VREEMDELINGENLEGIOEN Over Johan Limpers V! DE BOOM DES LEVENS Een Schots verleden Stuyvesantfeest Prof. J. Bronner Engelse litteratuur Schilders naar Drente Ensemble Kolo treedt voor de Fika op Festival de Prades THE end of an old song" van J. D. Scott (verschenen bij Eyre and Pottiswoode, London) is een van de beste romans, die de laatste tijd in Engeland uitgekomen zijn. Dat zegt helaas niet erg veel en ook dit boek heeft tegen het eind de kracht niet meer waarmee het begonnen is zonder dat men zich kan overtuigen met de troost dat dit inderdaad het oude lied is, dat langzaam versterft, maar enige van de motieven van het verhaal blijven tot het laatste ogenblik gespannen. Men heeft hier in ieder geval een verhaal, dat belangwek kend genoeg is, benevens een bijzonder goede uitbeelding van Schots-Engelse maat schappelijke verhoudingen, die de persoon lijke ervaringen hun diepte geven. Wanneer verderop het persoonlijke psyhologisch be langrijk moet worden, verliest het veel van zijn betekenis, maar de voornaamste indruk is dan al gevestigd. Het verhaal wordt door een „ik" gedaan, die toch niet de hoofdpersoon van het boek is, of die tenminste de functie van hoofd persoon maar ten dele waarneemt een uitstekende manier van vertellen, waarmee het probleem van „hoeveel weet de schrij ver van zijn persoon" op de natuurlijkste manier wordt opgelost, zonder dat hij het gevaar loopt in zijn eigen problemen ver strikt te raken. De tweede hoofdpersoon, Alastair, een jeugdvriend van de verteller, geeft eigenlijk de reden tot het schrijven van het verhaal. Hij maakt ook het eind aan het oude lied (de uitdrukking dateert van 1707, toen de Schotse onafhankelijk heid in de unie met Engeland opging) door naar Amerika te vertrekken met achter lating van zijn Schotse verleden en am bities, en na zelfs in de meest letterlijke zin het verleden achter zich verbrand te heb ben. HET verleden is dan namelijk brandbaar in de gedaante van het oude huis Kingisbyres, vroegr bezit van een lid van het oude geslacht Keith, die verarmd is en het over heeft moeten doen aan de koek fabrikanten-familie Harvey. Alastairs re latie met dit huis is dubbel: de oude Keith is waarschijnlijk zijn vader, al draagt hij zelf de naam van een vader van een veel lagere stand; bovendien is hij in de loop van het verhaal met de dochter Harvey ge trouwd. Dat hij het huis aan het slot van het boek in brand steekt, is dan ook op allerlei wijzen een handeling van de al lergrootste betekenis. Het hoeft hier nu niet uitgelegd te worden hoe-precies, te minder omdat deze gebeurtenis zich voor doet als het resultaat van een niet goed ge slaagde poging om de betekenis van het verhaal uit de klauwen van de psychologie te redden. Dat daar tenslotte een extra-inspanning voor nodig is, komt doordat de personen zich op den duur van hun Schotse beteke nis hebben losgemaakt en „hun eigen leven" zijn gaan leiden een vertrouwd verschijnsel in de Engelse roman: men weet ook met wat voor daverende slagen Graham Greene vaak zijn personen aan hun betekenis moet vastnagelen. In het be gin is Alastair ons uitstekend gesuggereerd als de vertegenwoordiger van Schotland en van de Schotse ambitie, zowel in sociaal opzicht in het algemeen als tegenover En geland in het bijzonder. Wij vinden hem op een flat in Edinburgh, waar „ik" hem komt opzoeken: hij heeft dan zijn naam als financieel deskundige al gemaakt en zich daarbij overwerkt, maar houdt zichzelf nu in stand door een zorgvuldig berekende consumptie van verdovende middelen. Het verhaal gaat dan terug in de tijd