Arthur Ranks hartstocht heet: eerlijkheid fandag, Kunstschilder uit Noordwijk pionier in Australië En hier is dan Tilburs OP TEXEL I Het logboek van een dichter VREEMDE HISTORIE Litteraire Kanttekeningen Rustig en tevreden in de wildernis ANANAS IN DE RIMBOE Karei Jonckheere als prozaschrijver 9 9 9 EEN JONG VERSLAGGEVER vroeg eens aan de Britse filmmagnaat en multi- millionnair J. Arthur Rank, wat het ge heim was van diens succesvolle carrière. Glimlachend antwoordde de grote man: „Succes heeft geen geheimen, zo ver ik weet. Het is meestal de logische consequentie van ondernemingslust, ver beeldingskracht en eerlijkheid, met althans wat mij betreft de nadruk op dat laatste. Want alleen de man, die vol strekt eerlijk is jegens zichzelf en tegen over anderen, kan slagen in het leven en dat geldt óók voor het zakenleven MAAR KAN een zakenman wel altijd en onder alle omstandigheden eerlijk zijn zon der zijn eigen belangen schade te doen? J. Arthur Rank meent van wel en wat meer is: hij heeft het bewezen. Behalve zijn „droomfabrieken" bezit hij nog tientallen grote ondernemingen op ander gebied, waarin dagelijks voor kapitalen wordt in gekocht en omgezet. Maar in al zijn trans acties en contracten zit nog niet zoveel als het kleinste juridische vuiltje, want Rank wenst onvoorwaardelijk recht door zee te gaan en probeert met hartstocht, altijd iedereen het volle pond te geven, zijn beste relaties zowel als zijn nederigste medewer ker. Net als de filmbonzen van Hollywood employeert hij onder andere een uitgebrei de staf van reclame-experts die de adver tentie-teksten ter aanbeveling van zijn films schrijven. Maar zo groot is Rank's waarheidsliefde, dat hij die teksten vaak eigenhandig wijzigt wanneer hij meent, dat een matige film daarin te veel lof wordt toegezwaaid. Diezelfde passie voor „fair play" een typisch-Engelse eigenschap overigens beheerst al zijn commerciële activiteiten, variërend van het beheer over zijn theater concerns tot aan het leiding geven aan een der grootste meelfabrieken van het Britse Gemenebest. Wat er ook gebeurt, onder geen beding schippert hij met de waarheid en al heeft hem dat vaak belangrijke schadeposten berokkend, op den duur ver wierf hij zich een moreel crediet, dat vrij wel spreekwoordelijk geworden is in de internationale zakenwereld. OP ZIJN BEURT eist hij echter ook strikte eerlijkheid van zijn leveranciers, zijn klanten en zijn personeel en wie daarin tekort schiet, die gaat onherroepe lijk de laan uit. Dat ervoer bijvoorbeeld een van zijn leidende filmdiva's die enkele jaren ge leden door Rank aan Hollywood uitgeleend werd om daar een gastrol in een Ameri kaanse film te gaan spelen. Haar exclusieve contract met Rank stond toen juist op af lopen en er was geen tijd meer om voor haar vertrek een nieuw op te stellen, hoe wel over de voorwaarden al overeenstem ming bereikt was. Rank zelf bracht haar naar het vliegtuig en zei: „Wij zullen je contract voorlopig met een handdruk be zegelen; je handtekening komt dan later wel." Eenmaal in Amerika, bezweek de dame echter al gauw voor een verleidelijk aan bod om daar in meer films op te treden, hetgeen tegen de afspraak was. Toen Rank dat hoorde, stuurde hij haar het volgende telegram: „Heb ontwerp-contract ver scheurd, want ik kan geen zaken doen met een woordbreekster. Wens ook geen con tact meer met je, al word je de beste kas magneet uit de geschiedenis van de film industrie." Inderdaad werd zij een der „best sellers" van het witte doek, maar Rank hield voet bij stuk en