DEHOND VAN St. MICHEL
Badplaatsen
Voor twee cent per kilometer
op treinreis door Zweden
Engelse Paragraaf
Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
Hoe heet die stad?
Overal kleine hutten
„Jeugd"-herbergen
„Nederland-Waterland"
Iflwr
Iedereen had altijd iets te zeggen over
de kleine pony. Het grote paard vond
zichzelf te wijs en te groot om met haar
te praten en lachte haar in haar gezicht
uit. De koeien noemden haar een onder
deurtje en zelfs de schapen gichelden
als ze als een echtpaard door het wei
land draafde. Ja, en ook de boer was
nooit erg vriendelijk tegen haar. „Ze is
te klein om een kar te trekken," zei hij,
„als het niet voor de kinderen was, had
ik haar allang verkocht."
Die kinderen waren dan ook de eni
gen die Hef waren voor Hummeltje,
want zo noemden ze haar. Maar toen
de kinderen groter werden en naar
school moesten, stond de pony meestal
de hele dag alleen bij een paal te dro
men. Af en toe gleed er een traan langs
haar neus, want ze had zo graag gewild
dat de dieren en de mensen haar wèl
aardig vonden en om haar lachten. Ze
ging steeds minder eten, alleen van ver
driet. En daardoor leek ze nog kleiner.
<C
ÏÏD
B
F
IHI
II
S"
1
11
u
9
12
1
10
1o
13
6
V
13
k
7
l
1o
13
ti
11
t
11
té
w
13
io
11
<j
9
1h
1
a
V
11
f>
11
1
1
7
6
1
s
V
11
In elke horizontale rij moet je een
woord van vijf letters invullen. Als je
het goed doet, komt er in de middelste
rij, van boven naar beneden de naam
van een Nederlandse stad te staan. In
de hokjes zie je cijfers staan. Elke let
ter heeft zijn eigen cijfer. Wanneer je
een paar keer hetzelfde cijfer ziet, is
dat telkens dezelfde letter. Bijvoor
beeld: als je in een hokje een K in
moet vullen en daar staat een 6 in,
moet je in alle hokjes, waar een 6 in
staat een K zetten.
A Heb je op je hoofd
B Smal water tussen weilanden
C Kookt moeder water in
D Smeer je op je brood
E Niet smal
F Staat op of bij een kerk
G Pa
H Bolletje met gat er in
I Woonvertrek
„Dat gaat zo niet," zei ze op een goe
de dag tegen zichzelf. „Ik moet er iets
op vinden. In moet een ander beest wor
den, Misschien houden ze dan wel van
me. Was ik bijvoorbeeld maar een ko
nijn. Daar is iedereen aardig tegen en
hij is toch ook klein."
Een hele dag speelde ze dat ze een
konijn was. Ze deed zijn gekke spronge
tjes na, stak haar oren omhoog en liet
ze dan opeens weer hangen. Ze ging
zelfs op haar twee achterpootjes zitten,
net zoals ze het konijn had zien doen.
Door al dat oefenen had ze geen tijd
meer om treurig te zijn. Toen ze slapen
ging zei ze tegen zichzelf: „Morgen wil
ik een poes zijn. Daar is iedereen ook
lief tegen." De hele dag speelde ze dat
ze een poes was. Ze gaf kopjes tegen
mensen die er niet waren, ze ging op
de loer liggen en maakte grote roofdier-
sprongen, zoals ze Hans, de kater, had
zien doen. De dag was zo om.
„Morgen ben ik een varken," zei ze
voor ze slapen ging. En dat deed ze ook.
Iedere dag was ze een ander beest en
deed ze alles na wat ze die anderen had
zien doen. Ze werd er weer vrolijk van
en at meer.
Maar op het laatst wist ze geen één
beest meer te bedenken dat ze nog niet
geweest was. „Weet je wat," zei ze,
„dan ben ik ze maar eens één dag alle
maal tegelijk."
Da deed ze. Nu eens was ze een poes,
dan weer een muis, dan weer een ko
nijn of een varken en ga maar door. Ze
had het er zo druk mee dat ze niet
merkte dat er vlak bij het hek, waar
ze helemaal in haar eentje aan het spe
len was, een auto stopte.
