van Clancier geeft eens
te meer aanleiding de groep Rimbaud-
Lautréamont te vergelijken met de Sur
réalisten in verband met de geestelijke
structuur van hun tijd. Het valt op hoeveel
overeenkomsten er bestaan tussen de tijd
perken, waarin de vernieuwend-verwoes-
tende poëzie der eersten en de „revolutie"
der laatsten tot uiting kwamen. Een der
gelijke vergelijking is tevens verhelderend
voor het begrip van onze Nederlandse ex
perimentelen. Met een verschil van dertig
jaar tonen deze laatsten, na „onze" oorlog,
een levensgevoel dat, mutatis mutandis,
overeenkomt met dat van de Surréalisten
na „hun" eerste wereldoorlog. De karak
teristieken van de Nederlandse experimen
tele poëzie tonen duidelijk aan. hoezeer
deze beïnvloed is door de surréalistisehe.
Clancier heeft ongeveer honderdvijftig
dichters behandeld. Hij heeft hen wegge
laten, bij wie niet de „moderne taal der
poëzie" gevonden wordt, zoals Parnassiens
en Néo-Parnassiens. Zijn exposé is helder
en zeer overzichtelijk en wordt niet ver
stoord door overtollige bibliografische ge
gevens. Het pleit voor het fijne inzicht van
de schrijver en de scherpte zijner formu
leringen, dat er als men eenmaal zijn
uitgangspunt heeft aanvaard slechts
plaats is voor hier niet ter zake zijnde dé-
tailcritiek. Het doet genoegen, dat hij enige
goede bladzijden schrijft over de te lang
IN HET VOORJAAR van 1881 kreeg de stad Phoenix in Arizona bezoek van een
deftig-gebakkebaard heer, die kort en goed bekend maakte dat hij, James Addi
son Reavis, als erfgenaam van een Spaanse baronnentitel de rechtmatige eigenaar
was van ongeveer de helft van de staat Arizona met alles wat zich daarop en
daarin bevond. Het gebied dat hij opeiste omvatte meer dan veertigduizend
vierkante kilometer grond, de gehele stad Arizona en tientallen kleinere plaatsen
en iedereen die zich daar gevestigd had, zo maakte de „baron" bekend, moest
aan hem „een nader te bepalen pacht, huur of afkoopsom betalen op straffe van
uitzetting uit en onteigening van zijn huis, zaak of boerderij".
Zijn absurde eis verwekte stormen van verontwaardiging, maar al spoedig
bleek, dat er weinig tegen in te brengen viel. Want hoewel velen al direct ver
moedden, dat Reavis een bedrieger was, kon men niets tegen hem bewijzen.
Integendeel: de baron de Arizonaca en Caballero de los Colorados, zoals hij zich
noemde, produceerde zulke afdoende bewijsstukken voor zijn aanspraken, dat
zelfs de knapste juristen er geen gaatje in ontdekken konden. En zo bleef er
niets anders over dan de exhorbitante „rechten" en heffingen van Reavis maar
te betalen, met het resultaat, dat die zich al spoedig in weelde baden kon. Twaalf
jaar lang heeft hij in vorstelijke pracht en praal geleefd op de zakken van zijn
„onderdanen", voordat het gelukte, hem te ontmaskeren. Zijn carrière vond haar
hoogtepunt in een officiële ontvangst aan het Madrileense hof, waar hij en zijn
„barones" met alle égards bejegend werden en waar zijn tweelingzoons zelfs een
tijdlang de speelkameraden geweest zijn van de jonge koning Alfons.
REAVIS' VOLGENDE STAP was het
leggen van een aannemelijk verband tussen
de Peralta's en zichzelf. Hij maakte kennis
met een zwervende pionier, George Willing
geheten en verborg in diens huis een aan
tal brieven en documenten waaruit blijken
moest dat Willing van een arme Mexicaan
se boer, Miguel Peralta geheten, een claim
op de baronie in Arizona gekocht zou heb
ben. Een andere verstopte brief toonde
aan, dat Reavis deze claim weer van Wil
ling gekocht had enkele dagen voordat deze
laatste bij een vuurgevecht in het grens
stadje Prescott gedood werd.
