VREEMDELINGENLEGIOEN
Over Johan Limpers
V!
DE BOOM DES LEVENS
Een Schots verleden
Stuyvesantfeest
Prof. J. Bronner
Engelse litteratuur
Schilders naar Drente
Ensemble Kolo treedt
voor de Fika op
Festival de Prades
THE end of an old song" van J. D. Scott
(verschenen bij Eyre and Pottiswoode,
London) is een van de beste romans, die
de laatste tijd in Engeland uitgekomen zijn.
Dat zegt helaas niet erg veel en ook dit
boek heeft tegen het eind de kracht niet
meer waarmee het begonnen is zonder
dat men zich kan overtuigen met de troost
dat dit inderdaad het oude lied is, dat
langzaam versterft, maar enige van de
motieven van het verhaal blijven tot het
laatste ogenblik gespannen. Men heeft hier
in ieder geval een verhaal, dat belangwek
kend genoeg is, benevens een bijzonder
goede uitbeelding van Schots-Engelse maat
schappelijke verhoudingen, die de persoon
lijke ervaringen hun diepte geven. Wanneer
verderop het persoonlijke psyhologisch be
langrijk moet worden, verliest het veel
van zijn betekenis, maar de voornaamste
indruk is dan al gevestigd.
Het verhaal wordt door een „ik" gedaan,
die toch niet de hoofdpersoon van het boek
is, of die tenminste de functie van hoofd
persoon maar ten dele waarneemt een
uitstekende manier van vertellen, waarmee
het probleem van „hoeveel weet de schrij
ver van zijn persoon" op de natuurlijkste
manier wordt opgelost, zonder dat hij het
gevaar loopt in zijn eigen problemen ver
strikt te raken. De tweede hoofdpersoon,
Alastair, een jeugdvriend van de verteller,
geeft eigenlijk de reden tot het schrijven
van het verhaal. Hij maakt ook het eind
aan het oude lied (de uitdrukking dateert
van 1707, toen de Schotse onafhankelijk
heid in de unie met Engeland opging) door
naar Amerika te vertrekken met achter
lating van zijn Schotse verleden en am
bities, en na zelfs in de meest letterlijke zin
het verleden achter zich verbrand te heb
ben.
HET verleden is dan namelijk brandbaar
in de gedaante van het oude huis
Kingisbyres, vroegr bezit van een lid van
het oude geslacht Keith, die verarmd is en
het over heeft moeten doen aan de koek
fabrikanten-familie Harvey. Alastairs re
latie met dit huis is dubbel: de oude Keith
is waarschijnlijk zijn vader, al draagt hij
zelf de naam van een vader van een veel
lagere stand; bovendien is hij in de loop
van het verhaal met de dochter Harvey ge
trouwd. Dat hij het huis aan het slot van
het boek in brand steekt, is dan ook op
allerlei wijzen een handeling van de al
lergrootste betekenis. Het hoeft hier nu
niet uitgelegd te worden hoe-precies, te
minder omdat deze gebeurtenis zich voor
doet als het resultaat van een niet goed ge
slaagde poging om de betekenis van het
verhaal uit de klauwen van de psychologie
te redden.
