Schoonheid in het gewone
Act Tabid
Overd^ioscoop van Lumiere Nederland en de BJlXUldje
de lift en de luchtballon
Franse muziek
Moeder der kunsten,
wapens en wetten
Uitwisselingsprogramma
Hilversum-Parijs
Waarom schilders graag
naar Frankrijk gaan
Sh"rf)aLr0inte„sImSl Franse week in Engeland
Parijs, stadl
van ononderbroken
scheppingskracht
Te schrijven over de Radio-diffusion et
Télévision frangaise in Frankrijk meer
en meer kortweg als R.T.F. aangeduid
is een pleizierige bezigheid. Het is naar
haar (talrijke) zenders dat ik het liefste
luister, liever nog dan naar de BBC, waar
allies zo perfect verloopt, dat men er wel
eens aan wanhoopt dat er ooit iets ver
keerd zal gaan. Ik ben er van overtuigd,
dat er bij de Franse omroep een heleboel
scheef gaat, slecht gehuisvest als hij is en
zelfs zonder statuut, aan de hand waarvan
wegers met goudschalen zouden kunnen
uitmaken wat er wel en wat er niet mag
in de Rue de Grenelle.
Maar wat er ook mis mag lopen, de
Fransen, met hun aangeboren improvisa
tie-talent, redden zich er altijd wel uit.
Die kunst verleent aan hun programma's
altijd weer een onweerstaanbare charme.
Maar die niiet alleen: want ik aarzel niet de
Franse omroep een Europese erepalm toe
te kennen voor zijr prestaties in tech
nisch, wetenschappelijk en artistiek op
zicht.
Technisch wegens de opmerkelijke kwa
liteit van zijn omvangrijke zenderpark,
wetenschappelijk en artistiek wegens de
schier onafzienbare reeks uitzendingen
wel'ke de luisteraars op de hoogte houden
van alles wat op het terrein van wijsbe
geerte. natuurwetenschappen, economie,
litteratuur, muziek en beeldende kunst
wordt gepresteerd. Bepaald ten onrechte
heeft het overigens natuurlijk uitste
kende derde programma van de BBC de
reputatie dat het vrijwel alleen staat in zijn
culturele arbeid. Niets is minder waar: het
Programme National, grande daime van de
Franco omroep, was er lang voor de Engel
sen hun Third Programme kregen, wordt
bovendien in Frankrijk als het „eerste"
programma beschouwd, dat bovendien heel
wat langer in de lucht is dan het Britse
équivalent. Daarbij komt, dat de Fransen
heel wat experimenten aandurven, vooral
op het gebied van luisterspelen en klank
beelden. De uitzendingen van „concrete
muziek" van Pierre Sohaeffer hebben ook
in Nederland de aandacht getrokken. Voor
dat avant-garde-microfoonwerk is er zelfs
een speciale zender, wel'ke alleen in de
weekeinden in de lucht is.
Natuurlijk heeft het „Programme Natio
nal" ook een frivool zusje, dat dan ook
„Programme Parisien" heet en dat heel
Europa in staat stelt de laatste chansons
en de nieuwste bons mots te genieten.
Tussen die twee uitersten staat dan
Paris-Inter, het programma dat via een
van de krachtigste zenders in dit wereld
deel is te beluisteren.
Het is het enige on
derbroken program
ma van de Franse
omroep, welke tot
principe heeft, dat
men slechts op de
uren dat er werke
lijk geluisterd wordt de programmakeuze
moet vergroten. Paris-Inter geeft zowel
lichte als zware kost, overwegend muziek
en veel uitzendingen van buitenlandse
muziekfestivals.
Op één onderdeel va/n de Franse pro
gramma's wil ik vooral wijzen: op de uit
gebreide nieuwsdienst, welke niet alleen
de voorlezing van het nieuws en reportages
omvat, maar ook voortreffelijke persover
zichten, kronieken en commentaren en
vooral de uitzendingen „Actuaiités de
Paris" (Programme Parisien 12.30), Paris
vous Parle (Programme National 19 30)
en Tribune de Paris (Paris Inter 20.30).