Boze tongen beweerden en waar
schijnlijk niet ten onrechte dat Reavis
dit gevecht zelf geënsceneerd had, maar
in elk geval paste Willings opportune dood
wonderwel in zijn plannen. Gewapend met
zijn waterdichte bewijsstukken trok hij
nu naar Phoenix, proclameerde zijn eigen
domsrechten op de Peralta-bezittingen en
liet op alle straathoeken plakkaten aan
plakken, waarin alle bewoners en grond
gebruikers in zijn „baronie" jegens hem
schatplichtig verklaard werden.
HET WERD EEN ENORME REL, de be
volking liep te hoop om te protesteren en
de grote maatschappijen, zoals de Southern
Pacific, de Wells Fargo Express en de
King Silver-mijnen, van welke de „baron"
fantastisch-hoge pachtsommen eiste, wei
zijn bedrog een zekere Miguel de Peralta gerden aanvankelijk te betalen. De beste
uit, een ver familielid van koning Ferdi- rechtskundigen van Amerika werden ge-
nand van Spanje, kamerheer van 's konings raadpleegd, maar zij konden alleen con-
slaapsalet, ridder van de Militaire Orde cluderen dat Reavis' bewijsstukken vol-
DEZE GENIALE OPLICHTER ontdekte
zijn „roeping" nadat hij als soldaat in het
Geconfedereerde leger eens met succes een
verlofpas voor zichzelf geschreven had, met
een vervalste handtekening van zijn com-
malen en schreef daarna voor een kleine
vergoeding ook tientallen van zulke passen
voor zijn vrienden.
Na zijn ontslag 'uit de dienst kwam hij
terecht in de Californische stad Santa Fe,
waar hij een baan als klerk kreeg in het
bureau voor Spaanse landrechten. De ko
ningen van Spanje hadden namelijk sinds
de dagen der conquistadores hun gunste
lingen vaak met grote landerijen en bij
behorende adellijke titels in de koloniën
begiftigd en toen die gebieden later door
Amerika werden overgenomen, hadden de
Yankees zich verplicht deze Spaanse titels
en privé-bezittingen te blijven erkennen.
In het bureau voor landrechten nu, waar
al die zaken geregistreerd waren, begon
Reavis ijverig studie te maken van de des
betreffende oude documenten en Spaanse
adelsbrieven; hij werkte dag en nacht om
zich het wijdlopige Spaans van honderd
vijftig jaar geleden eigen te maken, sneed
ganzeveren om er de vergeelde perkamen
ten mee te copiëren en oefende zich daarin
net zolang tot hij een perfecte imitatie kon
vervaardigen.
Zijn doel was natuurlijk, een van die
documenten ten eigen bate te veranderen,
maar uiteraard kon hij niet onder zijn
eigen naam als Spaanse „grande" figure-
ren. Daarom vond hij als grondslag voor ^n dit bedrogTas n7jaren* ontdekte!
het Koninklijke college van Onze Lieve den hun cliënten dan ook tot een vergelijk
Vrouwe van Guadelupe, zoon van José met de baron te komen. De Southern Pa-
Gómez de Silva y Montux de Oca de la cific betaalde Reavis kort daarna inderdaad
Doe niet zo bete!
miskende Germain Nouveau, tijdgenoot van overzicht van de Franse poëzie van onge-
Verlaine, van wiens „Oeuvres poétiques" veer 1870 tot heden.
het eerste deeel verleden jaar bij Gallimard
verschenen is. TT^EN „panorama vormt ook de in de
Met het hier enige maanden geleden be- Jh „Cahiers du Sud" verschenen bundel
sproken ,>Panorama critique de la nouvelle gedichten „Routes" van Marcel Abraham,
poésie frangaise" van Jean Rousselot geeft daar zij werk van 19201953 bevat. Met
het Panorama van Clancier een prachtig genoegen kondigen wij deze „wegen", die
de dichter in zijn leven gevolgd heeft, aan
niet alleen omdat hij een groot vriend
en goed kenner van ons land is, of omdat
hij als directeur der culturele betrekkingen
van het Franse ministerie van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen en als lid van
de gemengde commissie ter uitvoering van
het Nederlands-Franse accoord de banden
tussen zijn land en het onze aanhaalt.
