DEHOND VAN St. MICHEL Badplaatsen Voor twee cent per kilometer op treinreis door Zweden Engelse Paragraaf Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Hoe heet die stad? Overal kleine hutten „Jeugd"-herbergen „Nederland-Waterland" Iflwr Iedereen had altijd iets te zeggen over de kleine pony. Het grote paard vond zichzelf te wijs en te groot om met haar te praten en lachte haar in haar gezicht uit. De koeien noemden haar een onder deurtje en zelfs de schapen gichelden als ze als een echtpaard door het wei land draafde. Ja, en ook de boer was nooit erg vriendelijk tegen haar. „Ze is te klein om een kar te trekken," zei hij, „als het niet voor de kinderen was, had ik haar allang verkocht." Die kinderen waren dan ook de eni gen die Hef waren voor Hummeltje, want zo noemden ze haar. Maar toen de kinderen groter werden en naar school moesten, stond de pony meestal de hele dag alleen bij een paal te dro men. Af en toe gleed er een traan langs haar neus, want ze had zo graag gewild dat de dieren en de mensen haar wèl aardig vonden en om haar lachten. Ze ging steeds minder eten, alleen van ver driet. En daardoor leek ze nog kleiner. <C ÏÏD B F IHI II S" 1 11 u 9 12 1 10 1o 13 6 V 13 k 7 l 1o 13 ti 11 t 11 té w 13 io 11 <j 9 1h 1 a V 11 f> 11 1 1 7 6 1 s V 11 In elke horizontale rij moet je een woord van vijf letters invullen. Als je het goed doet, komt er in de middelste rij, van boven naar beneden de naam van een Nederlandse stad te staan. In de hokjes zie je cijfers staan. Elke let ter heeft zijn eigen cijfer. Wanneer je een paar keer hetzelfde cijfer ziet, is dat telkens dezelfde letter. Bijvoor beeld: als je in een hokje een K in moet vullen en daar staat een 6 in, moet je in alle hokjes, waar een 6 in staat een K zetten. A Heb je op je hoofd B Smal water tussen weilanden C Kookt moeder water in D Smeer je op je brood E Niet smal F Staat op of bij een kerk G Pa H Bolletje met gat er in I Woonvertrek „Dat gaat zo niet," zei ze op een goe de dag tegen zichzelf. „Ik moet er iets op vinden. In moet een ander beest wor den, Misschien houden ze dan wel van me. Was ik bijvoorbeeld maar een ko nijn. Daar is iedereen aardig tegen en hij is toch ook klein." Een hele dag speelde ze dat ze een konijn was. Ze deed zijn gekke spronge tjes na, stak haar oren omhoog en liet ze dan opeens weer hangen. Ze ging zelfs op haar twee achterpootjes zitten, net zoals ze het konijn had zien doen. Door al dat oefenen had ze geen tijd meer om treurig te zijn. Toen ze slapen ging zei ze tegen zichzelf: „Morgen wil ik een poes zijn. Daar is iedereen ook lief tegen." De hele dag speelde ze dat ze een poes was. Ze gaf kopjes tegen mensen die er niet waren, ze ging op de loer liggen en maakte grote roofdier- sprongen, zoals ze Hans, de kater, had zien doen. De dag was zo om. „Morgen ben ik een varken," zei ze voor ze slapen ging. En dat deed ze ook. Iedere dag was ze een ander beest en deed ze alles na wat ze die anderen had zien doen. Ze werd er weer vrolijk van en at meer. Maar op het laatst wist ze geen één beest meer te bedenken dat ze nog niet geweest was. „Weet je wat," zei ze, „dan ben ik ze maar eens één dag alle maal tegelijk." Da deed ze. Nu eens was ze een poes, dan weer een muis, dan weer een ko nijn of een varken en ga maar door. Ze had het er zo druk mee dat ze niet merkte dat er vlak bij het hek, waar ze helemaal in haar eentje aan het spe len was, een auto stopte. Toen ze alle dieren had nagedaan, hield ze even op. Maar op dat moment klapte iemand heel hard in zijn handen, en een stem