A/Xf/XfA -1 fiet Concept WlcLtyvC HET HUIS VAN GOETHE HERBOUWD Plaatsjes Een kleine bedevaart Nieuwe uitgaven m,r7 ONDER DE ZON Festival 1954 van Aix*eJi4Provence Boek over het zeilen „Op reis door Italië" „Wat dient u te weten?" Om een uur of twaalf kreeg Anna ver schrikkelijke honger. Zij had de hele och tend nog niets gegeten. Zij haalde haar beurs uit haar tas en wierp er een blik in. Alsof ze zo niet wist, hoeveel geld ze be zat. Veertig cent. Anna nam een besluit en trad een lunchroom binnen. Het was een gelegenheid met het systeem van zelfbe diening. Zij kocht een gebakje en ging aan een der tafeltjes bij het raam zitten. Dit waren hoge tafeltjes, met krukken ervoor. Je kon de straat goed overzien. Anna keek naar het verkeer. Er was een tram tégen een auto gebotst. Agenten hielden de nieuwsgierige menigte op een afstand. Daarna keek zij naar haar gebakje. Ze nam zich voor, bijzonder kleine hapjes te nemen. Ieder hapje zou vijf minuten duren. Na twee minuten echter had ze het gebakje helemaal op. Anna wiste haar mond af met haar zakdoek. Ze liet haar blikken om zich heen dwalen. Het was vol met etende mensen. Ook en kelen, die doelloos voor zich uitstaarden. Een beetje als Anna. Een jongetje zat ge hurkt onder een tafel. Hij had licht blau we ogen en lange zwarte haren, die be koorlijk krulden. Het kind raapte iets op en stak het in zijn mond. Een meisje nam met zichtbaar welbehagen een trek van haar sigaret. De rook, die uit haar neus kwam, wapperde als een sluier voor haar ogen. Een eindje verderop zat een vrouw met drie schoteltjes vruohtensla voor zich. Zij at alleen met haar vork. Op haar ge makje prikte zij beurtelings in elk der drie schalen. Zij had daarbij één van haar el lebogen op tafel geplant. Aan haar kin kleefde een stukje slablad. Er kwam een jongen tegenover Anna zit- Ik weet het niet, zei Anna weifelend. Terugratsen, zei de jongen. Dat is het enige. Hoe bedóelt u? vroeg Anna weer. De jongen nam een stevige laatste trek en drukte zijn sigaret uit in de asbak. Zoals ik u zeg, zei hij. Terugratsen. Ha len wat je krijgen kan. Iedereen zet een klem op je neus. Doe het ook als je de kans krijgt. Maar nee, zei Anna heftig. Dat is geen opvatting. Is dat geen opvatting, zei de jongen. Zo, zo. Anna keek om zich heen. Het kind zat nog steeds gehurkt onder het tafeltje. Het had een verlegen blik. Johnny, riep een vrouw aan het tafeltje. Zij droeg tamelijk veel rouge op haar wan gen. Aan haar oren hingen lange, glinste rende bellen. Johnny, ze ze, waar is Johnny? Die zit onder de tafel, zei een oudere vrouw naast haar. Onder de tafel! riep de vrouw, wat is dat voor een manier? Johnny, sta op. Het jongetje kwam overeind en ging bij de vrouw staan. Zij schudde hem heen en weer. Anna doofde haar sigaret. Als een Nederlandse toerist zich in het uitgaansleven van Parijs wil storten en speciaal de frivole kant daarvan begeert te leren kennen, dan denkt hij in de eerste plaats aan de Folies Bergère, de Moulin Rouge, aan Mogador misschien. Voor deze vreemdelingenindustrie heeft de echte Pa- rijzenaar veel van zijn belangstelling ver loren. Wil hij van een demi-mondaine- revue genieten, dan zal hij zich veeleer naar de Rue de l'Echiquier (métro: Strass- bourg-St. Denis) begeven, waar zich het Concert Mayol bevindt. Het naar die weidse naam luisterende vermaaksbedrijf bestaat al sinds 1331. Tal rijke sterren van nu ver wierven er in de loop der tijden hun eerste glans: Lucienne Boyer bij voor beeld, maar ook Fernandel, die door de tegenwoordige directeur Paul Lefebvre onder het pseudoniem Paul Ensia als eerste komiek is opgevolgd. Ook de zan geres Lili Pons heeft hier eens een seizoen meege werkt aan een programma, waarin kostbare bontman tels en met paarlen