Uit deze activiteit van de auteur blijkt
reeds, dat de poëzie niet zijn al het andere
uitsluitend levensvulling is. Wel is het
poëtische gevoel de steeds aanwezige bege
leider op de vele wegen die de dichter ge
gaan is en die hem hebben gevoerd naar
het oude Griekenland, door de veelkleurige
verscheidenheid van Parijs, naar vele zeeën
en stranden. Zijn gedichten moeten zijn
ontstaan in die ogenblikken van stilte,
waarvan Valéry spreekt en die de „moge
lijkheid van een rijpe vrucht" in zich ber
gen. Deze bundel bevat vele van die vruch
ten, zo bijvoorbeeld het dramatische ge
dicht „L'Amazone mutilée" en de gehele
aangrijpende „Petite suite cardiaque", ge
schreven tijdens een ernstige ziekte, waar
in de dichter zijn hart beluistert en zich
afvraagt, wat de reden is om te leven. Na
lezing van de gedichten uit het Panorama
van Clancier, waarin de beelden schijnbaar
zonder samenhang zijn en de versbouw
volkomen vrij, treft de strikte, gebonden
vormgeving van Abraham.
Ondanks de steeds aan de realiteit van
een leven ontsproten inspiratie lijkt ons
deze voorkeur voor de traditionele prosodie
gevaren in zich te houden. In deze bundel
heeft de dichter ze blijkbaar zonder moeite
volkomen overwonnen. Juist door de hel
derheid der beelden, de muzikaliteit en zui
verheid van expressie blijven Abraham's
verzen in het geheugen en ontroeren zij
door een gevoeligheid, die getemperd wordt
door een niet op ontmoediging, doch op
wijsheid berustende ironie. S. ELTE
Perda y de Caullo de Peralto de los Falces 50.000 dollar, de King Silver 25.000. De
de la Vega, hetgeen niet kwaad bedacht andere ondernemingen, de kleine zakenlie-
mag heten voor een gemeen soldaat van den en de boeren volgden hun voorbeeld en
het geconfedereerde leger. al spoedig was Reavis de rijkste man in
Maar nu moest Reavis deze gefantaseer- Arizona,
de voorouders nog voorzien van historische Toch was hij nog niet geheel tevreden
authenticiteit en hun tevens een reeks van met zijn succes, want hij besefte heel goed,
officieel-geregistreerde nazaten verschaf- dat zijn rechten op de Peralta-bezittingen
fen om te zijner tijd zijn aanspraken op de maar op één zeer zwakke pijler de brie-
baronie" in Arizona te kunnen staven. ven van Willing rustten. Dus ging hij op
Het lijkt een onmogelijke taak, maar zoek naar een meisje van ongeveer veertien
Reavis speelde het klaar. Jarenlang zwierf jaar, een Spaanse of Mexicaanse wees, die
hij door Mexico, Spanje en Portugal, be- zo min mogelijk van haar eigen afkomst
studeerde er de doopregisters en de staats- moest weten. Tenslotte vond hij haar op
archieven en wist met behulp van radeer- een boerderij in Oost-Arizona, een mager
water en ganzepen tientallen stukken en vondelingetje, dat meer slaag dan eten
oorkonden volgens zijn eigen plannen te kreeg en als voetveeg diende voor het boe-
wijzigen. Zo plaatste hij overal in de offi- rengezin. Reavis wierp zich op tot haar
ciële archieven de bewijzen voor het be- redder en nam haar mee naar Phoenix,
staan van zijn imaginaire familie De Pe- waar hij een nieuwe serie vervalsingen
ralta en het pleit voor zijn talenten, dat maakte om te bewijzen, dat zij de achter
kleindochter van de kamerheer van des
konings slaapsalet en daarmee de echte
erfgename van het Peralta-fortuin was
Dure kleren, goede voeding en spoedcur
sus op een kloosterschool transformeerden
de kleine Carmelita in korte tijd tot een
presentabele jongedame en toen zij oud
genoeg was, trouwde Reavis haar Jaren
lang leidde het zonderlinge echtpaar een
pompeus leven temidden van de morrende
bevolking van Arizona, die hun per jaar
bijna een half millioen dollar aan land-
heerlijke inkomsten in de schoot wierp.Soms
ook waren zij maanden op reis met hun
tweelingzoons. Zij bezaten een villa in St.
