Over de late roem van Frangois Pompon Luister ook eens naar Patachou en Georg Catherine Sauvage, es Brassens TOEGEWIJDE VAKMAN MET GEVOELIG KINDERHART HET FRANSE CHANSON VAN ONZE TIJD Nieuwe uitgaven Ken je Cagnes? VERSCHUIVINGEN IN HET MODERNE FRANS De taal gaat - met de tijd mee Zelfs het lommer van de kastanjes in het plantsoen is Frans! Talenruil met een Amerikaanse stad „MAITRE-ANIMALIER" De steden Aries in Frankrijk en York in Pennsylvania hebben afgesproken om van de volgende maand af eikaars talen „te ruilen". Er zullen dan taalcursussen, culturele uitwisselingen en manifesta ties gehouden worden in beide gemeen ten. Het vooruitzicht van deze toenade ring wordt met aroot enthousiasme door de bewoners van York ontvangen, voornamelijk door de jeugd, die al enige tijd bezig is met het bestuderen van het tweeduizendjarige verleden van hun „tweelingbroer" en probeert zo goed mogelijk Frans te spreken. De getekende grapjes in dit aan Frank rijk gewijde nummer van „Erbij" zijn van Michel Douay, Pouzet, Chaval, Bosc en Gabriel Edmé en werden overgenomen uit het kostelijke boekje „Sans Paroles" (Uit gave: Robert Laffout te Parijs). EEN ZESTIGJARIGE Hollandse dame, opgevoed met Anatole France, Pierre Loti en Payl Bourget, klaagde onlangs over het moeilijke Frans, dat zij tegenwoordig on der ogen krijgt: de zinnen lijken haar ge kunsteld, de woorden gewild en preten tieus, zo niet onbegrijpelijk. Zij interesseert zich nog altijd voor de schone letteren, ziet zich echter geconfronteerd met een orgie van neologismen, die haar afschrikken. Het simpele werkwoord „être" dóét het niet meer: une chose „se révèle".of „s'avè- re". Zij heeft vrede met „cornélien" en racinienmaar cornélianiste, rimbaldiste, rollandiste, gidien, lacretellien choqueren haar. Giralducienhad zij pas begrepen, toen halverwege het artikel de naam Gi- raudoux genoemd werd en dat sanbovien iets met Sainte-Beuve uitstaande had was haar geheel ontgaan. De advertentiekolom men vindt zij bepaald ergerlijk: „Notre tilaison polarise une clientèle immense!" en zij gaat per se niet naar een kapper, die zich „permancntiste" noemt. Waar is de traditionele „clarté" van het Frans? HET ANTWOORD op deze vraag kan kort zijn: men zegt wel dat de „clarté" van Het is erg moeilijk in het Hollands over Pompon te schrijven. Ik haast mij echter hieraan toe te voegen, dat het oneindig moeilijker zou zijn, voor mij althans, in het Frans over hem te schrijven. Maar Pompon is zo door en door Frans, dat er onwillekeurig Franse woorden in het hoofd opkomen als men over hem nadenkt. Woorden als: candeur, probité, tendresse, générosité, amour. Een wonderlijk man. Meer dan een halve eeuw leidde Pom pon het leven van een practicien, uitvoerder. Hij werkte voor Antonin Mercié, Falquière, Rodin enSarah Bernhardt (die liefhebberde in de beeldhouwkunst). Al die jaren voerde deze man, die een groot kunstenaar was en een teder dichterlijk hart had, met zorg en liefde de werken van anderen uit. In zijn vrije uren echter werkte hij voor zichzelf, boetseerde meest dieren, die hij ook inzond op tentoonstellingen, maar die niet of nau welijks werden opgemerkt. Tot in 1922 het succes plotseling doorbrak en Pompon een beroemd man was. Dit succes dankte hij aan zijn „Witte beer" (hierbij gereproduceerd) die in het Museum voor Moderne Kunst te Parijs staat opgesteld. Wat is nu het typisch Franse in Pompon? Zijn helderheid, zijn gevoel voor even wicht en harmonie, zijn precisie, zijn ge voel voor maat, dat hem ervan weerhield van tederheid in sentimentaliteit weg te zwemmen, het niet door de oogharen kij ken, maar het scherpe waarnemen en het weergeven van het essentiële. Verder een uiterst zorgvuldige