A/Xf/XfA -1
fiet Concept WlcLtyvC
HET HUIS VAN GOETHE HERBOUWD
Plaatsjes
Een kleine bedevaart
Nieuwe uitgaven
m,r7
ONDER DE ZON
Festival 1954 van Aix*eJi4Provence
Boek over het zeilen
„Op reis door Italië"
„Wat dient u te weten?"
Om een uur of twaalf kreeg Anna ver
schrikkelijke honger. Zij had de hele och
tend nog niets gegeten. Zij haalde haar
beurs uit haar tas en wierp er een blik in.
Alsof ze zo niet wist, hoeveel geld ze be
zat. Veertig cent. Anna nam een besluit en
trad een lunchroom binnen. Het was een
gelegenheid met het systeem van zelfbe
diening. Zij kocht een gebakje en ging aan
een der tafeltjes bij het raam zitten. Dit
waren hoge tafeltjes, met krukken ervoor.
Je kon de straat goed overzien. Anna keek
naar het verkeer. Er was een tram tégen
een auto gebotst. Agenten hielden de
nieuwsgierige menigte op een afstand.
Daarna keek zij naar haar gebakje.
Ze nam zich voor, bijzonder kleine hapjes
te nemen. Ieder hapje zou vijf minuten
duren. Na twee minuten echter had ze het
gebakje helemaal op. Anna wiste haar
mond af met haar zakdoek.
Ze liet haar blikken om zich heen dwalen.
Het was vol met etende mensen. Ook en
kelen, die doelloos voor zich uitstaarden.
Een beetje als Anna. Een jongetje zat ge
hurkt onder een tafel. Hij had licht blau
we ogen en lange zwarte haren, die be
koorlijk krulden. Het kind raapte iets op
en stak het in zijn mond. Een meisje nam
met zichtbaar welbehagen een trek van
haar sigaret. De rook, die uit haar neus
kwam, wapperde als een sluier voor haar
ogen. Een eindje verderop zat een vrouw
met drie schoteltjes vruohtensla voor zich.
Zij at alleen met haar vork. Op haar ge
makje prikte zij beurtelings in elk der drie
schalen. Zij had daarbij één van haar el
lebogen op tafel geplant. Aan haar kin
kleefde een stukje slablad.
Er kwam een jongen tegenover Anna zit-
Ik weet het niet, zei Anna weifelend.
Terugratsen, zei de jongen. Dat is het
enige.
Hoe bedóelt u? vroeg Anna weer.
De jongen nam een stevige laatste trek en
drukte zijn sigaret uit in de asbak.
Zoals ik u zeg, zei hij. Terugratsen. Ha
len wat je krijgen kan. Iedereen zet een
klem op je neus. Doe het ook als je de
kans krijgt.
Maar nee, zei Anna heftig. Dat is geen
opvatting.
Is dat geen opvatting, zei de jongen.
Zo, zo.
Anna keek om zich heen. Het kind zat nog
steeds gehurkt onder het tafeltje. Het had
een verlegen blik.
Johnny, riep een vrouw aan het tafeltje.
Zij droeg tamelijk veel rouge op haar wan
gen. Aan haar oren hingen lange, glinste
rende bellen.
Johnny, ze ze, waar is Johnny?
Die zit onder de tafel, zei een oudere
vrouw naast haar.
Onder de tafel! riep de vrouw, wat is
dat voor een manier? Johnny, sta op.
Het jongetje kwam overeind en ging bij
de vrouw staan. Zij schudde hem heen en
weer.
Anna doofde haar sigaret.
Als een Nederlandse toerist zich in het
uitgaansleven van Parijs wil storten en
speciaal de frivole kant daarvan begeert
te leren kennen, dan denkt hij in de eerste
plaats aan de Folies Bergère, de Moulin
Rouge, aan Mogador misschien. Voor deze
vreemdelingenindustrie heeft de echte Pa-
rijzenaar veel van zijn belangstelling ver
loren. Wil hij van een demi-mondaine-
revue genieten, dan zal hij zich veeleer
naar de Rue de l'Echiquier (métro: Strass-
bourg-St. Denis) begeven, waar zich het
Concert Mayol bevindt.
