Bijbeldag
W at er in Rome verandert
Stippen en strepen
Een leuk plaatje
Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant
ONZE PUZZLE
Zoek de verschillen
KERKELIJK LEVEN
lüi
Over „boerenpummels'
en echte Romeinen
Ere-avond Martinus Nijhoff
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Vul op de strepen en stippen van
links naar rechts de namen van de vol
gende dieren im.
Als je het goed doet, staat er op de
rij streepjes, de naam van iets, dat je
nu niet meer hoeft te drinken.
1.
koning der dieren
2.
zegt kwak-kwak
3.
knort
4.
dier met lange oren
5.
lijkt op een muis
6.
kever
7.
zelfde als 5
8.
leukste dier van de dierentuin
9.
paling
10.
een nijl
Oplossing: Levertraan
BLIJSPEL VAN HUIZINGA
De Haagse Comedie geeft Zaterdagavond
22 Mei in de Koninklijke Schouwburg de
première van „Na zonneschijn komt re-
5 gen", een blijspel van Leonard Huizinga q
^»oo(x*x*x**»ooooaooooooooce«jooo<>30(xooc*xj(x*;-rx)oc«ju«ocKxicx»x:<xx)oooooooooocxxioooc*x.* onder regie van Paul Steenbergen.
Op deze lu kaartjes staan vijf namen
van jongens en meisjes. Weet jij, welke
- namen dat zijn?
Vind je deze tweelingzusjes niet erg
op elkaar lijken? En toch zijn ze ver
schillend, Zoek de verschillen maar
eens op en tel hoeveel het er zijn.
Maak de hokjes waar een stip in
staat, zwart. Je hebt dan een leuke te
kening gemaakt.
Mijn zeepbel zat in 't water,
diep onder in het sop.
Ik ving hem even later
hier, in mijn pijpekop.
Ik blaas met bolle wangen,
ik kom haast lucht te kort.
Hij glinstert en hij spiegelt,
ik zie mezelf erin.
Hij danst en trekt en wiegelt
opeens de wereld in.
Wacht, roep ik, wacht toch even,
ik wil graag met je mee,
ik wou zo graag ook zweven,
toe, wacht nou toch, maar nee....
Al sta ik op mijn tenen,
al spring ik ook en grijp,
hij is voorgoed verdwenen,
ik pak maar weer mijn pijp.
Nog grotere gouden bellen
blaas ik eruit vandaan.
Maar niemand kan vertellen
waarheen die zullen gaan.
MIES BOUHUYS.
O, kijk hem nu eens hangen,
kijk eens hoe groot hij wordt!
Het is 150 jaar geleden, dat men in Enge
land begonnen is met het thans overal zo
bekendp werk van de Bijbel-Genootschap
pen, instellingen, die zich ten doel stellen
om op zo ruim mogelijke schaal de bijbel
te verspreiden. Om dit feit te herdenken,
heeft het Nederlands Bijbel-Genootschap
(N.B.G.) het plan opgevat om op 16 Juni
a.s. een Bijbeldag te organiseren in de
Houtrusthallen te Den Haag.
Naar aanleiding daarvan heeft de Oecu
menische Raad van Kerken in Nederland
zich met onderstaande „boodschap" ge
richt tot de kerken, die bij haar aangeslo
ten zijn.
De plaats die de Bijbel inneemt in het
leven van velen, kerkelijke zo goed als
buitenkerkelijke mensen, is wel heel ver
schillend. In verscheidene kei-ken wordt
er over geklaagd, dat het geregeld bijbel
lezen sterk afneemt. Tal van redenen
kunnen hiervoor worden opgegeven. De
industrialisatie heeft veroorzaakt, dat het
gezinsleven achteruit gaat en de leden van
één gezin elkaar lang niet altijd, zoals
vroeger, althans bij de maaltijden ont
moeten.
Het gevolg is, dat in vele kringen, waar
het gebruikelijk was juist de maaltijden
te gebruiken voor gezamenlijk bijbellezen,
deze goede gewoonte werd gestaakt. Vele
moderne" mensen klagen er over de taal
van de bijbel niet meer te verstaan, ook
al brengen nieuwe vertalingen een voor
hen begrijpelijke uitdrukkingswijze. Er
zou nog heel wat meer te noemen zijn,
maar wij beperken ons tot de voornaam
ste oorzaken.