riep: „Goed zo, goed zo, bravo!" „Wat is dat nou?" dacht de pony en ze keek nieuwsgierig om. Er kwam een grote mijnheer in een wijde jas op haar af. Hij schudde verbaasd met zijn hoofd. „Hoe komt zo'n knappe pony op een boerderij?" zei hij, terwijl hy haar ma nen streelde en haar klontjes voerde uit zyn zak. De pony wist niet wat haar gebeurde. Zó vriendelijk was nog nooit iemand te gen haar geweest. Helemaal uit zichzelf liep ze met die mijnheer mee, die recht op de boerderij aanstapte. „Hola, is daar iemand?" riep hij in de stal. De boer kwam met zijn grote trek paard aanlopen. „Wat wilt u?" vroeg hy aan die vreemde mijnheer. „Ik wil die prachtige pony van je ko pen," zei de mijnheer meteen, „dat is het beste circusdier dat ik ooit gezien heb." De boer keek heel verbaasd. „Circus- dier?" zei hij. „Het is een doodgewone pony, die te klein is om mijn wagen te trekken." „Wat moet je er voor hebben?" zei de circusdirecteur, want dat was hij. De boer krabde zich achter zijn oor. „Daar moet ik nog eens over denken," zei hij. De mynheer liet de boer een hele sta pel bankbiljetten zien, die hij voor de pony geven wilde. De boer schrok er van. Het was zoveel geld, dat hij er wel twee andere grote paarden voor kon kopen en dan nog overhield. „Verkocht," zei hy meteen en hy keek naar de pony alsof hy haar voor de eer ste keer zag. Hy streelde haar manen en gaf haar lieve naampjes. De kinde ren kwamen er ook bij. Nog nooit had den ze de pony zo lief gevonden als nu zy verkocht werd. Maar van die kunsten had nooit iemand geweten, want niemand lette op haar. Toen de mijnheer ook nog beloof de dat de boer en zyn kinderen voortaan altijd zonder betalen in het circus moch ten, waren ze helemaal in de wolken. En je hoeft niet te vragen wat het gro te paard voor ogen opzette, toen hy alles hoorde. Hy stond er vlakbij, moet je we ten. „Hoe krygen we haar naar de stad toe?" vroeg de circusmynheer. „Ik laat haar liever niet zo ver lopen. We moe ten haar een beetje verwennen." De boer wist er wel iets op. De pony moest tegen een loopplank op naar bo ven klimmen op de hooiwagen. Het gro te paard werd ervoor gespannen. Daar gingen ze. De hele boerderij, de knechten, de meisjes, de boerin en de kinderen van de boer wuifden de pony na. Alle dieren in het weiland keken op. Zo reed de pony een heerlyk leven te gemoet. Iedere dag speelden de circus mensen met haar en wel duizend men sen en kinderen lachten om haar kun sten. Ze kwam overal, ze zag de hele wereld, maar de mooiste dag van het jaar vindt ze altijd, als ze in de stad te rugkomt, waar ze geboren is. Als ze langs het weiland komen, waar ze vroe ger zo alleen stond, gaan de circuswa gens een beetje langzamer rijden. De boer en de boerin en de kinderen staan op het erf en het grote paard en alle koeien en schapen heffen hun koppen op. De pony lacht en steekt een glimmend gepoetst hoefje op. Dag, wuift ze. MIES BOUHUYS Joosje heeft haar jas verloren en ze droeg hem nog zo pas: wit van achter, wit van voren, o, zo'n mooie wollen jas. Joosje wandelt naar het paard: „Paard, heb jij mijn jas gezien? Weet je, hij is zoveel waard, honderd gulden wel misschien". Maar het paard schudt met de manen: „Joosje, nee, ik weet het niet". Joosje, helemaal in tranen, kijkt of ze de koe niet ziet. „Koe, mijn mooie jas is weg, 'k ben hem zo opeens maar kwijt. Weet jij, waar hij zijn kan, zeg?" Maar de koe loeit: ,,'k Heb geen tijd". Joosje zegt: „Ik zal eens vragen bij mijn zusjes in de wei, die net zulke jasjes dragen als die mooie jas van mij. Moet je horen, moet