Arthur Ranks hartstocht
heet: eerlijkheid
fandag,
Kunstschilder uit Noordwijk
pionier in Australië
En hier is dan Tilburs
OP TEXEL
I
Het logboek van een dichter
VREEMDE HISTORIE
Litteraire
Kanttekeningen
Rustig en tevreden
in de wildernis
ANANAS IN DE RIMBOE
Karei Jonckheere als prozaschrijver
9 9 9
EEN JONG VERSLAGGEVER vroeg
eens aan de Britse filmmagnaat en multi-
millionnair J. Arthur Rank, wat het ge
heim was van diens succesvolle carrière.
Glimlachend antwoordde de grote
man: „Succes heeft geen geheimen, zo
ver ik weet. Het is meestal de logische
consequentie van ondernemingslust, ver
beeldingskracht en eerlijkheid, met
althans wat mij betreft de nadruk op
dat laatste. Want alleen de man, die vol
strekt eerlijk is jegens zichzelf en tegen
over anderen, kan slagen in het leven
en dat geldt óók voor het zakenleven
MAAR KAN een zakenman wel altijd en
onder alle omstandigheden eerlijk zijn zon
der zijn eigen belangen schade te doen? J.
Arthur Rank meent van wel en wat meer
is: hij heeft het bewezen. Behalve zijn
„droomfabrieken" bezit hij nog tientallen
grote ondernemingen op ander gebied,
waarin dagelijks voor kapitalen wordt in
gekocht en omgezet. Maar in al zijn trans
acties en contracten zit nog niet zoveel als
het kleinste juridische vuiltje, want Rank
wenst onvoorwaardelijk recht door zee te
gaan en probeert met hartstocht, altijd
iedereen het volle pond te geven, zijn beste
relaties zowel als zijn nederigste medewer
ker.
Net als de filmbonzen van Hollywood
employeert hij onder andere een uitgebrei
de staf van reclame-experts die de adver
tentie-teksten ter aanbeveling van zijn
films schrijven. Maar zo groot is Rank's
waarheidsliefde, dat hij die teksten vaak
eigenhandig wijzigt wanneer hij meent, dat
een matige film daarin te veel lof wordt
toegezwaaid.
Diezelfde passie voor „fair play" een
typisch-Engelse eigenschap overigens
beheerst al zijn commerciële activiteiten,
variërend van het beheer over zijn theater
concerns tot aan het leiding geven aan een
der grootste meelfabrieken van het Britse
Gemenebest. Wat er ook gebeurt, onder
geen beding schippert hij met de waarheid
en al heeft hem dat vaak belangrijke
schadeposten berokkend, op den duur ver
wierf hij zich een moreel crediet, dat vrij
wel spreekwoordelijk geworden is in de
internationale zakenwereld.
OP ZIJN BEURT eist hij echter ook
strikte eerlijkheid van zijn leveranciers,
zijn klanten en zijn personeel en wie
daarin tekort schiet, die gaat onherroepe
lijk de laan uit.
Dat ervoer bijvoorbeeld een van zijn
leidende filmdiva's die enkele jaren ge
leden door Rank aan Hollywood uitgeleend
werd om daar een gastrol in een Ameri
kaanse film te gaan spelen. Haar exclusieve
contract met Rank stond toen juist op af
lopen en er was geen tijd meer om voor
haar vertrek een nieuw op te stellen, hoe
wel over de voorwaarden al overeenstem
ming bereikt was. Rank zelf bracht haar
naar het vliegtuig en zei: „Wij zullen je
contract voorlopig met een handdruk be
zegelen; je handtekening komt dan later
wel."
Eenmaal in Amerika, bezweek de dame
echter al gauw voor een verleidelijk aan
bod om daar in meer films op te treden,
hetgeen tegen de afspraak was. Toen Rank
dat hoorde, stuurde hij haar het volgende
telegram: „Heb ontwerp-contract ver
scheurd, want ik kan geen zaken doen met
een woordbreekster. Wens ook geen con
tact meer met je, al word je de beste kas
magneet uit de geschiedenis van de film
industrie."