en toont ons de verteller en Alastair op school een Schotse „public school", die er zich op toelegde „van de zoons van Schotse za kenlieden aanvaardbare imitaties te ma ken van de producten van Engelse scholen, die er zich op toelegden van de zonen van Engelse zakenlieden aanvaardbare imita ties van Engelse gentlemen te maken". Van daaruit gaan zij vaak op bezoek bij de oude heer Keith en zwerven zij over het land goed Kingisbyres, zich bijna verradend voelend als de familie Harvey het huis komt overnemen. Zij blijven er echter toch mee in verbinding, doordat „ik" een yy korte liefdesverhouding heeft met de doch- j-f -.4- 1 AN geschiedenis hebben wij nooit veel kaas gegeten. Het is over het algemeen trouwens bijzonder moeilijk omdat wel te doen, tenzij men er boeken over schrijft of de wetenschap als leraar uitdraagt. Maar zoveel weten wij er toch wel van, dat in het concert der eeuwen de voornaamste thema's zich met variaties herhalen. Neem nu de Germanen, waarvan ons op de lagere school al verteld werd, dat zij bij het begin van onze jaartelling by Lobith en MiiUin- gen in ons land kwamen. In berenvellen en op houtvlotten. Zij droomden va® het Wal halla, dronken bier uit de schedels va» verslagen tegenstanders en dobbelden om vrouwen. Eeuwen later, in een periode die voor velen het einde va» hun jaartelling betekende, kwamen zij weer. Nu met oli fantshuiden en i» tanks, die gemaakt wa ren van uitgespaarde boter. Verder zuiden wij de vergelijking maar niet doorvoeren, behalve dan om te constateren dat. zij nog steeds blufpoker speelden een partij, die zij tenslotte tot hun schade verloren. Tot hun schade? Omstreeks dezelfde tijd als in 1940 is er een nieuwe inval der Duit sers begonnen. De soldaten zij» toeristen geworden, een gigantisch vreemdelingen legioen in burger. In plaats van in militaire wagens worden zij getransporteerd in auto bussen. van die grote glimmende ..Sonder fahrt" staat erop, maar ze rijden toch. Op Amerikaanse benzine. Het leger was tijdens de Paasdagen veel omvangrijker nog dan dat in de Meimaand van veertien jaar ge leden en ondervond officieel geen enkele tegenstand. Wij hebben ze zelf hierheen gelokt met pamfletten en brochures, die iin woord en beeld de voortreffelijkheden van ons land in korte samenvattingen ten toon stellen. Alsof zij zich dóe niet meer zouden herinneren! Was deze invasie te voorkomen geweest? Wij hebben iemand de stelling horen ver kondigen: „Alleen als we destijds alle tul penbollen hadden opgegeten!" Maar dat preventieve geneesmiddel ware waf al te radicaal geweest en schadelijk voor onze magen. NTUSSEN blijven wij zitten met het probleem hoe deze mensen te bejegenen. Een bevriende relatie, die een Horecabe drijf exploiteert, drukte het verleden week in een gesprek zo uit: „Het is misschien wel verkeerd van me, meneer, maar het kost me nog altijd de grootste moeite om beleefd te blijven!" Desondanks hebben de kellners handen vol werk om alle gewenste biefstukken en slaatjes (Duitsers zijn altijd dol op huzarenstukjes geweest) aan te dra gen. Laatst hoorden wij iemand op Prui sische toon heel hard een uitsmijter bestel len. Met een onzinnige verwachting bleven wij hopen op een grote sterke kerel, maar er kwam gewoon een gebakken eitje met ham op een sneetje brood. Het grapje van de man die. boen hem door een vreemdeling met een aan suiker bieten herinnerend accent „Ach, kunt u'mij gevalligst zeggen, waar geeft het hier de Dam ook weer?" gevraagd werd, ad rem „Eerst m'n fiets terug!" ten antwoord gaf, kent u natuurlijk allang. Cees d'e