je horen", roept ze als ze bij ze komt: ,,'k Ben mijn mooie jas verloren!" Maar opeens staat ze verstomd. Want wat ziet ze? Net als zij Hebben ze hun jasjes uit. Niemand huilt, ze zijn juist blij. „Wat heb jij?", roepen ze luid. „O, dom schaap, o domme Joosje, voel je niet hoe fijn het is?" „Ja", zegt Joosje, na een poosje, „eig'lijk is het heerlijk fris". MIES BOUHUYS. BRANSCOMBE, Juni De regen is het vervelendste van reizen in Zuid- Engeland, maar toch ook niet erg, want zij valt uit wolken waarin het aandringen van de zon steeds herkenbaar blijft. Pas na een hele dag regen, als een zware damp, bij het mistige af, over de heuvels ligt, verliest de toerist er de moed bij. Hij kan dan niet slechter doen dan zijn toevlucht zoeken in Plymouth, hoe aardig de naam van die stad ook mag klinken. Daar is in de oorlog het hele centrum verwoest. De drie geweldige boulevards, die er nu aangelegd zijn, in goede smaak met strakke witte gebouwen omboord, verwijzen naar een hart van de stad dat nergens te vinden is. Wel bestaat er een havenkwartier, brede keistraten met vuile huizen en hier en daar een treinspoor door het plaveisel; het enige licht schijnt achter de matglazen ramen van de café's, op straat ontmoet men alleen de stekende ogen van een piekfijn geklede man op een hoek. Er verschijnt wekelijks een gids voor de vermakelijkheden en bezienswaardig heden van Plymouth: de meeste daarvan liggen buiten de stad, de redactie van het boekje roemt zelfs de snelle treinverbin dingen met naburige plaatsen. Men zou het afscheid van Cornwall kun nen gaan betreuren, dat men genomen heeft cp de pont over de baai van Plymouth. Niet ver naar het Westen ligt daar Pol- perro, de huisjes samengedrongen in een dal, dat uitloopt op een fjord. De wanden van de fjord zijn rotsachtig, maar niet zo hoog dat zij het licht buiten sluiten; door een knik halverwege is de zee van het dorp uit onzichtbaar, men ziet alleen de enkele villa's die hoog in de bocht gebouwd zijn. De algemene erkenning als schoonheid heeft Polperro geen goed gedaan: die villa's staan er al te aardig en in de benedenstad heeft de toeristenhandel de neiging zich te vermommen als onbedolven gastvrijheid. Dank zij de regen blijven de straten bijna leeg: er staan alleen een paar dorpelingen onder een ijzeren overkapping naar de vis sersboten te kijken. Een beleefde Zweed manoevreert met een veel te grote auto op zoek naar een adres waar niemand hem de plaats van kan aangeven. Men klimt een eindweegs de hoogste rots op, rechts van de fjord, waar vandaan de grijze zee is te zien en twee paden verder omhoog, met een bord bij één er van: This is not the way to the cliff (Dit is niet de weg naar de rots). Er zijn ook tal van zulke aantrekkelijke plaatsjes aan de beide kusten van Devon, het tweede graafschap van Land's End af gerekend. Aan de Noordkust bijvoorbeeld Porlock, waar de hoofdweg versmalt door heen loopt tussen „cottages" met laaghan gende dikke rieten daken en rozen tegen de gevel. Vandaar loopt de weg omhoog, over de heuvels door een bos met openin gen, die een prachtig uitzicht geven op de strook laagland langs de kust, en op de zee die onder de zon van een gedempt blauw is, dat ver weg in de nevel vergaat. Op weg naar het Westen komt men door Lynmouth, een klein plaatsje aan de voet van de heu vels, dat nog lang niet hersteld is van de uitspatting van het riviertje vorig jaar; in gewone doen ziet het water er onschuldig uit, het laat zich door de middelgrote keien in de bedding al op zij duwen. In het Zuiden, aan de