Dat daar tenslotte een extra-inspanning
voor nodig is, komt doordat de personen
zich op den duur van hun Schotse beteke
nis hebben losgemaakt en „hun eigen
leven" zijn gaan leiden een vertrouwd
verschijnsel in de Engelse roman: men
weet ook met wat voor daverende slagen
Graham Greene vaak zijn personen aan
hun betekenis moet vastnagelen. In het be
gin is Alastair ons uitstekend gesuggereerd
als de vertegenwoordiger van Schotland en
van de Schotse ambitie, zowel in sociaal
opzicht in het algemeen als tegenover En
geland in het bijzonder. Wij vinden hem
op een flat in Edinburgh, waar „ik" hem
komt opzoeken: hij heeft dan zijn naam als
financieel deskundige al gemaakt en zich
daarbij overwerkt, maar houdt zichzelf nu
in stand door een zorgvuldig berekende
consumptie van verdovende middelen. Het
verhaal gaat dan terug in de tijd en toont
ons de verteller en Alastair op school
een Schotse „public school", die er zich
op toelegde „van de zoons van Schotse za
kenlieden aanvaardbare imitaties te ma
ken van de producten van Engelse scholen,
die er zich op toelegden van de zonen van
Engelse zakenlieden aanvaardbare imita
ties van Engelse gentlemen te maken". Van
daaruit gaan zij vaak op bezoek bij de oude
heer Keith en zwerven zij over het land
goed Kingisbyres, zich bijna verradend
voelend als de familie Harvey het huis
komt overnemen. Zij blijven er echter
toch mee in verbinding, doordat „ik" een yy
korte liefdesverhouding heeft met de doch- j-f
-.4- 1
AN geschiedenis hebben wij nooit veel
kaas gegeten. Het is over het algemeen
trouwens bijzonder moeilijk omdat wel te
doen, tenzij men er boeken over schrijft of
de wetenschap als leraar uitdraagt. Maar
zoveel weten wij er toch wel van, dat in
het concert der eeuwen de voornaamste
thema's zich met variaties herhalen. Neem
nu de Germanen, waarvan ons op de lagere
school al verteld werd, dat zij bij het begin
van onze jaartelling by Lobith en MiiUin-
gen in ons land kwamen. In berenvellen en
op houtvlotten. Zij droomden va® het Wal
halla, dronken bier uit de schedels va»
verslagen tegenstanders en dobbelden om
vrouwen. Eeuwen later, in een periode die
voor velen het einde va» hun jaartelling
betekende, kwamen zij weer. Nu met oli
fantshuiden en i» tanks, die gemaakt wa
ren van uitgespaarde boter. Verder zuiden
wij de vergelijking maar niet doorvoeren,
behalve dan om te constateren dat. zij nog
steeds blufpoker speelden een partij, die
zij tenslotte tot hun schade verloren.
Tot hun schade? Omstreeks dezelfde tijd
als in 1940 is er een nieuwe inval der Duit
sers begonnen. De soldaten zij» toeristen
geworden, een gigantisch vreemdelingen
legioen in burger. In plaats van in militaire
wagens worden zij getransporteerd in auto
bussen. van die grote glimmende ..Sonder
fahrt" staat erop, maar ze rijden toch. Op
Amerikaanse benzine. Het leger was tijdens
de Paasdagen veel omvangrijker nog dan
dat in de Meimaand van veertien jaar ge
leden en ondervond officieel geen enkele
tegenstand. Wij hebben ze zelf hierheen
gelokt met pamfletten en brochures, die iin
woord en beeld de voortreffelijkheden van
ons land in korte samenvattingen ten toon
stellen. Alsof zij zich dóe niet meer zouden
herinneren!
Was deze invasie te voorkomen geweest?
Wij hebben iemand de stelling horen ver
kondigen: „Alleen als we destijds alle tul
penbollen hadden opgegeten!" Maar dat
preventieve geneesmiddel ware waf al te
radicaal geweest en schadelijk voor onze
magen.
NTUSSEN blijven wij zitten met het
probleem hoe deze mensen te bejegenen.
Een bevriende relatie, die een Horecabe
drijf exploiteert, drukte het verleden week
in een gesprek zo uit: „Het is misschien
wel verkeerd van me, meneer, maar het
kost me nog altijd de grootste moeite om
beleefd te blijven!" Desondanks hebben de
kellners handen vol werk om alle gewenste
biefstukken en slaatjes (Duitsers zijn altijd
dol op huzarenstukjes geweest) aan te dra
gen. Laatst hoorden wij iemand op Prui
sische toon heel hard een uitsmijter bestel
len. Met een onzinnige verwachting bleven
wij hopen op een grote sterke kerel, maar
er kwam gewoon een gebakken eitje met
ham op een sneetje brood.
Het grapje van de man die. boen hem
door een vreemdeling met een aan suiker
bieten herinnerend accent „Ach, kunt u'mij
gevalligst zeggen, waar geeft het hier de
Dam ook weer?" gevraagd werd, ad rem
„Eerst m'n fiets terug!" ten antwoord gaf,
kent u natuurlijk allang. Cees d'e Lange
heeft het in een conférence voor d'e radio
gebruikt. Hij voegde er aan toe: „Het is
moeilijk zijn gestolen eigendommen te her
ter Catherine, die hem vervolgens verlaat
voor Alaistair.