werkwijze, een einde loos geduld. Als Pompon zijn atelier verliet, schrijft René Demeurisse, was het om naar de Jardin des Plantes te gaan en daar de dieren te bekijken en er naar te werken. Hij had, om dit te vergemakkelijken, een soort doos voor zijn buik gebonden, zoals iemand die wafels verkoopt, waarop hij al tijd zijn klei ter beschikking hield. Hij volgde de dieren onvermoeibaar. Hij werk te de schetsen in zijn atelier uit en keerde dan terug om het resultaat te controleren. Hij nam talloze maten (zie bij voorbeeld de hierbij eveneens afgedrukte studie tekening) en liet niets aan het toeval over. Het is hartverkwikkend dit te lezen en meer nog de resultaten van deze liefde rijke en zorgvuldige werkwijze te zien in een tijd als deze, nu er maar raak ge klodderd wordt door alle mogelijke diepe riken, zodat men er onpasselijk van dreigt te worden. Francois Pompon was de zoon van een meubelmaker en werd te Seaulieu ge boren. Vader Pompon verheugde zich over het tekentalent, dat zich al vroegtijdig bij zijn zoon openbaarde. In de eenvoudige, degelijke omgeving, waarin Pompon op groeide, zal wel die zin gekweekt zijn voor geduldige, doelmatige arbeid en het res- bradende om zijn vrienden te onthalen. Het is aardig voorts om te denken aan deze eenvoudige man, zoals men hem nu nog op foto's ziet: een brede, vaste beeld- houwerskop, zware wenkbrauwen en een krachtig ingeplante, dikke neus, met een korte brede baard, in het Parijs tussen de oorlogen van 1870 en die van 1914 tot 1918, die enorm kokende zee van hartstochten, e Hij vormde met zijn zware beeld- De gemeente Arnhem kocht het grote hert van Pompon en Demeurisse vertelt een aardige anecdote over het ontstaan daarvan. Pompon was al enige jaren met het hert bezig, maar hij was er niet tevreden over. Eens op een dag, toen hij het dier observeerde, kwam er een regiment soldaten voorbij, met militaire muziek voorop. Bij het horen van de schetterende trompetten richtte het dier zich hoog op, trillend, met opengesperde neusgaten. Pompon zag het hert zoals hij het wilde maken en zoals men het nu in Arnhem kan zien. peet voor métier en materiaal, die de vaste ondergrond vormen, waarop het oeuvre van Pompon gebouwd is. Toch is dit, hoe wel het veel is, niet alles. Het is ook niet het meest essentiële natuurlijk Dat was Pompon's dichterlijke aard, zijn onbedor ven kinderhart. Want er waren wel meer brave en toegewijde werkers. Het aardige van deze Pompon is nu, dat hij uit dit leger van eenvoudige, toegewijde werkers kwam, dat hij daar tot zijn 67ste jaar in leefde, dat hij het vak zo in de perfectie verstond en dat toch zijn werk niet een ijdel vertoon van virtuositeit werd, maar juist een wijze beperking. Het merkwaardige van Pompon's werk is juist, dat zijn vakmanschap, zijn ge oefende hand, zijn ervaring dat al deze prachtige eigenschappen hem niet de baas geworden zijn, maar dat hij ze gebruikte om er een allereenvoudigste, allergeser- reerdste, allergevoeligste vormgeving mee te bereiken. Het aardige is ook, dat hij, die een grenzeloze liefde voor dieren open baarde (hij maakte geen elkaar verscheu rende tijgers, zoals de dramatische Barye) ontdaan was van alle sentimentaliteit: de dieren in de Jardin des Plantes staken hun snuiten door de tralies en Pompon kende en streelde ze, maar men heeft hem ook aangetroffen in zijn atelier een kippetje houwershanden geduldig en rustig de die ren naar het leven en met de bewegingen, waarin hij niet ophield zich te verdiepen. Pompon dacht niet aan succes, tenzij aan het gevaar daarvan. Hij ging gaarne met jonge mensen om en zei hun: „Als je suc ces krijgt, sluit je op in je atelier en werk!" Men kan zijn werk gestyleerd noemen, om dat het