bestik- te japonnen met geen an der doel worden gedragen dan om de zich daaronder bevindende lichamen met temeer luister te onthullen. Tussen twee haakjes: die mannequins hebben geen slecht salaris. Zij ontvangen gemiddeld zo'n vijfhonderd gul den per maand. De grote vedette is een zekere Magda „zéér populair bij het verwende publiek!" zo verzekerde ons de zakelijke leider Alex Denis in een gesprek, dat wij met hem hadden in zijn kajuit-ach- tig kantoortje vlak achter het toneel. Op onze vraag of zij een artiste was, dus zong of danste, antwoordde hij eenvoudig: „Wel nee, zij is een heel mooie vrouw!" De toon suggereerde iets van: „Wat kunt u nog meer van het leven verlangen?" en zijn uiterlijke verschijning is daar in overeen stemming mee. Alle revues worden geschreven door Lu- cien Rimels, die zelf in enkele sketches meespeelt. Van enige kwaliteit zijn deze teksten niet. Ze hebben trouwens alleen tot taak het verschaffen van zoveel mogelijk aanleidingen tot demonstraties van zoveel mogelijk vrouwelijk schoon. De altijd in de zaal aanwezige politie is daarbij bereid een oogje dicht te doen, zulks in tegen stelling tot het publiek, dat in de pauze in de zogenaamde Bar Mauresque nog een intiemere show krijgt' voorgezet. Deze speelt zich af op een heel klein toneeltje, een schavotje bijna. Na de eerste nummers gaan er ouvreuses rond met een grote col lectebus, waarvan de inhoud nageteld wordt achter het décor op voor ieder een hoorbare wijze. Valt de opbrengst mee, dan danst er vervolgens nog een uit zonderlijke schoonheid en anders moet men maar met iets bescheidener en kortstondi- ger charme genoegen ne men. In die bar moet ieder een staan. Slechts de eerst- komenden kunnen op ruw houten banken plaats ne men. Het merkwaardige is, dat men niet of nauwelijks klapt voor het gracieus gebodene. Ook bij het gewone pro gramma niet, waarvan men dan ook doorgaans kan zeg gen dat het weinig om het lijf heeft. De mannequins verlaten bij de finales het toneel voor het maken van een ereronde op een brede loopplank over de bak, waarin het viermans-or- kestje modedeuntjes toetert. Langs de wanden zijn le vensgrote spiegels aangebracht, zodat er geen einde aan het kokette heupwiegen schijnt te komen. Terzijde bevinden zich de loges der habitués, die precies we ten wanneer hun favorieten aan de beurt zijn en dan ook niet eerder verschijnen. Zij hebben niet de minste aandacht voor de acrobaten en goochelaars, die voor de nodige afwisseling zorgen. De toegangsprijzen zijn naar Parijse maatstaven niet hoog. En wat merkwaar diger is: Concert Mayol is het enige theater in de Franse hoofdstad waar iedere dag twee voorstellingen worden gegeven, het hele jaar door, des middags en des avonds. De populariteit is thans zo groot, dat men met twee troepen werkt, die beurtelings op tournée gaan door de provincie, maar ook naar het buitenland. D. K. ten. Een jaar of twintig. Dik, golvend haar en treurige ogen. Hij droeg een versleten jasje, zijn stropdas zat scheef. De jongen maakte het suikerzakje leeg in zijn kop koffie en begon te roeren. Hij dronk de koffie zwart. Daarna haalde hij een pakje sigaretten uit de zak van zijn jasje tevoor schijn. Er waren nog twee sigaretten in het pakje Een ervan bood hij Anna aan. Zij nam de sigaret. Het is mooi weer, zei de jongen. Ja, zei Anna. Mooi weer. U komt hier zeker niet vandaan, zei de jongen. Nee, zei Anna. Ik woon hier pas een week. Een prachtige stad. Een prachtige stad, zei hij. Dat is het zeker. Hij rookte met korte, driftige halen. Af en toe veegde hij met de hand over zijn voor hoofd. Zijn haar wilde steeds voorover val len. Hij knipperde aanhoudend met zijn ogen. Hij had een bleke, ongezonde ge laatskleur. Maar duur, zei hij. Hoe bedoelt u? vroeg