Louis, een buitengoed in Washington, een
herenhuis in Madrid en een overdadig
Barok-paleis in Mexico, maar kwamen er
zelden, omdat de baron nooit lang buiten
zijn geliefkoosde Phoenix zijn „residentie"
en symbool van zijn macht, kon. Zijn groot
ste triomf was altijd weer de dagelijkse rij—
tour in een open calèche, bespannen met
zes witte paarden.
TWAALF JAAR heeft de Amerikaanse
regering nodig gehad om Reavis' aanspra
ken te onderzoeken, maar het resultaat was
afdoende. Men was al zijn gangen in Mexi
co en in Spanje nagegaan, had er overal
de archieven nageplozen en de Peralta-
documenten opnieuw - en nu zeer grondig
- onderzocht. Chemische en fotografische
proeven toonden aan, dat er in vele stuk
ken geknoeid was:
Ook bleek dat Reavis Carmelita's naam
als Peralta had toegevoegd aan de geboor-
te-registers in de kerk van San Bernardius
in Californië. Dit was zo vakkundig ge
beurd, dat het nooit bemerkt zou zijn wan-*
neer de pastoor niet een copie van het ge-
boorteboek had bijgehouden.
Deze ontdekkingen bezegelden zijn lot
en op 5 Januari 1895 werd hij in Santa Fe
veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf
met verbeurdverklaring van al zijn bezit
tingen. Carmelita, die altijd op Reavis' ge
zag geloofd had, dat zij werkelijk de ach
terkleindochter van een Spaanse grande
was, werd vrijgesproken.
Reavis zat zijn vonnis uit en keerde
daarna als een gebroken man naar Phoenix
terug, waar hij zijn laatste jaren sleet met
het lezen van de krantenverslagen over
zijn glorietijd in de plaatselijke leeszaal.
De prinses (Audrey Hepburn) maakt kennis met de buitenlandse pers in Rome. Op
de voorgrond tegenover haar de journalist, die haar op haar „vacantiedag"
vergezelde, Gregory Peck.
c
jylNNENKORT zullen in Haarlem de
J-J vertoningen beginnen van William
Wyler's Roman Holiday" (Een vacan
tiedag in Rome) met in de hoofdrollen
Oscar-winnares Audrey Hepburn en
Gregory Peck. En wanneer u mij vraagt
kort en bondig te zeggen hoe ik de film
vind dan zeg ik: allergezelligst, een leu
ke, charmante, een plezierige film. En
Audrey Hepburn? Wel, zij is inderdaad
de ontdekking der laatste jaren: een
filmactrice bij uitstek met een mooi ex
pressief gezicht, kinderlijk soms, intelli
gent, lief, een pracht gezichtje voor de
camera's, dat heel het scala der gevoels
uitdrukkingen weerspiegelt. Audrey
Hepburn is daarom zo n prachtige film
verschijning, omdat haar visuele vermo
gen zo sterk is. Ik kan mij de verrukte
reacties in de Amerikaanse pers best
voorstellen. Met Audrey Hepburn doet
een ster in de filmwereld haar intrede
voor wie een grote carrière moet zijn
weggelegd. Men ziet dat in „Roman
Holiday" direct. Waar zij verschijnt gaat
er een natuurlijke frisheid en onbe
vangenheid van haar uit, die wel in fel
contrast zijn met de glamour welke zo
veel sterren aankleeft. De rol, die
Audrey Hepburn in „Roman Holiday"
speelt leent zich uitstekend voor de ont
plooiing van heel haar talent. Zij is een
prinses, die een dagje vacantia neemt.
