Over de late roem van Frangois Pompon
Luister ook eens naar
Patachou en Georg
Catherine Sauvage,
es Brassens
TOEGEWIJDE VAKMAN MET
GEVOELIG KINDERHART
HET FRANSE CHANSON
VAN ONZE TIJD
Nieuwe uitgaven
Ken je
Cagnes?
VERSCHUIVINGEN IN HET MODERNE FRANS
De taal gaat -
met de tijd mee
Zelfs het lommer van de kastanjes
in het plantsoen is Frans!
Talenruil met
een Amerikaanse stad
„MAITRE-ANIMALIER"
De steden Aries in Frankrijk en York
in Pennsylvania hebben afgesproken om
van de volgende maand af eikaars talen
„te ruilen". Er zullen dan taalcursussen,
culturele uitwisselingen en manifesta
ties gehouden worden in beide gemeen
ten. Het vooruitzicht van deze toenade
ring wordt met aroot enthousiasme
door de bewoners van York ontvangen,
voornamelijk door de jeugd, die al enige
tijd bezig is met het bestuderen van het
tweeduizendjarige verleden van hun
„tweelingbroer" en probeert zo goed
mogelijk Frans te spreken.
De getekende grapjes in dit aan Frank
rijk gewijde nummer van „Erbij" zijn van
Michel Douay, Pouzet, Chaval, Bosc en
Gabriel Edmé en werden overgenomen uit
het kostelijke boekje „Sans Paroles" (Uit
gave: Robert Laffout te Parijs).
EEN ZESTIGJARIGE Hollandse dame,
opgevoed met Anatole France, Pierre Loti
en Payl Bourget, klaagde onlangs over het
moeilijke Frans, dat zij tegenwoordig on
der ogen krijgt: de zinnen lijken haar ge
kunsteld, de woorden gewild en preten
tieus, zo niet onbegrijpelijk. Zij interesseert
zich nog altijd voor de schone letteren, ziet
zich echter geconfronteerd met een orgie
van neologismen, die haar afschrikken. Het
simpele werkwoord „être" dóét het niet
meer: une chose „se révèle".of „s'avè-
re". Zij heeft vrede met „cornélien" en
racinienmaar cornélianiste, rimbaldiste,
rollandiste, gidien, lacretellien choqueren
haar. Giralducienhad zij pas begrepen,
toen halverwege het artikel de naam Gi-
raudoux genoemd werd en dat sanbovien
iets met Sainte-Beuve uitstaande had was
haar geheel ontgaan. De advertentiekolom
men vindt zij bepaald ergerlijk: „Notre
tilaison polarise une clientèle immense!"
en zij gaat per se niet naar een kapper, die
zich „permancntiste" noemt. Waar is de
traditionele „clarté" van het Frans?
HET ANTWOORD op deze vraag kan
kort zijn: men zegt wel dat de „clarté" van
Het is erg moeilijk in het Hollands over Pompon te schrijven.
Ik haast mij echter hieraan toe te voegen, dat het oneindig
moeilijker zou zijn, voor mij althans, in het Frans over hem
te schrijven. Maar Pompon is zo door en door Frans, dat er
onwillekeurig Franse woorden in het hoofd opkomen als men
over hem nadenkt. Woorden als: candeur, probité, tendresse,
générosité, amour.
Een wonderlijk man. Meer dan een halve eeuw leidde Pom
pon het leven van een practicien, uitvoerder. Hij werkte voor
Antonin Mercié, Falquière, Rodin enSarah Bernhardt (die
liefhebberde in de beeldhouwkunst). Al die jaren voerde deze
man, die een groot kunstenaar was en een teder dichterlijk hart
had, met zorg en liefde de werken van anderen uit. In zijn vrije
uren echter werkte hij voor zichzelf, boetseerde meest dieren,
die hij ook inzond op tentoonstellingen, maar die niet of nau
welijks werden opgemerkt. Tot in 1922 het succes plotseling
doorbrak en Pompon een beroemd man
was. Dit succes dankte hij aan zijn „Witte
beer" (hierbij gereproduceerd) die in het
Museum voor Moderne Kunst te Parijs
staat opgesteld.