Inderdaad werd zij een der „best sellers"
van het witte doek, maar Rank hield voet
bij stuk en heeft haar nooit meer geënga
geerd. En toen zij onlangs op vacantie in
Engeland was en enkele oud-collega's wil
de bezoeken, werd haar, naar verluidt,
zelfs de toegang tot de studio's ontzegd.
RANK IS eigenlijk bij toeval in de fil-
merij verzeild geraakt, in de tijd toen hij
als vrijwillig Zondagsschool-onderwijzer
werkte voor de Methodistische kerk in een
voorstadje van Londen. Daar ontdekte hij
al spoedig, dat zijn pupillen liever naar de
bioscoop gingen dan naar de catechisatie
les en dat bracht hem op het denkbeeld om
hun films over Bijbelse onderwerpen voor
te zetten. Het enige bezwaar was, dat zulke
films niet bestonden, maar dat vormde voor
Rank geen beletsel. „Dan maak ik ze zelf,"
besloot hij en in de loop van enkele jaren
produceerde hij als liefhebberij-filmer,
re?isseur en -draaiboekschrijver tientallen
Bijbelfilms, die de glorie van zijn Zondags
school werden en de grondslag legden voor
zijn carrière als beroepscineast. Nu ligt ook
dat stadium al ver achter hem, maar nog
altijd maakt Rank voor zijn plezier aller
lei kinderfilms die 's Zaterdagsmiddags
tegen sterk verlaagde entréeprijzen in zijn
theaters in heel Engeland vertoond worden.
ENKELE JAREN GELEDEN woonde de
filmmagnaat in gezelschap van zijn alge
meen directeur een voorstelling bij in een
van zijn Londense bioscopen, die toen pas
gerestaureerd was. Na afloop van het pro
gramma vroeg de manager, hoe de projec
tie hem bevallen was.
„Niet kwaad." zei Rank, „maar ik heb
niet prettig gezeten. Mijn stoel was veel te
hard. Zie dat we makkeliiker stoelen krij
gen in al onze theaters." Dat bleek niet
mee te vallen, want alle Rank-theaters
hadden toen al de comfortabelste zitplaat
sen die er te krijgen waren. Inkopers reis
den alle fabrieken af, maar kregen overal
te horen, dat de bestaande modellen goed
genoeg geacht werden voor het bioscoop
publiek. „Niet voor mijn publiek," zei Rank
..en dus zullen we zelf betere maken." Hij
liet twee fabrieken bouwen, die binnen een
jaar zachtere, ruimere en geriefelijker bio
scoopfauteuils maakten dan de hele gespe
cialiseerde stoelenindustrie. Dat is J. Ar
thur Rank ten voeten uit
HET HOOFDKWARTIER van zijn im
mense filmbedrijf is gevestigd in een groot
deftig herenhuis in Mayfair, dat Rank van
de hertog van Abercorn kocht. Er zijn twee
electrische liften in, waarvan iedereen ge
bruik maakt met uitzondering van de grote
man zelf, die liever trappen klimt naar zijn
privé-kantoor op de derde étage. Waarom?
„Omdat de lift te snel gaat en mij geen
gelegenheid zou geven om te bidden. Ja, ik
zei bidden, want 's morgens, als ik de trap
opga, vraag ik God, mij te helpen bij het
nemen van de beslissingen die ik die dag
nemen moet, opdat ik eerlijk en rechtvaar
dig zal zijn tegenover de 30.000 mensen die
voor mij werken en tegenover de millioe-
nen bioscoopbezoekers over de gehele we
reld. En 's avonds, bij het naar huis gaan,
dank ik Hem op de trap voor zijn leiding."
H. C.
Wanneer meneer Heetmans uit Maastricht
de sportieve schare voor de microfoon ont
huld heeft hoe Kolping SDW het er heeft
afgebracht, een andere heer heeft aange
kondigd dat hiér dan Tilburg is en ver
volgens enkele keren uit diverse delen van
het land is teruggeschakeld naar de studio
in Hilversum, zou men denken dat na deze
nagenoeg volledige uitslagen en verslagen
reeks de sportliefhebber in Nederland wel
genoeg gehoord heeft van het op die Zon
dagmiddag gebeurde.