heeft haar nooit meer geënga geerd. En toen zij onlangs op vacantie in Engeland was en enkele oud-collega's wil de bezoeken, werd haar, naar verluidt, zelfs de toegang tot de studio's ontzegd. RANK IS eigenlijk bij toeval in de fil- merij verzeild geraakt, in de tijd toen hij als vrijwillig Zondagsschool-onderwijzer werkte voor de Methodistische kerk in een voorstadje van Londen. Daar ontdekte hij al spoedig, dat zijn pupillen liever naar de bioscoop gingen dan naar de catechisatie les en dat bracht hem op het denkbeeld om hun films over Bijbelse onderwerpen voor te zetten. Het enige bezwaar was, dat zulke films niet bestonden, maar dat vormde voor Rank geen beletsel. „Dan maak ik ze zelf," besloot hij en in de loop van enkele jaren produceerde hij als liefhebberij-filmer, re?isseur en -draaiboekschrijver tientallen Bijbelfilms, die de glorie van zijn Zondags school werden en de grondslag legden voor zijn carrière als beroepscineast. Nu ligt ook dat stadium al ver achter hem, maar nog altijd maakt Rank voor zijn plezier aller lei kinderfilms die 's Zaterdagsmiddags tegen sterk verlaagde entréeprijzen in zijn theaters in heel Engeland vertoond worden. ENKELE JAREN GELEDEN woonde de filmmagnaat in gezelschap van zijn alge meen directeur een voorstelling bij in een van zijn Londense bioscopen, die toen pas gerestaureerd was. Na afloop van het pro gramma vroeg de manager, hoe de projec tie hem bevallen was. „Niet kwaad." zei Rank, „maar ik heb niet prettig gezeten. Mijn stoel was veel te hard. Zie dat we makkeliiker stoelen krij gen in al onze theaters." Dat bleek niet mee te vallen, want alle Rank-theaters hadden toen al de comfortabelste zitplaat sen die er te krijgen waren. Inkopers reis den alle fabrieken af, maar kregen overal te horen, dat de bestaande modellen goed genoeg geacht werden voor het bioscoop publiek. „Niet voor mijn publiek," zei Rank ..en dus zullen we zelf betere maken." Hij liet twee fabrieken bouwen, die binnen een jaar zachtere, ruimere en geriefelijker bio scoopfauteuils maakten dan de hele gespe cialiseerde stoelenindustrie. Dat is J. Ar thur Rank ten voeten uit HET HOOFDKWARTIER van zijn im mense filmbedrijf is gevestigd in een groot deftig herenhuis in Mayfair, dat Rank van de hertog van Abercorn kocht. Er zijn twee electrische liften in, waarvan iedereen ge bruik maakt met uitzondering van de grote man zelf, die liever trappen klimt naar zijn privé-kantoor op de derde étage. Waarom? „Omdat de lift te snel gaat en mij geen gelegenheid zou geven om te bidden. Ja, ik zei bidden, want 's morgens, als ik de trap opga, vraag ik God, mij te helpen bij het nemen van de beslissingen die ik die dag nemen moet, opdat ik eerlijk en rechtvaar dig zal zijn tegenover de 30.000 mensen die voor mij werken en tegenover de millioe- nen bioscoopbezoekers over de gehele we reld. En 's avonds, bij het naar huis gaan, dank ik Hem op de trap voor zijn leiding." H. C. Wanneer meneer Heetmans uit Maastricht de sportieve schare voor de microfoon ont huld heeft hoe Kolping SDW het er heeft afgebracht, een andere heer heeft aange kondigd dat hiér dan Tilburg is en ver volgens enkele keren uit diverse delen van het land is teruggeschakeld naar de studio in Hilversum, zou men denken dat na deze nagenoeg volledige uitslagen en verslagen reeks de sportliefhebber in Nederland wel genoeg gehoord heeft van het op die Zon dagmiddag gebeurde. Maar neen, als de VPRO een half uur zendtijd heeft gehad en de VARA twintig minuten de aandacht heeft gevestigd op