Lange heeft het in een conférence voor d'e radio gebruikt. Hij voegde er aan toe: „Het is moeilijk zijn gestolen eigendommen te her ter Catherine, die hem vervolgens verlaat voor Alaistair. Daarna gaan zij uiteen: Alastair eerst naar Cambridge en dan naar Princeton, Catherine op reis door Europa, de vertel ler naar Londen. In deze periode verdwijnt de oorspronkelijke betekenis van het ver- nOOOOOOfXXXXXOOOOOCXXXXXXïOOOOOCOCX^DCOOOOGOOOOOCXXXXXXJOnO De secretaris der Nederlandse Federatie van Beeldende Kunstenaarsverenigin gen heeft meegedeeld, dat er op uit nodiging van de culturele commissie in Drente ook dit jaar op beperkte schaal schilders voor ongeveer drie weken naar Dwingeloo kunnen worden uitge zonden. Tijdvak van verblijf: tussen 15 Mei en 15 Juni. <- jCO^ODOCODCCOCCOOOOCXXOO<X»CXXOW>OOCCPOOOCICOOCPOOOO kennen, want ze hebben die karretjes hele maal opgemoffeld." Het wordt moeilijk om tegenwoordig nog op Zondag op een terras of in een café te zitten, zolang er aan aLle belendende tafel tjes luidkeels slagroom taartjes worden ge geten. Sommige Duitsers maken het ons extra lastig, door hun onderlinge conver satie in hun eigen taal te voeren, maar be stellingen in het Frans of Engels op te geven. Zijn dat de fatsoenlijken, die zich een beetje generen? Wij blijven het ant woord daarop schuldig en voortaan maar rustig thuis. Op straat voelen wij weer van d'ie illegale driften in ons opkomen. Wij begrijpen niet, dat er nog altijd geen parodie op „Oh mein Papa" is gemaakt. Maar wij begrijpen nu wel, waarom de regering de viering van de vijfde Mei als nationale feestdag heeft af geschaft, want we zijn immers niet bevrijd. Althans niet van de aanwezigheid van onze Oostelijke buren. KO BRUGBIER. haal: het wordt als het ware gaande gehou den door Catharine's levendige maar niet meer dan gemiddeld belangwekkende per soonlijkheid, totdat, in de loop van de laat ste oorlog, zij onverwacht trouwt met Alastair hun eerste verhouding was al lang afgelopen. Dan duikt het verhaal bij na onder tot na de oorlogsjaren, wanneer de grote botsing komt: Alastair wil Cathe rine meenemen naar Amerika, waar hij zelf naar toegaat omdat hij aan de na oorlogse Britse ruimte niet genoeg meer heeft voor zijn ambitie, maar zij wil niet en haar ouders zijn er sterk tegen, omdat zij een maatschappelijke triomf van hun dochter in Engeland verlangen. Dat Alastair zijn wil toch blijkbaar weet door te zetten, met behulp van brandstichting, is dan een feit zonder veel waarde geworden. ET model is niet in het verhaal geble ven, maar détail voor détail is alles onderhoudend en suggestief genoeg, zowel in zijn persoonlijke als in zijn maatschap pelijke beschrijving. De ontmoetingen met de oude heer Keith, met Catherine en haar moeder en met de bijfiguren zijn vaak meesterstukken op zichzelf en ieder op zichzelf hebben zij ook duidelijk hun be tekenis als scènes uit het Schotse leven. Men zou het boek dan ook in zijn geheel kunnen accepteren als éen kroniek-in- romanvoi-m, wanneer bepaalde constructie- kunsten niet onmisbaar aangaven, dat er een andere bedoeling in steekt en als die bedoeling ook niet in het eerste deel van het boek eigenlijk al verwezenlijkt was. Nu ontbreekt er tenslotte iets aan. Maar het is al zeldzaam genoeg, dat men een boek tegenkomt waarin verhoudingen in een maatschappelijk verband zich zo sterk in de verbeelding van de lezer indringen. S. M. BALLET NEDERLANDSE OPERA TREEDT OP IN PARIJS. Het Ballet van de Nederlandse Opera is uitgenodigd op Maandag 3 Mei als enige buitenlandse groep mede te werken aan