Anna. Duur, zei de jongen. Het is duur leven In de stad. Anna knikte. Ze keek naar buiten. Het verkeer werd niet langer opgehouden. Er fietste een vrouw voorbij met een hondje in een mand op haar bagagedrager. Het was een jonge poedel. Dat vind ik niet mooi, zei Anna. Wat zegt u? vroeg de jongen. Dat ze die poedels scheren, zei Anna. Dat vind ik niet mooi. Er is zoveel niet mooi, antwoordde hij. Vorige week, zei de jongen. Ja, zei Anna. Mijn geld geratst, vervolgde hij. Mijn hele maandloon geratst, vorige week. Ten minste wat ik er nog van over had. Pro beer zo eens te leven. Gestolen? vroeg Anna. Gestolen, zei de jongen. Anna keek hem vol medelijden aan. Dat is erg, zei ze. Hoe moet u nou? Hoe moet ik nou, zei de jongen. Inder daad. En de politie? vroeg Anna. Diezei de jongen. Hij haalde zijn schouders op. Nee, zei hij. Die geeft alleen maar bon netjes als je achterlicht niet brandt. Tekening door Clémentine van Lamsweerde Wat zei u? vroeg ze aan de jongen. Ik zei, antwoordde deze, dat ik vorige week gegapt heb wat ik krijgen kon. Gegapt? vroeg Anna. Gestolen? Juist, zei de jongen. Drie boeken, aan een boekenstalletje. Die kerel keek even niet. Ik heb ze ergens anders verkocht. Het was niet veel. Je moet uitkijken, kleine beetjes tegelijk. Lieve help, zei Anna. U praat zo bitter. Inderdaad, zei de jongen. Verder kle ren van mijn hospita. Dat wijf zuigt alles uit me wat ze kan. Daar heb ik niet mee te doen. En op mijn werk, natuurlijk. Klei ne beetjes tegelijk. Ik zou dat toch maar laten, zei Anna. Stelen is slecht, dat weet u. U zult er nog eens het gevang mee indraaien. U moet fatsoenlijk zijn. Fatsoenlijk, daar zegt u wat, merkte hij op. Vanmorgen, zei hij. Hij haalde iets uit zijn zak. Het was een gouden dameshor loge. Hij toonde het Anna in de palm van zijn hand. Ik moest een boodschap doen voor mijn baas. Ik kwam door het park. Even van de zon genieten, dacht ik, en ging op een bankje zitten. Er zat een vrouw naast me te lezen. Tussen ons in een stapel boeken waarop ze haar bril en horloge gelegd had. Opeens begon er aan de vijver een kind te huilen. Ik denk dat zij de moeder was, want ze vloog erheen. En u nam het horloge, zei Anna. Bah. Bah bah en nogmaals bah, zei Anna. Ba bah en nogmaals bah, zei Anna. Ze keek strak voor zich uit. De jongen legde het horloge op tafel. Zuiver goud, zei hij. Anna antwoordde niet. Kom nou zus, zei de jongen. Ik heb sympathie voor u, zei Anna. Maar ook verachting. U heeft het moeilijk. Maar iedereen heeft het moeilijk. Stel je voor dat alle mensen elkaar gingen bero ven, omdat ze in de put zitten. Dat zou wat moois zijn. Ze doen al niet anders, zei de jongen. Nou, dan ga ik maar, zei hij, toen ze een tijdje hadden gezwegen. Hij stond op ,,'s Middags, klokslag twaalf uur, de 28e Augus tus 1749, werd ik te Frank fort aan de Main geboren" vertelt Goethe in zijn „Dichtung und Wahrheit". De burgers van Frankfort vernamen de gebeurtenis uit de advertentie, welke de vader van de dichter op de 2de September liet ver schijnen in de Ordcntliche Wöchentliche Frankfurter Frag- und Anzeigungs- nachrichten, waarvan men nog heden een exemplaar toont aan de bezoekers van het herrezen Goethe-Huis te Frankfort. Het oude Goethe-Huis, gelegen Gros ser Hirschgraben 23, werd op 22 Maart 1944 bij een luchtaanval volkomen ver woest. Vele deskundigen hebben het onmogelijk geacht, het Goethehuis weer op te bou wen, maar toch zijn archi tect Keiler en zijn mede werkers er in geslaagd. Tot het behangselpapier en de spijkers in de vloeren toe, alles is een getrouwe na bootsing van het oorspron kelijke gebouw. Voor zover zulks mogelijk was, heeft men hiervoor oud materi aal gebruikt. Toen Goethe's vader het huis verwierf, was het al een paar eeu wen oud