Maar neen, als de VPRO een half uur
zendtijd heeft gehad en de VARA twintig
minuten de aandacht heeft gevestigd op
Brilstra's bromvlieg, komt deze omroep
vereniging zowaar met een sportuitzending,
waarin Bob Spaak
vijfentwintig minuten
lang hetzelfde en het
nog ontbrekende
sportnieuws aan de
luisteraars bekend
maakt, met medewer- V
king van dikwijls nog
vreemder medewerkers dan de AVRO.Maar
ook dat is nog niet genoeg. De KRO heeft
voor de uitzending van de AVRO nog een
kwartier sport en de nieuwsdienst geeft in
de uitzending van kwart over zes (Hilver
sum II) en kwart voor acht (Hilversum I)
weer de enorme lijst van uitslagen als was
er die dag niets anders gebeurd.
Er is ongetwijfeld veel belangstelling
voor het sportnieuws van Zondag, evenals
hier en daar voor een korte beschouwing
over de stand ven zaken. Maar omdat
blijkbaar drie omroepen willen vechten om
de gunst van de sportieve luisteraar, gaan
kostbare tijd, geld en moeite verloren. En
het kan toch zo gemakkelijk anders. En
Voor de
microfoon
wel zo dat de reeds genoemde drie omroep
verenigingen tezamen één uitzending ver
zorgen van laten wij zeggen drie kwartier.
Dit heeft niet alleen het voordeel, dat niet
nodeloos in herhalingen vervallen behoeft
te worden, maar tevens dat de luisteraar in
één uitzending, één volledig overzicht
krijgt van de gang yan zaken bij de diverse
takken van sport.
Uiteraard zou deze gezamenlijke uitzen
ding wat later moeten plaats hebben dan
die van de AVRO en dus bij voorbeeld van
kwart voor zes tot half zeven. Op dat tijd
stip toch kan men uit alle delen van het
land de voornaamste verslagen en uitsla
gen gemakkelijk binnen hebben. Ook de
nieuwsdienst zal dan niet tot twee maal toe
de uitslagenreeks behoeven uit te zenden.
Voor de luisteraar is er dan .nog het voor
deel dat hij zich na ziin bezoek aan een
sportwedstrijd op Zondagmiddag niet zal
behoeven te haasten om toch maa' vooral
niets te missen van de uitzending. Zoals nu
dikwijls het geval is bij degenen, die ten
koste van alles de snortrevue van de AVRO
aanvang half vijf willen horen.
De bovenstaande oplossing zal echter
wel toekomstmuziek blijven, want eenheid
en radio zijn nog steeds verre van elkaar
verwilderd. Maar wie weet komt nog eens
de tijd dat de vrome wensen in vervulling
zullen kunnen gaan. Ja, wie weet.
AD INT.
WERK VAN DAUMIER IN ARNHEM
Na de zomertentnonstelling ..Schilders
van de Veluwezoom" (die tot einde Augus
tus duurt) zal in het Arnhemse Gemeente
museum gedurende September en October
werk van Daumler werden geëxposeerd.
COOOOCKXXXXJOOOOOOOOOOO
Vrienden? Niks hoor
ALS de „Dokter Wagenaar" in Oude-
schild binnenloopt en het jade-groene
water achter de schroef tot rust is ge
komen, ruikt en hoort ge Texel. De
schapenlucht en het meeuwengekrijs
attributen, die meer dan klompen en
molens, de essentie van Neerlands ziel
uitmaken. Het is opmerkenswaardig
dat vele jeugdherinneringen bepaald
worden door een geur. Dat is ook hier
het geval. Want toen ge languit op uw
buik in de kamer „De Scheepsjongens
van Bontekoe" las of „Paddeltje" en in
die beslotenheid een wereld schiep van
pek en teerlucht, met de schipbreuke
lingen de schildpadeieren onder het
strandzand van een tropisch eiland
vond, toen wist ge ook waar deze zee
vaarders naar verlangden, waar zij
steeds aan dachten en wat tot uw op
luchting op de laatste pagina's ook
plaats vond: de terugkeer naar het va
derland. Bij Hoek van Holland kwamen
dan de eerste meeuwen met het vader
lands gekrijs opdagen en later, als de
slotfase, snoof de weergekeerde zeeman
met gulzige teugen de geur van het vee
op. En dan stond er gespatieerd: „Ein
de". Alsof ge het al niet reeds wist.