Toen ze alle dieren had nagedaan,
hield ze even op. Maar op dat moment
klapte iemand heel hard in zijn handen,
en een stem riep: „Goed zo, goed zo,
bravo!"
„Wat is dat nou?" dacht de pony en
ze keek nieuwsgierig om. Er kwam een
grote mijnheer in een wijde jas op haar
af. Hij schudde verbaasd met zijn hoofd.
„Hoe komt zo'n knappe pony op een
boerderij?" zei hij, terwijl hy haar ma
nen streelde en haar klontjes voerde uit
zyn zak.
De pony wist niet wat haar gebeurde.
Zó vriendelijk was nog nooit iemand te
gen haar geweest. Helemaal uit zichzelf
liep ze met die mijnheer mee, die recht
op de boerderij aanstapte.
„Hola, is daar iemand?" riep hij in de
stal. De boer kwam met zijn grote trek
paard aanlopen.
„Wat wilt u?" vroeg hy aan die
vreemde mijnheer.
„Ik wil die prachtige pony van je ko
pen," zei de mijnheer meteen, „dat is
het beste circusdier dat ik ooit gezien
heb."
De boer keek heel verbaasd. „Circus-
dier?" zei hij. „Het is een doodgewone
pony, die te klein is om mijn wagen te
trekken."
„Wat moet je er voor hebben?" zei
de circusdirecteur, want dat was hij.
De boer krabde zich achter zijn oor.
„Daar moet ik nog eens over denken,"
zei hij.
De mynheer liet de boer een hele sta
pel bankbiljetten zien, die hij voor de
pony geven wilde. De boer schrok er
van. Het was zoveel geld, dat hij er wel
twee andere grote paarden voor kon
kopen en dan nog overhield.
„Verkocht," zei hy meteen en hy keek
naar de pony alsof hy haar voor de eer
ste keer zag. Hy streelde haar manen
en gaf haar lieve naampjes. De kinde
ren kwamen er ook bij. Nog nooit had
den ze de pony zo lief gevonden als nu
zy verkocht werd.
Maar van die kunsten had nooit
iemand geweten, want niemand lette op
haar. Toen de mijnheer ook nog beloof
de dat de boer en zyn kinderen voortaan
altijd zonder betalen in het circus moch
ten, waren ze helemaal in de wolken.
En je hoeft niet te vragen wat het gro
te paard voor ogen opzette, toen hy alles
hoorde. Hy stond er vlakbij, moet je we
ten.
„Hoe krygen we haar naar de stad
toe?" vroeg de circusmynheer. „Ik laat
haar liever niet zo ver lopen. We moe
ten haar een beetje verwennen."
De boer wist er wel iets op. De pony
moest tegen een loopplank op naar bo
ven klimmen op de hooiwagen. Het gro
te paard werd ervoor gespannen. Daar
gingen ze.
De hele boerderij, de knechten, de
meisjes, de boerin en de kinderen van
de boer wuifden de pony na. Alle dieren
in het weiland keken op.
Zo reed de pony een heerlyk leven te
gemoet. Iedere dag speelden de circus
mensen met haar en wel duizend men
sen en kinderen lachten om haar kun
sten. Ze kwam overal, ze zag de hele
wereld, maar de mooiste dag van het
jaar vindt ze altijd, als ze in de stad te
rugkomt, waar ze geboren is. Als ze
langs het weiland komen, waar ze vroe
ger zo alleen stond, gaan de circuswa
gens een beetje langzamer rijden. De
boer en de boerin en de kinderen staan
op het erf en het grote paard en alle
koeien en schapen heffen hun koppen
op.
De pony lacht en steekt een glimmend
gepoetst hoefje op. Dag, wuift ze.
MIES BOUHUYS
Joosje heeft haar jas verloren
en ze droeg hem nog zo pas:
wit van achter, wit van voren,
o, zo'n mooie wollen jas.
Joosje wandelt naar het paard:
„Paard, heb jij mijn jas gezien?
Weet je, hij is zoveel waard,
honderd gulden wel misschien".
Maar het paard schudt met de manen:
„Joosje, nee, ik weet het niet".
Joosje, helemaal in tranen,
kijkt of ze de koe niet ziet.