en herhaaldelijk veranderd. In 1754 werd het geheel verbouwd en ook nu heeft men de in druk, of het oude huis weer eens gerestaureerd is geworden. Sommige bijzon derheden zijn zelfs echter dan voorheen, daar men zich thans aan de oude plannen heeft gehouden. De inboedel, welke op zestien verscheidene plaat sen was opgeborgen, staat weer op zijn oude plaats. In de benedenverdieping bevindt zich de eetkamer met de meubels van Goe the's moeder. In de keu ken blinkt het koper. Men vindt er ook een water pomp, zoals slechts weinige patriciërshuizen der stad er een bezaten. Op de eerste verdieping lijkt het, of het „statievertrek" weer op voorname gasten wacht. Langs de wanden van de muziekkamer staan de ou de eerbiedwaardige instru menten. Men vindt hier al le dingen weer, 'welke men vroeger in het Goethehuis kon bewonderen: het ma rionettentheater, de gravu res, die Goethe's vader van zijn reis naar Italië had meegebracht, de merk waardige klok van Hofrat Hiisgen en wat al niet meer. Op de tweede verdieping bevinden zich de eigenlijke woonvertrekken van de fa milie Goehe. Hier had de vader zijn studeerkamer. Hier is de kamer, waar de dichter werd geboren. Op de derde verdieping be treedt men eerbiedig de studeerkamer van de dich ter. Hier staat de schijfta fel, waaraan Götz von Ber- lichingen, Die Leiden des jungen Werthers, Clavigo en de eerste Faust werden geschreven. In dit huis heeft Goethe ook als advocaat gewerkt: tot in 1810 stond hij in het register van de advocaten van Franfort vermeld. en groette Anna. Anna groette niet terug. Ze had honger. Ze keek naar de mensen in de lunchroom. De dame met de drie sa lades veegde haar mond af met de rug van haar hand. Op iedere schaal was nog wat over. Een jongeman en een meisje voerden elkaar schijfjes banaan. Het meisje droeg een witte japon met groen bladermotief. Zij lachte. Haar tanden waren blinkend wit. Het jongetje, dat Johnny heette, kreeg een klap van zijn moeder. Stouterd, zei ze. Ach Adelei, zei de oude dame naast haar, hij heeft het niet zo bedoeld. Bedoeld of niet, zei de vrouw, hij hoeft geen taart uit te spugen.. Dat is zonde van het geld. Anna keek naar buiten. De zon scheen. Aan de overkant waren twee meisjes be zig touwtje te springen op het trottoir. Een van de twee gaf de ander opeens een duw, zodat ze op de grond viel. Anna zag een elegant geklede jonge vrouw een auto bin nen wippen. Een man met een bruin ge zicht zoende haar flink voor hij de auto startte. De vrouw legde een arm om zijn schouders heen. Er kwam een oude heer tegenover Anna zitten. Hij droeg een knijpbril op een lan ge scherpe neus. Hij had een baard. Uit zijn binnenzak haalde hij een krant te voorschijn die hij openvouwde. Dat horloge, zei hij tegen Anna. Hij wees naar het horloge dat op de tafel lag. Is dat van u? Hij schoof het naar Anna toe. Ja, zei Anna. Dat is van mij. Ze deed het horloge om haar pols, greep haar tas en wandelde zonder haast de lunchroom uit. (Nadruk verboden) ,,'T IS EEN WURMENBAKKIE, meneer", zo riep ons een vertwijfelde man toe, die met zijn schreeuwende nakomelingschap achterop tegen de stroom van dagjesmen sen op landinwaarts fietste, „ik ga terug". Dat laatste was ons reeds opgevallen. Het was in het gevorderde morgenuur van zo'n dag, waarop de afwezigheid van wenk en de aanwezigheid van zon toevallig samen treffen. En toen een verhitte ijsjesman achter de duinreep behaaglijk diep in zijn vrieskoker tastte, zei hij lijdzaam: „We zullen nou geen last hebben van Colorado kevers op het strand". Wij wilden wel eens weten waarom niet. Hij begon krachtig te lachen en riep „ze kenne der niet meer bij!" Aan gene zijde van de duinen zagen wij inderdaad, dat de kevers hier weinig ge legenheid was gelaten: zij zouden