In hel bijzonder laatstgenoemde, welke het
vrije forum vormt vao kunstenaars, staats
lieden en journalisten van alle groepen en
gezindten, is een feest can te horen.
Dat de nieuwsdienst door de nauwe ban
den tussen staat en omroep een tikje gou
vernementeel is, moet men dan maar op
de koop toe nemen. Er staat zoveel tegen
over. J.H.B.
Voor de
microfoon
Op de vooravond van het bezoek aan ons
land door Frankrijks president, René Coty,
zendt de K.R.O. in samenwerking met de
Franse Omroep een uitwisselingsprogram
ma uit (Dinsdag 20 Juli 21.00—22.10 uur).
Van Franse zijde wordt aan dit programma
bijgedragen door het Franse Omroeporkest,
dat werken speelt van Nederlandse com
ponisten. De Nederlandse ambassadeur in
Frankrijk, mr. C. G. W. H. baron van Boet-
zelaer houdt vooraf een inleiding.
In Nederland speelt het Radio Philihar-
monisch Orkest onder leiding van Paul
van Kempen werken van Franse componis
ten (Grétry en Ravel). Hieraan gaat een in
leiding door de Franse ambassadeur in
Nederland, de heer J. P. Garnier, vooraf.
Diezelfde avond (22.1522.45 uur) zendt
de K.R.O. een klankbeeld uit, geschreven
door Tom Bouws, dat onder de titel „l'In-
vitation au voyage" herinneringen oproept
san bezoeken van vooraanstaande Franse
figuren in de afgelopen eeuwen.
Wanneer .een schilder op reis gaai
naar een vreemd land om er, zoals dat
heet, de schoonheid te gaan ontdekken,
zou men kunnen zeggen dat zijn inten
ties verwant zijn aan die van de toerist,
die in nog niet geziene steden en land
schappen zijn geest gaat verrijken en
tevens ontspannen. Er valt echter een
opvallend verschil waar te nemen tus-
sen land en landschap, die de voorkeur
der schilders genieten en die welke toe
ristisch het meeste in trek zijn.
De vraag waarom zoveel schilders,
wanneer zij in de gelegenheid zijn een
reis te maken, steeds weer naar Frank
rijk trekken, is om verschillende rede
nen interessant. Niet Frankrijk maar
Italië was eertijds, sinds de Renaissan
ce, hét land der kunstreizen. Heeft Pa
rijs de plaats van Rome als Europees
kunstcentrum geheel ingenomen? In
vele opzichten is dat zeker het geval.
Menige winnaar van de Prix de Rome
zou, indien hem de keus gelaten werd,
aan een verblijf in Parijs de voorkeur
geven boven Rome.
Het is echter niet alleen Parijs als
internationaal trefpunt van kunst en
kunstenaars, dat de grote magnetische
kracht op de schilders uitoefent. Het zijn
stellig ook het landschap en de levens
wijze van het Franse volk, die ons aan
trekken. De verschuiving van Italië
naar Frankrijk tekent zich ook daarin
af. Is het Franse landschap en zijn de
Franse steden dan zoveel mooier dan de
Italiaanse? De schoonheid der twee
landen is zeer verscheiden, maar wie
zou durven beweren dat de pracht der
Italiaanse steden voor de Franse on-
derdoet?
Op dit punt aangekomen zou ik dan
misschien de gedurfde these willen
stellen, dat de schilder van deze tijd niet
de bestaande en als zodanig erkende
schoonheid zoekt, maar dat hij, zoals ik
in het begin ook schreef, de schoonheid
gaat ontdekken. Hij gaat ze ontdekken
in het gewone, ja, tot in het lelijke.
Zijn reizen zijn niet die van de kunst
historicus en evenmin die van de tou
rist. Wat hij zoekt is vooral het karak
teristieke en als hij dat vindt in een
negentiende-eeuws complex huizen aan
een verlaten kade zal hij daarvoor mis
schien een Gothische kathedraal voorbij
lopen.