„Koe, mijn mooie jas is weg,
'k ben hem zo opeens maar kwijt.
Weet jij, waar hij zijn kan, zeg?"
Maar de koe loeit: ,,'k Heb geen tijd".
Joosje zegt: „Ik zal eens vragen
bij mijn zusjes in de wei,
die net zulke jasjes dragen
als die mooie jas van mij.
Moet je horen, moet je horen",
roept ze als ze bij ze komt:
,,'k Ben mijn mooie jas verloren!"
Maar opeens staat ze verstomd.
Want wat ziet ze? Net als zij
Hebben ze hun jasjes uit.
Niemand huilt, ze zijn juist blij.
„Wat heb jij?", roepen ze luid.
„O, dom schaap, o domme Joosje,
voel je niet hoe fijn het is?"
„Ja", zegt Joosje, na een poosje,
„eig'lijk is het heerlijk fris".
MIES BOUHUYS.
BRANSCOMBE, Juni De regen
is het vervelendste van reizen in Zuid-
Engeland, maar toch ook niet erg, want zij
valt uit wolken waarin het aandringen van
de zon steeds herkenbaar blijft. Pas na een
hele dag regen, als een zware damp, bij het
mistige af, over de heuvels ligt, verliest de
toerist er de moed bij. Hij kan dan niet
slechter doen dan zijn toevlucht zoeken in
Plymouth, hoe aardig de naam van die stad
ook mag klinken. Daar is in de oorlog het
hele centrum verwoest. De drie geweldige
boulevards, die er nu aangelegd zijn, in
goede smaak met strakke witte gebouwen
omboord, verwijzen naar een hart van de
stad dat nergens te vinden is. Wel bestaat
er een havenkwartier, brede keistraten met
vuile huizen en hier en daar een treinspoor
door het plaveisel; het enige licht schijnt
achter de matglazen ramen van de café's,
op straat ontmoet men alleen de stekende
ogen van een piekfijn geklede man op een
hoek. Er verschijnt wekelijks een gids voor
de vermakelijkheden en bezienswaardig
heden van Plymouth: de meeste daarvan
liggen buiten de stad, de redactie van het
boekje roemt zelfs de snelle treinverbin
dingen met naburige plaatsen.
Men zou het afscheid van Cornwall kun
nen gaan betreuren, dat men genomen heeft
cp de pont over de baai van Plymouth.
Niet ver naar het Westen ligt daar Pol-
perro, de huisjes samengedrongen in een
dal, dat uitloopt op een fjord. De wanden
van de fjord zijn rotsachtig, maar niet zo
hoog dat zij het licht buiten sluiten; door
een knik halverwege is de zee van het dorp
uit onzichtbaar, men ziet alleen de enkele
villa's die hoog in de bocht gebouwd zijn.
De algemene erkenning als schoonheid
heeft Polperro geen goed gedaan: die villa's
staan er al te aardig en in de benedenstad
heeft de toeristenhandel de neiging zich te
vermommen als onbedolven gastvrijheid.
Dank zij de regen blijven de straten bijna
leeg: er staan alleen een paar dorpelingen
onder een ijzeren overkapping naar de vis
sersboten te kijken. Een beleefde Zweed
manoevreert met een veel te grote auto op
zoek naar een adres waar niemand hem de
plaats van kan aangeven. Men klimt een
eindweegs de hoogste rots op, rechts van de
fjord, waar vandaan de grijze zee is te zien
en twee paden verder omhoog, met een bord
bij één er van: This is not the way to the
cliff (Dit is niet de weg naar de rots).
Er zijn ook tal van zulke aantrekkelijke
plaatsjes aan de beide kusten van Devon,
het tweede graafschap van Land's End af
gerekend. Aan de Noordkust bijvoorbeeld
Porlock, waar de hoofdweg versmalt door
heen loopt tussen „cottages" met laaghan
gende dikke rieten daken en rozen tegen
de gevel. Vandaar loopt de weg omhoog,
over de heuvels door een bos met openin
gen, die een prachtig uitzicht geven op de
strook laagland langs de kust, en op de zee
die onder de zon van een gedempt blauw
is, dat ver weg in de nevel vergaat. Op weg
naar het Westen komt men door Lynmouth,
een klein plaatsje aan de voet van de heu
vels, dat nog lang niet hersteld is van de
uitspatting van het riviertje vorig jaar; in
gewone doen ziet het water er onschuldig
uit, het laat zich door de middelgrote keien
in de bedding al op zij duwen.