slechts rug- en buiklandingen uit kunnen voeren. Wij konden wel over de hoofden lopen. Maar omdat dat misschien niet overal goed opgenomen zou worden, hebben wij maar een andere weg bewandeld om een plaatsje onder de zon te zoeken. Onder de strand- bevolking waren zo te horen wel enige Amsterdammers en die laten in het alge meen niet over zich lopen. Behoedzaam dus, als tussen landmijnen door, hebben wij ons voortbewogen temidden van al die zachtjes aanbrandende gestalten. Wij verwachtten een explosie toen wij op een der grootste exemplaren hadden getrapt. Maar hij lach te zeer breed en stelde vast dat zijn vel hem tóch te wijd was. Dat was een bemoedigende verklaring. Met een spontaan zwak voor alle Amster dammers schuifelden wij verder, een tikje vrijmoediger nu. Helaas morsten onze voeten toen opeens zand over een geheel aangekleed mannetje. Hij begon woedend op zijn vest te slaan en zette ons na. Maar gelukkig struikelde hij al spoedig over een dame, die een appeltje zat te schillen en onmiddellijk bereid bleek om er ook nog eentje met hèm te schillen. Gelukkig vonden wij nog een tamelijk afgekalfde familiekuil, waarin wij ons be haaglijk hebben uitgestrekt. Rechts van ons werden wij een jongen en een meisje gewaar, die klaarblijkelijk meenden, dat de inwerking van de zonneschijn intenser zou zijn naarmate zij elkander krachtiger omknelden. Links zat een jongetje met gevoel voor tegenstellingen „Alleen op de wereld" te lezen. En voor ons lag een bal. die er ineens niet meer was. Wie hem had opgeraapt was in de menigte niet meer na te gaan. Verloofde paartjes en verhuurde paardjes stapten loom door het water, om- plensd door kinderen. Behoedzaam als een maraboe, die vis in de buurt weet, ging ook een bejaarde te water. Hij was geheel in het zwart gekleed en hield zijn schoeisel in de linker- en zijn tas met boterhammetjes in de rechterhand. Achterlaten op het strand had geen zin, men zou de plaats toch niet terugvinden. Wij werden al spoedig uit de eerste slaap gewekt door een kleutertje, dat zakelijk als iemand, die zoiets al meer bij de hand heeft gehad, vroeg of wij haar naar de „plietsie" wilden brengen, want haar ouders waren onvindbaar. Op weg erheen vroegen wij ons af hoe het daar met die drukte zou zijn, misschien wel: la open, kind er in, la dicht, kaart in het registerMaar halverwege kwamen wij de moeder tegen, die er niet „over-uit" kon, dat men nou toch iemand die men zocht, hier zómaar tegen kon komen! OP DE BOULEVARD hebben wij alles nog eens overzien. En wij dachten aan wat de vluchteling ons had toegeschreeuwd: een wurmenbakje. Daarmee was de situa tie misschien wel een beetje grof geschetst, bovendien hield het een verwijt in. Wie viel hier iets te verwijten? De men sen, die er teveel waren? Maar hoorden u en wij nu bij het teveel of bij de toelaat bare hoeveelheid? Ligt de fout niet veeleer bij de overheid, die in zoveel zaken orde nend meent te moeten optreden en hier op het strand het vrije spel der maatschap pelijke krachten maar laat betijen? Wij lichten daarom vast enkele tips op van een saneringsplan, dat de toestand in de kustgebieden aanzienlijk zal verlichten. Het berust op een verdeling van het strand in rechthoekige, genummerde vakken en plaatsbespreking. Het zou de zaak over zichtelijker maken en bovendien teleur stelling voorkomen. Strandjuffrouwen zou den de bezoekers aan de hand van hun plaatsbewijzen naar hun vakken kunnen geleiden, of naar badstoelen, die in een rij als loge opgesteld zouden kunnen worden. Het instellen van rangen zou niet bezwaar lijk zijn, indien men toch eenmaal voor deze vakjes-oplossing zou hebben gekozen. Bijvoorbeeld: parterre en demi-parterre, waarbij men de benen reeds in zee heeft. De strandjuffrouwen