Het naar die weidse naam luisterende
vermaaksbedrijf bestaat al sinds 1331. Tal
rijke sterren van nu ver
wierven er in de loop der
tijden hun eerste glans:
Lucienne Boyer bij voor
beeld, maar ook Fernandel,
die door de tegenwoordige
directeur Paul Lefebvre
onder het pseudoniem Paul
Ensia als eerste komiek is
opgevolgd. Ook de zan
geres Lili Pons heeft hier
eens een seizoen meege
werkt aan een programma,
waarin kostbare bontman
tels en met paarlen bestik-
te japonnen met geen an
der doel worden gedragen
dan om de zich daaronder
bevindende lichamen met
temeer luister te onthullen.
Tussen twee haakjes: die
mannequins hebben geen slecht salaris. Zij
ontvangen gemiddeld zo'n vijfhonderd gul
den per maand. De grote vedette is een
zekere Magda „zéér populair bij het
verwende publiek!" zo verzekerde ons de
zakelijke leider Alex Denis in een gesprek,
dat wij met hem hadden in zijn kajuit-ach-
tig kantoortje vlak achter het toneel. Op
onze vraag of zij een artiste was, dus zong
of danste, antwoordde hij eenvoudig: „Wel
nee, zij is een heel mooie vrouw!" De toon
suggereerde iets van: „Wat kunt u nog
meer van het leven verlangen?" en zijn
uiterlijke verschijning is daar in overeen
stemming mee.
Alle revues worden geschreven door Lu-
cien Rimels, die zelf in enkele sketches
meespeelt. Van enige kwaliteit zijn deze
teksten niet. Ze hebben trouwens alleen tot
taak het verschaffen van zoveel mogelijk
aanleidingen tot demonstraties van zoveel
mogelijk vrouwelijk schoon. De altijd in de
zaal aanwezige politie is daarbij bereid
een oogje dicht te doen, zulks in tegen
stelling tot het publiek, dat in de pauze in
de zogenaamde Bar Mauresque nog een
intiemere show krijgt' voorgezet. Deze
speelt zich af op een heel klein toneeltje,
een schavotje bijna. Na de eerste nummers
gaan er ouvreuses rond met een grote col
lectebus, waarvan de inhoud nageteld
wordt achter het décor op voor ieder
een hoorbare wijze. Valt de opbrengst
mee, dan danst er vervolgens nog een uit
zonderlijke schoonheid en anders moet men
maar met iets bescheidener en kortstondi-
ger charme genoegen ne
men. In die bar moet ieder
een staan. Slechts de eerst-
komenden kunnen op ruw
houten banken plaats ne
men. Het merkwaardige is,
dat men niet of nauwelijks
klapt voor het gracieus
gebodene.
Ook bij het gewone pro
gramma niet, waarvan men
dan ook doorgaans kan zeg
gen dat het weinig om het
lijf heeft. De mannequins
verlaten bij de finales het
toneel voor het maken van
een ereronde op een brede
loopplank over de bak,
waarin het viermans-or-
kestje modedeuntjes toetert.
Langs de wanden zijn le
vensgrote spiegels aangebracht, zodat er
geen einde aan het kokette heupwiegen
schijnt te komen. Terzijde bevinden
zich de loges der habitués, die precies we
ten wanneer hun favorieten aan de beurt
zijn en dan ook niet eerder verschijnen.
Zij hebben niet de minste aandacht voor
de acrobaten en goochelaars, die voor de
nodige afwisseling zorgen.
De toegangsprijzen zijn naar Parijse
maatstaven niet hoog. En wat merkwaar
diger is: Concert Mayol is het enige theater
in de Franse hoofdstad waar iedere dag
twee voorstellingen worden gegeven, het
hele jaar door, des middags en des avonds.