de gala-avond van de „Association des amis de la danse" in het Théatre de l'Empire te Parijs. Uitgevoerd zal worden „Quatre Mouve- ments" in de choreografiën van Frangoise Adret, op muziek van Haydn, te spelen onder leiding van de dirigent Richard Blareau. Van 12 tot 17 Juli 1955 zullen in Wolvega (Weststellingwerf) grote feesten worden gehouden ter gelegenheid van de opening van de Pieter Stuyvesantweg, van de Noord-Oostpolder naar Wolvega. Het ligt in de bedoeling dan een stand beeld te onthullen van Pieter Stuyvesant, de stichter van New York, die in Scher- penzeel (Weststellingwerf) werd geboren. De Fika, de Federatie van instellingen voor Kinderbescherming te Amsterdam, houdt haar jaarlijkse gala-avond dit keer op Woensdag 12 Mei in de grote zaal van het Concertgebouw, waar het Joegoslavisch Danstheater (ensemble Kolo) zal optreden. Na afloop der voorstelling wordt in de foyers van het gebouw een soirée gehou den met bal en verscheidene attracties. Er zijn voor deze avond een comité van aan beveling alsmede een dames-propaganda- comité gevormd, dit laatste onder ere-voor- zitlerschap van mevrouw mr. A. W. Ch. d'Ailly—Fritz. Van 7 tot 22 Juni zal te Prades het jaar lijks festival worden gehouden. Op dit fes tival zal dit keer alleen kamermuziek van L. van Beethoven ten gehore worden ge bracht DEZER DAGEN was ik in een gezelschap waar. na dat er enige culturele zaken waren behartigd, de borrel- fles rondging en de cul tuur-prominenten met hun achterban zich een alcoho lische ruggesteun verschaf ten. Had er aanvankelijk een ietwat gereserveerde stemming geheerst, nu be gon het wat men noemt ge animeerd te worden. De geesten van groot en klein formaat kwamen in be weging en tegelijkertijd de daarbij behorende licha men. De tongen en de ge baren werden losser. En hoewel alles binnen de grenzen der betamelijkheid bleef, begonnen er toch onder de inwerking van jenever en sherry onver moede talenten te bloeien. Men kan dit een bedroe vend verschijnsel achten en het tekort aan levens vreugde gispen, dat een compensatie hoopt te vin den in de drank. Ik zal, mijn verleden als geheel onthouder indachtig, mij er wel voor wachten het drankmisbruik in bescher ming te nemen. Van liever lee ben ik echter zo wars geworden van alle onver biddelijkheid, dat ik ook in deze dingen het extreme standpunt heb verlaten ten bate van een toegeeflijk heid, bij de gratie waarvan dit gecompliceerde leven dragelijk wordt. Ik poog steeds rekening te houden met de omstandigheden van ieder geval afzonder lijk en in het hier gesigna leerde was de situatie van dien aard, dat ik de zon rustig in de alcohol kon zien schijnen. Wat zou het echter heer lijk zijn, als iedereen van nature die staat van onge dwongenheid, die losheid van optreden, die snedig heid van tong kon verwer ven, die thans slechts na een kunstbewerking plegen )e ontstaan. Als op een bij eenkomst als de onder havige het heimelijke likkebaarden naar de op handen zijnde versnapering kon plaats maken voor het in alle stilte scherpen der geestelijke floretten, in af wachting van het ogenblik, waarop deze in strijd kun nen komen. Als wij allen, cultureel of oncultureel, hooggeleerd of helemaal niet geleerd, elkander op de schouders konden slaan of zelfs in de armen vallen, zonder dat onze vriend schap op de xoankele basis van enige glazen alcohol steunde. DOCH wat moeten we doen met een mensdom, dat grotendeels van zijn ankers is geslagen en maar wat ronddobbert? Dat pas in het leven gelooft, als het een nevelgordijn voor zijn geest heeft gespannen? De