De vorstelijke statie en waardigheid
gaan aan de kant. Het meisje, dat pril
en levenslustig van de zorgeloze uren
met louter pret geniet, bloeit open. En
dat meisje wordt verliefd, gelooft heel
even in een eenvoudig bestaan zonder
étiquette, zonder ceremonieel, zonder
voortdurende aanslagen op het voorrecht
jezelf te zijn. Tot ze zich bewust wordt
van de taak, die op haar schouders rust,
haar plichten, haar stóat. Ze keert terug
tot de orde van de dag. Maar niet dan
na het verdriet gesmaakt te hebben van
de onvervulbaarheid der liefste dromen,
die kleine tragiek in het leven van alle
mensen, welke toch alleen grootheid van
karakter te boven komt.
EEN heel amusante geschiedenis dit slip
pertje van een prinses. Op een avond
laat in Rome vindlt een Amerikaans jour
nalist haar in diepe slaap op de rand van
een fontein. Ze heeft „de benen genomen",
maar het slaapmiddel dat men haar op de
ambassade had toegediend om haar opstan
dige gevoelens te smoren, werkt nog na. De
journalist is niet zo goed of hij moet haar
op zijn eigen kamer te rusten leggen. Hij
verslaapt zich, krijgt van zijn chef bijna
zijn congé, maar verspeelt zijn baan niet
omdat hij door een krantenfoto de gelijke
nis ontdekt tussen de prinses en zijn logé
en een exclusief interview kan beloven.
Dan gaat hij met de prinses op stap in
Rome. Zijn vriend vergezelt hem, alsmaar
foto's makend met een „sigarettenaanste
ker". De jongelui beleven een hoogst ple
zierige reeks avonturen tot de identiteit
van de prinses wordt ontdekt, tijdens een
dansfeest op een boot in de Tiber. Journa
list en fotograaf leveren een compleet ge
vecht met de geheime dienst, die achter de
prinses aanzit, waarbij hare hoogheid ook
van wanten weet. Zwemmend ontkomen
ze. Dan sluit Amor zijn val. Prinses en
journalist zijn wel heel eng op elkaar ge
steld geraakt,wat het afscheid bijster moei
lijk maakt. Maar het prinsesje keert terug,
de journalist publiceert zijn verhaal niet
en de fotograaf stelt op de persconferentie
die de prinses de volgende dag geeft, zijn
foto's aan hare hoogheid zelf ter hand.
Waarbij de journalist lachend toekijkt, een
lach met weemoed vermengd, wanneer hij
aan zijn lief gezelschap van één dag offi
cieel, alsof er niets is gebeurd, wordt voor
gesteld
Ja, een alleraardigst gegeven, dat nooit
had opgeleverd wat er nu is uitgekomen
als er geen Audrey Hepburn was geweest,
geen Gregory Peck engeen William
Wyler, wiens verdiensten als filmmaker ik
toch niet meer behoef te schetsen. Herin
nert u zich maar de namen van zijn films:
„Mrs. Miniver", „De beste jaren van ons
leven". „Woeste Hoogte", „Detective Sto
ry". Hij buit de mogelijkheden van het
scenario ten volle uit en zo kwamen er de
amusante taferelen in Romes straten en
pleinen met als hoogtepunt het gevecht op
de boot, dat toppunt van vrolijkheid. Maar
niet minder buit hii de filmische geschikt-
heid van Audrey IWpburn uit in zo'm scène
als waarmee bijvoorbeeld de film opent.