De populariteit is thans zo groot, dat men
met twee troepen werkt, die beurtelings op
tournée gaan door de provincie, maar
ook naar het buitenland.
D. K.
ten. Een jaar of twintig. Dik, golvend haar
en treurige ogen. Hij droeg een versleten
jasje, zijn stropdas zat scheef. De jongen
maakte het suikerzakje leeg in zijn kop
koffie en begon te roeren. Hij dronk de
koffie zwart. Daarna haalde hij een pakje
sigaretten uit de zak van zijn jasje tevoor
schijn. Er waren nog twee sigaretten in
het pakje Een ervan bood hij Anna aan.
Zij nam de sigaret.
Het is mooi weer, zei de jongen.
Ja, zei Anna. Mooi weer.
U komt hier zeker niet vandaan, zei de
jongen.
Nee, zei Anna. Ik woon hier pas een
week. Een prachtige stad.
Een prachtige stad, zei hij. Dat is het
zeker.
Hij rookte met korte, driftige halen. Af en
toe veegde hij met de hand over zijn voor
hoofd. Zijn haar wilde steeds voorover val
len. Hij knipperde aanhoudend met zijn
ogen. Hij had een bleke, ongezonde ge
laatskleur.
Maar duur, zei hij.
Hoe bedoelt u? vroeg Anna.
Duur, zei de jongen. Het is duur leven
In de stad.
Anna knikte. Ze keek naar buiten. Het
verkeer werd niet langer opgehouden. Er
fietste een vrouw voorbij met een hondje
in een mand op haar bagagedrager. Het
was een jonge poedel.
Dat vind ik niet mooi, zei Anna.
Wat zegt u? vroeg de jongen.
Dat ze die poedels scheren, zei Anna.
Dat vind ik niet mooi.
Er is zoveel niet mooi, antwoordde hij.
Vorige week, zei de jongen.
Ja, zei Anna.
Mijn geld geratst, vervolgde hij. Mijn
hele maandloon geratst, vorige week. Ten
minste wat ik er nog van over had. Pro
beer zo eens te leven.
Gestolen? vroeg Anna.
Gestolen, zei de jongen.
Anna keek hem vol medelijden aan. Dat
is erg, zei ze. Hoe moet u nou?
Hoe moet ik nou, zei de jongen. Inder
daad.
En de politie? vroeg Anna.
Diezei de jongen. Hij haalde zijn
schouders op.
Nee, zei hij. Die geeft alleen maar bon
netjes als je achterlicht niet brandt.
Tekening door
Clémentine van
Lamsweerde
Wat zei u? vroeg ze aan de jongen.
Ik zei, antwoordde deze, dat ik vorige
week gegapt heb wat ik krijgen kon.
Gegapt? vroeg Anna. Gestolen?
Juist, zei de jongen. Drie boeken, aan
een boekenstalletje. Die kerel keek even
niet. Ik heb ze ergens anders verkocht. Het
was niet veel. Je moet uitkijken, kleine
beetjes tegelijk.
Lieve help, zei Anna. U praat zo bitter.
Inderdaad, zei de jongen. Verder kle
ren van mijn hospita. Dat wijf zuigt alles
uit me wat ze kan. Daar heb ik niet mee
te doen. En op mijn werk, natuurlijk. Klei
ne beetjes tegelijk.
Ik zou dat toch maar laten, zei Anna.
Stelen is slecht, dat weet u. U zult er nog
eens het gevang mee indraaien. U moet
fatsoenlijk zijn.
Fatsoenlijk, daar zegt u wat, merkte
hij op.
Vanmorgen, zei hij. Hij haalde iets uit
zijn zak. Het was een gouden dameshor
loge. Hij toonde het Anna in de palm van
zijn hand.
Ik moest een boodschap doen voor mijn
baas. Ik kwam door het park. Even van
de zon genieten, dacht ik, en ging op een
bankje zitten. Er zat een vrouw naast me
te lezen. Tussen ons in een stapel boeken
waarop ze haar bril en horloge gelegd had.