zoals reeds gezegd werd uiterst vereenvoudigd is. Maar Pompon wist niet wat dat woord betekende: „Som mige collega's spreken over styleren. Wat is dat eigenlijk?" Het is te begrijpen dat het niet zo gauw aansprak. Er is zo weinig aan te beleven, lijkt het, aan zo'n kippetje of een haan of een duif, het is zo eenvoudig, op het eerste gezicht zo vanzelfsprekend, dat men denkt: nu ja, een duif, een kip, een haan. Maar veeg de nevelen uit uw ogen en zie de edele, de allergevoeligste contouren van deze beeldjes. Dacht u dat er iets op de wereld niet de moeite waard was zich in te verdiepen? Pompon was een gelukkig man. Het zijn de gelukkigste mensen, die eenvoudige dingen liefhebben. Kijkt u maar eens naar Chardin en het wonder dat hij maakte van een paar vruchten op een keukentafel. Het gaat om de geduldige aandacht, die mét de waarde van die dingen de rijkdom van het eigen hart bloot legt. Zo leefde Pom pon teruggetrokken, driekwart van zijn tijd met hoofd en hart bij de uitvoering van het werk van anderen. Dat overigens Rodin hem waardeerde, blijkt wel uit het feit, dat hij het eerste ontwerp van zijn „Baiser" aan Pompon schonk, die het als een schat bewaarde en in alle vriendelijk heid de vele verzoeken om het te verkopen met beslistheid afwees. Ik meen, dat het Goethe was, die ver zamelaars de gelukkigste mensen noemde. Het is de liefde voor eenvoudige, nimmer teleurstellende dingen, die het gelukkigst maakt. In zekere zin had Pompon zo'n natuur. Het was zijn beperking en ^ijn kracht, dat hij zo was. Hij „zong nief zijn smart over het leven in vormen uit" of zoiets hii zag het leven met de verruk king van zijn kinderlijk hart. En staat er niet geschreven, dat wie niet wordt gelijk een van dezen het Koninkrijk der Heme len niet zal beërven? MARI ANDRIESSEN het Frans een uitvinding is van de gram matici van de achttiende eeuw ter verheer lijking van hun moedertaal, een fictie, die gaarne door alle geledingen van het onder wijs overgenomen en geprogageerd is. En zó gepropageerd, dat de Fransen aan de werkelijkheid van deze mythe geloofden. Het valt niet te ontkennen, dat dit geloof zelve van groot nut is geweest voor de ver zorging van de stijl en dat, nu dit geloof aan het wankelen gebracht is, zulks ge schiedt tot schade van de zuiverheid van de wijze van uitdrukking. Terwijl de spreektaal onmiskenbare vereenvoudiging ondergaat (men denke aan de regelmatige woordschikking en het universeel gebruik van que (om delen van de zin samen te voegen), wordt de litteraire taal ingewik kelder. En terwijl de achteruitgang van de talenkennis hieruit moge blijken, dat on langs een taalrubriek in een Franse krant er op moest wijzen, dat een „pléonasme" geen weefselcel is, noch ook een „autodi dacte" een vervoermiddel, grijpt men an derzijds steeds weer terug naar de klassie ke talen: „impécuniosité" armoede, „proxénète" vreemdeling, „éolienne" luchtturbine, „études vétero-teslamentai- res" Oudtestamentische studiën. DE STORTVLOED van americanismen cn anglicismen is evenmin bevorderlijK voor de duidelijkheid: „L'état-major a réa- lisé les projects de l'ennemi" betekent te genwoordig niet, dat de Generale Staf de plannen van de vijand verwerkelijkt heeft, maar ze doorschouwd heeft. En wat te denken van „coquetelle cocktail en „véquand" week-end? Een gevaarlijke „fleurtage" ou „flirtation" met het Engels! Het euvel van de afkortingen is interna tionaal, daarover dus gezwegen. Maar de Fransen die zich zo lieten voorstaan op hun duidelijke analytische uitdrukkings wijzen en de spot dreven met de Germaan se „Streckwörter" vormen die zelf in sieeds groter getale: na de „timbre-poste" kwam de „navire-citerne", de „décret-loi", de „roman-fleuve" ,de „fermeture-éclair" ritssluiting, de „ciné-roman" en de „mot- croisiste". IN FRANKRIJK zelf is men ook niet helemaal gerust over de ontwikkeling van de moedertaal. Om daarvan overtuigd te zijn, behoeft men maar een vluchtige blik te werpen op de taalrubrieken, die regel matig in de dagbladen Le Monde en Le Figaro en in het weekblad Point de Vue - Images du Monde verschijnen. Ook de veelheid en de tite's van publicaties over het Frans spreken voor zichzelf: na de Recreations grammaticales van Paul Stap- fer in 1909 en de amusante romans Les soirées du Grammaire-Club van Jacques Boulanger en André Thérive (1924) en Xavier ou les Entretiens sur la grammaire van Abel Hermant (1829) worden de titels al somberder, ja onheilspellend: La crise du frangais (Charles Bally, 1930). Contre. le Massacre de la langue frangaise (André Moufflet, 1930), Les Malheurs de la Gram maire (Figaro Littéraire, 18 Maart 1950). waarbij nog gevoegd kunnen worden boek jes als: Vous pouvez direMais dites mieux. Parions mieux, Ne dites pas.... Mais dites, EcrivezN'écrivez pas. Ge ven al deze geschriften uiting aan de be kende hartstocht van de Fransen voor grammaticale controversen? Of bestaat er verband tussen de „inquiétude", die Frank rijk gevangen houdt en weifelingen en verschuivingen in het Frans van deze tijd? Men meldt al ongeveer tweehonderd woor den, waarvan het geslacht niet helemaal vaststaat! LATEN WIJ constateren, dat de taal nooit stilgestaan heeft en dat bijvoorbeeld in het begin van de zeventiende eeuw het Frans verrijkt werd met talloze ontlenin gen aan het Latijn en zelfs in de 'oop van die eeuw door italianismen werd over stroomd. Toen ook ontbraken de puristen niet, die al naar hun aard hun gal daarover uitspuwden of er de spot mee dreven. Veelal zonder resultaat: de Italiaanse woorden, die Henri Estienne het felst be streed, hebben zich het best gehandhaafd. In de zeventiende eeuw was Madame de Sévigné verstoord over het woord „effer vescence": Comment dites-vous cela, ma fille? Voila un mot. dont. je n'ai jamais ouï parler". Ondanks Vaugelas heeft „exactitu de" zich ingeburgerd. Agreste. amplitude, arbitraire zijn in de achttiende eeuw ge brandmerkt en het woord „gamin" was een een monstruositeit. Ook onze tiirt heeft nieuwe woorden nodig: radar, autorail, autostrade, cinématologie. Als kunstenaars naar „het interessante" woord zoeken, is dat niet meer dan natuurlijk. En als er ze kere uitwassen voorkomen, dan nóg is het onze taak om te trachten ook die te begrij pen. Laten wij bewijzen, dat we nog mee kunnen met onze tijd: „Ne soyons pas des moindre-effortistes". Leiden Prof. Dr. L. KUKENIIEIM Ezn. De Franse taal wordt in het algemeen zeer moeilijk gevonden. Onderstaande brief, die een onzer medewerkers heeft opgediept uit een familie-archief uit de tijd van mevrouw Bosboom-Toussaints Majoor Frans, bewijst echter dat een zeer groot aantal woorden, aan het Frans ontleend, op elk gebied van het leven gang baar zijn in het Nederlandse taalgebruik. De uit het Frans stammende woorden zijn cursief gedrukt. meende, tot mijn spijt in discredigt. Ei genlijk was het een schandaal, dat zij nu al een poos mij al haar grieven trachtte in te prenten. Terwijl zij enigszins loens naar haar broche tastte, gaf zij over een van mijn vrienden die schavuit, die fielt, die schoelje in haar jargon pikante en scabreuse détails met een élan, dat op latente jaloezie wees. Ik verbrijzelde een taartje uit nervositeit, toen zij één van „de kliek" een fluim van een mal loot durfde te noemen. Dat was werke lijk indecent. Ik voelde het als een per soonlijk affront. De rest was navenant. Ik beken, dis creet, dat ik eigenlijk gekomen was om te kozen... Ik ging heen