Daarna gaan zij uiteen: Alastair eerst
naar Cambridge en dan naar Princeton,
Catherine op reis door Europa, de vertel
ler naar Londen. In deze periode verdwijnt
de oorspronkelijke betekenis van het ver-
nOOOOOOfXXXXXOOOOOCXXXXXXïOOOOOCOCX^DCOOOOGOOOOOCXXXXXXJOnO
De secretaris der Nederlandse Federatie
van Beeldende Kunstenaarsverenigin
gen heeft meegedeeld, dat er op uit
nodiging van de culturele commissie in
Drente ook dit jaar op beperkte schaal
schilders voor ongeveer drie weken
naar Dwingeloo kunnen worden uitge
zonden. Tijdvak van verblijf: tussen
15 Mei en 15 Juni.
<- jCO^ODOCODCCOCCOOOOCXXOO<X»CXXOW>OOCCPOOOCICOOCPOOOO
kennen, want ze hebben die karretjes hele
maal opgemoffeld."
Het wordt moeilijk om tegenwoordig nog
op Zondag op een terras of in een café te
zitten, zolang er aan aLle belendende tafel
tjes luidkeels slagroom taartjes worden ge
geten. Sommige Duitsers maken het ons
extra lastig, door hun onderlinge conver
satie in hun eigen taal te voeren, maar be
stellingen in het Frans of Engels op te
geven. Zijn dat de fatsoenlijken, die zich
een beetje generen? Wij blijven het ant
woord daarop schuldig en voortaan maar
rustig thuis.
Op straat voelen wij weer van d'ie illegale
driften in ons opkomen. Wij begrijpen niet,
dat er nog altijd geen parodie op „Oh mein
Papa" is gemaakt. Maar wij begrijpen nu
wel, waarom de regering de viering van de
vijfde Mei als nationale feestdag heeft af
geschaft, want we zijn immers niet bevrijd.
Althans niet van de aanwezigheid van
onze Oostelijke buren.
KO BRUGBIER.
haal: het wordt als het ware gaande gehou
den door Catharine's levendige maar niet
meer dan gemiddeld belangwekkende per
soonlijkheid, totdat, in de loop van de laat
ste oorlog, zij onverwacht trouwt met
Alastair hun eerste verhouding was al
lang afgelopen. Dan duikt het verhaal bij
na onder tot na de oorlogsjaren, wanneer
de grote botsing komt: Alastair wil Cathe
rine meenemen naar Amerika, waar hij
zelf naar toegaat omdat hij aan de na
oorlogse Britse ruimte niet genoeg meer
heeft voor zijn ambitie, maar zij wil niet
en haar ouders zijn er sterk tegen, omdat
zij een maatschappelijke triomf van hun
dochter in Engeland verlangen. Dat Alastair
zijn wil toch blijkbaar weet door te zetten,
met behulp van brandstichting, is dan een
feit zonder veel waarde geworden.
ET model is niet in het verhaal geble
ven, maar détail voor détail is alles
onderhoudend en suggestief genoeg, zowel
in zijn persoonlijke als in zijn maatschap
pelijke beschrijving. De ontmoetingen met
de oude heer Keith, met Catherine en haar
moeder en met de bijfiguren zijn vaak
meesterstukken op zichzelf en ieder op
zichzelf hebben zij ook duidelijk hun be
tekenis als scènes uit het Schotse leven.
Men zou het boek dan ook in zijn geheel
kunnen accepteren als éen kroniek-in-
romanvoi-m, wanneer bepaalde constructie-
kunsten niet onmisbaar aangaven, dat er
een andere bedoeling in steekt en als die
bedoeling ook niet in het eerste deel van
het boek eigenlijk al verwezenlijkt was. Nu
ontbreekt er tenslotte iets aan. Maar het
is al zeldzaam genoeg, dat men een boek
tegenkomt waarin verhoudingen in een
maatschappelijk verband zich zo sterk in
de verbeelding van de lezer indringen.
S. M.
BALLET NEDERLANDSE OPERA
TREEDT OP IN PARIJS.
Het Ballet van de Nederlandse Opera is
uitgenodigd op Maandag 3 Mei als enige
buitenlandse groep mede te werken aan de
gala-avond van de „Association des amis
de la danse" in het Théatre de l'Empire te
Parijs.