In het Zuiden, aan de Kanaalkust, liggen
de badplaatsen van het gewone type: voor
een strand, dat meestal smal is en met kie
zelstenen bedekt, een kaarsrechte boule
vard waaraan lichtgeel geschilderde hotels
met serres en een lange rij badhuisjes;
achter de boulevard het dorp met de bij
kantoren van de grote banken en de win
kels voor prentbriefkaarten en strandem-
mertjes. Zo zijn Essmouth, Sidmouth en
Darhmouth. Daartussen ligt Branscombe
haast onopgemerkt in een dal, een kilo
meter van de zee. Drie landwegen leiden
er heen van de hoofdweg, moeilijk uit
elkaar te houden, omdat zij even smal zijn
en zoals meestal in Devon geen enkel uit
zicht bieden: het wegdek ligt lager dan het
land ter weerszijden, dat bovendien met
aarden wallen is afgezet eigenlijk is de
ideale manier van reizen hier boven in een
dubbeldeks bus, anders komt alleen bij de
hoeken en op de hellingen het land in
zicht.
In het dorp zelf staan een twintigtal hui
zen, een hötel annex put en verbazend
grote garage, die het minuscule dorpsplein
beheerst. De weg naar de zee loopt scherp
over een heuvel heen; aan het strand, weer
dik met kiezels bedekt, is het enige gebouw
een landelijke constructie van geteerd hout
met een rieten dak, die als theetent dienst
doet. Links van het dal gaan de heuvels
het eerst omhoog, vandaar kan men de lijn
van de kust proberen te onderscheiden
waar zij zich dertig kilometer verder bij
Essmouth naar het Zuiden buigt.
Branscombe is noch met smaak noch op
een smakeloze manier bedorven; na tienen,
als het donker is, gaat er niets meer om,
alleen hoort men oin half twaalf de gara
gehouder luidkeels lachen met een klant;
de volgende morgen is het voornaamste
verschil dat men hem dan ook zien kan.
26 JUNI 1954
(Van onze correspondent)
„Ik heb nooit geweten, dat Zweden zo
groot is", hoorden wij een Hollander
zuchten, nadat hij goed en wel in Stock
holm was aangekomen. „En ik had nooit
gedacht, dat het hier zo duur zou zijn",
voegde zijn echtgenote er aan toe. Ja,
het aantal dergenen, die door verkeerde
calculatie hun reis moesten afbreken, is
even legio als het aantal dergenen, die
tijdelijk met bordenwassen aan de kost
moesten komen.
Dat komt er van, zouden wy willen zeg
gen, als een reis niet goed wordt voorbe
reid. Het minste wat men kan doen, is toch
op de kaart kijken en vast te stellen, dat
het van Malmö (in het Zuiden) tot Kiruna
(in het Noorden) even ver als van Malmö
naar Barcelona is. Wie naar Zweden komt
om de middernachtzon te zien, vergete dus
vooral niet, dat Noord-Afrika dichter bij
zyn (Hollandse) huis ligt.
Wie deze les heeft geleerd, moet er nog
aan worden herinnerd, dat er ook in Zwe
den wolken kunnen zijn en dat de midder
nachtzon en de lichte avondhemel niet altijd
zijn te aanschouwen. Men reize dus niet naar
Zweden om even een kijkje te nemen. Het
zou dan de reiziger kunnen vergaan als de
Amerikaan, die was overgekomen met een
tiental kleurenfilms en na twee dagen het
land teleurgesteld verliet, omdat de zon
niet te zien was geweest! Ook met het
jaargetijde dient men rekening te houden.
Mei en Juni kunnen nog erg kil zijn (on
der 10 graden Celsius). In Juni en Juli zyn
(vooral in het Noorden) de muggen erg
lastig. Einde Augustus en September is
het prachtig om te wandelen, maar te
koud al voor een bad.