DAT ALLES komt weer in u terug,
als ge voet aan wal in Texel zet. Dit
moet het eiland zijn geweest waar de
zeehelden uwer jeugd hun thuis had
den. En ge voelt een plotselinge fami
liariteit in u opkomen, alsof ge zelf
heemwaarts keerde.
Op Texel bestaat eigenlijk geen Zon
dag, want al zou men midden in de
week het marktplein van Den Burg be
treden, met de bomenrij in het midden
en het hotel met de bloembakken ter
zijde, men zou dat zelfde feestelijke
gevoel van de Zondag behouden. Het
weekrumoer heeft hier zo'n geringe
omvang en het verkeer is zulke kleine
proporties toegedaan, dat ge aanstonds
deze vergissing maakt. Ge zoudt echter
een andere mening aanhangen wanneer
ge de schapenmarkt, een der belang
rijkste in ons land, mede beleefde. Maar
de knokige boeren met hun stokken
treft ge er 's Zondags nauwelijks aan,
want het is er stil. De disselkarren
staan op de deel, de paarden snuivend
op stal. De klompen, die anders over
de klinkerstraten klepperen, werden
verwisseld voor de Zondagse, blank
geschuurd of met de hand beschilderd.
Als ge ooit wilt begrijpen waarom de
goede God op de zevende dag van
Zijn werkweek wilde rusten, dan moet
ge u verder Texel in begeven, De Koog
voorbij door het duinlandschap. Grote
vluchten scholeksters en meeuwen ver
gezellen u en overstemmen bij tijd en
wijle de zingende branding, die bijna
overal op het eiland hoorbaar is. De
goede God moet het in Zijn scheppings
week erg druk gehad hebben. Hij dacht
het duinroosje uit, modeleerde de vlier
struik en schiep de braamstruik en zet
te Zijn kleine dieren daartussen in. En
toen rustte Hij uit en zag dat het goed
was. Al wandelend beaamt ge dat met
een steeds groter wordende vreugde.
LATER op de dag zoekt ge het strand
op, dat dan wat bevolkt is met baders
en ge schaart u aan hun zijde. De zon
staat als een fakkel aan de hemel, het
water garneert het strand met een s rook
schuimig kant, de hemel is van licht
blauw satijn en het strand is warm.
Een lieve middag lang ligt ge besluite
loos in het water en op het strand. En
als een vuren zon de dag niet af zou
sluiten, laagt ge er de volgende dagen
nog. De wijdheid van horizon schijnt
aangevuld te worden door de stilte, met
een enkele schakering van de schorre
en vreemde roep van meeuwen. Dat is
Texel op Zondag en zoekt ge het ge
luk. begeeft u dan Zuidwaarts, naar de
Mok, want daar staan de klavertjes vier
voor het grijpen. Maar waarom zoudt
ge dat doen, nu het geluk zich in zo
veel vormen, de hele dag lang, heeft
gepresenteerd?
L.
KAREL JONCKHEERE IS een dichter, ook als hij proza schrijft. Hij ziét de dingen
nieuw, hij zégt de dingen nieuw, bij de gratie en veelal ook mét de gratie van
zijn dichterlijke eerstgeboorterecht. Elk dichter en zeker Jonckheere, is een Columbus,
die werelden ontdekt en verkent, landschappen van het oog en van de ziel. Zó, als de
dichter, heb ik Jonckheere het eerst ontmoet en herkend in zijn bundel „Conchita",
een kleine cyclus (1939), gewijd aan een kind, een vluchtelinge uit Tarragona die
hem zeer aan het hart lag. Wat daaraan voorafging, een drietal verzenbundels, was
vingeroefening, een tasten op de toetsen van zijn taalinstrument, een afstemmen op
een eigen geluid voor een eigen ervaren van het levensgevoel, dat hij met veel van
zijn generatiegenoten gemeen heeft: de weemoed. Ook weemoed is moed: moed om
niet te verbitteren. Moed om warm te blijven in de kilte van een ontzield getij.