Brilstra's bromvlieg, komt deze omroep vereniging zowaar met een sportuitzending, waarin Bob Spaak vijfentwintig minuten lang hetzelfde en het nog ontbrekende sportnieuws aan de luisteraars bekend maakt, met medewer- V king van dikwijls nog vreemder medewerkers dan de AVRO.Maar ook dat is nog niet genoeg. De KRO heeft voor de uitzending van de AVRO nog een kwartier sport en de nieuwsdienst geeft in de uitzending van kwart over zes (Hilver sum II) en kwart voor acht (Hilversum I) weer de enorme lijst van uitslagen als was er die dag niets anders gebeurd. Er is ongetwijfeld veel belangstelling voor het sportnieuws van Zondag, evenals hier en daar voor een korte beschouwing over de stand ven zaken. Maar omdat blijkbaar drie omroepen willen vechten om de gunst van de sportieve luisteraar, gaan kostbare tijd, geld en moeite verloren. En het kan toch zo gemakkelijk anders. En Voor de microfoon wel zo dat de reeds genoemde drie omroep verenigingen tezamen één uitzending ver zorgen van laten wij zeggen drie kwartier. Dit heeft niet alleen het voordeel, dat niet nodeloos in herhalingen vervallen behoeft te worden, maar tevens dat de luisteraar in één uitzending, één volledig overzicht krijgt van de gang yan zaken bij de diverse takken van sport. Uiteraard zou deze gezamenlijke uitzen ding wat later moeten plaats hebben dan die van de AVRO en dus bij voorbeeld van kwart voor zes tot half zeven. Op dat tijd stip toch kan men uit alle delen van het land de voornaamste verslagen en uitsla gen gemakkelijk binnen hebben. Ook de nieuwsdienst zal dan niet tot twee maal toe de uitslagenreeks behoeven uit te zenden. Voor de luisteraar is er dan .nog het voor deel dat hij zich na ziin bezoek aan een sportwedstrijd op Zondagmiddag niet zal behoeven te haasten om toch maa' vooral niets te missen van de uitzending. Zoals nu dikwijls het geval is bij degenen, die ten koste van alles de snortrevue van de AVRO aanvang half vijf willen horen. De bovenstaande oplossing zal echter wel toekomstmuziek blijven, want eenheid en radio zijn nog steeds verre van elkaar verwilderd. Maar wie weet komt nog eens de tijd dat de vrome wensen in vervulling zullen kunnen gaan. Ja, wie weet. AD INT. WERK VAN DAUMIER IN ARNHEM Na de zomertentnonstelling ..Schilders van de Veluwezoom" (die tot einde Augus tus duurt) zal in het Arnhemse Gemeente museum gedurende September en October werk van Daumler werden geëxposeerd. COOOOCKXXXXJOOOOOOOOOOO Vrienden? Niks hoor ALS de „Dokter Wagenaar" in Oude- schild binnenloopt en het jade-groene water achter de schroef tot rust is ge komen, ruikt en hoort ge Texel. De schapenlucht en het meeuwengekrijs attributen, die meer dan klompen en molens, de essentie van Neerlands ziel uitmaken. Het is opmerkenswaardig dat vele jeugdherinneringen bepaald worden door een geur. Dat is ook hier het geval. Want toen ge languit op uw buik in de kamer „De Scheepsjongens van Bontekoe" las of „Paddeltje" en in die beslotenheid een wereld schiep van pek en teerlucht, met de schipbreuke lingen de schildpadeieren onder het strandzand van een tropisch eiland vond, toen wist ge ook waar deze zee vaarders naar verlangden, waar zij steeds aan dachten en wat tot uw op luchting op de laatste pagina's ook plaats vond: de terugkeer naar het va derland. Bij Hoek van Holland kwamen dan de eerste meeuwen met het vader lands gekrijs opdagen en later, als de slotfase, snoof de weergekeerde zeeman met gulzige teugen de geur van het vee op. En dan stond er gespatieerd: „Ein de". Alsof ge het al niet