lieden, in wier gezelschap ik mij mocht schgren, we ten allen op hun wijze een diagnose te geven van de kwalen van onze tijd. De boom der kennis echter is niet de boom des levens. Vandaar dat zij de dorre wortels van laatstgenoem de boom telkens be sproeien, overigens zonder de illusie, dat mét de kortstondige bloei van deze boom het ganse paradijs zich aan hen zal open baren. Zij stellen zich bij voorbaat tevreden met en kele uren eeuwigheid en misschien is dat een nog diepere val, dan die waar van Genesis gewaagt. M. MOK AN de lange, moeizame weg, door een kunstenaar te gaan voor hij zijn doel in zicht ziet komen, had hij nog maar een korte afstand afgelegd. Maar die wijze, waarop Johan Liimpers ter dege toegerust zijn weg góng, gaf de zekerheid, dia-t hij de eindstreep zou passeren. Hij behoorde tot degenen die, na voorbereidend onderwijs aan een kunst nijverheidschool, zich voor de Akade mie kwam melden. Dit deel van het contingent nieuwe leerlingen toonde al tijd een speciaal karakter. Zij hadden „de kunst" al vrijwel in de zak en „na men" de Akademie als een noodzakelijk kwaad,diat hen een voldoende „officieel" tintje zou verlenen voor een gemakke lijker entrée iin de maatschappij. Er waren er bij, dóe spoedig weer in de vergetelheid verdwenen, andieren werden uitstekende leerlingen. Eén van deze laatsten, thans een gerenommeerd beeldhouwer "en een heel goede vriend van me, bekende in een interview eens, dat hij „op de Akademie véél geleerd had, ook veel afgeleerd, want prof. Bronner dreef alle verwaandheden uit en sbreek de kunstmij verheidskronkels glad." Ook Johan Limpers, hoewel hij ver schilde van de anderen, moest acclima tiseren op de Akademie. In de allereerste tijd van zijn leergang daar maakte hij een grap op Rodlin, die mijn bewondering voor deze grootmees ter dei-mate kwetste, dat i'k Limpers ge ducht op zijn plaats zette en op distan tie van hem bleef. Dat bleek diepe indruk op hem ge maakt te hebben. Mevrouw Limpers kwam mij bezoeken aan de Akademie. Met deze wakkere vrouw, waakzaam voor de belangen van haar zoon, zou ik meerdere malen nog onder verheu gende en ook onder diep tragische om standigheden in aanraking komen. Na de oplossing van dit ernstige ver schil van mening ontstond wederzijds begrip en waardering tussen Johan Lim pers en mij, d'ie door de jaren groeiden tot een sterke band. Zijn bijzondere intelligentie deed hem ras begrijpen het tekort aan zijn inzich ten. Zijn zuiver talent en honger naar het schone, vonden op de Akademie onder wanhoop en worsteling een bevrediging, die hij tot dan niet gekend had. Er ging een nieuwe wereld voor hem open. Zo werkte hij van 19341940 gestadig aan onder mijn leiding en ging behoren tot de „bloem" van mijn leerlingen. NA de eerste tijden, waarin opgaven verwerkt werdén om dé keninris te veroveren van „het Mensbeeld" in or ganische bouw, stand en evenwicht, kwamen d'e latere jaren, waarin deze verworven concrete kennis toegepast werd om in compositorische opgaven plastisch uitdrukking te geven aan een opgegeven onderwerp. Bij voorkeur betrok ik deze onder werpen uit die Bijbelse of mythologische geschiedenis. Voor mijn begrip zijn hier in de dagelijkse dingen, waarin wij le ven, voorgesteld op hoog niveau door figuren, dóe een hoofd groter zijn dian wij en reeds „gebeeldhouwd'". Hierin kwam Johan Limpers op volle toeren. Eens had ik in de klasse, waarin Limpers toen behoorde, een model ge zet in een Eva-stand. Daarnaar moes ten de leerlingen een studie boetseren, die werd afgegoten in gips, om vervol gens met dórt: afgietsel