Wat is nu het typisch Franse in Pompon?
Zijn helderheid, zijn gevoel voor even
wicht en harmonie, zijn precisie, zijn ge
voel voor maat, dat hem ervan weerhield
van tederheid in sentimentaliteit weg te
zwemmen, het niet door de oogharen kij
ken, maar het scherpe waarnemen en het
weergeven van het essentiële. Verder een
uiterst zorgvuldige werkwijze, een einde
loos geduld.
Als Pompon zijn atelier verliet, schrijft
René Demeurisse, was het om naar de
Jardin des Plantes te gaan en daar de
dieren te bekijken en er naar te werken.
Hij had, om dit te vergemakkelijken, een
soort doos voor zijn buik gebonden, zoals
iemand die wafels verkoopt, waarop hij al
tijd zijn klei ter beschikking hield. Hij
volgde de dieren onvermoeibaar. Hij werk
te de schetsen in zijn atelier uit en keerde
dan terug om het resultaat te controleren.
Hij nam talloze maten (zie bij voorbeeld
de hierbij eveneens afgedrukte studie
tekening) en liet niets aan het toeval over.
Het is hartverkwikkend dit te lezen en
meer nog de resultaten van deze liefde
rijke en zorgvuldige werkwijze te zien in
een tijd als deze, nu er maar raak ge
klodderd wordt door alle mogelijke diepe
riken, zodat men er onpasselijk van dreigt
te worden.
Francois Pompon was de zoon van een
meubelmaker en werd te Seaulieu ge
boren. Vader Pompon verheugde zich over
het tekentalent, dat zich al vroegtijdig bij
zijn zoon openbaarde. In de eenvoudige,
degelijke omgeving, waarin Pompon op
groeide, zal wel die zin gekweekt zijn voor
geduldige, doelmatige arbeid en het res-
bradende om zijn vrienden te onthalen.
Het is aardig voorts om te denken aan
deze eenvoudige man, zoals men hem nu
nog op foto's ziet: een brede, vaste beeld-
houwerskop, zware wenkbrauwen en een
krachtig ingeplante, dikke neus, met een
korte brede baard, in het Parijs tussen de
oorlogen van 1870 en die van 1914 tot 1918,
die enorm kokende zee van hartstochten,
e Hij vormde met zijn zware beeld-
De gemeente Arnhem kocht het grote
hert van Pompon en Demeurisse vertelt
een aardige anecdote over het ontstaan
daarvan. Pompon was al enige jaren
met het hert bezig, maar hij was er niet
tevreden over. Eens op een dag, toen
hij het dier observeerde, kwam er een
regiment soldaten voorbij, met militaire
muziek voorop. Bij het horen van de
schetterende trompetten richtte het dier
zich hoog op, trillend, met opengesperde
neusgaten. Pompon zag het hert zoals
hij het wilde maken en zoals men het
nu in Arnhem kan zien.
peet voor métier en materiaal, die de vaste
ondergrond vormen, waarop het oeuvre
van Pompon gebouwd is. Toch is dit, hoe
wel het veel is, niet alles. Het is ook niet
het meest essentiële natuurlijk Dat was
Pompon's dichterlijke aard, zijn onbedor
ven kinderhart. Want er waren wel meer
brave en toegewijde werkers. Het aardige
van deze Pompon is nu, dat hij uit dit
leger van eenvoudige, toegewijde werkers
kwam, dat hij daar tot zijn 67ste jaar in
leefde, dat hij het vak zo in de perfectie
verstond en dat toch zijn werk niet een
ijdel vertoon van virtuositeit werd, maar
juist een wijze beperking.