Opeens begon er aan de vijver een kind
te huilen. Ik denk dat zij de moeder was,
want ze vloog erheen.
En u nam het horloge, zei Anna. Bah.
Bah bah en nogmaals bah, zei Anna.
Ba bah en nogmaals bah, zei Anna.
Ze keek strak voor zich uit. De jongen
legde het horloge op tafel.
Zuiver goud, zei hij. Anna antwoordde
niet.
Kom nou zus, zei de jongen.
Ik heb sympathie voor u, zei Anna.
Maar ook verachting. U heeft het moeilijk.
Maar iedereen heeft het moeilijk. Stel je
voor dat alle mensen elkaar gingen bero
ven, omdat ze in de put zitten. Dat zou
wat moois zijn.
Ze doen al niet anders, zei de jongen.
Nou, dan ga ik maar, zei hij, toen ze
een tijdje hadden gezwegen. Hij stond op
,,'s Middags, klokslag
twaalf uur, de 28e Augus
tus 1749, werd ik te Frank
fort aan de Main geboren"
vertelt Goethe in zijn
„Dichtung und Wahrheit".
De burgers van Frankfort
vernamen de gebeurtenis
uit de advertentie, welke
de vader van de dichter op
de 2de September liet ver
schijnen in de Ordcntliche
Wöchentliche Frankfurter
Frag- und Anzeigungs-
nachrichten, waarvan men
nog heden een exemplaar
toont aan de bezoekers van
het herrezen Goethe-Huis
te Frankfort. Het oude
Goethe-Huis, gelegen Gros
ser Hirschgraben 23, werd
op 22 Maart 1944 bij een
luchtaanval volkomen ver
woest.
Vele deskundigen hebben
het onmogelijk geacht, het
Goethehuis weer op te bou
wen, maar toch zijn archi
tect Keiler en zijn mede
werkers er in geslaagd. Tot
het behangselpapier en de
spijkers in de vloeren toe,
alles is een getrouwe na
bootsing van het oorspron
kelijke gebouw. Voor zover
zulks mogelijk was, heeft
men hiervoor oud materi
aal gebruikt. Toen Goethe's
vader het huis verwierf,
was het al een paar eeu
wen oud en herhaaldelijk
veranderd. In 1754 werd
het geheel verbouwd en
ook nu heeft men de in
druk, of het oude huis
weer eens gerestaureerd is
geworden. Sommige bijzon
derheden zijn zelfs echter
dan voorheen, daar men
zich thans aan de oude
plannen heeft gehouden.
De inboedel, welke op
zestien verscheidene plaat
sen was opgeborgen, staat
weer op zijn oude plaats.
In de benedenverdieping
bevindt zich de eetkamer
met de meubels van Goe
the's moeder. In de keu
ken blinkt het koper. Men
vindt er ook een water
pomp, zoals slechts weinige
patriciërshuizen der stad er
een bezaten. Op de eerste
verdieping lijkt het, of het
„statievertrek" weer op
voorname gasten wacht.
Langs de wanden van de
muziekkamer staan de ou
de eerbiedwaardige instru
menten. Men vindt hier al
le dingen weer, 'welke men
vroeger in het Goethehuis
kon bewonderen: het ma
rionettentheater, de gravu
res, die Goethe's vader van
zijn reis naar Italië had
meegebracht, de merk
waardige klok van Hofrat
Hiisgen en wat al niet meer.
Op de tweede verdieping
bevinden zich de eigenlijke
woonvertrekken van de fa
milie Goehe. Hier had de
vader zijn studeerkamer.
Hier is de kamer, waar de
dichter werd geboren. Op
de derde verdieping be
treedt men eerbiedig de
studeerkamer van de dich
ter. Hier staat de schijfta
fel, waaraan Götz von Ber-
lichingen, Die Leiden des
jungen Werthers, Clavigo
en de eerste Faust werden
geschreven.
In dit huis heeft Goethe
ook als advocaat gewerkt:
tot in 1810 stond hij in het
register van de advocaten
van Franfort vermeld.
en groette Anna. Anna groette niet terug.