Wat het reizen betreft, u kunt doen als
wat de Zweden noemen: de dollar-toerist,
de wereldreiziger die niet op een briefje
van honderd kykt, door met de „dollar-
trein" naar het hoge Noorden gaan. Het
is werkelijk een droom om in deze trein
door het landschap te schommelen. Terwijl
u aan de bar hangt, worden uw films ont
wikkeld. En heeft u genoeg gezien van al
die voorbijflitsende bomen en het eindelo
ze landschap, dan kunt u naar een echte
speelfilm gaan kijken. U kunt er zelfs een
douche nemen en later in een heerlyke
fauteuil uitrusten.
Overigens is dit naar onze mening niet
de weg om Zweden te zien. Wij willen der
halve enige tips geven, hoe men dit dan
wel zou moeten doen.
Allereerst zij gezegd, dat de auto alleen
dan voordeel geeft, wanneer men zich niet
Noordelijker dan de lijn StockholmUpp
salaKarlstadOslo begeeft. De wegen
zijn hier niet al te best en de afstanden
werkelijk te lang om nog plezier van het
sturen te hebben. Bovendien zijn de trei
nen op de lange afstanden veel goedkoper.
Alvorens men echter zijn spoorplannen
maakt, dient men contact met een reisbu
reau of de vertegenwoordigster van de
Zweedse ANVV te Rotterdam, mevrouw
De Miranda-Strömblom op te nemen. Er
bestaan namelyk tal van goedkope rond-
reis-biljetten en rcductickaarten. Nemen
wij als voorbeeld de volgende rit: van Mal
mö over Stockholm, Uppsala, Gavle, Bo
den naar de Finse grens te Haparanda,
dan kan men met de trein en de bus de
grens volgen tot Papala en dwars door
Lapland naar Kiruna komen. Vervolgens
met de trein de bergen op tot Riksgransen,
slechts veertig kilometer van het ijsvrije
Narvik verwijderd. Daarmede is het Noor-
delykste punt bereikt. Terug neemt men
de zogenaamde Inlandsbanan, die over tal
van wild schuimende elven naar Ostersund
leidt. Het biljet laat een uitstapje naar
Storlien toe, dat op een afstand van hon
derdzes kilometer van Trontheim ligt. Dan
kunt u dwars door het mooie Dalarna naar
Gothenburg komen en de rondreis van
haast vijfduizend kilometer in Malmö be
ëindigen. Het reisbiljet derde klasse kost
u niet meer dan 165 kronen, dat is onge
veer honderdtwintig gulden, dus maar iets
meer dan twee cent per kilometer.
Het is echter de vraag of men voldoening
schept in het afleggen van grote afstan
den en niet liever op verhaal wil komen in
de rustgevende Zweedse natuur. Men kan
daartoe gebruik maken van de vele kleine
hótels, die voor een gulden of vyf, zes on
derdak verlenen. Wie graag lange afstan
den wandelt, neme de rugzak mee en lope
een van de vele, tientallen kilometers lan
ge, wandelpaden af, die dwars door de bos
sen en over de heuvels gaan en straten
noch dorpen kruisen. De Zweedse ANWB
(Svenka Turist- Föreningen) heeft er voor
gezorgd, dat overal kleine hutjes staan,
waar iedereen zelf zijn bed kan opmaken
en een maaltijd volgens zijn smaak kan be
reiden.
De Zweden willen zo veel mogelijk van
hun korte zomer genieten en derhalve zijn
talrijke gebouwen (tijdens de drie maanden
durende vacantie ook vele scholen) in hulp-
hótels veranderd. Vele boeren verhuren
hun oude huizen, die niet, zoals in Neder
land, worden afgebroken, maar als herin
nering blijven staan (uit een soort piëteit).
Een gedeelte van deze ruimte is geregis
treerd en de huisjes worden verhuurd te
gen een prijs, die voor geen beurs te hoog
is. De boer houdt namelijk rekening met
een bijverdienste door verkoop van zyn
producten.