Het merkwaardige van Pompon's werk
is juist, dat zijn vakmanschap, zijn ge
oefende hand, zijn ervaring dat al deze
prachtige eigenschappen hem niet de baas
geworden zijn, maar dat hij ze gebruikte
om er een allereenvoudigste, allergeser-
reerdste, allergevoeligste vormgeving mee
te bereiken. Het aardige is ook, dat hij,
die een grenzeloze liefde voor dieren open
baarde (hij maakte geen elkaar verscheu
rende tijgers, zoals de dramatische Barye)
ontdaan was van alle sentimentaliteit: de
dieren in de Jardin des Plantes staken hun
snuiten door de tralies en Pompon kende
en streelde ze, maar men heeft hem ook
aangetroffen in zijn atelier een kippetje
houwershanden geduldig en rustig de die
ren naar het leven en met de bewegingen,
waarin hij niet ophield zich te verdiepen.
Pompon dacht niet aan succes, tenzij aan
het gevaar daarvan. Hij ging gaarne met
jonge mensen om en zei hun: „Als je suc
ces krijgt, sluit je op in je atelier en werk!"
Men kan zijn werk gestyleerd noemen, om
dat het zoals reeds gezegd werd
uiterst vereenvoudigd is. Maar Pompon
wist niet wat dat woord betekende: „Som
mige collega's spreken over styleren. Wat
is dat eigenlijk?"
Het is te begrijpen dat het niet zo gauw
aansprak. Er is zo weinig aan te beleven,
lijkt het, aan zo'n kippetje of een haan
of een duif, het is zo eenvoudig, op het
eerste gezicht zo vanzelfsprekend, dat men
denkt: nu ja, een duif, een kip, een haan.
Maar veeg de nevelen uit uw ogen en zie
de edele, de allergevoeligste contouren van
deze beeldjes. Dacht u dat er iets op de
wereld niet de moeite waard was zich in
te verdiepen?
Pompon was een gelukkig man. Het zijn
de gelukkigste mensen, die eenvoudige
dingen liefhebben. Kijkt u maar eens naar
Chardin en het wonder dat hij maakte van
een paar vruchten op een keukentafel. Het
gaat om de geduldige aandacht, die mét
de waarde van die dingen de rijkdom van
het eigen hart bloot legt. Zo leefde Pom
pon teruggetrokken, driekwart van zijn
tijd met hoofd en hart bij de uitvoering
van het werk van anderen. Dat overigens
Rodin hem waardeerde, blijkt wel uit het
feit, dat hij het eerste ontwerp van zijn
„Baiser" aan Pompon schonk, die het als
een schat bewaarde en in alle vriendelijk
heid de vele verzoeken om het te verkopen
met beslistheid afwees.
Ik meen, dat het Goethe was, die ver
zamelaars de gelukkigste mensen noemde.
Het is de liefde voor eenvoudige, nimmer
teleurstellende dingen, die het gelukkigst
maakt. In zekere zin had Pompon zo'n
natuur. Het was zijn beperking en ^ijn
kracht, dat hij zo was. Hij „zong nief zijn
smart over het leven in vormen uit" of
zoiets hii zag het leven met de verruk
king van zijn kinderlijk hart. En staat er
niet geschreven, dat wie niet wordt gelijk
een van dezen het Koninkrijk der Heme
len niet zal beërven?
MARI ANDRIESSEN
het Frans een uitvinding is van de gram
matici van de achttiende eeuw ter verheer
lijking van hun moedertaal, een fictie, die
gaarne door alle geledingen van het onder
wijs overgenomen en geprogageerd is. En
zó gepropageerd, dat de Fransen aan de
werkelijkheid van deze mythe geloofden.