Kanaalkust, liggen de badplaatsen van het gewone type: voor een strand, dat meestal smal is en met kie zelstenen bedekt, een kaarsrechte boule vard waaraan lichtgeel geschilderde hotels met serres en een lange rij badhuisjes; achter de boulevard het dorp met de bij kantoren van de grote banken en de win kels voor prentbriefkaarten en strandem- mertjes. Zo zijn Essmouth, Sidmouth en Darhmouth. Daartussen ligt Branscombe haast onopgemerkt in een dal, een kilo meter van de zee. Drie landwegen leiden er heen van de hoofdweg, moeilijk uit elkaar te houden, omdat zij even smal zijn en zoals meestal in Devon geen enkel uit zicht bieden: het wegdek ligt lager dan het land ter weerszijden, dat bovendien met aarden wallen is afgezet eigenlijk is de ideale manier van reizen hier boven in een dubbeldeks bus, anders komt alleen bij de hoeken en op de hellingen het land in zicht. In het dorp zelf staan een twintigtal hui zen, een hötel annex put en verbazend grote garage, die het minuscule dorpsplein beheerst. De weg naar de zee loopt scherp over een heuvel heen; aan het strand, weer dik met kiezels bedekt, is het enige gebouw een landelijke constructie van geteerd hout met een rieten dak, die als theetent dienst doet. Links van het dal gaan de heuvels het eerst omhoog, vandaar kan men de lijn van de kust proberen te onderscheiden waar zij zich dertig kilometer verder bij Essmouth naar het Zuiden buigt. Branscombe is noch met smaak noch op een smakeloze manier bedorven; na tienen, als het donker is, gaat er niets meer om, alleen hoort men oin half twaalf de gara gehouder luidkeels lachen met een klant; de volgende morgen is het voornaamste verschil dat men hem dan ook zien kan. 26 JUNI 1954 (Van onze correspondent) „Ik heb nooit geweten, dat Zweden zo groot is", hoorden wij een Hollander zuchten, nadat hij goed en wel in Stock holm was aangekomen. „En ik had nooit gedacht, dat het hier zo duur zou zijn", voegde zijn echtgenote er aan toe. Ja, het aantal dergenen, die door verkeerde calculatie hun reis moesten afbreken, is even legio als het aantal dergenen, die tijdelijk met bordenwassen aan de kost moesten komen. Dat komt er van, zouden wy willen zeg gen, als een reis niet goed wordt voorbe reid. Het minste wat men kan doen, is toch op de kaart kijken en vast te stellen, dat het van Malmö (in het Zuiden) tot Kiruna (in het Noorden) even ver als van Malmö naar Barcelona is. Wie naar Zweden komt om de middernachtzon te zien, vergete dus vooral niet, dat Noord-Afrika dichter bij zyn (Hollandse) huis ligt. Wie deze les heeft geleerd, moet er nog aan worden herinnerd, dat er ook in Zwe den wolken kunnen zijn en dat de midder nachtzon en de lichte avondhemel niet altijd zijn te aanschouwen. Men reize dus niet naar Zweden om even een kijkje te nemen. Het zou dan de reiziger kunnen vergaan als de Amerikaan, die was overgekomen met een tiental kleurenfilms en na twee dagen het land teleurgesteld verliet, omdat de zon niet te zien was geweest! Ook met het jaargetijde dient men rekening te houden. Mei en Juni kunnen nog erg kil zijn (on der 10 graden Celsius). In Juni en Juli zyn (vooral in het Noorden) de muggen erg lastig. Einde Augustus en September is het prachtig om te wandelen, maar te koud al voor een bad. Wat het reizen betreft, u kunt doen als wat de Zweden noemen: de dollar-toerist, de wereldreiziger die niet op een briefje van honderd kykt, door met de „dollar- trein" naar het hoge Noorden gaan. Het is werkelijk een droom om in deze trein door het landschap te schommelen. Terwijl u aan de bar