in de gangpaden zou den tevens allerlei verversingen, zoals schuimpjes en zeerepen, kunnen verkopen. Het gekrioel en het gekronkel zou afgelo pen zijn. Ook het morsen van zand op vreemde lijven. Men zou het er eens een tijdje met dit plan kunnen proberen. Men ziet maar. In ieder geval, ingrijpen of geen ingrij pen, de aanblik van de zonnende menigten zal de exploitanten steeds tevreden stellen, want dan gaat het hun in de meest letter lijke zin naar den vleze. KO BRUGBIER. Het festival van Aix-en-Provence, dat van 10 tot 30 Juli wordt gehouden, omvat wat de concertprogramma's betreft, werken van Mozart, Vivaldi, Bach, Handel, Beethoven, Schubert, Schumann tot Milhaud, Britten, Roussel en de eerste werken van Daniel Lesur, J. de Castarede, Lennox-Berkely, Hindemith, benevens een „Quaturo" van Claude Delvincourt, dat reeds voor de dood van deze componist op het programma stond en waarvan de uitvoering de vorm zal aannemen van een eerbetoon. Het operaprogramma bevat werken als: „Don Juan" en „De ontvoering uit het Serail" van Mozart, met décors van Cassandre en Dérain, de creatie van „Les Caprices de Marianne" van Henri Sauguet (décors van Wakhévitch) en ten slotte „Mireille" van Gounod (met choreografie van John Taras). Ergens op een eenzame plek in het Noor den van het Kennemer duingebied staat een huis, waar een beroemde dichter ge ruime tijd in alle stilte heeft gewoond. Ge moogt de omgeving niet betreden, indien ge niet een kaart kunt tonen, die u nadruk kelijk daartoe machtigt. Het zou onjuist zijn hierin een bewijs van eerbied te zien jegens de overigens al lang overleden dich ter. Het is meer in het algemeen een maat regel, die het een of andere bestuurs lichaam uit overwegingen van natuurbe scherming of zomaar uit eigenaarstrots heeft genomen en die een uitgestrekt grondgebied omvat. Tot nu toe heb ik niet vernomen, dat adspirant-bedevaartgangers naar dit huis zich ooit over deze vrijheidsbeperking heb ben beklaagd, hetgeen, gezien het feit dat het aantal dezer belangstellenden mini maal is, geen verwondering hoeft te baren. Het huis staat daar vrijwel onopgemerkt zijn bestaan te slijten, terwijl de stoffelijke resten van de beroemde overledene even onopgemerkt in de schoot van een ver kerkhof rusten. Ik zou waarschijnlijk deze rust ik bedoel die van het huis nooit verbroken hebben, indien ik niet op een dag in de buurt er van was beland en op de gedach te gekomen een kleine bedevaart te onder- Van het bekende boek „Zeilen" door M. Ruytenschildt is bij de N.V. Uitgevers maatschappij „Kosmos" thans reeds een vijfde druk verschenen en dit wil toch wel zeggen, dat dit met talrijke tekeningen en foto's door G. L. W. Oppenheim ge- illustreerde boek zeer zeker in de practijk onervaren zeilers onschatbare diensten kan bewijzen. Ook zij, die reeds langere tijd het roer van een zeilboot in handen heb ben, zullen nog dikwijls dit uitgebreide werk raadplegen. De vijfde druk is uiteraard opnieuw aan gepast aan de gewijzigde omstandigheden. Uitvoerig worden thans de vrij nieuwe boten uit de Jeugdklasse en uit de Flying Dutchmanklasse beschreven. Het hoofd stuk over het wedstrijdzeilen is in overeen stemming gebracht met het nieuwe regle ment. Al met al een gedegen naslagwerk, dat talrijke nuttige wenken aan de water sportliefhebbers geeft. Bert Schierbeek heeft na een langdurige tocht door Italië zijn indrukken over dit land prijs gegeven aan het reizend publiek in zijn bij de Bezige Bij in Amsterdam uit gegeven „Op reis door Italië". En deze impressies waren talrijk. Te tal rijk waarschijnlijk, want de schrijver heeft alle moeite gedaan om zoveel mogelijk ge gevens uit alle mogelijke steden, dorpen en gehuchtjes in een enigszins redelijke volg- c orde op te sommen. Hij