Dank zij die weemoed heeft Jonckheere
op de ontgoocheling de moed tot liefhebben
veroverd. Lees zijn „Spiegel der zee": een
suite van de weemoed, zwaar van terug
verlangen naar de onbezwaarde kinder
jaren, de onschuld, „het paradijs" sterk
van bereidheid tot een onverbiddelijk-
eerlijke zelfverkerening, helder van wil tot
zelfbevestiging, levensbevestiging.
„Spiegel der zee", bekroond met de drie
jaarlijkse Belgische Staatsprijs voor poëzie,
was het testament van een jeugd, die lijde
lijk moest aanzien hoe de ontwapening
faalde, de Volkenbond mislukte, de vrede
werd verraden; die jong al het gedreun van
Hitlerlaarzen in de oren had en in snor
kende leuzen de hoonlach hoorde weer
klinken om begrippen als eerbied voor het
leven en menselijke waardigheid; die het
moordend kouter van een oorlog een
diep-verwondende vore door het hart van
haar dromen voelde kerven. De jonge
Jonckheere mag van die jaren ernstig let
sel hebben gekregen, hij verbloedde er niet
aan. Gaaf droeg hij het beste, het duurzame
van zijn kinderdromen over aan het be
wustzijn van zjjn volwassenheid. En daar
mee had hij zichzelf gewonnen, het eigen-
lijkste van zichzelf: zijn dichterschap. Met
die levensoogst kon hij het wagen om ..De
hondenwacht" te betrekken: mannelijk-
welbewust in de realiteit van het leven,
dichterlijk-vruchtbaar in een aldus getitel
de verzenbundel.
Wat bleef is de weemoed om de verzake
lijking, de liefdeloosheid, de ontwijding
van het leven. Om de verminking van onze
natuurlijke, oorspronkelijke staat. Om de
kloof tussen mens en dier, mens en kind.
geest en instinct, kennis en weten. Maar
die weemoed was weerbaar nu, gepantserd
met humor en ironie, gereed tot een aan
val als het zo ziin moet, maar bovenal ge
wapend met liefde liefde voor de aarde,
liefde voor de zee.
Jonckheere is van beide, van de aarde
en de zee, van het begrensd-vertrouwde en
het eindeloos-ondoorsrondelijke. „Gebo
ren aan zee. kreeg ik mijn ogen van de
zee, mijn oren van de zee en, mocht ik er
één hebben, mijn hart van de zee". Dat is
zijn drang naar de verte, naar het altijd—,
wiikende, dat ergens wie zal zeggen
waór het eiland van belofte omspoelt.
Maar óók: „Zelf zijn wij niets anders dan
een levend stuk grond met millioenen rui
sende korrels en vezels. Wat van de aarde
komt, treedt als uit onszelf." En dot is
dan weer zijn geworteld-zijn in dit leven,
déze aarde, het hoekje land dat Vlaande
ren heet. op de landkaart en in zijn hart.
Deze Jonckheere en het is goed dat
men zich dit voor ogen houdt schreef
„Cargo"*). een reisbeschrijving, een
scheepsjournaal, een lofboek van een stu
diereis met de ..Elisabeth" naar Zuid-
Amerika. een „Columbiade" van een dich-
kilometer) biedt ruimte genoeg, al zal een
flink stuk tot de wildernis blijven beho
ren. „We leven hier rustig en tevreden",
aldus Rijker en zijn vrouw stemt daarmee
in. Het is niet zo eenvoudig als zij eens uit
winkelen wil: daar zijn vele uren mee ge
moeid. Thuis bakt zij zelf het brood, er
wordt alleen melkpoeder gebruikt en over
de vleesvoorziening behoeft zij zich in dit
vegetarische gezin geen zorgen te maken.
Tweehonderd voet hoog is de berg
waarop de Rijkers hun woning hebben ge
bouwd. Heel in de verte zien zij des avonds
de lichtjes van Cairns.
Tot zo laat mogelijk in de avond wordt
gewerkt, rust kent men niet. Er moet
worden ontgonnen.
Door de stilte donderen bij tijden de
doffe slagen van het dynamiet dat tot ont
ploffing wordt gebracht voor het oprui
men van de stukken bergsteen. „Maar
iedere dag wordt het hier beter en mooier",
constateert Rijker.