Het valt niet te ontkennen, dat dit geloof
zelve van groot nut is geweest voor de ver
zorging van de stijl en dat, nu dit geloof
aan het wankelen gebracht is, zulks ge
schiedt tot schade van de zuiverheid van
de wijze van uitdrukking. Terwijl de
spreektaal onmiskenbare vereenvoudiging
ondergaat (men denke aan de regelmatige
woordschikking en het universeel gebruik
van que (om delen van de zin samen te
voegen), wordt de litteraire taal ingewik
kelder. En terwijl de achteruitgang van de
talenkennis hieruit moge blijken, dat on
langs een taalrubriek in een Franse krant
er op moest wijzen, dat een „pléonasme"
geen weefselcel is, noch ook een „autodi
dacte" een vervoermiddel, grijpt men an
derzijds steeds weer terug naar de klassie
ke talen: „impécuniosité" armoede,
„proxénète" vreemdeling, „éolienne"
luchtturbine, „études vétero-teslamentai-
res" Oudtestamentische studiën.
DE STORTVLOED van americanismen
cn anglicismen is evenmin bevorderlijK
voor de duidelijkheid: „L'état-major a réa-
lisé les projects de l'ennemi" betekent te
genwoordig niet, dat de Generale Staf de
plannen van de vijand verwerkelijkt heeft,
maar ze doorschouwd heeft. En wat te
denken van „coquetelle cocktail en
„véquand" week-end? Een gevaarlijke
„fleurtage" ou „flirtation" met het Engels!
Het euvel van de afkortingen is interna
tionaal, daarover dus gezwegen. Maar de
Fransen die zich zo lieten voorstaan op
hun duidelijke analytische uitdrukkings
wijzen en de spot dreven met de Germaan
se „Streckwörter" vormen die zelf in
sieeds groter getale: na de „timbre-poste"
kwam de „navire-citerne", de „décret-loi",
de „roman-fleuve" ,de „fermeture-éclair"
ritssluiting, de „ciné-roman" en de „mot-
croisiste".
IN FRANKRIJK zelf is men ook niet
helemaal gerust over de ontwikkeling van
de moedertaal. Om daarvan overtuigd te
zijn, behoeft men maar een vluchtige blik
te werpen op de taalrubrieken, die regel
matig in de dagbladen Le Monde en Le
Figaro en in het weekblad Point de Vue -
Images du Monde verschijnen. Ook de
veelheid en de tite's van publicaties over
het Frans spreken voor zichzelf: na de
Recreations grammaticales van Paul Stap-
fer in 1909 en de amusante romans Les
soirées du Grammaire-Club van Jacques
Boulanger en André Thérive (1924) en
Xavier ou les Entretiens sur la grammaire
van Abel Hermant (1829) worden de titels
al somberder, ja onheilspellend: La crise
du frangais (Charles Bally, 1930). Contre.
le Massacre de la langue frangaise (André
Moufflet, 1930), Les Malheurs de la Gram
maire (Figaro Littéraire, 18 Maart 1950).
waarbij nog gevoegd kunnen worden boek
jes als: Vous pouvez direMais dites
mieux. Parions mieux, Ne dites pas....
Mais dites, EcrivezN'écrivez pas. Ge
ven al deze geschriften uiting aan de be
kende hartstocht van de Fransen voor
grammaticale controversen? Of bestaat er
verband tussen de „inquiétude", die Frank
rijk gevangen houdt en weifelingen en
verschuivingen in het Frans van deze tijd?
Men meldt al ongeveer tweehonderd woor
den, waarvan het geslacht niet helemaal
vaststaat!
LATEN WIJ constateren, dat de taal
nooit stilgestaan heeft en dat bijvoorbeeld
in het begin van de zeventiende eeuw het
Frans verrijkt werd met talloze ontlenin
gen aan het Latijn en zelfs in de 'oop van
die eeuw door italianismen werd over
stroomd. Toen ook ontbraken de puristen
niet, die al naar hun aard hun gal daarover
uitspuwden of er de spot mee dreven.