Ze had honger. Ze keek naar de mensen
in de lunchroom. De dame met de drie sa
lades veegde haar mond af met de rug van
haar hand. Op iedere schaal was nog wat
over. Een jongeman en een meisje voerden
elkaar schijfjes banaan. Het meisje droeg
een witte japon met groen bladermotief.
Zij lachte. Haar tanden waren blinkend
wit. Het jongetje, dat Johnny heette,
kreeg een klap van zijn moeder.
Stouterd, zei ze.
Ach Adelei, zei de oude dame naast
haar, hij heeft het niet zo bedoeld.
Bedoeld of niet, zei de vrouw, hij hoeft
geen taart uit te spugen.. Dat is zonde van
het geld.
Anna keek naar buiten. De zon scheen.
Aan de overkant waren twee meisjes be
zig touwtje te springen op het trottoir. Een
van de twee gaf de ander opeens een duw,
zodat ze op de grond viel. Anna zag een
elegant geklede jonge vrouw een auto bin
nen wippen. Een man met een bruin ge
zicht zoende haar flink voor hij de auto
startte. De vrouw legde een arm om zijn
schouders heen.
Er kwam een oude heer tegenover Anna
zitten. Hij droeg een knijpbril op een lan
ge scherpe neus. Hij had een baard. Uit
zijn binnenzak haalde hij een krant te
voorschijn die hij openvouwde.
Dat horloge, zei hij tegen Anna. Hij
wees naar het horloge dat op de tafel lag.
Is dat van u?
Hij schoof het naar Anna toe.
Ja, zei Anna. Dat is van mij.
Ze deed het horloge om haar pols, greep
haar tas en wandelde zonder haast de
lunchroom uit.
(Nadruk verboden)
,,'T IS EEN WURMENBAKKIE, meneer",
zo riep ons een vertwijfelde man toe, die
met zijn schreeuwende nakomelingschap
achterop tegen de stroom van dagjesmen
sen op landinwaarts fietste, „ik ga terug".
Dat laatste was ons reeds opgevallen. Het
was in het gevorderde morgenuur van zo'n
dag, waarop de afwezigheid van wenk en
de aanwezigheid van zon toevallig samen
treffen. En toen een verhitte ijsjesman
achter de duinreep behaaglijk diep in zijn
vrieskoker tastte, zei hij lijdzaam: „We
zullen nou geen last hebben van Colorado
kevers op het strand". Wij wilden wel eens
weten waarom niet. Hij begon krachtig te
lachen en riep „ze kenne der niet meer
bij!"
Aan gene zijde van de duinen zagen wij
inderdaad, dat de kevers hier weinig ge
legenheid was gelaten: zij zouden slechts
rug- en buiklandingen uit kunnen voeren.
Wij konden wel over de hoofden lopen.
Maar omdat dat misschien niet overal goed
opgenomen zou worden, hebben wij maar
een andere weg bewandeld om een plaatsje
onder de zon te zoeken. Onder de strand-
bevolking waren zo te horen wel enige
Amsterdammers en die laten in het alge
meen niet over zich lopen. Behoedzaam dus,
als tussen landmijnen door, hebben wij ons
voortbewogen temidden van al die zachtjes
aanbrandende gestalten. Wij verwachtten
een explosie toen wij op een der grootste
exemplaren hadden getrapt. Maar hij lach
te zeer breed en stelde vast dat zijn vel
hem tóch te wijd was.
Dat was een bemoedigende verklaring.
Met een spontaan zwak voor alle Amster
dammers schuifelden wij verder, een tikje
vrijmoediger nu. Helaas morsten onze
voeten toen opeens zand over een geheel
aangekleed mannetje. Hij begon woedend
op zijn vest te slaan en zette ons na. Maar
gelukkig struikelde hij al spoedig over een
dame, die een appeltje zat te schillen en
onmiddellijk bereid bleek om er ook nog
eentje met hèm te schillen.