Uitgevoerd zal worden „Quatre Mouve-
ments" in de choreografiën van Frangoise
Adret, op muziek van Haydn, te spelen
onder leiding van de dirigent Richard
Blareau.
Van 12 tot 17 Juli 1955 zullen in Wolvega
(Weststellingwerf) grote feesten worden
gehouden ter gelegenheid van de opening
van de Pieter Stuyvesantweg, van de
Noord-Oostpolder naar Wolvega.
Het ligt in de bedoeling dan een stand
beeld te onthullen van Pieter Stuyvesant,
de stichter van New York, die in Scher-
penzeel (Weststellingwerf) werd geboren.
De Fika, de Federatie van instellingen
voor Kinderbescherming te Amsterdam,
houdt haar jaarlijkse gala-avond dit keer
op Woensdag 12 Mei in de grote zaal van
het Concertgebouw, waar het Joegoslavisch
Danstheater (ensemble Kolo) zal optreden.
Na afloop der voorstelling wordt in de
foyers van het gebouw een soirée gehou
den met bal en verscheidene attracties. Er
zijn voor deze avond een comité van aan
beveling alsmede een dames-propaganda-
comité gevormd, dit laatste onder ere-voor-
zitlerschap van mevrouw mr. A. W.
Ch. d'Ailly—Fritz.
Van 7 tot 22 Juni zal te Prades het jaar
lijks festival worden gehouden. Op dit fes
tival zal dit keer alleen kamermuziek van
L. van Beethoven ten gehore worden ge
bracht
DEZER DAGEN was ik
in een gezelschap waar. na
dat er enige culturele zaken
waren behartigd, de borrel-
fles rondging en de cul
tuur-prominenten met hun
achterban zich een alcoho
lische ruggesteun verschaf
ten. Had er aanvankelijk
een ietwat gereserveerde
stemming geheerst, nu be
gon het wat men noemt ge
animeerd te worden. De
geesten van groot en klein
formaat kwamen in be
weging en tegelijkertijd de
daarbij behorende licha
men. De tongen en de ge
baren werden losser. En
hoewel alles binnen de
grenzen der betamelijkheid
bleef, begonnen er toch
onder de inwerking van
jenever en sherry onver
moede talenten te bloeien.
Men kan dit een bedroe
vend verschijnsel achten
en het tekort aan levens
vreugde gispen, dat een
compensatie hoopt te vin
den in de drank. Ik zal,
mijn verleden als geheel
onthouder indachtig, mij
er wel voor wachten het
drankmisbruik in bescher
ming te nemen. Van liever
lee ben ik echter zo wars
geworden van alle onver
biddelijkheid, dat ik ook
in deze dingen het extreme
standpunt heb verlaten ten
bate van een toegeeflijk
heid, bij de gratie waarvan
dit gecompliceerde leven
dragelijk wordt. Ik poog
steeds rekening te houden
met de omstandigheden
van ieder geval afzonder
lijk en in het hier gesigna
leerde was de situatie van
dien aard, dat ik de zon
rustig in de alcohol kon
zien schijnen.
Wat zou het echter heer
lijk zijn, als iedereen van
nature die staat van onge
dwongenheid, die losheid
van optreden, die snedig
heid van tong kon verwer
ven, die thans slechts na
een kunstbewerking plegen
)e ontstaan. Als op een bij
eenkomst als de onder
havige het heimelijke
likkebaarden naar de op
handen zijnde versnapering
kon plaats maken voor het
in alle stilte scherpen der
geestelijke floretten, in af
wachting van het ogenblik,
waarop deze in strijd kun
nen komen. Als wij allen,
cultureel of oncultureel,
hooggeleerd of helemaal
niet geleerd, elkander op de
schouders konden slaan of
zelfs in de armen vallen,
zonder dat onze vriend
schap op de xoankele basis
van enige glazen alcohol
steunde.
DOCH wat moeten we
doen met een mensdom, dat
grotendeels van zijn ankers
is geslagen en maar wat
ronddobbert? Dat pas in
het leven gelooft, als het
een nevelgordijn voor zijn
geest heeft gespannen? De
lieden, in wier gezelschap
ik mij mocht schgren, we
ten allen op hun wijze een
diagnose te geven van de
kwalen van onze tijd. De
boom der kennis echter is
niet de boom des levens.