Veelal zonder resultaat: de Italiaanse
woorden, die Henri Estienne het felst be
streed, hebben zich het best gehandhaafd.
In de zeventiende eeuw was Madame de
Sévigné verstoord over het woord „effer
vescence": Comment dites-vous cela, ma
fille? Voila un mot. dont. je n'ai jamais ouï
parler". Ondanks Vaugelas heeft „exactitu
de" zich ingeburgerd. Agreste. amplitude,
arbitraire zijn in de achttiende eeuw ge
brandmerkt en het woord „gamin" was een
een monstruositeit. Ook onze tiirt heeft
nieuwe woorden nodig: radar, autorail,
autostrade, cinématologie. Als kunstenaars
naar „het interessante" woord zoeken, is
dat niet meer dan natuurlijk. En als er ze
kere uitwassen voorkomen, dan nóg is het
onze taak om te trachten ook die te begrij
pen. Laten wij bewijzen, dat we nog mee
kunnen met onze tijd: „Ne soyons pas des
moindre-effortistes".
Leiden Prof. Dr. L. KUKENIIEIM Ezn.
De Franse taal wordt in het algemeen zeer moeilijk gevonden. Onderstaande
brief, die een onzer medewerkers heeft opgediept uit een familie-archief uit de
tijd van mevrouw Bosboom-Toussaints Majoor Frans, bewijst echter dat een zeer
groot aantal woorden, aan het Frans ontleend, op elk gebied van het leven gang
baar zijn in het Nederlandse taalgebruik. De uit het Frans stammende woorden
zijn cursief gedrukt.
meende, tot mijn spijt in discredigt. Ei
genlijk was het een schandaal, dat zij
nu al een poos mij al haar grieven
trachtte in te prenten.
Terwijl zij enigszins loens naar haar
broche tastte, gaf zij over een van mijn
vrienden die schavuit, die fielt, die
schoelje in haar jargon pikante en
scabreuse détails met een élan, dat op
latente jaloezie wees. Ik verbrijzelde
een taartje uit nervositeit, toen zij één
van „de kliek" een fluim van een mal
loot durfde te noemen. Dat was werke
lijk indecent. Ik voelde het als een per
soonlijk affront.
De rest was navenant. Ik beken, dis
creet, dat ik eigenlijk gekomen was om
te kozen... Ik ging heen gedegouteerd!
Adieu, t. a t. Y.
Voor copie non-conform. S. E.
AMICE,
Ik kom mij kwijten van mijn belofte je
verslag uit te brengen van de visite, die
ik gisteren gedurende een uur gebracht
heb aan mejuffrouw A, de actrice voor
wie, wegens haar povere situatie, on
langs een benefiet voorstelling is gege
ven. Zij woont thans aan de singel te
genover het plantsoen. Voor haar huis
een plataan, een olm en het lommer van
kastanjes. In haar salon dringt het ru
moer van het naburig plein niet door.
Het intérieur is simpel met enige resten
van vroegere luxe en luister: een oker-
kleurig tapijt, een azuren wandkleed.
Op een meubel, een soort buffet, een
pul en enige vazen met tierelantijnen.
Verder een buste van pips, délicaat ge
boetseerd, maar iets te veel rococo. Aan
de wand een mooi ovaal: haar portret,
iets te geposeerd. Ook een jachttafereel:
panters, jakhals, papegaai. Affreus. Zij
zelf droeg een paars fluwelen japon
(een trens je was los!) met knopen van
git en ivoor. Natuurlijk had zij zich ge
poederd en droeg zij juwelen: robijn en
safier.
Na enige minuten begon zij souvenirs
en anecdoten te vertellen van haar de
buut in negorijen, haar schermutselen
met regisseurs en met de troep. Haar
stem, eerst harmonieus en mat, werd
dynamisch toen zij, ik weet niet om
welk motief, over de pers en haar satel
lieten, de critici, begon te spreken.