Gelukkig vonden wij nog een tamelijk
afgekalfde familiekuil, waarin wij ons be
haaglijk hebben uitgestrekt. Rechts van
ons werden wij een jongen en een meisje
gewaar, die klaarblijkelijk meenden, dat
de inwerking van de zonneschijn intenser
zou zijn naarmate zij elkander krachtiger
omknelden. Links zat een jongetje met
gevoel voor tegenstellingen „Alleen op de
wereld" te lezen. En voor ons lag een bal.
die er ineens niet meer was. Wie hem had
opgeraapt was in de menigte niet meer na
te gaan. Verloofde paartjes en verhuurde
paardjes stapten loom door het water, om-
plensd door kinderen.
Behoedzaam als een maraboe, die vis in
de buurt weet, ging ook een bejaarde te
water. Hij was geheel in het zwart gekleed
en hield zijn schoeisel in de linker- en zijn
tas met boterhammetjes in de rechterhand.
Achterlaten op het strand had geen zin,
men zou de plaats toch niet terugvinden.
Wij werden al spoedig uit de eerste slaap
gewekt door een kleutertje, dat zakelijk als
iemand, die zoiets al meer bij de hand heeft
gehad, vroeg of wij haar naar de „plietsie"
wilden brengen, want haar ouders waren
onvindbaar. Op weg erheen vroegen wij
ons af hoe het daar met die drukte zou
zijn, misschien wel: la open, kind er in,
la dicht, kaart in het registerMaar
halverwege kwamen wij de moeder tegen,
die er niet „over-uit" kon, dat men nou
toch iemand die men zocht, hier zómaar
tegen kon komen!
OP DE BOULEVARD hebben wij alles
nog eens overzien. En wij dachten aan wat
de vluchteling ons had toegeschreeuwd:
een wurmenbakje. Daarmee was de situa
tie misschien wel een beetje grof geschetst,
bovendien hield het een verwijt in.
Wie viel hier iets te verwijten? De men
sen, die er teveel waren? Maar hoorden u
en wij nu bij het teveel of bij de toelaat
bare hoeveelheid? Ligt de fout niet veeleer
bij de overheid, die in zoveel zaken orde
nend meent te moeten optreden en hier op
het strand het vrije spel der maatschap
pelijke krachten maar laat betijen?
Wij lichten daarom vast enkele tips op
van een saneringsplan, dat de toestand in
de kustgebieden aanzienlijk zal verlichten.
Het berust op een verdeling van het strand
in rechthoekige, genummerde vakken en
plaatsbespreking. Het zou de zaak over
zichtelijker maken en bovendien teleur
stelling voorkomen. Strandjuffrouwen zou
den de bezoekers aan de hand van hun
plaatsbewijzen naar hun vakken kunnen
geleiden, of naar badstoelen, die in een rij
als loge opgesteld zouden kunnen worden.
Het instellen van rangen zou niet bezwaar
lijk zijn, indien men toch eenmaal voor
deze vakjes-oplossing zou hebben gekozen.
Bijvoorbeeld: parterre en demi-parterre,
waarbij men de benen reeds in zee heeft.
De strandjuffrouwen in de gangpaden zou
den tevens allerlei verversingen, zoals
schuimpjes en zeerepen, kunnen verkopen.
Het gekrioel en het gekronkel zou afgelo
pen zijn. Ook het morsen van zand op
vreemde lijven. Men zou het er eens een
tijdje met dit plan kunnen proberen. Men
ziet maar.
In ieder geval, ingrijpen of geen ingrij
pen, de aanblik van de zonnende menigten
zal de exploitanten steeds tevreden stellen,
want dan gaat het hun in de meest letter
lijke zin naar den vleze.
KO BRUGBIER.
Het festival van Aix-en-Provence, dat van 10 tot 30 Juli wordt gehouden,
omvat wat de concertprogramma's betreft, werken van Mozart, Vivaldi, Bach,
Handel, Beethoven, Schubert, Schumann tot Milhaud, Britten, Roussel en de
eerste werken van Daniel Lesur, J. de Castarede, Lennox-Berkely, Hindemith,
benevens een „Quaturo" van Claude Delvincourt, dat reeds voor de dood van
deze componist op het programma stond en waarvan de uitvoering de vorm
zal aannemen van een eerbetoon.