Zeer in de smaak vallen ook de „herber
gen voor wandelaars", die met onze jeugd
herbergen zijn te vergelijken en waarvan
er ruim driehonderd met in totaal acht
duizend bedden zijn. De organiserende ver
eniging (de STF) is gelijk te stellen met
de Nederlandse Jeugdherbergen Centrale
en de leden daarvan genieten van alle
voordelen welke deze Zweedse zusterorga
nisatie biedt. Intussen zijn de Zweedse
„wandelaars" meestal ver over de twintig
en velen zelfs gehuwd. Bevendien komen
zij niet wandelend, maar met de auto. Dit
laatste heeft de STF doen besluiten om op
honderd plaatsen goedkope „kamers-voor-
families-met-kinderen" ter beschikking te
stellen. Een van de kinderen moet dan bo
ven de twee en onder de negen jaar zijn.
De overnachting kost slechts f 1.10 zon
der en f 2.met laken per persoon per
keer.
Wie aan een avontuurlijke tocht de voor
keur geeft, kan ook een tent meenemen en
die in de bossen van Stockholm opslaan.
Men kan ook in een „Vandrarhem" over
nachten of een hötel opzoeken. Maar op
gepast! In huizen, die er van buiten zeer
eenvoudig uitzien, kan men, althans in
Stockholm, vlug een gulden of twintig
voor een nacht zonder ontbijt kwijt zijn!
Men kan in Zweden voor ieder bedrag
eten. Voor zes Kronen krijgt men al een
Smorgasbord en in de zelfbedienings-re-
staurants heeft men nauwelijks de helft
nodig. Maar voor een maaltijd in een iets
betere gelegenheid moet men wel met acht
Kronen rekenen.
Tot besluit enige raadgevingen. Drink
geen water als aan het kraantje „sjovat-
ten" staat, want het is ongereinigd. Bestel
geen sterke drank als u niet wilt eten. De
vriendelijke ober zal het u, hoewel hei
roerboden is, wel geven, maar tevens de
verplichte warme maaltijd, hoewel niet
genuttigd, op de rekening schrijven. Ge
loof ook niet dat tomaten, aardbeien en
ander fruit, goedkoop zyn, als u een slecht
geschreven kg-prijs ziet. De groenteboer
bedoelt hg, hectogram, dus.... ons.'
Geen hadwecr, nee. Echt Hollands weer met een hemel vol wolken, die het
zwemmen in zee tot een rillerige aangelegenheid maken. Maar misschien is het
weer vandaag beter dan op dit plaatje en zo het dat niet is: een wandeling langs
het strand heeft ook haar bekoorlijkheden. Perk en Kloos gingen u daarin voor.
Deze week is in het raadhuis van IJzen-
dijke in Zeeuws-Vlaanderen de schilderij
tentoonstelling „Nederland Waterland" ge
opend. De doeken zijn bijeengebracht uit
de grote Nederlandse musea en uit particu
liere verzamelingen. Litteraire en deskun
dige medewerking werd verleend door de
heren Bertus Aafjes en Voorbeijtel Cannen-
burg. Burgemeester jhr. L. D. S. van
Bönninghausen tot Herinckhave, de promo
tor van deze derde schilderijententoonstel
ling in het IJzendijkse raadhuis, belichtte
't doel van de tentoonstelling: cultuursprei
ding en versterking van de culturele banden
tussen Nederland en België. De expositie
duurt tot 21. September.
PARIJS, Juni. Onder de honden van
deze wereld, die hun baas niet alleen ple
zier, maar ook financieel voordeel schen
ken, neemt de hond van Mont St. Michel
ongetwijfeld een prominente plaats in. Ik
schrijf hier De hond van Mont St. Michel
zonder eigenlijk te weten of er nog andei-e
honden zijn op het klooster-eiland, dat als
een imposante vergissing voor de kust van
Bretagne ligt. Ik heb er in elk geval geen
andere honden gezien; mogelijk heeft eeq^
gerechtvaardigd gevoel van inferioriteit
tegenover De hond hen met de staart tus
sen de poten over de lange rechte weg naar
het vasteland van Frankrijk doen afdrui
pen. Misschien ook worden zij zorgvuldig
van de straat gehouden, als er toeristen op
de rois zijn. Want dan doet De hond zijn
werk.
Ik zag hem voor het eerst, toen wij op
een regenachtige donkere dag voor de poort
van Mont St. Michel uit het minuscule
auto'tje stapten. Hij kwam kwispelstaar
tend op ons af en draaide zo vriendschap
pelijk om onze benen, als alleen om sym
pathie vragende honden dat kunnen doen.