hangt, worden uw films ont wikkeld. En heeft u genoeg gezien van al die voorbijflitsende bomen en het eindelo ze landschap, dan kunt u naar een echte speelfilm gaan kijken. U kunt er zelfs een douche nemen en later in een heerlyke fauteuil uitrusten. Overigens is dit naar onze mening niet de weg om Zweden te zien. Wij willen der halve enige tips geven, hoe men dit dan wel zou moeten doen. Allereerst zij gezegd, dat de auto alleen dan voordeel geeft, wanneer men zich niet Noordelijker dan de lijn StockholmUpp salaKarlstadOslo begeeft. De wegen zijn hier niet al te best en de afstanden werkelijk te lang om nog plezier van het sturen te hebben. Bovendien zijn de trei nen op de lange afstanden veel goedkoper. Alvorens men echter zijn spoorplannen maakt, dient men contact met een reisbu reau of de vertegenwoordigster van de Zweedse ANVV te Rotterdam, mevrouw De Miranda-Strömblom op te nemen. Er bestaan namelyk tal van goedkope rond- reis-biljetten en rcductickaarten. Nemen wij als voorbeeld de volgende rit: van Mal mö over Stockholm, Uppsala, Gavle, Bo den naar de Finse grens te Haparanda, dan kan men met de trein en de bus de grens volgen tot Papala en dwars door Lapland naar Kiruna komen. Vervolgens met de trein de bergen op tot Riksgransen, slechts veertig kilometer van het ijsvrije Narvik verwijderd. Daarmede is het Noor- delykste punt bereikt. Terug neemt men de zogenaamde Inlandsbanan, die over tal van wild schuimende elven naar Ostersund leidt. Het biljet laat een uitstapje naar Storlien toe, dat op een afstand van hon derdzes kilometer van Trontheim ligt. Dan kunt u dwars door het mooie Dalarna naar Gothenburg komen en de rondreis van haast vijfduizend kilometer in Malmö be ëindigen. Het reisbiljet derde klasse kost u niet meer dan 165 kronen, dat is onge veer honderdtwintig gulden, dus maar iets meer dan twee cent per kilometer. Het is echter de vraag of men voldoening schept in het afleggen van grote afstan den en niet liever op verhaal wil komen in de rustgevende Zweedse natuur. Men kan daartoe gebruik maken van de vele kleine hótels, die voor een gulden of vyf, zes on derdak verlenen. Wie graag lange afstan den wandelt, neme de rugzak mee en lope een van de vele, tientallen kilometers lan ge, wandelpaden af, die dwars door de bos sen en over de heuvels gaan en straten noch dorpen kruisen. De Zweedse ANWB (Svenka Turist- Föreningen) heeft er voor gezorgd, dat overal kleine hutjes staan, waar iedereen zelf zijn bed kan opmaken en een maaltijd volgens zijn smaak kan be reiden. De Zweden willen zo veel mogelijk van hun korte zomer genieten en derhalve zijn talrijke gebouwen (tijdens de drie maanden durende vacantie ook vele scholen) in hulp- hótels veranderd. Vele boeren verhuren hun oude huizen, die niet, zoals in Neder land, worden afgebroken, maar als herin nering blijven staan (uit een soort piëteit). Een gedeelte van deze ruimte is geregis treerd en de huisjes worden verhuurd te gen een prijs, die voor geen beurs te hoog is. De boer houdt namelijk rekening met een bijverdienste door verkoop van zyn producten. Zeer in de smaak vallen ook de „herber gen voor wandelaars", die met onze jeugd herbergen zijn te vergelijken en waarvan er ruim driehonderd met in totaal acht duizend bedden zijn. De organiserende ver eniging (de STF) is gelijk te stellen met de Nederlandse Jeugdherbergen Centrale en de leden daarvan genieten van alle voordelen welke deze Zweedse zusterorga nisatie biedt. Intussen zijn de Zweedse „wandelaars" meestal ver over de twintig en velen zelfs