Het operaprogramma bevat werken als: „Don Juan" en „De ontvoering uit
het Serail" van Mozart, met décors van Cassandre en Dérain, de creatie van
„Les Caprices de Marianne" van Henri Sauguet (décors van Wakhévitch) en
ten slotte „Mireille" van Gounod (met choreografie van John Taras).
Ergens op een eenzame plek in het Noor
den van het Kennemer duingebied staat
een huis, waar een beroemde dichter ge
ruime tijd in alle stilte heeft gewoond. Ge
moogt de omgeving niet betreden, indien
ge niet een kaart kunt tonen, die u nadruk
kelijk daartoe machtigt. Het zou onjuist
zijn hierin een bewijs van eerbied te zien
jegens de overigens al lang overleden dich
ter. Het is meer in het algemeen een maat
regel, die het een of andere bestuurs
lichaam uit overwegingen van natuurbe
scherming of zomaar uit eigenaarstrots
heeft genomen en die een uitgestrekt
grondgebied omvat.
Tot nu toe heb ik niet vernomen, dat
adspirant-bedevaartgangers naar dit huis
zich ooit over deze vrijheidsbeperking heb
ben beklaagd, hetgeen, gezien het feit dat
het aantal dezer belangstellenden mini
maal is, geen verwondering hoeft te baren.
Het huis staat daar vrijwel onopgemerkt
zijn bestaan te slijten, terwijl de stoffelijke
resten van de beroemde overledene even
onopgemerkt in de schoot van een ver
kerkhof rusten.
Ik zou waarschijnlijk deze rust ik
bedoel die van het huis nooit verbroken
hebben, indien ik niet op een dag in de
buurt er van was beland en op de gedach
te gekomen een kleine bedevaart te onder-
Van het bekende boek „Zeilen" door M.
Ruytenschildt is bij de N.V. Uitgevers
maatschappij „Kosmos" thans reeds een
vijfde druk verschenen en dit wil toch
wel zeggen, dat dit met talrijke tekeningen
en foto's door G. L. W. Oppenheim ge-
illustreerde boek zeer zeker in de practijk
onervaren zeilers onschatbare diensten kan
bewijzen. Ook zij, die reeds langere tijd
het roer van een zeilboot in handen heb
ben, zullen nog dikwijls dit uitgebreide
werk raadplegen.
De vijfde druk is uiteraard opnieuw aan
gepast aan de gewijzigde omstandigheden.
Uitvoerig worden thans de vrij nieuwe
boten uit de Jeugdklasse en uit de Flying
Dutchmanklasse beschreven. Het hoofd
stuk over het wedstrijdzeilen is in overeen
stemming gebracht met het nieuwe regle
ment. Al met al een gedegen naslagwerk,
dat talrijke nuttige wenken aan de water
sportliefhebbers geeft.
Bert Schierbeek heeft na een langdurige
tocht door Italië zijn indrukken over dit
land prijs gegeven aan het reizend publiek
in zijn bij de Bezige Bij in Amsterdam uit
gegeven „Op reis door Italië".
En deze impressies waren talrijk. Te tal
rijk waarschijnlijk, want de schrijver heeft
alle moeite gedaan om zoveel mogelijk ge
gevens uit alle mogelijke steden, dorpen en
gehuchtjes in een enigszins redelijke volg-
c orde op te sommen. Hij is hierin slechts
tot op zekere hoogte geslaagd. En het ge
volg is dan ook, dat het tweede gedeelte
van het boekje, waarin hij alle delen van
het zo schone Italië apart beschrijft, meer
lijkt op een droge eentonige reisgids dan
op een gezellige vertelling over het doen
en laten van de Italianen.