Zij gaf de impressie een psychologische
mialyse te willen geven van de critiek.
Zij deed dat verre van ideaal, noch sub
tiel en met zo'n gebrek aan objectiviteit,
dat ik er soms geen syllabe van be
greep. Het bleek mij, dat haar éclatante
successen noch haar humeur noch haar
karakter solide hadden beïnvloed. Ik
vond haar enigszins geborneerd. Zij
trachtte voortdurend te charmeren en
aan haar persoonlijk talent reliëf te
geven, hoewel dat niet meer van actueel
belang was.
Onderwijl schonk zij een aperitief,
waarop blijkbaar geen accijns betaald
behoeft te worden. Het geleek meer op
stroop dan op jenever en was zeker
geen delicatesse.
Het gelukte mij niet haar te kalmeren
en terwijl zij zo doorging met foeteren,
excuseer deze expressie, vond ik haar
meer banaal dan nobel, meer zonder
tact of flair, dan satanisch. De sombere
luimen van haar triest chagrijn brach
ten haar, die ik een brave fantaste
Een zonnig Frans
stadsbeeld te Cagnes,
een bekoorlijk Alpen
stadje aan de Mid
dellandse Zee. Ook
Cagnes is door het
tourisme ontdekt en
uit de grote Rivièra-
centra als Nice en
Monaco vlucht men
gaarne eens naar de
koelte en de zuivere
lucht van Cagnes,
welks hellende, smal
le straten het hele
jaar door een menge
ling van kleurige kle
derdrachten te zien
geven.
De foto hieronder is
een der nieuwste por
tretten van de Franse
chansonnière
Patachou.
HET IS NOG MAAR enige jaren geleden dat de Franse kunst
critici 'n scherpe campagne begonnen tegen wat zij noemden: het
verval van het Franse chanson en de penetratie van de Ameri
kaanse top-hits. Claude Defrennes schreef zelfs: „Is het Franse
chanson ten dode gedoemd?" Er was reden voor! Onder de
duizenden liedjes die elk jaar verschenen waren de artistiek
verantwoorde teksten en melodieën op de vingers van één hand
te tellen. De componisten werkten bekende motieven om, de
„paroliers" (tekstdichters) waren tevreden met rijmwoorden
als: amour en toujours, coeür en fleur, fou en vous. De weinige
baanbrekers, die er ook tussen 1945 en 1951 waren, wisten hun
weg naar de gunst van het toch altijd kieskeurige Franse pu
bliek nog niet te vinden. Maar de actie van de critici had succes.
Poëten en tekstschrijvers zetten zich tot het maken van betere
woorden en de componisten kwamen met fris-klinkende liedjes
bij hun uitgevers. In 1952 was het zo ver, dat de jury, die de
Grand Prix du Disque en de Prix de l'Académie Charles- Cros
moest toekennen, het niet eenvoudig had! In een aantrekkelijke,
moderne stijl brachten de toen nog onbekende Mouloudji,
Gréco, Mick Micheyll en George Brassens hun publiek tot op
winding en herstelde trots. De uitvoerenden maakten muziek
en tekst vaak zelf, maar kozen ook bestaande gedichten van
Prévert, Carco, Asso, Paul Fort en voorzagen die van niet-de-
aandacht-vragende melodieën. De artisten met gevestigde
reputaties voelden de nieuwe richting geoed aan en haastten
zich hun repertoire te herzien, om niet „passés" te geraken.
Montand werd kieskeurig, evenals Jacq. Francois en Edith
Piaf, terwijl Trenet zijn enorm productie-vermogen afremde
en zich bezon op een evenknie van „la Mer".