gedegouteerd! Adieu, t. a t. Y. Voor copie non-conform. S. E. AMICE, Ik kom mij kwijten van mijn belofte je verslag uit te brengen van de visite, die ik gisteren gedurende een uur gebracht heb aan mejuffrouw A, de actrice voor wie, wegens haar povere situatie, on langs een benefiet voorstelling is gege ven. Zij woont thans aan de singel te genover het plantsoen. Voor haar huis een plataan, een olm en het lommer van kastanjes. In haar salon dringt het ru moer van het naburig plein niet door. Het intérieur is simpel met enige resten van vroegere luxe en luister: een oker- kleurig tapijt, een azuren wandkleed. Op een meubel, een soort buffet, een pul en enige vazen met tierelantijnen. Verder een buste van pips, délicaat ge boetseerd, maar iets te veel rococo. Aan de wand een mooi ovaal: haar portret, iets te geposeerd. Ook een jachttafereel: panters, jakhals, papegaai. Affreus. Zij zelf droeg een paars fluwelen japon (een trens je was los!) met knopen van git en ivoor. Natuurlijk had zij zich ge poederd en droeg zij juwelen: robijn en safier. Na enige minuten begon zij souvenirs en anecdoten te vertellen van haar de buut in negorijen, haar schermutselen met regisseurs en met de troep. Haar stem, eerst harmonieus en mat, werd dynamisch toen zij, ik weet niet om welk motief, over de pers en haar satel lieten, de critici, begon te spreken. Zij gaf de impressie een psychologische mialyse te willen geven van de critiek. Zij deed dat verre van ideaal, noch sub tiel en met zo'n gebrek aan objectiviteit, dat ik er soms geen syllabe van be greep. Het bleek mij, dat haar éclatante successen noch haar humeur noch haar karakter solide hadden beïnvloed. Ik vond haar enigszins geborneerd. Zij trachtte voortdurend te charmeren en aan haar persoonlijk talent reliëf te geven, hoewel dat niet meer van actueel belang was. Onderwijl schonk zij een aperitief, waarop blijkbaar geen accijns betaald behoeft te worden. Het geleek meer op stroop dan op jenever en was zeker geen delicatesse. Het gelukte mij niet haar te kalmeren en terwijl zij zo doorging met foeteren, excuseer deze expressie, vond ik haar meer banaal dan nobel, meer zonder tact of flair, dan satanisch. De sombere luimen van haar triest chagrijn brach ten haar, die ik een brave fantaste Een zonnig Frans stadsbeeld te Cagnes, een bekoorlijk Alpen stadje aan de Mid dellandse Zee. Ook Cagnes is door het tourisme ontdekt en uit de grote Rivièra- centra als Nice en Monaco vlucht men gaarne eens naar de koelte en de zuivere lucht van Cagnes, welks hellende, smal le straten het hele jaar door een menge ling van kleurige kle derdrachten te zien geven. De foto hieronder is een der nieuwste por tretten van de Franse chansonnière Patachou. HET IS NOG MAAR enige jaren geleden dat de Franse kunst critici 'n scherpe campagne begonnen tegen wat zij noemden: het verval van het Franse chanson en de penetratie van de Ameri kaanse top-hits. Claude Defrennes schreef zelfs: „Is het Franse chanson ten dode gedoemd?" Er was reden voor! Onder de duizenden liedjes die elk jaar verschenen waren de artistiek verantwoorde teksten en melodieën op de vingers van één hand te tellen. De componisten werkten bekende motieven om, de „paroliers" (tekstdichters) waren tevreden met rijmwoorden als: amour en toujours, coeür en fleur, fou en vous. De weinige baanbrekers, die er ook tussen 1945 en 1951 waren, wisten hun weg naar de gunst van het toch altijd kieskeurige Franse pu bliek nog niet te vinden. Maar de actie van de critici had succes. Poëten en tekstschrijvers zetten zich tot het maken van betere woorden en de componisten kwamen met fris-klinkende liedjes bij hun uitgevers. In 1952 was het zo ver, dat de jury, die