reeds wist. DAT ALLES komt weer in u terug, als ge voet aan wal in Texel zet. Dit moet het eiland zijn geweest waar de zeehelden uwer jeugd hun thuis had den. En ge voelt een plotselinge fami liariteit in u opkomen, alsof ge zelf heemwaarts keerde. Op Texel bestaat eigenlijk geen Zon dag, want al zou men midden in de week het marktplein van Den Burg be treden, met de bomenrij in het midden en het hotel met de bloembakken ter zijde, men zou dat zelfde feestelijke gevoel van de Zondag behouden. Het weekrumoer heeft hier zo'n geringe omvang en het verkeer is zulke kleine proporties toegedaan, dat ge aanstonds deze vergissing maakt. Ge zoudt echter een andere mening aanhangen wanneer ge de schapenmarkt, een der belang rijkste in ons land, mede beleefde. Maar de knokige boeren met hun stokken treft ge er 's Zondags nauwelijks aan, want het is er stil. De disselkarren staan op de deel, de paarden snuivend op stal. De klompen, die anders over de klinkerstraten klepperen, werden verwisseld voor de Zondagse, blank geschuurd of met de hand beschilderd. Als ge ooit wilt begrijpen waarom de goede God op de zevende dag van Zijn werkweek wilde rusten, dan moet ge u verder Texel in begeven, De Koog voorbij door het duinlandschap. Grote vluchten scholeksters en meeuwen ver gezellen u en overstemmen bij tijd en wijle de zingende branding, die bijna overal op het eiland hoorbaar is. De goede God moet het in Zijn scheppings week erg druk gehad hebben. Hij dacht het duinroosje uit, modeleerde de vlier struik en schiep de braamstruik en zet te Zijn kleine dieren daartussen in. En toen rustte Hij uit en zag dat het goed was. Al wandelend beaamt ge dat met een steeds groter wordende vreugde. LATER op de dag zoekt ge het strand op, dat dan wat bevolkt is met baders en ge schaart u aan hun zijde. De zon staat als een fakkel aan de hemel, het water garneert het strand met een s rook schuimig kant, de hemel is van licht blauw satijn en het strand is warm. Een lieve middag lang ligt ge besluite loos in het water en op het strand. En als een vuren zon de dag niet af zou sluiten, laagt ge er de volgende dagen nog. De wijdheid van horizon schijnt aangevuld te worden door de stilte, met een enkele schakering van de schorre en vreemde roep van meeuwen. Dat is Texel op Zondag en zoekt ge het ge luk. begeeft u dan Zuidwaarts, naar de Mok, want daar staan de klavertjes vier voor het grijpen. Maar waarom zoudt ge dat doen, nu het geluk zich in zo veel vormen, de hele dag lang, heeft gepresenteerd? L. KAREL JONCKHEERE IS een dichter, ook als hij proza schrijft. Hij ziét de dingen nieuw, hij zégt de dingen nieuw, bij de gratie en veelal ook mét de gratie van zijn dichterlijke eerstgeboorterecht. Elk dichter en zeker Jonckheere, is een Columbus, die werelden ontdekt en verkent, landschappen van het oog en van de ziel. Zó, als de dichter, heb ik Jonckheere het eerst ontmoet en herkend in zijn bundel „Conchita", een kleine cyclus (1939), gewijd aan een kind, een vluchtelinge uit Tarragona die hem zeer aan het hart lag. Wat daaraan voorafging, een drietal verzenbundels, was vingeroefening, een tasten op de toetsen van zijn taalinstrument, een afstemmen op een eigen geluid voor een eigen ervaren van het levensgevoel, dat hij met veel van zijn generatiegenoten gemeen heeft: de weemoed. Ook weemoed is moed: moed om niet te verbitteren. Moed om warm te blijven in de kilte van een ontzield getij. Dank zij die weemoed heeft Jonckheere op de ontgoocheling de moed tot liefhebben veroverd. Lees zijn „Spiegel der zee": een suite van de weemoed, zwaar van terug verlangen naar de onbezwaarde kinder jaren, de onschuld, „het paradijs" sterk van bereidheid tot een onverbiddelijk- eerlijke zelfverkerening, helder van wil tot zelfbevestiging, levensbevestiging. „Spiegel der zee", bekroond met de drie jaarlijkse Belgische Staatsprijs voor poëzie, was het testament van een jeugd, die lijde lijk moest aanzien hoe de ontwapening faalde, de Volkenbond mislukte, de vrede werd verraden; die jong al het gedreun van Hitlerlaarzen in de oren had en in snor kende leuzen de hoonlach hoorde weer klinken om begrippen als eerbied voor het leven en menselijke waardigheid; die het moordend kouter van een oorlog een diep-verwondende vore door het hart van haar dromen voelde kerven. De jonge Jonckheere mag van die jaren ernstig let sel hebben gekregen, hij verbloedde er niet aan. Gaaf droeg hij het beste, het duurzame van zijn kinderdromen over aan het be wustzijn van zjjn volwassenheid. En daar mee had hij zichzelf gewonnen, het eigen- lijkste van zichzelf: zijn dichterschap. Met die levensoogst kon hij het wagen om ..De hondenwacht" te betrekken: mannelijk- welbewust in de realiteit van het leven, dichterlijk-vruchtbaar in een aldus getitel de verzenbundel. Wat bleef is de weemoed om de verzake lijking, de liefdeloosheid, de ontwijding van het leven. Om de verminking van onze natuurlijke, oorspronkelijke staat. Om de kloof tussen mens en dier, mens en kind. geest en instinct, kennis en weten. Maar die weemoed was weerbaar nu, gepantserd met humor en ironie, gereed tot een aan val als het zo ziin moet, maar bovenal ge wapend met liefde liefde voor de aarde, liefde voor de zee. Jonckheere is van beide, van de aarde en de zee, van het begrensd-vertrouwde en het eindeloos-ondoorsrondelijke. „Gebo ren aan zee. kreeg ik mijn ogen van de zee, mijn oren van de zee en, mocht ik er één hebben, mijn hart van de zee". Dat is zijn drang naar de verte, naar het altijd—, wiikende, dat ergens wie zal zeggen waór het eiland van belofte omspoelt. Maar óók: „Zelf zijn wij niets anders dan een levend stuk grond met millioenen rui sende korrels en vezels. Wat van de aarde komt, treedt als uit onszelf." En dot is dan weer zijn geworteld-zijn in dit leven, déze aarde, het hoekje land dat Vlaande ren heet. op de landkaart en in zijn hart. Deze Jonckheere en het is goed dat men zich dit voor ogen houdt schreef „Cargo"*). een reisbeschrijving, een scheepsjournaal, een lofboek van een stu diereis met de ..Elisabeth" naar Zuid- Amerika. een „Columbiade" van een dich- kilometer) biedt ruimte genoeg, al zal een flink stuk tot de wildernis blijven beho ren. „We leven hier rustig en tevreden", aldus Rijker en zijn vrouw stemt daarmee in. Het is niet zo eenvoudig als zij eens uit winkelen wil: daar zijn vele uren mee ge moeid. Thuis bakt zij zelf het brood, er wordt alleen melkpoeder gebruikt en over de vleesvoorziening behoeft zij zich in dit vegetarische gezin geen zorgen te maken. Tweehonderd voet hoog is de berg waarop de Rijkers hun woning hebben ge bouwd. Heel in de verte zien zij des avonds de lichtjes van Cairns. Tot zo laat mogelijk in de avond wordt gewerkt, rust kent men niet. Er moet worden ontgonnen. Door de stilte donderen bij tijden de doffe slagen van het dynamiet dat tot ont ploffing wordt gebracht voor het oprui men van de stukken bergsteen. „Maar iedere dag wordt het hier beter en mooier", constateert Rijker. De ananas brengt bij de fabriek een goe de prijs op. Er zit toekomst in