Tot de dichter-zangers van
topklasse rekenen wij nog de
jonge, veelzijdige Mouloudji
(„Comm'un p'tit coquelicot"
van Asso) en de nu 40-jarige
Charles Trenet, die met zijn
nieuwe creatie „En Avril
Paris" blijk geeft nog geen af
stand te willen doen van zijn
populariteit. Yves Montand
(pseudo van Yvo Levi) ziet
zijn veelbewogen leven van
straatjongen, dokwerker, kap
persbediende, lid van de Ma
quis, vrachtwagen-chauffeur
enzovoorts geconsolideerd in
een afgodische aanbidding
„Het Analphabetisme" (Nljhoff, ricn Haag).
De laatste twintig a dertig jaar is in de
meeste landen aanzienlijke vooruitgang ge
boekt in de strijd tegen het analphabetisme,
een vooruitgang, die met behulp van statis
tieken vrij nauwkeurig kon worden geboek
staafd.
Vaak is getracht te bepalen hoe het er in
de wereld voorstond met het analphabetis
me, maar tot op heden beschikte men niet
over een internationaal-vergelijkende studie
over dit onderwerp. Om dit gemis op te hef
fen heeft UNESCO thans een werk van 250
pagina's uitgegeven ,,L' Analphabétisme dans
divers pays", een statistische studie aan de
hand van beschikbaar materiaal sins 1900.
Dit werk verscheen in de serie „Monogra
fieën over basis-onderwijs" en bevat ge
gevens over 26 landen waar sinds het begin
van deze eeuw minstens driemaal is onder
zocht hoe het met het analphabetisme ge
steld was.
Alvorens op internationaal niveau ver
gelijkingen te maken of conc'usies te trek
ken moet men de verschillende methoden
kennen, die gebruikt worden om het
analphabetisme te definiëren, de resultaten
der onderzoekingen analyseren en het per
centage analphabeten berekenen. Dit was
dan ook het eerste doel van deze UNESCO
uitgave: haar van nut te doen zijn voor
allen, die zich bezig houden met studies
over het analphabetisme in gebieden waar
over men nog geen gegevens heeft.
Maar daarnaast heeft dit werk nog een
andere betekenis. Iedereen weet, dat bij het
onderwijs aan volwassenen meer dan
enig andere groep te betreuren valt, dat
men niet over een algemene methode of een
geheel van erkende criteria beschikt, die
het mogelijk maken de vooruitgang, in het
kader van bepaalde acties geboekt, vast te
leggen. ,,L' Analphabétisme dans divers
pays" kan ook op dit punt waardevolle sug
gesties verschaffen.
Men krijgt uit deze publicatie een beeld
van de ontwikkeling van het onderwijs in
Argentinië, België, Birma, Brazilië. Bulga
rije, Canada, Ceylon, Chili. Columbia, Cuba,
Egypte, Finland, Frankrijk, Griekenland,
Honduras, Hongarije, India. Italië, Joego
slavië, Mexico. Philippijnen, Portugal, Span-
7 je, Turkije, Verenigde Staten en Zuid
Afrika.
De belangstelling in Neder
land was intussen onevenredig
sterk gedaald. Zo kon het ge
beuren dat in 1952, in het
volle seizoen: Jacqueline Fran-
gois, les Frères Jacques, Pata
chou en anderen, die slechts
één keer optraden, voor een
slechts gedeeltelijk gevulde
Kurhaus-zaal in Scheveningen
moesten zingen. En dan te be
denken dat het Nederlandse
publiek gelegenheid kreeg om
deze fameuze artisten te be
luisteren en te zien voor een
fractie van de prijs die het zou
moeten neertellen voor een
veel beperkter programma in
Parijs!
Sindsdien is er wel wat ver
anderd. Radio en gramofoon
hebben hun werk goed ver
richt. Wij hebben alles gedaan
om onze landgenoten wakker
te schudden en de gramofoon-
importeurs te bewegen het
Franse répertoire weer te
pousseren. Dat is voor een
ruim deel gelukt. Als typerend
voorbeeld zij vermeld dat een
langspeelplaat van Patachou
reeds enige maanden staat ge
klasseerd onder de meest-ver-
kochte platen in Nederland.