Vandaar dat zij de dorre
wortels van laatstgenoem
de boom telkens be
sproeien, overigens zonder
de illusie, dat mét de
kortstondige bloei van deze
boom het ganse paradijs
zich aan hen zal open
baren. Zij stellen zich bij
voorbaat tevreden met en
kele uren eeuwigheid en
misschien is dat een nog
diepere val, dan die waar
van Genesis gewaagt.
M. MOK
AN de lange, moeizame weg, door
een kunstenaar te gaan voor hij zijn
doel in zicht ziet komen, had hij nog
maar een korte afstand afgelegd. Maar
die wijze, waarop Johan Liimpers ter
dege toegerust zijn weg góng, gaf de
zekerheid, dia-t hij de eindstreep zou
passeren.
Hij behoorde tot degenen die, na
voorbereidend onderwijs aan een kunst
nijverheidschool, zich voor de Akade
mie kwam melden. Dit deel van het
contingent nieuwe leerlingen toonde al
tijd een speciaal karakter. Zij hadden
„de kunst" al vrijwel in de zak en „na
men" de Akademie als een noodzakelijk
kwaad,diat hen een voldoende „officieel"
tintje zou verlenen voor een gemakke
lijker entrée iin de maatschappij.
Er waren er bij, dóe spoedig weer in
de vergetelheid verdwenen, andieren
werden uitstekende leerlingen. Eén van
deze laatsten, thans een gerenommeerd
beeldhouwer "en een heel goede vriend
van me, bekende in een interview eens,
dat hij „op de Akademie véél geleerd
had, ook veel afgeleerd, want prof.
Bronner dreef alle verwaandheden uit
en sbreek de kunstmij verheidskronkels
glad."
Ook Johan Limpers, hoewel hij ver
schilde van de anderen, moest acclima
tiseren op de Akademie.
In de allereerste tijd van zijn leergang
daar maakte hij een grap op Rodlin, die
mijn bewondering voor deze grootmees
ter dei-mate kwetste, dat i'k Limpers ge
ducht op zijn plaats zette en op distan
tie van hem bleef.
Dat bleek diepe indruk op hem ge
maakt te hebben. Mevrouw Limpers
kwam mij bezoeken aan de Akademie.
Met deze wakkere vrouw, waakzaam
voor de belangen van haar zoon, zou ik
meerdere malen nog onder verheu
gende en ook onder diep tragische om
standigheden in aanraking komen.
Na de oplossing van dit ernstige ver
schil van mening ontstond wederzijds
begrip en waardering tussen Johan Lim
pers en mij, d'ie door de jaren groeiden
tot een sterke band.
Zijn bijzondere intelligentie deed hem
ras begrijpen het tekort aan zijn inzich
ten. Zijn zuiver talent en honger naar
het schone, vonden op de Akademie
onder wanhoop en worsteling een
bevrediging, die hij tot dan niet gekend
had. Er ging een nieuwe wereld voor
hem open.
Zo werkte hij van 19341940 gestadig
aan onder mijn leiding en ging behoren
tot de „bloem" van mijn leerlingen.
NA de eerste tijden, waarin opgaven
verwerkt werdén om dé keninris te
veroveren van „het Mensbeeld" in or
ganische bouw, stand en evenwicht,
kwamen d'e latere jaren, waarin deze
verworven concrete kennis toegepast
werd om in compositorische opgaven
plastisch uitdrukking te geven aan een
opgegeven onderwerp.
Bij voorkeur betrok ik deze onder
werpen uit die Bijbelse of mythologische
geschiedenis. Voor mijn begrip zijn hier
in de dagelijkse dingen, waarin wij le
ven, voorgesteld op hoog niveau door
figuren, dóe een hoofd groter zijn dian
wij en reeds „gebeeldhouwd'".
Hierin kwam Johan Limpers op volle
toeren. Eens had ik in de klasse, waarin
Limpers toen behoorde, een model ge
zet in een Eva-stand. Daarnaar moes
ten de leerlingen een studie boetseren,
die werd afgegoten in gips, om vervol
gens met dórt: afgietsel als document
niet een Eva-„stand" maar een Eva-
„beeld" te maken uit het hoofd.