als document niet een Eva-„stand" maar een Eva- „beeld" te maken uit het hoofd. Toen deze oefening was afgelopen en door een andere vervangen, verzocht Limpers mij toestemming na 4 uur na beëindiging vain de lessen in de klasse te mogen blijven om nog eens op de vorige oefening door te gaan en een nieuwe Eva te maken. Ook voor mijn werk waren die stille uren, wanneer het geroezemoes van de bijenkorf ophield, de vruchtbaarste vain de dag. Zo werkten wij beiden, na een inge spannen lesdag, in de stilte van de ver laten Akademie. Soms ging ik even naar hem zien, zonder ooit te corrigeren. Hij kon zich rustig overgeven aan deze creatie, dóe hem sterk bezig hield. De modelstudie, te voren in de klasse ge maakt, gaf hij geheel prijs. Stand en typering van het model wer den door compositorische en rhythmi- sche waarden vervangen; van alle zij den bezien, werd op deze wijze de ex pressie „beeld" van het gegeven tot in onderdelen plastisch opgelost. Het werd de uitgesproken bevestiging van een belangrijke fase in zijn studietijd. Later zou hij in deze richting onbevan- gener doorgaan. Dit beeld „Eva" siert het Kenaupark te Haarlem. Tussentijds maakte hij op eigen ge legenheid verscheidene portretten, waaronder voortreffelijke. ZO naderde de zogenaamde Prix-de- Rome, waarvoor ook Johan Limpers gegadigde genoemd kon worden. Voor „Prix de Rome" wordt een wedstrijd gehouden, waaraan iedere Nederlander tussen 20 en 30 jaar kan. deelnemen,mits te voren aan verschillende voorwaarden wordt voldaan. Alle candSdaten hebben eerst een vrij zwaar theoretisch examen af te leggen in anatomie, kunstgeschie denis en perspectief, voor zij tot het practische werk worden toegelaten. Wie voor dit examen slaagt, kan deelnemen aan die proefkamp, die bestaat uit het vervaardigen van practische werkstuk ken volgens opgave in een bepaalde tij'dVan de geslaagden voor deze proef kamp worden volgens wet en regle ment door die jury vier deelnemers uitverkoren voor de elndkamp. In deze eindlkamp wordt voor de beeldhouwkunst gevraagd het vervaar digen van een beeld volgens opge geven onderwerp voor alle deelnemers gelijk waarvoor ongeveer drie maan den tijd wordt gegeven. Iedere deelne mer aan die elndkamp beschikt gedu rende dóe tijd over een klein atelier op die Akademie, waarin niemand toege- 'laten mag worden. Als grondslag voor dit te vervaardi gen beeld dient een klein schetsbeeld, dat in gips gegoten en verzegeld wordt, door de betrokkene in opsluiting ge- „Toen ik even was gaan koffiedrinken in de stad, kwam ik langs de bioscoop waar de Olympische film draaide. Ik bekeek de foto's en zag plotseling de afbeelding van een discuswerper, die mij zo ontzettend imponeerde. Plotse ling zag ik een geweldig suggestief beeld. Ik kreeg een volledig visioen van een beeld, wat een ontzettend smart gevoel over mij bracht. Ik moest huilen. Ik was overweldigd door mijn fantasie, opgewekt door die foto, die toch eigen lijk maar een détail weergaf. Het was of een goddelijke stroom door mij ging. Ik was van dat moment af bezield. Een bezieling, die ik wel eens een enkele keer heb. Alsof ik onder hoogspanning sta, alsof uit alle kanten van mijn li chaam daden spuiten als fonteinen. In een volkomen zenuwwerveling kwam ik op mijn loge en in die werve ling greep ik het beeld. Ik wrong mij zelf uit. Het was of ik zwaar geladen met het beeld in aanraking komende me ontlastte en tegelijk mijn stemming verhoogde. Mijn onverbiddelijke eis, wat het beeld moest zijn, ontzag niets van xvat ik in weken moeizaam bij elkaar geboetseerd had. Ik heb