Het is Jongkind geweest, die als eer
ste Hollander dit Frankrijk ontdekt
heeft. Ja hij zag het nog vóórdat de
Bij de illustraties: Het viaduct door
Vincent van Gogh (boven) en Rue de
Paris door Jongkind (hieronder).
Franse schilders dit aangezicht van hun
land gezien hadden. Het is niet gemak
kelijk te omschrijven waarin de aan
trekkelijkheid en het ontroerende van
deze onderwerpen gelegen is. Er is nos
talgie en weemoed in gemengd. De
zwerver, die Jongkind in wezen was,
zag in deze verlaten wegen en blinde
gevels als in een spiegel. Zijn hunke
ring naar liefde werd getemperd en
vond troost door en in deze eenvoudige
landschappen.
En als Van Gogh het stadhuisje van
Auvers als onderwerp kiest voor een
van zijn laatste schilderijen, doet hij
dit stellig niet omdat het qua architec
tuur van enige betekenis is, maar om
dat het in zijn simpele lelijkheid iets
vertrouwelijks en aandoenlijks heeft.
OTTO B. DE KAT
>300O30000(X)C)00CXXO0C<)>X>30O30C>3O3XOi»300O0CXX)000a30000000CXX*>D0Ol0tX>X)000OC>00C»0C>30Cl0CXXXXXXXXXX>000tX10000000000<X
manifestaties. De be
zoekers hebben li-
thographieën van
Franse kunstenaars
kunnen bewonderen,
ne Frangaise" ge-
houden, die traditie (cultureel en culinair
schijnt te zijn ge
worden sinds deze stad met Bagneres- die gewoonlijk in de musea van het
de-Lunchon in Mei 1953 een talrenruil Verenigd Koninkrijk verspreid zijn en
Is begonnen op initiatief van „De Twee- de beste wijnen van Frankrijk kun-
talige Wereld". nen proeven. Een groot openbaar debat
Tentoonstellingen hebben concerten af- over het Frans-Engelse tweetalenstelsel
gewisseld en toneelvoorstellingen culinaire heeft deze manifestaties besloten.
t ft M t
Frankrijk, moeder der kunsten, der wa
pens en der wetten.... Deze beginregel
van een der beroemdste sonnetten van de
zestiende eeuw, geschreven door Joachim
du Bellay, kan stellig gelden als een ge
vleugeld woord. Als men dit Franse moe
derschap erkent, dan zal men moeten toe
geven dat het ballet, hoewel pas sinds kort
bezig zich zelfstandig te maken, als een
der welvarendste kinderen beschouwd kan
worden. En welke vreemde invloeden er
ook een rol in deze ontwikkeling hebben
gespeeld, steeds keren de dansers terug
naar de bakermat van hun kunst om de
technische beheersing te vervolmaken of
om er nieuwe inspiratie op te doen.
Het mag toch wel als algemeen bekend
worden verondersteld, dat wat wij thans
het klassieke ballet noemen (en bleven
noemen, hoe romantisch het ook van in
houd werd) aan het vermaakzuchtige hof
van Frankrijk zijn oorsprong vond. Die
oude hofballetten waren gericht op ver
heerlijking van de monarch, die er het stra
lende middelpunt van was. Wist u dat Lo-
dewijk de Veertiende zijn bijnaam „De
Zonnekoning" te danken heeft aan de titel
rol. die hij in allegorisch ballet vervulde?
Dikwijls werden er (vooral Richelieu en
Mazarin waren daar sterk in) politieke
doeleinden mee gediend. Veelzeggend is bij
voorbeeld de titel „De Voorspoed der Fran
se Wapenen" van het laatste ballet waar
Lodewijk de Dertiende in optrad. Deze
veelal op mythologische gegevens berus
tende divertissementen vormden slechts
het voorstadium van de kunst van het
ballet, dat gaandeweg en via vele hinder
nissen zijn tegenwoordige vorm heeft be
reikt. Maar het feitelijke begin daarvan
kan gedateerd worden op 1661, toen Lode
wijk de Veertiende, geenszins uit artistieke
pioniersdrang maar omdat toenemende
zwaarlijvigheid hem dwong afscheid van
het toneel te nqmen, de weg zoal niet ef
fende dan toch* opende voor de beroeps-
artist en de Académie Nationale de la Danse
stichtte.