Aan de andere kant is de afname van de
bijbel gestegen tot fantastische getallen.
Niet alleen omdat de bijbel in de talen
van volken vertaald is, die eerst de laatste
tijd met de H. Schrift in aanraking zijn
gekomen, maar ook in landen waar reeds
ecuwen christelijke kerken gevestigd zijn
en de onkerkelijkheid ver js voortgeschre
den. Het is waarschijnlijk iedere pastor
wel opgevallen, dat verscheidene buiten
kerkelijken nog altijd prijs stellen op het
bezit van een bijbel en telkens komt men
mensen tegen, die schijnbaar tegen alles
in toch wel bijbellezen. Dit is geen reden
voor optimisme. Wij moeten reëel blijven
cn erkennen, dat de bijbel helaas voor
millioenen een gesloten boek geworden is.
Ontwikkelde mensen, die zich op de
meeste gebieden voor onwetendheid zou
den schamen, achten het heel gewoon in
't geheel geen kennis van de bijbel te
hebben.
Zeker moet met blijdschap geconsta
teerd worden, dat de leiding der kerken
zich veel moeite geeft tot het geregeld bij
bellezen op te wekken. Met narne is dit
ook het geval in de R.K. kerk.
En toch is die bijbel een der weinige
punten, waarop kerken en hun leden van
confessionele richtingen samenkomen. Wij
weten wel, dat het gezag van de bijbel en
de wijze waarop hij gelezen wordt, zeer
verschillend kan zijn, toch ligt hier een
mint van eenheid. Vooral nu in de laatste
tiid het gehele vraagstuk van de verhou-
ding van H. Schrift en traditie op de hel
ling is gekomen wordt het meer en moer
duidelijk, dat de bijbel als bron van de
Onenbaring Gods in Jezus Christus ker
ken en mensen verenigt, die door tal van
andere factoren gescheiden zijn.
Het is om deze reden, dat de Oecume
nische Raad met vreugde cn instemming
herb Vennis genomen van het plan van
bot N.B.G. om oo 16 Juni 1954 een Biibel-
dn« tc organiseren, naar aanleidin" van de
nnrichting van het Brits en Buitenlands
Riibel Genootschan in 1864. De oprichting
van deze Genootschappen, die onnoeme-
1 itk veel gp^aan hebben voor het vertalen
thans in 197 talen! en verspreiden van
de biibol viel ongeveer in dezelfde tiid ais
de onleving van de zending, uitkomend in
dc stichting van talrijke zendingsgenoot
schappen. De samenwerking van beide
soort van verenigingen heeft het dan ook
mogelijk gemaakt, dat thans in bijna alle
landen der wereld een Christelijke Kerk is
ontstaan.
Het N.B.G. heeft de behoefte gevoeld het
jubileum van zijn moederorganisatie als
een wereldgeest te herdenken terwijl te
vens bet 140-iarig bestaan van bet eigen
genootschap zal worden herdacht.
De Oecumenische Raad van Kerken in
Nederland hoopt zeer, dat de bii hem aan
gesloten kerken haar eigen leden willen
opmerkzaam maken op de zegenrijke ar
beid van het N.B.G. en hen willen oo-
wekken in «rote getale de Bijbeldag van
16 Juni 1954 te Houtrust in 's-Graven-
hage te bezoeken.
15 MEI 1954
- -
i.:y
De Abruzzesen, die in Rome als kellners
en koks, als straathandelaars en kleine
ambachtslui een weinig opvallend, maar
zeer actief element vormen „flink en
vriendelijk" zoals men van hen pleegt te
zeggen worden Romeinen, wanneer ze
hun breed, Zuidelijk dialect hebben ver-
vangen door iets, dat de sappige Romeinse
volkstaal benadert, maar met een eigen
aardige klankverschuiving van o naar oe
en van a naar e. Dat taaltje heet „Roema-
no" en men hoort het alleen te Rome en
wel onder de ruim 150.000 Abruzzesen der
hoofdstad. Er bestaat zelfs een litteratuur
in dit dialect voor ontwortelden.