Toen deze oefening was afgelopen en
door een andere vervangen, verzocht
Limpers mij toestemming na 4 uur
na beëindiging vain de lessen in de
klasse te mogen blijven om nog eens op
de vorige oefening door te gaan en een
nieuwe Eva te maken. Ook voor mijn
werk waren die stille uren, wanneer het
geroezemoes van de bijenkorf ophield,
de vruchtbaarste vain de dag.
Zo werkten wij beiden, na een inge
spannen lesdag, in de stilte van de ver
laten Akademie. Soms ging ik even naar
hem zien, zonder ooit te corrigeren. Hij
kon zich rustig overgeven aan deze
creatie, dóe hem sterk bezig hield. De
modelstudie, te voren in de klasse ge
maakt, gaf hij geheel prijs.
Stand en typering van het model wer
den door compositorische en rhythmi-
sche waarden vervangen; van alle zij
den bezien, werd op deze wijze de ex
pressie „beeld" van het gegeven
tot in onderdelen plastisch opgelost. Het
werd de uitgesproken bevestiging van
een belangrijke fase in zijn studietijd.
Later zou hij in deze richting onbevan-
gener doorgaan. Dit beeld „Eva" siert
het Kenaupark te Haarlem.
Tussentijds maakte hij op eigen ge
legenheid verscheidene portretten,
waaronder voortreffelijke.
ZO naderde de zogenaamde Prix-de-
Rome, waarvoor ook Johan Limpers
gegadigde genoemd kon worden. Voor
„Prix de Rome" wordt een wedstrijd
gehouden, waaraan iedere Nederlander
tussen 20 en 30 jaar kan. deelnemen,mits
te voren aan verschillende voorwaarden
wordt voldaan. Alle candSdaten hebben
eerst een vrij zwaar theoretisch examen
af te leggen in anatomie, kunstgeschie
denis en perspectief, voor zij tot het
practische werk worden toegelaten. Wie
voor dit examen slaagt, kan deelnemen
aan die proefkamp, die bestaat uit het
vervaardigen van practische werkstuk
ken volgens opgave in een bepaalde
tij'dVan de geslaagden voor deze proef
kamp worden volgens wet en regle
ment door die jury vier deelnemers
uitverkoren voor de elndkamp.
In deze eindlkamp wordt voor de
beeldhouwkunst gevraagd het vervaar
digen van een beeld volgens opge
geven onderwerp voor alle deelnemers
gelijk waarvoor ongeveer drie maan
den tijd wordt gegeven. Iedere deelne
mer aan die elndkamp beschikt gedu
rende dóe tijd over een klein atelier op
die Akademie, waarin niemand toege-
'laten mag worden.
Als grondslag voor dit te vervaardi
gen beeld dient een klein schetsbeeld,
dat in gips gegoten en verzegeld wordt,
door de betrokkene in opsluiting ge-
„Toen ik even was gaan koffiedrinken
in de stad, kwam ik langs de bioscoop
waar de Olympische film draaide. Ik
bekeek de foto's en zag plotseling de
afbeelding van een discuswerper, die
mij zo ontzettend imponeerde. Plotse
ling zag ik een geweldig suggestief
beeld. Ik kreeg een volledig visioen van
een beeld, wat een ontzettend smart
gevoel over mij bracht. Ik moest huilen.
Ik was overweldigd door mijn fantasie,
opgewekt door die foto, die toch eigen
lijk maar een détail weergaf. Het was
of een goddelijke stroom door mij ging.
Ik was van dat moment af bezield. Een
bezieling, die ik wel eens een enkele
keer heb. Alsof ik onder hoogspanning
sta, alsof uit alle kanten van mijn li
chaam daden spuiten als fonteinen.
In een volkomen zenuwwerveling
kwam ik op mijn loge en in die werve
ling greep ik het beeld. Ik wrong mij
zelf uit. Het was of ik zwaar geladen
met het beeld in aanraking komende
me ontlastte en tegelijk mijn stemming
verhoogde. Mijn onverbiddelijke eis, wat
het beeld moest zijn, ontzag niets van
xvat ik in weken moeizaam bij elkaar
geboetseerd had. Ik heb alles verbogen,
geslagen, gesneden, opgestapeld, met
het vuur waardoor alleen het Godde
lijke in de materie kan komen. Alles
wat beneden deze spanning ligt, is de
mens en zijn bedenksels, die vaak goed
kunnen zijn maar op deze spanning
kan God zich openbaren. Geen maak
werk maar schepping.