gehuwd. Bevendien komen zij niet wandelend, maar met de auto. Dit laatste heeft de STF doen besluiten om op honderd plaatsen goedkope „kamers-voor- families-met-kinderen" ter beschikking te stellen. Een van de kinderen moet dan bo ven de twee en onder de negen jaar zijn. De overnachting kost slechts f 1.10 zon der en f 2.met laken per persoon per keer. Wie aan een avontuurlijke tocht de voor keur geeft, kan ook een tent meenemen en die in de bossen van Stockholm opslaan. Men kan ook in een „Vandrarhem" over nachten of een hötel opzoeken. Maar op gepast! In huizen, die er van buiten zeer eenvoudig uitzien, kan men, althans in Stockholm, vlug een gulden of twintig voor een nacht zonder ontbijt kwijt zijn! Men kan in Zweden voor ieder bedrag eten. Voor zes Kronen krijgt men al een Smorgasbord en in de zelfbedienings-re- staurants heeft men nauwelijks de helft nodig. Maar voor een maaltijd in een iets betere gelegenheid moet men wel met acht Kronen rekenen. Tot besluit enige raadgevingen. Drink geen water als aan het kraantje „sjovat- ten" staat, want het is ongereinigd. Bestel geen sterke drank als u niet wilt eten. De vriendelijke ober zal het u, hoewel hei roerboden is, wel geven, maar tevens de verplichte warme maaltijd, hoewel niet genuttigd, op de rekening schrijven. Ge loof ook niet dat tomaten, aardbeien en ander fruit, goedkoop zyn, als u een slecht geschreven kg-prijs ziet. De groenteboer bedoelt hg, hectogram, dus.... ons.' Geen hadwecr, nee. Echt Hollands weer met een hemel vol wolken, die het zwemmen in zee tot een rillerige aangelegenheid maken. Maar misschien is het weer vandaag beter dan op dit plaatje en zo het dat niet is: een wandeling langs het strand heeft ook haar bekoorlijkheden. Perk en Kloos gingen u daarin voor. Deze week is in het raadhuis van IJzen- dijke in Zeeuws-Vlaanderen de schilderij tentoonstelling „Nederland Waterland" ge opend. De doeken zijn bijeengebracht uit de grote Nederlandse musea en uit particu liere verzamelingen. Litteraire en deskun dige medewerking werd verleend door de heren Bertus Aafjes en Voorbeijtel Cannen- burg. Burgemeester jhr. L. D. S. van Bönninghausen tot Herinckhave, de promo tor van deze derde schilderijententoonstel ling in het IJzendijkse raadhuis, belichtte 't doel van de tentoonstelling: cultuursprei ding en versterking van de culturele banden tussen Nederland en België. De expositie duurt tot 21. September. PARIJS, Juni. Onder de honden van deze wereld, die hun baas niet alleen ple zier, maar ook financieel voordeel schen ken, neemt de hond van Mont St. Michel ongetwijfeld een prominente plaats in. Ik schrijf hier De hond van Mont St. Michel zonder eigenlijk te weten of er nog andei-e honden zijn op het klooster-eiland, dat als een imposante vergissing voor de kust van Bretagne ligt. Ik heb er in elk geval geen andere honden gezien; mogelijk heeft eeq^ gerechtvaardigd gevoel van inferioriteit tegenover De hond hen met de staart tus sen de poten over de lange rechte weg naar het vasteland van Frankrijk doen afdrui pen. Misschien ook worden zij zorgvuldig van de straat gehouden, als er toeristen op de rois zijn. Want dan doet De hond zijn werk. Ik zag hem voor het eerst, toen wij op een regenachtige donkere dag voor de poort van Mont St. Michel uit het minuscule auto'tje stapten. Hij kwam kwispelstaar tend op ons af en draaide zo vriendschap pelijk om onze benen, als alleen om sym pathie vragende honden dat kunnen doen. Een in vele eeuwen van oefening opge bouwde techniek heeft elke hond ter wereld de nog nooit teleurgestelde