In grote steden draagt de bevolking al
tijd een samengesteld karakter, maar men
vindt in Amsterdam toch nog heel wat
echte Amsterdammers, in de stad uit Am
sterdamse ouders geboren, in Rome is dit
niet zo. Het is reeds tamelijk ongewoon
een persoon van middelbare leeftijd aan
te treffen, die in Rome gebaren is en zel
den zal het voorkomen, dat hij ook twee
Romeinse ouders heeft. Dat de vier groot
ouders ook nog Romeinen zijn of waren,
komt practisch alleen voor in de volkswijk
Trastevere, bolwerk der „Romanita".
In 1870, toen Rome hoofdstad werd, wa
ren er nauwelijks 200.000 inwoners. Thans
zijn er ongeveer twee millioen. De aanwas
ontstond natuurlijk grotendeels uit immi
gratie. Ze heeft het karakter van de stad
totaal veranderd. Het Pauselijk Rome, het
Rome bezongen door Giuseppe Belli, een
dichter in dialect als geen andere littera
tuur ter wereld heeft aan te wijzen, was
een stad van uitersten. Naast de pompeuze
paleizen van prinsen, graven en hoge pre
laten (toen nog zeer vermogende, op vor
stelijke voet levende heren) vond men
alleen armelijke krotten van het „grauw"
het Romeinse „plebe" miserabel,
hooghartig, onwetend, trots en op zijn eigen
wijze tenslotte vrij gelukkig.
Dat Rome behoort welhaast tot het ver
leden. Zo zelden als men nog het type vindt
van de raszuivere Rotneimse edelman, die
in staat is de grootscheepse levenstrant van
zijn voorouders min of meer voort te "zet
ten en daarbij natuurlijk nooit anders dan
het sonore dialect spreekt, even zelden
ontmoet men de arrogante amorele, groot-
sprak ige en tot ledigheid geneigde volks
typen, die Belli beschrijft. De algemene
vervlakking heeft dit alles weggevaagd.
Rome, nu tachtig jaar hoofdstad, is een wat
kleinburgerlijke stad geworden van kleine
ambtenaartjes, die of uit Sicilië, Napels en
Apulië komen, of uit het Noordelijke Pie-
monte en het Vcnetiaanse. Een stad verder
van zuinige, langzaam tot welstand ge
rakende winkeliers en handwerklieden uit
centraal Italië, de Abruzzen en Apulië her
komstig. Arbeiders in de ware zin van het
woord zijn er weinig, daar de industrie niet
veel te betekenen heeft.
En als men aan deze enorme toevloed
van immigranten dienkt, is het bevreem
dend, dat er van het karakter dei- bevol
king toch nog zoveel is overgebleven. De
„Burxni" (boerenpummels, het verachte
lijke woord*, waarmee de echte Romeinen
de Italianen uit andere streken, vooral die
uit het Noorden, uit Turijn en Milaan, aan
duiden) werden bijna onmiddellijk aange-
Dc beroemde Sint Pieter te Rome uit de
lucht gefotografeerd. Men ziet het voor
plein met de machtige colonnades van
Bernini, met de spuitende fonteinen en
de obelisken, benevens het hoofdgebouw
met dc fameuze koepel van Michelangelo
Aan de avondhemel komen zware wolken langzaam aangevaren. Nog tekent de
zon zijn zilveren spoor op de golven der zee. Maar de dag gaat ter ruste. Wind en
golfgedruis wiegen de vermoeide in slaap. En met hem alle wensdromen tot een
nieuwe morgen.
reld heeft aan deze stad tribuut gebracht,
tast door bepaalde Romeinse eigenaardig- <Te geesten hebben er elkaar stellig weder-
heden. Hot klimaat met zijn acht maanden zijds bevrucht, maar Rome is niet een stad
van klamvochtige, broeierige zomerhitte, Waar men echt werken kan en iets nieuws
die elke giote inspanning, geestelijk of scheppen.
lichamelijk, belemmert, geeft ook het jn slechts één kunst kan men van een
huidige Rome dat indolente karakter.waar- Romeinse stijl spreken: in de architectuur,
dóór de stad zich steed's heeft gekenmerkt.