de Grand Prix du Disque en de Prix de l'Académie Charles- Cros moest toekennen, het niet eenvoudig had! In een aantrekkelijke, moderne stijl brachten de toen nog onbekende Mouloudji, Gréco, Mick Micheyll en George Brassens hun publiek tot op winding en herstelde trots. De uitvoerenden maakten muziek en tekst vaak zelf, maar kozen ook bestaande gedichten van Prévert, Carco, Asso, Paul Fort en voorzagen die van niet-de- aandacht-vragende melodieën. De artisten met gevestigde reputaties voelden de nieuwe richting geoed aan en haastten zich hun repertoire te herzien, om niet „passés" te geraken. Montand werd kieskeurig, evenals Jacq. Francois en Edith Piaf, terwijl Trenet zijn enorm productie-vermogen afremde en zich bezon op een evenknie van „la Mer". Tot de dichter-zangers van topklasse rekenen wij nog de jonge, veelzijdige Mouloudji („Comm'un p'tit coquelicot" van Asso) en de nu 40-jarige Charles Trenet, die met zijn nieuwe creatie „En Avril Paris" blijk geeft nog geen af stand te willen doen van zijn populariteit. Yves Montand (pseudo van Yvo Levi) ziet zijn veelbewogen leven van straatjongen, dokwerker, kap persbediende, lid van de Ma quis, vrachtwagen-chauffeur enzovoorts geconsolideerd in een afgodische aanbidding „Het Analphabetisme" (Nljhoff, ricn Haag). De laatste twintig a dertig jaar is in de meeste landen aanzienlijke vooruitgang ge boekt in de strijd tegen het analphabetisme, een vooruitgang, die met behulp van statis tieken vrij nauwkeurig kon worden geboek staafd. Vaak is getracht te bepalen hoe het er in de wereld voorstond met het analphabetis me, maar tot op heden beschikte men niet over een internationaal-vergelijkende studie over dit onderwerp. Om dit gemis op te hef fen heeft UNESCO thans een werk van 250 pagina's uitgegeven ,,L' Analphabétisme dans divers pays", een statistische studie aan de hand van beschikbaar materiaal sins 1900. Dit werk verscheen in de serie „Monogra fieën over basis-onderwijs" en bevat ge gevens over 26 landen waar sinds het begin van deze eeuw minstens driemaal is onder zocht hoe het met het analphabetisme ge steld was. Alvorens op internationaal niveau ver gelijkingen te maken of conc'usies te trek ken moet men de verschillende methoden kennen, die gebruikt worden om het analphabetisme te definiëren, de resultaten der onderzoekingen analyseren en het per centage analphabeten berekenen. Dit was dan ook het eerste doel van deze UNESCO uitgave: haar van nut te doen zijn voor allen, die zich bezig houden met studies over het analphabetisme in gebieden waar over men nog geen gegevens heeft. Maar daarnaast heeft dit werk nog een andere betekenis. Iedereen weet, dat bij het onderwijs aan volwassenen meer dan enig andere groep te betreuren valt, dat men niet over een algemene methode of een geheel van erkende criteria beschikt, die het mogelijk maken de vooruitgang, in het kader van bepaalde acties geboekt, vast te leggen. ,,L' Analphabétisme dans divers pays" kan ook op dit punt waardevolle sug gesties verschaffen. Men krijgt uit deze publicatie een beeld van de ontwikkeling van het onderwijs in Argentinië, België, Birma, Brazilië. Bulga rije, Canada, Ceylon, Chili. Columbia, Cuba, Egypte, Finland, Frankrijk, Griekenland, Honduras, Hongarije, India. Italië, Joego slavië, Mexico. Philippijnen, Portugal, Span- 7 je, Turkije, Verenigde Staten en Zuid Afrika. De belangstelling in Neder land was intussen onevenredig sterk gedaald. Zo kon het ge beuren dat in 1952, in het volle seizoen: Jacqueline Fran- gois, les Frères Jacques, Pata chou en anderen, die slechts één keer optraden, voor een slechts gedeeltelijk gevulde Kurhaus-zaal in Scheveningen moesten zingen. En dan te be denken dat het