alles verbogen, geslagen, gesneden, opgestapeld, met het vuur waardoor alleen het Godde lijke in de materie kan komen. Alles wat beneden deze spanning ligt, is de mens en zijn bedenksels, die vaak goed kunnen zijn maar op deze spanning kan God zich openbaren. Geen maak werk maar schepping. In deze trance-toestand leverde ik mijn eerste bewijs contact te kunnen hebben met dat wat me tot grote dingen in staat zal stellen. Waarschijnlijk zal dit beeld niet de macht hebben, die ik voel, maar dat kan niet zo goed in zo'n korte tijd en bovendien in een opgaaf, dik ik mezelf niet gekozen zou hebben". „De hoge vlucht van gisteren ging de diepe val vooraf. Moeizaam, alsof een ragfijn net over mij gespannen was, be woog ik mij. Verdoofd en versuft. Ik veranderde de stand totaal". „Mijn beeld moet suggereren, dat het opstaand vooruit stapt of opstijgt. Wat gebeurt er op dat moment? De figuur gaat over van een laten we aannemen ruststand tot in een actie van de harts tochtelijke verklaring, dat hij thans „onze Vader, die in de Hemelen zijt", zegt". schrijft over de tien jaar geleden gefusilleerde Haarlemse beeldhou wer, wiens nagelaten werk thans een ereplaats inneemt op de expo sitie van „De Groepin Het Huis van Looy. maakt op de eerste dag van het begin der eindkamp. Deze wedstrijden zijn ingesteld voor bouwkunst, beeldhouwkunst, schilder kunst en grafische kunst, om de twee jaar voor twee dezer vakken tegelijk. Wanneer de gouden erepenning aan één der deelnemers aan deze eindkamp is toegekend, met tevens het daaraan verbanden jaargeld, wordt de bekroon de drie jaar uitgezonden, in de regel naar Italië en Frankrijk. Er zijn er, die kunst „plegen" zoals zij tennissen, die de Prix de Rome affaires „nemen" als een hindernis. Voor de vele gevoeliger talenten betekent deze wedstrijd het creëeren van een werk onder beklemmende omstandigheden. Johan Limpers behoorde tot dezen. Hij had de gewoonte 's avonds notities te maken over de ervaringen van de dag met zijn Prix-de-Rome-beeld. Daarin weerspiegelen zich alle vertwijfelingen en versoberingen, het moeizaam tot stand komen van dit werk. Leken menen gewoonlijk dat het er op aan komt talent te hebben, omdat dan de rest vanzelf zou komen. Niets is minder waar, géén oprecht kunstenaar, zelfs de meest begenadigde, ontkomt aan de zware worsteling nodig om gestalte te geven aan zijn bezieling. Laat men dat nooit vergeten. Voor onderwerp van de Prix-de-Rome 1938 in de beeldhouwkunst was op gegeven een episode uit het leven van St. Franciscus, wanneer deze nog een jong edelman is, op het punt van zijn bekering gekomen. Naakt neemt hij voor de verbijsterde omstanders af scheid van het wereldse leven en keert zich tot God. In de notities die ik nu pas onder ogen kreeg opgetekend tijdens het maken van dit beeld komt onder meer voor: Voor de jury werd zijn beeld niet aanvaardbaar. Het zou voor hem ongetwijfeld later een werk geweest zijn om op terug te zien als een „door braak", die hij zich toen nog niet per mitteren kon te verwezenlijken. Toen hij twee jaar later in 1940 weer meedong, stond hij er sterker voor. Als beeldhouwer vaster op de benen, niet bezwaard door het reeds eerder af gelegde theoretische voor-examen, was hij bovendien al wat „getraind" door de vorige wedstrijd. Voor deze eindkamp werd gevraagd een beeld, voorstellende Kore, de liefe lijke dochter van de algoede Godin der Moederaarde, benevens twee kleinere motieven en relief, voorstellende het ontkiemen en vergaan van het planten leven. Eén en ander gedacht als de ver siering van de doorgang in een