„Ons klimaat", schreef Belli, „is een ge
zegend klimaat. Maak je je vandaag over
iets druk? Morgen, daar kun je zeker van
die eerst in de keizertijd en later in de
barokke kerken en paleizen der zeventien
de eeuw de gezwollen, plechtstatige, pom
peuze taal spreekt, die zo ten volle bij
zijn, lig je in bed om uit te rusten". Dat is Rome past. Zelfs het mensenslag past zich
nog altijd zo en we doen het in Rome dan aa:i-
ook kalmpjes aan.
De zware, drukkende lucht is misschien
ook de reden, waarom Rome, in de oud
heid noch daarna, grote mannen dien
kers, dichters, kunstenaars, politici heeft
De kleindochters van de pittige, Pie-
montse vrouwtjes, van de Venetiaanse
madonna-typen, van de magere, bijna hië-
ralisch voorname boerinnen uit Sardinië
en Calabrië, ze zijn allen na twee geslach-
voortgebracht. Het genie van de hele we- ten Romeinse vrouwen geworden, vrouwen
die als meisjes heel jong en heel plotse
ling uitbarsten in een rijke overdaad van vrouwelijk
schoon, om al heel snel zwaar en gevuld te worden,
zodat zij op een leeftijd, waarop bij ons de jonge
meisjes aan trouwen gaan denken, reeds statige ma
trones zijn geworden en die dan verder voort
gaan de ideale vorm te ontwikkelen van alles wat
Romein is: de golvende, rondende lijn.
Rome is nog steeds, trots het lawaaiig verkeer en
alle vertoon van moderne voortvarendheid, een
heerlijke, wat luie, bijna Oosterse stad. zodat zelfs
de meest volijverige Milanees (wat werkijver be
treft kan alleen een Groninger het tegen een Mila
nees opnemen) na drie dagen verblijf te Rome reeds
slentert in plaats van te rennen en er zichzelf op
betrapt niet meer 's avonds om 7 uur, maar tegen
half tien aan tafel te gaan, er genoegen mee te ne-
men dat de maaltijd ruim twee uur duurt en er zich
niet meer over verwondert daarna met een toeval
lige tafelbuur een aangevangen gesprek te gaan
voortzetten in een wijnhuis, waar de tijd verder
onbekommert vervliedt.
In ons onvolprezen Rome is maar één mensenslag
volkomen onmogelijk, het geslacht der „fanatici
met welk misprijzend woord de Romein een iegelijk
aanduidt, die rost en rent en er op uit is meer werk
te verzettenmeer dingen te doen, dan samen kan
gaan met het voornemen om zo behagelijk mogelijk
te genieten van de goede dingen des levens.
(Van onze correspondent in Rome)
„Romein, maar we zijn uit de Abruzzen", zei de mannelijke helft van het jonge echt
paar, aan welke twee mensen is daar hun tongval mij vreemd klonk vroeg waar
zij vandaan kwamen. En de hele bevolking van de wijnkroeg kwam om ons tafeltje
staan, want het was belangrijk te praten met „de vreemdelingen" en dus te horen
v/ie ze wel waren. Met een hoofdknik werd het antwoord van de jonge man door de
anderen bevestigd. Hij had het goed gezegd: „Romein" in het enkelvoud, want dat golci
voor hem, die al als jongen naar deh oofdstad was gekomen. En dan in het meervoud:
„We zijn uit de Abruzzen" hetgeen niet alleen het piepjonge, aardige vrouwtje in
sloot maar de hele clan: de vader, drie broers, een neef en een schoonbroer. Die wa
ren allen betrekkelijk kort geleden naar de stad gekomen en mochten zich dus ook
niet Romein" noemen.
Ter gelegenheid van het verschijnen van het
eerste deel van het verzameld werk van Martinus
Nijhoff geeft de Haagse Comedie op Maandag 24
Mei in Diligent ia een aan deze dichter gewijde
avond. Na een korte rede door mejuffrouw dr. A.
de Waal, staatssecretaresse van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen zal A. Roland Holst uit het werk
van Nijhoff lezen.
De Haagse Comedie geeft de eerste opvoering van
,Een Idylle" onder regie van Cees Laseur met Eli
sabeth Andersen, Gijsbert Tersteeg en Coen Flink.