is hierin slechts tot op zekere hoogte geslaagd. En het ge volg is dan ook, dat het tweede gedeelte van het boekje, waarin hij alle delen van het zo schone Italië apart beschrijft, meer lijkt op een droge eentonige reisgids dan op een gezellige vertelling over het doen en laten van de Italianen. En dat is een teleurstelling, vooral na lezing van het eerste gedeelte van dit werkje, waarin de auteur zijn indrukken weergeeft over de geschiedenis en het ont staan van het Apennijns schiereiland. Dan geeft hij ook enkele bijzonder nuttige aan wijzingen over de gewoonten van het Zuidelijke volk, welke de Nederlandse tou rist zeer zeker van pas zullen komen. Lotte Ruting zorgde voor een grappige bandomslag en voor een serie kleine, maar kostelijke illustraties. „Wat dient u te weten? een populaire wetsuitlegging', raadgevingen en wenken voor iedereen omtrent onderwerpen, waar mede men in het dagelijks leven te maken kan krijgen". Zo luidt de titel van een bij de uitgeverij Mulder Co. verschenen boekje, samengesteld door C. A. v. d. Ha ven en A. W. Willems. En hieronder valt vrijwel alles, waarmede men rekening moet houden in het dagelijks bestaan om precies binnen de paden van de wet te blijven wandelen. Het boekje geeft raad bij alle mogelijke zaken, die betrekking hebben op de wettelijke kanten van het huwelijk, het veranderen van woonplaats, het kiezen van vertegenwoordigende licha men enzovoort. Een bijzonder waardevol werk, dat eigenlijk tegelijk met het trouw boekje aan jonggehuwden zou moeten wor den overhandigd. H. d. G. (Uit „Paris Match") nemen. Men besluit tot zulke dingen in een opwelling van nieuwsgierigheid en piëteit en dat te eerder, wanneer het mooi weer is en het uitstapje louter genoegen belooft. Het weer liet die dag weinig te wensen. Terwijl ik door de zonnige voor-» jaarsatmosfeer stapte, schraapte ik in mijn geheugen rond naar versregels van de dichter in kwestie. Het was een gemakkelijke weg. Iemand had mij deze eens uitgeduid. En het bord dat mij de toegang tot het terrein verbood, vormde ook geen hindernis, want ik pas seerde het al was het lucht. Bij deze wets overtreding hield ik mijn geweten zuiver met de gedachte dat ik geen kwaad in da zin had en dat ik, indien betrapt, er graag enige guldens voor over had. Poëtische woorden mompelend vervolgde ik mijn weg tussen bloeiende berkjes en geurig helmgras, de blik gespitst op het huis, dat nu ieder ogenblik voorbij een bocht kon opdoemen. Waar het aan lag, begreep ik niet, maar na een wandeling van tien mi nuten waren mijn ogen nog door niets an ders gestreeld dan door natuurverschijnse len, wat niet klopte met de mij verstrekte gegevens. Ik dacht aan een onjuiste voor lichting en liep door. Zelfs een kwartier later had ik mijn blijmoedigheid nog niet verloren. Daar kwam vrij plotseling een einde aan. Ik schreed een geopend hek door en stond op een verkeersweg, die mij wonderwel be kend voorkwam. Na dat ik mijn ogen had uitgewreven, consta- terde ik dat ik bij het -\ bord stond dat mij "5 diezelfde middag reeds de toegang tot het terrein daarachter had ontzegd. Onge merkt was dus mijn bedevaart een cirkel gang geworden en ik had mij het citeren van oude versregels wel kunnen besparen. Nochtans voelde ik mij niet geheel on voldaan, want ik ben nu eenmaal ontvan kelijk voor de schoon heid der natuur. En bovendien had ik de wet overtreden zon der dat ik daarvoor ter verantwoording was geroepen, al kon het feit dat ik mijn doel was misgelopen als een vorm van be straffing gelden. Van daar dat ik, ■oen ik ten tweeden male en nu met suc ces op zoek ging naar het bewuste huis een wapen tegen het noodlot meenam, in de vorm van een wandelkaart. M. MOK

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16