dit stuk plantage. Maar het is voor deze pioniers in de eerste plaats een oase van rust en werkzaamheid en kalme afwisseling, waar door het leven mooier is dan ooit. terlijke verkenner, in proza genoteerd, in poëzie ervaren. Het is een merkwaardig schriftuur ge worden. Merkwaardig omdat het in twee toonaarden is geschreven en dus met „tweeërlei oren" moet worden gehoord. De boventoon moduleert met kleurige stac cato's de beschrijving: aanmonstering, eer ste kennismaking met schip en bemanning, reisbelevenissen, aankomst in Havana doorvlochten met speelse motieven vol humoristische arabesken, avontuurlijke glissando's en arecdotische capriccio's. De tegenmelodie is als ondertoon alleen hoor baar in wat nauwelijks uitgesproken wordt. En het is déze juist die nazingt in iets dat duurzamer is dan een reisjournaal. Lees in het eerste hoofdstuk de lofzang op de aarde en hoor erin het verlangen naar zee. Lees ziin afscheid van het land^ van Europa, en hoor zijn bedwongen hun kering naar een vrediger mens-ziin. Lees in zijn humor de ironie en in ziin ironie weer de satire, en hoor dat in dit alles samen zijn liefde voor de naaste, voor de mensen, voor dit aards bestaan. een weemoedige liefde. Dan pas krijvt een citaat als dit een dich terlijk reliëf: „Europa, vaarwel dan. Taaie en oude huid. waarop we totnogtoe gekro pen hebben, tafelland, waaraan onze vade ren hebben aangezeten, ons vlees is uit uw voren gestegen, onze geest uit het loden omhulsel van uw radium. Gij zijt onze tra dities. ons instinct, onze oorlogen, onze glo rie." Dat is amor fati: de liefde voor het onvermijdelijke. Verzoening, aanvaarding, vrede van het hart. In zijn alleenspraak met Columbus, waarmee dit boek met de Lode Baeckelmansprijs van de Koninklijke Academie voor Taal- en Letterkunde bekroond besluit, kunt ge het ant woord vinden op de onuitgesproken vraag van een dichter, wóór in de „we reld" de eilanden te vinden zijn, die door een mildere zon ziin gezegend dan het vasteland onzer geboorte: „Zoals gii" zegt deze zwerver-dichter tot de onsterfe- lüke Christoffel „hebben wij het Aards Paradijs gezocht en zijn als gij overtuigd, dat het op een landengte ligt, een zeer smalle." Neem terwille van deze verborgen strek king, waardoor dit reisjournaal tot een proces-verbaal van hartsaangelegenheden is gerijpt, een aantal bladzijden die niet meer dan een puntig-gestyleerde reportage zijn op de koop toe. Wat dèn overblijft is ruimschoots genoeg om ï<n het proza van een zeeschuimend avonturier de poëzie van de dichter Jonckheere te herkennen en In die poëzie een overwinning van het dich terschap op een boosaardig tijdsbestek. C. J. E. DTNAUX. (Uitgeverij •1 Karei Jonckheere: „Cargo" Ontwikkeling. Antwerpen). MAX CROISKT HRAAGT VFRHALEN VAN TSÏECHOV VOOR Ter gelegenheid van het feit, dat het 2 Juli vijftig jaar geleden zal zijn dat Anton P. Tsjechov overleed, zal de acteur Ma* Croiset het komende seizoen enige verha len van deze Russische schrijver voord ragen. (Uit „The New Yorker") Eigenlijk zoudt u iets meer moeten weten omtrent de Australische „rimboe" teneinde te begrijpen wat het betekent „bush-pionier" te zijn. Daartoe zoudt ge de barstige bergen moeten hebben ge zien en moeizaam de bergwanden heb ben beklommen en weer afgedaald, om te weten wat het betekent achtentwintig mijl naar de naastbij gelegen stad te moeten afleggen. Ge zoudt de stilte in deze rimboe gevoeld moeten hebben en de hopeloosheid gezien om ergens een stuk grond te ontginnen. Dan zoudt ge - evenals ik - het