zekerheid ge geven, dat het mensenhart het snelst kan worden veroverd door het kwispelend draaien om de twee benen van zijn tradi tionele meester. Wij waren dan ook plicht matig en oprecht ontroerd en vroegen hem ons op de tocht over de rots en door het klooster te vergezellen. Hij kwam. Hij heeft ons niet meer in de steek ge laten. Het heeft geen zin u een nauwkeurig verslag meter-per-meter te geven van onze tocht over het schiereiland. Het is een bij zondere ervaring, die nog aan attractie wint als er geen andere toeristen zijn zoals op deze sombere dag. Onze hond (want wij waren hem al als zodanig gaan beschouwen), bleek in het bezit van een geheel eigen wil. Hij heeft ons alles laten zien, maar het moest volgens zijn pro gramma. Als wij af en toe een andere weg insloegen dan hij ons was voorgegaan, duurde het niet langer dan tien seconden voor hij ons jankend achterna kwam lopen en opnieuw om ons heen draaiend met lief derijke, maar ook een „wat-stellen-jullie- me-teleur"-blik in de trouwe ogen verzocht de andere kant op te gaan. Met de herin nering aan verhalen over honden, die hun meesters redden van de zekere dood in diepten onder valluiken of van de finan ciële operatie door de rover om de hoek, volgden wij hem dan. De rondleiding, die hij ons aanbood, duurde precies een uur. Toen stonden wij weer buiten in het nauwe bochtige winkel straatje van Mont St. Michel, dat tot de nok is gevuld met souvenirwinkeltjes en restaurants. De hond heeft ons feilloos het is later bevestigd door een kenner van het eiland naar de indrukwekkendste en duurste souvenirkoning van het eiland gebracht. De man gaf hem drie suikerklont jes en ons een geroutineerde verkopers- speech. Toen wij tenslotte onwillig, maar uitgeput een in miniatuur-klooster ver pakte liter Calvados hadden gekocht, ging de hond ons even ferm voor naar het duur ste restaurant. Wij hebben er gehoorzaam gegeten. Het was echter opvallend, dat onze gids daar voor het eerst twee keer uit zijn rol viel. Dat was toen hij quasi-achteloos met de kellner mee door de deur naar de keuken slipte. Beide keren kwam hij kauwend terug. Wij hebben het goede, trouwe dier zoals we het toen nog zagen niettemin de botten van de kip aangeboden. Tenslotte, al vrij laat in de middag, heeft de hond ons teruggebracht naar de poort van de rots. Nog één keer draaide hij vol genegenheid om ons heen. Toen wij aan stalten maakten in te stappen, wendde hij zich volstrekt ongeïnteresseerd van ons af. Op dat moment kreeg mijn reisgenoot voor het eerst argwaan. „Het is een gewone V.V.V.-hond", zei hij. „Hij wordt in stand gehouden door de gemeente Mont St. Mi chel. Daar komt weer een auto aan. Let eens op wat hij doet." Over de weg van het vasteland kwam een enorm Amerikaans vehikel met vier militairen uit Duitsland er in. De wagen stopte en vier jongens in luide overhemden stapten uit. De hond liep kwispelend op hen af en draaide aanhanke lijk om hun benen. Twee minuten- later ging hij hen vrolijk blaffend voor door de poort. Zijn volgende ronde was begonnen. Hij heeft niet meer naar ons omgekeken. Eén ding zou ik u willen vragen. Als u ooit eens op Mont St. Michel komt, vraagt u dan de burgemeester inzage van de ge meentebegroting. Als daar niet een post op voorkomt „Onderhoud en logies van V.V, V.-hond", dan wordt daar geknóéid met d^ begroting. En klopt u de hond namens m(j maar eens op de flanken; het is ondanks zijn zakelijkheid een vriendelijk dier. Hy doet slechts zijn plicht. A. S. H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13