Als het er om gaat haar in haar gratie,
haar charme, haar ontwapende fonkelende
vrolijkheid te tonen is Wyler op zijn best.
Hij zag Audrey in enige Engelse films en
contracteerde haar voor „Roman Holiday".
In ons land hebben wij haar kunnen zien
in Charles Huguenot van der Linden's
film „Nederlands in 7 lessen" ten tijde dat
Audrey in Amsterdam woonde. Ze trad ook
op in „Nous irons a Paris" en vertolkte de
hoofdrol in Colette's toneelstuk „Sigi" op
Broadway, waar ze nu de hoofdrol in „On-
dine" vervult. Inmiddels is haar tweede
film gereed gekomen „Sabriina Fair" met
William Holden (ook Oscar-winnaar) en
Humphrey Bogart, onder regie van Billy
Wilder.
Audrey Hepburn is nog jong, ze wordt op
4 Mei 25 jaar. Aan het begin van haar
carrière oogst zij dus wel een anmiddielHijlk
Vandaar waarschijnlijk, dat onze littera
tuur zo jammerlijk arm is aan mémoires
en dagboeken, aan biografieën en kruidige
anecdotes. En voor zover er dan iets van
dat alles tóch nog aan die ietwat armetie
rige bodem heeft willen ontspruiten, is het
allemaal zo oer-degelijk en zo grondig ver
velend, dat de fantasie en de speelsheid
(en wat is er vrijer en heerlijker dan dat?)
zelden aan hun trekken komen. Noem
om bij de litteratuur te blijven één bun
del „studies" in onze taal, dtie in brille kan
wedijveren met de charmante interviews,
die vorig jaar verschenen onder de titel
„Franpoise Giroud vous présente le Tout-
Paris" en vergelijk ze met de vrijwel ver
geten en toch waarlijk verdienstelijke
boekjes van d'Oliviera, vergelijk ze met
„sprekende schrijvers" van 's-Gravesande
of zelfs met „In gesprek met de onzen"
van Ter Braak en ze beginnen nog ééns zo
te tintelen van levendigheid.
Tot zoveel verkwikkende verlustiging in
de „dessus en dessous" van onze litteratuur
bleek vroeger jaren enkel een verrassende
uitzondering als „Dichters in het koffijhuis"
in staat, van de hand van een zekere Otto
P. Reys, die zich later als de dortelste on
der de toenmalige dartelen ontpopte: als
Jan Greshoff. Of, in onze tijd, Carmigigelt
met zijn bundel interviews „Iedereen kent
ze", een verrukkelijk boekje van dat soort
lichte vrijblijvendheid, waarin juist de
duurzaamheid schuilt.
Aan dat genre van journalistieke littera-
succes. Het is duidelijk diart haar talent
veelzijdig is. Men ga de stadia van ge-
moediservaringen maar eens na doe zij in
„Roman Holiday" moet doorlopen. De
enige scène die uit de toon valt is die van
haar slaapdronkenheid, waarin vooral
Wyler tekort schiet om ze aannemelijk te
maken. Die scène is te lang gerekt. Audrey
poseert te veel om haar zo verrassende
natuurlijkheid tot gelding te brengen. Maar
daartoe beperken zich de zwakheden. Voor
het overige zit er een vaart en een tempo
in, die u het plezier in de gebeurtenissen
nergens ontnemen. Het is ook daarom, om
dat de film zo'n aangename verstrooiing
biedt, dat zij allerwegen in de smaak valt.
We hebben er behoefte aan. Roman Holi
day komt die behoefte ruimschoots tege
moet.
P. W. FRANSE.
tuur över de litteratuur, ven schrijvers
óver schrijvers, heeft Marja dezer dagen
een vermakelijk bundeltje toegevoegd:
„Buiten het boekje".*) Tot op zekere
hoogte is het een gelukkige omstandigheid,
dat Marja deze geboekstaafde „ontmoetin-
gen" uit geldnood heeft moeten schrijven.