onbegrijpelijk vinden hoe deze artistenfamilie uit Noordwijk aan Zee hier in Australië een ananas plantage uit deze grond stampte. In het tropische Noord-Queensland, ligt het stadje Cairns. Zesentwintig mijl „ho gerop" zoudt ge de familie Rijker kunnen vinden. Tien tegen één dat voor de eerste keer zulks onmogelijk zou zijn zonder een goede gids, want in de Australische „bush" kunt ge dagen, als het moet zelfs weken dwalen. En ergens tussen de bossen en hoog opgaande gewassen staat een klein" huisje, grotendeels van kistplanken ge bouwd. Het huisje van de Rijkers. Hoe zij zo in dat „niemandsland" te recht kwamen? Eigenlijk heel eenvoudig. De Austra lische regering had gezegd: „Wil je 260 acres grond hebben?" en Rijker had slechts „ja" te zeggen om er de onbetwiste eige naar van te worden. Ja, maar dan moet ge ook weer iets weten van die „grond" niet alleen diep in „the bush" met de nodige bergen en bergruggen, doch ook met de rijke vege tatie van bomen en planten, die verwis seld moesten worden voor ananasstruiken. Zij moesten land in culuur brengen. Dat betekende: bomen vellen, wortels verwij deren, struiken weg hakken, ploegen, spit ten en wat al niet meer. En hier zat geen „kapitaal acher". In tegendeel, er was kapitaal tekort.... On der zulke omstandigheden begint men niet zoveel. De geschiedenis over de pioniersarbeid De kunstschilder Rijker uit Noordwijk aan Zee ziet men hier samen met zijn zoons in de Australische rimboe bezig zijn grondgebied te bewerken om daar zijn ananas-plantage aan te leggen. van de familie Rijker stamt uit de poging van 16-jarige Robert, die als verstekeling naar Californië probeerde te komen, het geen mislukte. „Ga je geluk in Australië proberen", adviseerden de emigratie-ambtenaren in Holland en dit bracht het echtpaar Rijker me de beide zoons Willem en Robert naar dit werelddeel. Boeren werden zij in een „share-farm". Met een aandeel in de winst Maar de farmer was handiger dan deze artistenfamilie en liet hen zonder dat winstaandeel vertrekken. „Een erg onprettige ervaring", zegt Rij ker berustend. In die tijd bood de regering in Queens land de twee blokken „land" met een op pervlakte van 260 acre ter bewerking aan. Niemand had er interesse voor. Rijker wel. En dus trok het gezin de rimboe in. Het meubilair en al hetgeen men meer aan aardse goederen bezat, waaronder een aantal van zijn schilderwerken, werd naar „the bush" getransporteerd. De kisten le verden hout voor wanden van het huis. Bomen waren er genoeg als verder bouw materiaal. Zo verrees op deze eenzame plek van het Australische oerwoud de woning van een Nederlandse schilder. Keuken, zitka mer, twee slaapkamers. Met gerechtvaar digde trots kon men hier de eigen woning betrekken! Toen ging men aan het ont ginnen. Doch daarvoor moest er geld ko men, waartoe Robert een baan nam in het „naburige" Cairns. Veel geld om van te leven behoefde men weliswaar in deze omgeving niet, doch men had materiaal nodig om de plantage te beginnen. Nu, na ruim twee jaar, is het er een lieve lust om de oranjekleurige vruchten te zien rijpen. Maar voor de Rijkers is het niet slechts een fleurig gezicht, doch be tekent het tevens een begin van een nieuw leven, dat hier in deze wildernis werd begonnen. Ramen waren in het huis niet nodig. De deuren laten zon en frisse lucht in voldoende mate binnen. En voor „overburen" behoeft men niet bevreesd te zijn! Langzamerhand breidt de plantage zich uit: de 260 acres (ongeveer een vierkante

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14