Een in vele eeuwen van oefening opge
bouwde techniek heeft elke hond ter wereld
de nog nooit teleurgestelde zekerheid ge
geven, dat het mensenhart het snelst kan
worden veroverd door het kwispelend
draaien om de twee benen van zijn tradi
tionele meester. Wij waren dan ook plicht
matig en oprecht ontroerd en vroegen hem
ons op de tocht over de rots en door het
klooster te vergezellen. Hij kwam.
Hij heeft ons niet meer in de steek ge
laten. Het heeft geen zin u een nauwkeurig
verslag meter-per-meter te geven van onze
tocht over het schiereiland. Het is een bij
zondere ervaring, die nog aan attractie
wint als er geen andere toeristen zijn
zoals op deze sombere dag. Onze hond
(want wij waren hem al als zodanig gaan
beschouwen), bleek in het bezit van een
geheel eigen wil. Hij heeft ons alles laten
zien, maar het moest volgens zijn pro
gramma. Als wij af en toe een andere weg
insloegen dan hij ons was voorgegaan,
duurde het niet langer dan tien seconden
voor hij ons jankend achterna kwam lopen
en opnieuw om ons heen draaiend met lief
derijke, maar ook een „wat-stellen-jullie-
me-teleur"-blik in de trouwe ogen verzocht
de andere kant op te gaan. Met de herin
nering aan verhalen over honden, die hun
meesters redden van de zekere dood in
diepten onder valluiken of van de finan
ciële operatie door de rover om de hoek,
volgden wij hem dan.
De rondleiding, die hij ons aanbood,
duurde precies een uur. Toen stonden wij
weer buiten in het nauwe bochtige winkel
straatje van Mont St. Michel, dat tot de
nok is gevuld met souvenirwinkeltjes en
restaurants. De hond heeft ons feilloos
het is later bevestigd door een kenner van
het eiland naar de indrukwekkendste
en duurste souvenirkoning van het eiland
gebracht. De man gaf hem drie suikerklont
jes en ons een geroutineerde verkopers-
speech. Toen wij tenslotte onwillig, maar
uitgeput een in miniatuur-klooster ver
pakte liter Calvados hadden gekocht, ging
de hond ons even ferm voor naar het duur
ste restaurant.
Wij hebben er gehoorzaam gegeten. Het
was echter opvallend, dat onze gids daar
voor het eerst twee keer uit zijn rol viel.
Dat was toen hij quasi-achteloos met de
kellner mee door de deur naar de keuken
slipte. Beide keren kwam hij kauwend
terug. Wij hebben het goede, trouwe dier
zoals we het toen nog zagen niettemin
de botten van de kip aangeboden.
Tenslotte, al vrij laat in de middag, heeft
de hond ons teruggebracht naar de poort
van de rots. Nog één keer draaide hij vol
genegenheid om ons heen. Toen wij aan
stalten maakten in te stappen, wendde hij
zich volstrekt ongeïnteresseerd van ons af.
Op dat moment kreeg mijn reisgenoot voor
het eerst argwaan. „Het is een gewone
V.V.V.-hond", zei hij. „Hij wordt in stand
gehouden door de gemeente Mont St. Mi
chel. Daar komt weer een auto aan. Let
eens op wat hij doet." Over de weg van
het vasteland kwam een enorm Amerikaans
vehikel met vier militairen uit Duitsland
er in. De wagen stopte en vier jongens in
luide overhemden stapten uit. De hond liep
kwispelend op hen af en draaide aanhanke
lijk om hun benen. Twee minuten- later
ging hij hen vrolijk blaffend voor door de
poort. Zijn volgende ronde was begonnen.
Hij heeft niet meer naar ons omgekeken.
Eén ding zou ik u willen vragen. Als u
ooit eens op Mont St. Michel komt, vraagt
u dan de burgemeester inzage van de ge
meentebegroting. Als daar niet een post op
voorkomt „Onderhoud en logies van V.V,
V.-hond", dan wordt daar geknóéid met d^
begroting. En klopt u de hond namens m(j
maar eens op de flanken; het is ondanks
zijn zakelijkheid een vriendelijk dier.
Hy doet slechts zijn plicht. A. S. H.