Aan de haasrt, waartoe zijn pecuniaire peri
kelen hem aanzetten, hebben deze litteraire
portretten de innemende luchtigheid te
danken van de vluchtige schets van een
sneltekenaar, met een krabbel hier, een
schaduw daar, een typerende lijn, een
kluchtig détail, een caricaturale haal, een
pikante krul, en dat alles neergezet met
een boeiende vlotheid, diat zelfs de sikke
neurigs te lezer er plezier in zjou krijgen.
Geen spoor van zwaarwichtigheid, van lit
terair snobisme of kunstzinnige pretentie.
Zoals het hem te binnenschoot heeft hij het
neergeschreven: een fragment vain een ge
sprek, de herinnering aan een samenzijn,
aan een gebaar, een „bonmot", een anec
dote, een grappige situatie.
Het is lang niet alües luchtigheid, wat
Marja hier bij elkaar heeft geschetst. Een
afscheid van Van Eckeren bij voorbeeld is
met de ernst van een warme vriendschap
ONLANGS werd in de Carl Fisher Con
cert Hall te New York een merkwaar
dig concert gegeven. Het openingsnummer
was een nieuwe compositie van John Cage,
getiteld: 4' 33". Op de aangegeven tijd zette
de pianist David Tudor zich achter de
piano, plaatste een hand op het muziek
blad en wachtte. Langzamerhand begon het
tot het publiek door te dringen, dat het
„nieuwe werk" bestond uit vier minuten
en drieëndertig seconden stilte.
Maar dit was nog niets vergeleken met
het daarop volgende werk, ook van de
„componist" Cage, getiteld „Muzikale ver
anderingen". Dit werk bleek te bestaan uit
één thema, dat gedurende veertig minuten
genadeloos werd herhaald. Het volgende
werk dat ten gehore werd gebracht was
van Earle Brown en „25 Bladzijden" gehe
ten. Dit stuk kan in elke volgordedie de
pianist wenst, worden uitgevoerd, bijvoor
beeld van achteren naar voren.
Het werd dus een .mooie avond. En het
merkwaardige is nu, dat mensen die vrij
wel niets van muziek afweten, zich hiermee
veel moeilijker voor de gek laten houden,
dan de vaste bezoekers van de concertza
len, die om der wille van een tentoonstel
ling van hun deskmidigheid partituren
meenemen.
Wij herinneren ons dergelijke grapjes uit
de twintiger jaren, toen Picasso en zijn
avant-gardistische vrienden schilderijen
maakten door van een hoge trapleer lange
haren te laten vallen op een schilderslin
nen, om daarna de contouren van die haar
in kleuren vast te leggen. Salvador Dali,
de keer op keer gerucht makende Spaanse
schilder, heeft bijvoorbeeld in Amerika
lezingen gehouden, waarbij hij opkwam in
een duikerscostuum. Op de hoofdkap was
dan ten behoeve van de toehoorders een
luidspreker aangebracht, waardoor de le
zing werd uitgesproken. Die lezing ging
dan over schilderkunst, wel te verstaan.
Erg origineel is het optreden van de
„moderne" Amerikaanse componisten dus
niet. Eji veel met kunst lijkt het ons ook
niet te maken te hebben. Maar dergelijke
evenementen bestaan merkwaardig genoeg
dank zij een aantal mensen, die menen dat
zij de grote protectors zijn van artisten en
die zich laten voorstaan op hun délicate
artistieke gevoelens. H. L. L.