In deze trance-toestand leverde ik
mijn eerste bewijs contact te kunnen
hebben met dat wat me tot grote dingen
in staat zal stellen.
Waarschijnlijk zal dit beeld niet de
macht hebben, die ik voel, maar dat
kan niet zo goed in zo'n korte tijd en
bovendien in een opgaaf, dik ik mezelf
niet gekozen zou hebben".
„De hoge vlucht van gisteren ging de
diepe val vooraf. Moeizaam, alsof een
ragfijn net over mij gespannen was, be
woog ik mij. Verdoofd en versuft. Ik
veranderde de stand totaal".
„Mijn beeld moet suggereren, dat het
opstaand vooruit stapt of opstijgt. Wat
gebeurt er op dat moment? De figuur
gaat over van een laten we aannemen
ruststand tot in een actie van de harts
tochtelijke verklaring, dat hij thans
„onze Vader, die in de Hemelen zijt",
zegt".
schrijft over de tien jaar geleden gefusilleerde Haarlemse beeldhou
wer, wiens nagelaten werk thans een ereplaats inneemt op de expo
sitie van „De Groepin Het Huis van Looy.
maakt op de eerste dag van het begin
der eindkamp.
Deze wedstrijden zijn ingesteld voor
bouwkunst, beeldhouwkunst, schilder
kunst en grafische kunst, om de twee
jaar voor twee dezer vakken tegelijk.
Wanneer de gouden erepenning aan
één der deelnemers aan deze eindkamp
is toegekend, met tevens het daaraan
verbanden jaargeld, wordt de bekroon
de drie jaar uitgezonden, in de regel
naar Italië en Frankrijk.
Er zijn er, die kunst „plegen" zoals zij
tennissen, die de Prix de Rome affaires
„nemen" als een hindernis. Voor de
vele gevoeliger talenten betekent deze
wedstrijd het creëeren van een werk
onder beklemmende omstandigheden.
Johan Limpers behoorde tot dezen.
Hij had de gewoonte 's avonds notities
te maken over de ervaringen van de dag
met zijn Prix-de-Rome-beeld. Daarin
weerspiegelen zich alle vertwijfelingen
en versoberingen, het moeizaam tot
stand komen van dit werk. Leken
menen gewoonlijk dat het er op aan
komt talent te hebben, omdat dan de
rest vanzelf zou komen. Niets is minder
waar, géén oprecht kunstenaar, zelfs de
meest begenadigde, ontkomt aan de
zware worsteling nodig om gestalte te
geven aan zijn bezieling. Laat men dat
nooit vergeten.
Voor onderwerp van de Prix-de-Rome
1938 in de beeldhouwkunst was op
gegeven een episode uit het leven van
St. Franciscus, wanneer deze nog een
jong edelman is, op het punt van zijn
bekering gekomen. Naakt neemt hij
voor de verbijsterde omstanders af
scheid van het wereldse leven en keert
zich tot God.
In de notities die ik nu pas onder
ogen kreeg opgetekend tijdens het
maken van dit beeld komt onder meer
voor:
Voor de jury werd zijn beeld niet
aanvaardbaar. Het zou voor hem
ongetwijfeld later een werk geweest
zijn om op terug te zien als een „door
braak", die hij zich toen nog niet per
mitteren kon te verwezenlijken.
Toen hij twee jaar later in 1940
weer meedong, stond hij er sterker voor.
Als beeldhouwer vaster op de benen,
niet bezwaard door het reeds eerder af
gelegde theoretische voor-examen, was
hij bovendien al wat „getraind" door de
vorige wedstrijd.
Voor deze eindkamp werd gevraagd
een beeld, voorstellende Kore, de liefe
lijke dochter van de algoede Godin der
Moederaarde, benevens twee kleinere
motieven en relief, voorstellende het
ontkiemen en vergaan van het planten
leven. Eén en ander gedacht als de ver
siering van de doorgang in een tuin
muur, welke in een park toegang geeft
tot een kweektuin.