De ananas brengt bij de fabriek een goe
de prijs op. Er zit toekomst in dit stuk
plantage. Maar het is voor deze pioniers
in de eerste plaats een oase van rust en
werkzaamheid en kalme afwisseling, waar
door het leven mooier is dan ooit.
terlijke verkenner, in proza genoteerd, in
poëzie ervaren.
Het is een merkwaardig schriftuur ge
worden. Merkwaardig omdat het in twee
toonaarden is geschreven en dus met
„tweeërlei oren" moet worden gehoord. De
boventoon moduleert met kleurige stac
cato's de beschrijving: aanmonstering, eer
ste kennismaking met schip en bemanning,
reisbelevenissen, aankomst in Havana
doorvlochten met speelse motieven vol
humoristische arabesken, avontuurlijke
glissando's en arecdotische capriccio's. De
tegenmelodie is als ondertoon alleen hoor
baar in wat nauwelijks uitgesproken wordt.
En het is déze juist die nazingt in iets dat
duurzamer is dan een reisjournaal.
Lees in het eerste hoofdstuk de lofzang
op de aarde en hoor erin het verlangen
naar zee. Lees ziin afscheid van het land^
van Europa, en hoor zijn bedwongen hun
kering naar een vrediger mens-ziin. Lees
in zijn humor de ironie en in ziin ironie
weer de satire, en hoor dat in dit alles
samen zijn liefde voor de naaste, voor de
mensen, voor dit aards bestaan. een
weemoedige liefde.
Dan pas krijvt een citaat als dit een dich
terlijk reliëf: „Europa, vaarwel dan. Taaie
en oude huid. waarop we totnogtoe gekro
pen hebben, tafelland, waaraan onze vade
ren hebben aangezeten, ons vlees is uit uw
voren gestegen, onze geest uit het loden
omhulsel van uw radium. Gij zijt onze tra
dities. ons instinct, onze oorlogen, onze glo
rie." Dat is amor fati: de liefde voor het
onvermijdelijke. Verzoening, aanvaarding,
vrede van het hart.
In zijn alleenspraak met Columbus,
waarmee dit boek met de Lode
Baeckelmansprijs van de Koninklijke
Academie voor Taal- en Letterkunde
bekroond besluit, kunt ge het ant
woord vinden op de onuitgesproken
vraag van een dichter, wóór in de „we
reld" de eilanden te vinden zijn, die door
een mildere zon ziin gezegend dan het
vasteland onzer geboorte: „Zoals gii"
zegt deze zwerver-dichter tot de onsterfe-
lüke Christoffel „hebben wij het Aards
Paradijs gezocht en zijn als gij overtuigd,
dat het op een landengte ligt, een zeer
smalle."
Neem terwille van deze verborgen strek
king, waardoor dit reisjournaal tot een
proces-verbaal van hartsaangelegenheden
is gerijpt, een aantal bladzijden die niet
meer dan een puntig-gestyleerde reportage
zijn op de koop toe. Wat dèn overblijft is
ruimschoots genoeg om ï<n het proza van
een zeeschuimend avonturier de poëzie van
de dichter Jonckheere te herkennen en In
die poëzie een overwinning van het dich
terschap op een boosaardig tijdsbestek.
C. J. E. DTNAUX.
(Uitgeverij
•1 Karei Jonckheere: „Cargo"
Ontwikkeling. Antwerpen).
MAX CROISKT HRAAGT VFRHALEN
VAN TSÏECHOV VOOR
Ter gelegenheid van het feit, dat het 2
Juli vijftig jaar geleden zal zijn dat Anton
P. Tsjechov overleed, zal de acteur Ma*
Croiset het komende seizoen enige verha
len van deze Russische schrijver voord ragen.
(Uit „The New Yorker")
Eigenlijk zoudt u iets meer moeten
weten omtrent de Australische „rimboe"
teneinde te begrijpen wat het betekent
„bush-pionier" te zijn. Daartoe zoudt ge
de barstige bergen moeten hebben ge
zien en moeizaam de bergwanden heb
ben beklommen en weer afgedaald, om
te weten wat het betekent achtentwintig
mijl naar de naastbij gelegen stad te
moeten afleggen. Ge zoudt de stilte in
deze rimboe gevoeld moeten hebben en
de hopeloosheid gezien om ergens een
stuk grond te ontginnen. Dan zoudt ge
- evenals ik - het onbegrijpelijk vinden
hoe deze artistenfamilie uit Noordwijk
aan Zee hier in Australië een ananas
plantage uit deze grond stampte.