tuin muur, welke in een park toegang geeft tot een kweektuin. Met „achting voor de grote toewijding en overgave, waarmede de vier deelne mers aan deze wedstrijd zich, onder de bijzondere tijdsomstandigheden, gekwe ten hadden van deze alle krachten en aandacht eisende opgave" werd door de jury het werk van loge no. 7 voor de gouden erepenning en toekenning van het jaargeld voorgedragen. Er was grote vreugde i?i huize Lim pers. Voor Johan Limpers Prix-de- Rome —r opende zich een gelukkige toe komst. Reizen en werken, toppunten van cultuur zien en zelfstandig creëeren, Het werd anders beschikt. Wij waren bezet, de uitzending der Prix-de- Rome-winnaars naar het buitenland moest worden uitgesteld tot na de oor log die, naar wij allen hoopten, niet lang zou duren. In de eerste tijd van dat afwachten kreeg Johan Limpers opdracht tot het vervaardigen van een tuinbeeld in steen, waarvoor hij ontwerpen maakte. Nieuwe denkbeelden gingen hem be heersen, die hij verwerkte in verschei den reprises, waaruit het Dianabeeld ontstond. Tijdens dit werk bezocht ik hem een enkele keer op het atelier van een vriend, waar hij zich schuil hield. Hij was in het verzet betrokken, de laatste jaren werkte hij niet meer, ik zag hem weinig. Kort voordat hij werd gevangen ge nomen, passeerde ik hem, op de fiets naar de Akademie, in het drukke ver keer van de Stadhouderskade, waar hij mij op het trottoir voorbijging. Het bleef bij een groet in het voorbijgaan. Wij wisten niet dat het de laatste maal was, dat wij elkaar zagen. Toch, het was of zijm ziel naar mij openging en ik zijn wezen doorschouwde als nooit tevoren. Zijn blik, met in de ogen angst als van opgejaagd wild, leek zich te veront schuldigen. Deze ontmoeting werd sterk in mijn herinnering gegrift. Een paar dagen later kwam een oud leerling, ook een verzetsman, mij mede delen dat Johan Limpers geaiTesteerd was en er zwaar voorstond. Van vele kanten en met alle middelen werd getracht hem het leven te redden. Toen op het laatst er gezonde hoop be stond, dat het ergste hem bespaard zou blijven, kwam de invasie in Nor-mandie, die de maatregelen van de bezetters tegen de gevangenen deed verscherpen. Het einde is bekend. Johan Limpers deelde het lot van mijn andere leerlingen: Frits van Hall, Gerrit Jan van der Veen, Cor Teeseling en Anne op 't Land. Onmiddellijk na de uitvoering van dit wrede vonnis werd mij dit aan de Aka demie per telefoon meegedeeld en ondernam ik de zware reis naar Haar lem om dit bekend te maken aan zijn moeder. Toen hij wist, dat er geen red ding meer voor hem mogelijk was, nam hij, op zijn laatste dag in de gevangenis, in ontroerende regels afscheid van die hem dierbaar waren, van het leven en de hoop in de toekomst het werk te zullen volvoeren, dat hij zich voorge steld had. Het xoaren zware slagen voor de jonge Nederlandse beeldhouwkunst. De tijd gaat voort en wij gingen verder. Zo Van Hall, als mens en kunstenaar, nog dagelijks gemist wordt in de gele deren, ook de open plaats van Johan Limpers is niet te bezetten. Aan zijn studiegenoten, waarvan er reeds enkelen een belangrijke plaats als beeldhouwer in Holland innemen, konden wij volgen welke rijke waarden de verdere ontwikkeling van Johan Limpers toegevoegd zou hebben aan onze nieuive beeldhouwkunst. Zijn nobel talent, warm hart en intel ligente werkkracht lieten een niet te vervullen leegte achter. Reliëf, behorend bij het beeld, waarmee Limpers zijn Prix de Rome won. Portret van prof. Guarneri door Johan Limpers (gips, 1943).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15