Met „achting voor de grote toewijding
en overgave, waarmede de vier deelne
mers aan deze wedstrijd zich, onder de
bijzondere tijdsomstandigheden, gekwe
ten hadden van deze alle krachten en
aandacht eisende opgave" werd door de
jury het werk van loge no. 7 voor de
gouden erepenning en toekenning van
het jaargeld voorgedragen.
Er was grote vreugde i?i huize Lim
pers. Voor Johan Limpers Prix-de-
Rome —r opende zich een gelukkige toe
komst. Reizen en werken, toppunten
van cultuur zien en zelfstandig creëeren,
Het werd anders beschikt. Wij waren
bezet, de uitzending der Prix-de-
Rome-winnaars naar het buitenland
moest worden uitgesteld tot na de oor
log die, naar wij allen hoopten, niet
lang zou duren.
In de eerste tijd van dat afwachten
kreeg Johan Limpers opdracht tot het
vervaardigen van een tuinbeeld in
steen, waarvoor hij ontwerpen maakte.
Nieuwe denkbeelden gingen hem be
heersen, die hij verwerkte in verschei
den reprises, waaruit het Dianabeeld
ontstond.
Tijdens dit werk bezocht ik hem een
enkele keer op het atelier van een
vriend, waar hij zich schuil hield. Hij
was in het verzet betrokken, de laatste
jaren werkte hij niet meer, ik zag hem
weinig.
Kort voordat hij werd gevangen ge
nomen, passeerde ik hem, op de fiets
naar de Akademie, in het drukke ver
keer van de Stadhouderskade, waar hij
mij op het trottoir voorbijging. Het
bleef bij een groet in het voorbijgaan.
Wij wisten niet dat het de laatste maal
was, dat wij elkaar zagen. Toch, het was
of zijm ziel naar mij openging en ik zijn
wezen doorschouwde als nooit tevoren.
Zijn blik, met in de ogen angst als van
opgejaagd wild, leek zich te veront
schuldigen. Deze ontmoeting werd sterk
in mijn herinnering gegrift.
Een paar dagen later kwam een oud
leerling, ook een verzetsman, mij mede
delen dat Johan Limpers geaiTesteerd
was en er zwaar voorstond.
Van vele kanten en met alle middelen
werd getracht hem het leven te redden.
Toen op het laatst er gezonde hoop be
stond, dat het ergste hem bespaard zou
blijven, kwam de invasie in Nor-mandie,
die de maatregelen van de bezetters
tegen de gevangenen deed verscherpen.
Het einde is bekend. Johan Limpers
deelde het lot van mijn andere
leerlingen: Frits van Hall, Gerrit Jan
van der Veen, Cor Teeseling en Anne
op 't Land.
Onmiddellijk na de uitvoering van dit
wrede vonnis werd mij dit aan de Aka
demie per telefoon meegedeeld en
ondernam ik de zware reis naar Haar
lem om dit bekend te maken aan zijn
moeder. Toen hij wist, dat er geen red
ding meer voor hem mogelijk was, nam
hij, op zijn laatste dag in de gevangenis,
in ontroerende regels afscheid van die
hem dierbaar waren, van het leven en
de hoop in de toekomst het werk te
zullen volvoeren, dat hij zich voorge
steld had.
Het xoaren zware slagen voor de jonge
Nederlandse beeldhouwkunst. De tijd
gaat voort en wij gingen verder.
Zo Van Hall, als mens en kunstenaar,
nog dagelijks gemist wordt in de gele
deren, ook de open plaats van Johan
Limpers is niet te bezetten.
Aan zijn studiegenoten, waarvan er
reeds enkelen een belangrijke plaats
als beeldhouwer in Holland innemen,
konden wij volgen welke rijke waarden
de verdere ontwikkeling van Johan
Limpers toegevoegd zou hebben aan
onze nieuive beeldhouwkunst.
Zijn nobel talent, warm hart en intel
ligente werkkracht lieten een niet te
vervullen leegte achter.
Reliëf, behorend bij het beeld, waarmee Limpers zijn Prix de Rome won.
Portret van prof. Guarneri door Johan
Limpers (gips, 1943).