En dat is een teleurstelling, vooral na
lezing van het eerste gedeelte van dit
werkje, waarin de auteur zijn indrukken
weergeeft over de geschiedenis en het ont
staan van het Apennijns schiereiland. Dan
geeft hij ook enkele bijzonder nuttige aan
wijzingen over de gewoonten van het
Zuidelijke volk, welke de Nederlandse tou
rist zeer zeker van pas zullen komen.
Lotte Ruting zorgde voor een grappige
bandomslag en voor een serie kleine, maar
kostelijke illustraties.
„Wat dient u te weten? een populaire
wetsuitlegging', raadgevingen en wenken
voor iedereen omtrent onderwerpen, waar
mede men in het dagelijks leven te maken
kan krijgen". Zo luidt de titel van een bij
de uitgeverij Mulder Co. verschenen
boekje, samengesteld door C. A. v. d. Ha
ven en A. W. Willems. En hieronder valt
vrijwel alles, waarmede men rekening
moet houden in het dagelijks bestaan om
precies binnen de paden van de wet te
blijven wandelen. Het boekje geeft raad
bij alle mogelijke zaken, die betrekking
hebben op de wettelijke kanten van het
huwelijk, het veranderen van woonplaats,
het kiezen van vertegenwoordigende licha
men enzovoort. Een bijzonder waardevol
werk, dat eigenlijk tegelijk met het trouw
boekje aan jonggehuwden zou moeten wor
den overhandigd. H. d. G.
(Uit „Paris Match")
nemen. Men besluit tot zulke dingen in een
opwelling van nieuwsgierigheid en piëteit
en dat te eerder, wanneer het mooi
weer is en het uitstapje louter genoegen
belooft. Het weer liet die dag weinig te
wensen. Terwijl ik door de zonnige voor-»
jaarsatmosfeer stapte, schraapte ik in mijn
geheugen rond naar versregels van de
dichter in kwestie.
Het was een gemakkelijke weg. Iemand
had mij deze eens uitgeduid. En het bord
dat mij de toegang tot het terrein verbood,
vormde ook geen hindernis, want ik pas
seerde het al was het lucht. Bij deze wets
overtreding hield ik mijn geweten zuiver
met de gedachte dat ik geen kwaad in da
zin had en dat ik, indien betrapt, er graag
enige guldens voor over had. Poëtische
woorden mompelend vervolgde ik mijn
weg tussen bloeiende berkjes en geurig
helmgras, de blik gespitst op het huis, dat
nu ieder ogenblik voorbij een bocht kon
opdoemen. Waar het aan lag, begreep ik
niet, maar na een wandeling van tien mi
nuten waren mijn ogen nog door niets an
ders gestreeld dan door natuurverschijnse
len, wat niet klopte met de mij verstrekte
gegevens. Ik dacht aan een onjuiste voor
lichting en liep door. Zelfs een kwartier
later had ik mijn blijmoedigheid nog niet
verloren.
Daar kwam vrij plotseling een einde aan.
Ik schreed een geopend hek door en stond
op een verkeersweg, die mij wonderwel be
kend voorkwam. Na
dat ik mijn ogen had
uitgewreven, consta-
terde ik dat ik bij het
-\ bord stond dat mij
"5 diezelfde middag
reeds de toegang tot
het terrein daarachter
had ontzegd. Onge
merkt was dus mijn
bedevaart een cirkel
gang geworden en ik
had mij het citeren
van oude versregels
wel kunnen besparen.
Nochtans voelde ik
mij niet geheel on
voldaan, want ik ben
nu eenmaal ontvan
kelijk voor de schoon
heid der natuur. En
bovendien had ik de
wet overtreden zon
der dat ik daarvoor
ter verantwoording
was geroepen, al kon
het feit dat ik mijn
doel was misgelopen
als een vorm van be
straffing gelden.
Van daar dat ik,
■oen ik ten tweeden
male en nu met suc
ces op zoek ging
naar het bewuste
huis een wapen tegen
het noodlot meenam,
in de vorm van een
wandelkaart.
M. MOK