geschreven. Maar het speelse element over
heerst toch: ontmoetingen als met Jef Last
en Clara Eggink, Jacques den Haan en Rico
Bulthuis, Carmiggelt en „het malle geval"
Hans Martin, zijn gezellige babbeltjes, en
passant genoteerd. Maar laat u, lezer, in
het vlot verslag, het détail niet ontgaan,
dat niet minder karakteristiek is voor de
geportretteerde dan voor de portrettist. Als
ik van de „ironisch-krullende lippen" vain
Kossmann lees of van de gedroomde hof
staat, waarmee de „gebannen koning" Koos
Schuur zich omgaf, dan kan ik, beider
werk door en door kennend, niet anders
zeggen dan: dat zijn de schrijver van „De
Nederlaag" en de dichter van „Herfst, hoos
en hagel" ten voeten uit. En Adriaan van
der Veen dan! Wart Mairja in de veertien
regels van een spontaan geschreven sonnet
als kenschets van die schrijver van „Het
wilde feest" heeft weten samen te vatten,
zegt meer dan veertien crirtieken bij el
kaar.
Rest m(j nog het vermakelijkste te signa
leren: het anecdotische: Is het niet koste
lijk, Vestdijk te ontmoeten „op klompen
en in een polo-shirt met korte mouwen,
bezig met het begieten van zijn aardappel
planten", om dan later van - let wel - Anne
de Vries te moeten horen, dat men met
aardappelplantjes alles mag doen, behalve
ze begieten? Kan men zich van Ab Visiter's
spontane potsierlijkheid een levendliger
beeld vormen dam door het verhaal van
zijn ontmoeting met een S.S.-man, dde hem
met gebiedend gebaar de weg in het „sper
gebied" afsneed, waarop Visser die hand
van de Hitilerknecht hartelijk begon te
schudden en zei: „Aangenaam. Visser.
We zijn dichters en wachten hier op inspi
ratie"? Brillamter nog is de verstechnische
slagvaardigheid van Hendrik de Vries, ken
merkender voor zijn dichterschap het ver
mogen van Achterberg om „ook in de alle
daagse conversatie de woorden te ladien met
een sfeer alsof zij voor het eerst werden
gebruikt", komischer een genoteerde tele
fonische reactie van Stuiveling, onuitput-
telijker de befaamde en hier maar spaar
zaam vertegenwoordigde amecdotensehat,
waarover A. Roland Holst beschikt.
Maar laat het zo genoeg zijn, genoeg
althans om de lezers belust te maken op
het bezit van deze smakelijk geschreven en
rijk gevarieerde portrettengaleTij, die hun
een gang naar het café-terrasje, waar de
litteraire roddel zijn make-up pleegt te
krijgen, bespaart. Wie zou ten koste van
enkele luttele guldens niet eens zeventien
schrijvers te gast willen hebben?
C. J. E. DINAUX.
A. Marja: ..Bu'ten het boekje'. - Ge
schreven portretten van vrienden en vakge
noten. Geïllustreerd met foto's. (n.v. De Ar
beiderspers, Amsterdam).
DE LITTERATUUR MAG ten onzent zo nu en dan eens een onderwerp van gesprek
zijn, litteratoren zijn dat zelden. Men weet weinig van hen en wat er över hen al zo
in de gangbare handboekjes te lezen valt is vrijwel zonder uitzondering ongenietbare
kost, goed om te informeren, maar niet om te amuseren. In Frankrijk, in Parijs ten
minste, is er zo goed als geen schrijver of dichter, of hij verschijnt op gezette uren in
zijn geliefkoosde bistro, om zijn vrienden de hand te drukken, zijn discipelen niet
teleur te stellen, zijn dagelijks kwantum aan contact met de buitenwereld op te slor
pen waarvan hij wie-weet-hoe litterair profijt hoopt te trekken en bij zijn ver
trek de nodige stof achter te laten voor een genoeglijke roddel. Niets of nauwelijks
iets daarvan bij ons. We weten het wel en het is nu eenmaal ten goede én ten kwade
onze aard: we zijn een volk van binnenhuiscultuur. We eten en we lezen, we rod
delen en we schrijven binnen vier private muren en voor zover we ons buiten de
deur bewegen, zijn we uitgaande burgers hier, samen-borrelende kunstenaars daar,
als de schapen van de bokken gescheiden.