BEWUST van onvolledig
heid zullen wij trachten u een
leidraad te geven bij uw wan
deling door het gebied van de
Franse kleinkunst. In trek is
Cathérine Sauvaee. die e°n
gave "vooraraom cn ecu tiua>o
stem paart aan een uitmunten
de keus van haar répertoire.
De wijze waarop zij de na
vrante, fel-hekelende chan
sons van Léo Ferré brengt,
is vaak adembenemend:
l'Homme, Monsieur William,
Paris Canaille!
Léo Ferré, duivels-onhan-
delbaar en ironisch tot in de
hoogste graad, brengt zijn
eigen werk in de stijl die hem
past. Tot dezelfde school be
horen de onnavolgbare Frères
Jacques, die 23 Juli in Scheve
ningen optreden. Met meer
rrtenselijke spot heeft de ruige,
zeer kunstzinnige George
Brassens een groot aantal
voortreffelijke chansons ge
schreven, waarvan hij zelf en
Patachou (kent u haar ver
tolking van „Mon Homme?")
de beste interpretatie geven.
Tot zijn knapste werk behoort:
Le Vent, Brave Margot, La
Parapluie, la Chasse aux
Papillons.
door het publiek. Vele maan
den lang zong hij alléén (niet
gerekend de begeleiding van
zijn vaste orkest) zeven maal
per week voor een vrijwel
steeds uitverkocht Théatre de
l'Etoile zijn zesentwintig suc
cesnummers. Hij maakt zelf
nooit teksten of muziek maar
is bijzonder lastig bij het
samenstellen van een te zingen
programma. (Prévert's Bar
bara en Sanguine, Carco's „Le
doux Caboulot ,Une demoiselle
sur une balaneoire van Nohain
en Mireille, voorts van de
productieve Lemarque: A Pa
ris, Ballade de Paris. Les Rou
tiers, wiens allernieuwste
nummer: „Mon Pot' le Gitan"
een succès fou belooft te wor
den).
De kleine chansonnière met
de grote stem: Edith Piaf, nu
en dan grappig en luchtig
maar meestal diep-bewogen
en dramatisch als ideale ver
tolkster van het levenslied
(Jean et Martine, L'Enseigne
a la Fille sans Coeur, II y
avait van de snel-opkomende
poète-chanteur Aznavour).
Juliette Gréco maakte in
1952 furore met „Romance".
Toen was zij nog de lugubere
verschijning met lange zwarte,
loshangende haren en een
existentialistische jurk. Nu:
arrivéeanders gekapt,
anders gekleed, rijk en ge
trouwd. Ontroerend mooi zingt
ze het opzienbarende chanson
Les Croix (van Bécaud).
Aan het begin van een grote
carrière staat de 20-jarige stu
dente in oude talen Nicole
Louvier, die gewoonlijk haar
eigen werk zingt en begeleidt
op de gitaar. Haar stem is van
een sterk-bekorende naïveteit
(Qui me délivrera?). Een an
dere veelzijdige studente is
Mick Micheyll, die behalve
zingen en componeren, ook
uitstekend piano speelt, tekent,
schildert en schrijft. Haar
„Gamin de Paris" is wereld
beroemd. Haar beste nummer
„Toi et moi".
Op iets lager niveau, wegens
hun concessies aan de publieke
smaak, die in doorsnee niet
reikt tot het kunstzinnigste
peil volgen dan nog Line Re-
naud. André Claveau. Yvette
G.raud, Georges Ulmer, Henri
Salvador, Suze Solidor en de
dynamische Gilbert Bécaud
(„Quand tu danses").
Moge het bovenstaande, on
danks zijn beknoptheid, bij
dragen tot onze hernieuwd-
groeiende belangstelling voor
de Franse kleinkunst. Zij ver
dient het.
B. LEVI