Nederlandse publiek gelegenheid kreeg om deze fameuze artisten te be luisteren en te zien voor een fractie van de prijs die het zou moeten neertellen voor een veel beperkter programma in Parijs! Sindsdien is er wel wat ver anderd. Radio en gramofoon hebben hun werk goed ver richt. Wij hebben alles gedaan om onze landgenoten wakker te schudden en de gramofoon- importeurs te bewegen het Franse répertoire weer te pousseren. Dat is voor een ruim deel gelukt. Als typerend voorbeeld zij vermeld dat een langspeelplaat van Patachou reeds enige maanden staat ge klasseerd onder de meest-ver- kochte platen in Nederland. BEWUST van onvolledig heid zullen wij trachten u een leidraad te geven bij uw wan deling door het gebied van de Franse kleinkunst. In trek is Cathérine Sauvaee. die e°n gave "vooraraom cn ecu tiua>o stem paart aan een uitmunten de keus van haar répertoire. De wijze waarop zij de na vrante, fel-hekelende chan sons van Léo Ferré brengt, is vaak adembenemend: l'Homme, Monsieur William, Paris Canaille! Léo Ferré, duivels-onhan- delbaar en ironisch tot in de hoogste graad, brengt zijn eigen werk in de stijl die hem past. Tot dezelfde school be horen de onnavolgbare Frères Jacques, die 23 Juli in Scheve ningen optreden. Met meer rrtenselijke spot heeft de ruige, zeer kunstzinnige George Brassens een groot aantal voortreffelijke chansons ge schreven, waarvan hij zelf en Patachou (kent u haar ver tolking van „Mon Homme?") de beste interpretatie geven. Tot zijn knapste werk behoort: Le Vent, Brave Margot, La Parapluie, la Chasse aux Papillons. door het publiek. Vele maan den lang zong hij alléén (niet gerekend de begeleiding van zijn vaste orkest) zeven maal per week voor een vrijwel steeds uitverkocht Théatre de l'Etoile zijn zesentwintig suc cesnummers. Hij maakt zelf nooit teksten of muziek maar is bijzonder lastig bij het samenstellen van een te zingen programma. (Prévert's Bar bara en Sanguine, Carco's „Le doux Caboulot ,Une demoiselle sur une balaneoire van Nohain en Mireille, voorts van de productieve Lemarque: A Pa ris, Ballade de Paris. Les Rou tiers, wiens allernieuwste nummer: „Mon Pot' le Gitan" een succès fou belooft te wor den). De kleine chansonnière met de grote stem: Edith Piaf, nu en dan grappig en luchtig maar meestal diep-bewogen en dramatisch als ideale ver tolkster van het levenslied (Jean et Martine, L'Enseigne a la Fille sans Coeur, II y avait van de snel-opkomende poète-chanteur Aznavour). Juliette Gréco maakte in 1952 furore met „Romance". Toen was zij nog de lugubere verschijning met lange zwarte, loshangende haren en een existentialistische jurk. Nu: arrivéeanders gekapt, anders gekleed, rijk en ge trouwd. Ontroerend mooi zingt ze het opzienbarende chanson Les Croix (van Bécaud). Aan het begin van een grote carrière staat de 20-jarige stu dente in oude talen Nicole Louvier, die gewoonlijk haar eigen werk zingt en begeleidt op de gitaar. Haar stem is van een sterk-bekorende naïveteit (Qui me délivrera?). Een an dere veelzijdige studente is Mick Micheyll, die behalve zingen en componeren, ook uitstekend piano speelt, tekent, schildert en schrijft. Haar „Gamin de Paris" is wereld beroemd. Haar beste nummer „Toi et moi". Op iets lager niveau, wegens hun concessies aan de publieke smaak, die in doorsnee niet reikt tot het kunstzinnigste peil volgen dan nog Line Re- naud. André Claveau. Yvette G.raud, Georges Ulmer, Henri Salvador, Suze Solidor en de dynamische Gilbert Bécaud („Quand tu danses"). Moge het bovenstaande, on danks zijn beknoptheid, bij dragen tot onze hernieuwd- groeiende belangstelling voor de Franse kleinkunst. Zij ver dient het. B. LEVI

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14