In het tropische Noord-Queensland, ligt
het stadje Cairns. Zesentwintig mijl „ho
gerop" zoudt ge de familie Rijker kunnen
vinden. Tien tegen één dat voor de eerste
keer zulks onmogelijk zou zijn zonder een
goede gids, want in de Australische „bush"
kunt ge dagen, als het moet zelfs weken
dwalen. En ergens tussen de bossen en
hoog opgaande gewassen staat een klein"
huisje, grotendeels van kistplanken ge
bouwd. Het huisje van de Rijkers.
Hoe zij zo in dat „niemandsland" te
recht kwamen?
Eigenlijk heel eenvoudig. De Austra
lische regering had gezegd: „Wil je 260
acres grond hebben?" en Rijker had slechts
„ja" te zeggen om er de onbetwiste eige
naar van te worden.
Ja, maar dan moet ge ook weer iets
weten van die „grond" niet alleen diep
in „the bush" met de nodige bergen en
bergruggen, doch ook met de rijke vege
tatie van bomen en planten, die verwis
seld moesten worden voor ananasstruiken.
Zij moesten land in culuur brengen. Dat
betekende: bomen vellen, wortels verwij
deren, struiken weg hakken, ploegen, spit
ten en wat al niet meer.
En hier zat geen „kapitaal acher". In
tegendeel, er was kapitaal tekort.... On
der zulke omstandigheden begint men niet
zoveel.
De geschiedenis over de pioniersarbeid
De kunstschilder Rijker uit Noordwijk
aan Zee ziet men hier samen met zijn
zoons in de Australische rimboe bezig
zijn grondgebied te bewerken om daar
zijn ananas-plantage aan te leggen.
van de familie Rijker stamt uit de poging
van 16-jarige Robert, die als verstekeling
naar Californië probeerde te komen, het
geen mislukte.
„Ga je geluk in Australië proberen",
adviseerden de emigratie-ambtenaren in
Holland en dit bracht het echtpaar Rijker
me de beide zoons Willem en Robert naar
dit werelddeel. Boeren werden zij in een
„share-farm". Met een aandeel in de winst
Maar de farmer was handiger dan deze
artistenfamilie en liet hen zonder dat
winstaandeel vertrekken.
„Een erg onprettige ervaring", zegt Rij
ker berustend.
In die tijd bood de regering in Queens
land de twee blokken „land" met een op
pervlakte van 260 acre ter bewerking aan.
Niemand had er interesse voor. Rijker wel.
En dus trok het gezin de rimboe in.
Het meubilair en al hetgeen men meer
aan aardse goederen bezat, waaronder een
aantal van zijn schilderwerken, werd naar
„the bush" getransporteerd. De kisten le
verden hout voor wanden van het huis.
Bomen waren er genoeg als verder bouw
materiaal.
Zo verrees op deze eenzame plek van
het Australische oerwoud de woning van
een Nederlandse schilder. Keuken, zitka
mer, twee slaapkamers. Met gerechtvaar
digde trots kon men hier de eigen woning
betrekken! Toen ging men aan het ont
ginnen. Doch daarvoor moest er geld ko
men, waartoe Robert een baan nam in het
„naburige" Cairns.
Veel geld om van te leven behoefde men
weliswaar in deze omgeving niet, doch
men had materiaal nodig om de plantage
te beginnen.
Nu, na ruim twee jaar, is het er een
lieve lust om de oranjekleurige vruchten
te zien rijpen. Maar voor de Rijkers is het
niet slechts een fleurig gezicht, doch be
tekent het tevens een begin van een
nieuw leven, dat hier in deze wildernis
werd begonnen. Ramen waren in het huis
niet nodig. De deuren laten zon en frisse
lucht in voldoende mate binnen. En voor
„overburen" behoeft men niet bevreesd
te zijn!
Langzamerhand breidt de plantage zich
uit: de 260 acres (ongeveer een vierkante