En hiermede zijn wij terug bij het uit
gangspunt: kunsten, wapens en wetten. In
zijn patentbrief noemde de koning de dans
„een der eerlijkste kunsten, waarvan de
beoefening noodzakelijk is voor het ver
krijgen van een natuurlijke lichaamsbe-
heersing, speciaal voor wapendragers en
als zodanig een van de voordeligste en
nuttigste voor onze edelen en anderen, die
de eer hebben in onze tegenwoordigheid te
verkeren, niet alleen in tijden van oorlog
in onze legermacht, maar zelfs in tijden
van vrede in onze feestelijke balletten!"
Dit artikel is echter niet als geschiedenis
lesje bedoeld en daarom worde slechts en
passant nog opgemerkt, dat de beroepsdan
sers al spoedig de adellijke amateurs totaal
verdreven en dat in 1681 de vrouw haar
entrée in het ballet maakte. Het belang
rijkste van de stichting van de Académie
was, dat wat voorheen een praalzieke tijds
passering bleef, zich thans kon ontwikkelen
tot een kunst met vaste regels voor alle
tijden. In feite ging Voltaire zelfs zover
het ballet alleen reeds een kunst te noe
men, omdat het aan strenge spelregels ge
bonden was. Hij zou dus waarschijnlijk
ook voetbal en waterpolo daartoe gerekend
hebben! Doch hoe dit ook zij, de Académie
legde de grondslagen voor de traditie
waarvan zij tevens de behoedster bleef en
waar het ballet zijn onverwoestbare kracht
aan ontleent.
Hier kwam de danstechniek tot ontwik
keling, niet zonder strijd met de muzikale
afdeling overigens. Daarom zegt men nog
steeds in beschouwingen van het klassieke
ballet, dat dit op de academische techniek
is gebaseerd. Overigens was het niet in
Frankrijk raaar in Italië (en wel in 1837)
dat de nog altijd gehuldigde wetten van
deze bewegingskunst systematisch werden
vastgelegd, waartoe uiteraard al eerder
doch tenslotte onbevredigende pogingen
waren ondernomen. Deze codificatie ge
schiedde door Carlo Blasis, die dus de
kunst uiteindelijk aan wetten heeft gebon
den. Nog altijd is het zo, dat binnen deze
wetten de grootste bewegingsvrijheid be
staat.
En mag Terpsichore in de loop der laat
ste anderhalve eeuw nu eens in Rusland,
dan weer in Amerika of in Engeland een
gunstige voedingsbodem voor haar gunsten
hebben gevonden, onmiskenbaar blijft Pa
rijs haar hoofdkwartier. Daar immers
vindt men de studio's waar de edelste stijl
principes het zuiverst in ere worden ge
houden, welke bedreigingen zich ook mogen
voordoen. DAVID KONING
DE OORDELEN OVER FRANKRIJK lopen wel zeer uiteen. Voor de een is het een
land, waar een onstabiele politiek de sociale structuur niet in overeenstemming weet
te brengen met de eisen der moderne economie. Voor een ander is het een zeer oude,
hoewel nog schone dame, die op charmante wijze haar bezoekers de schatten toont
uit haar nog steeds verheerlijkte jeugd. Voor een derde is het een land van kunste
naars en litteratoren: een luxe, waarvan de degelijke vreemdeling gaarne geniet,
doch waarvoor hij niets van eigen veilige zekerheid en ordelijkheid zou willen mis
sen. Weinigen geven zich er echter rekenschap van dat de mensheid op velerlei ge
bied geniet van uitvindingen, die te danken zijn aan de door de rede gefiltreerde
verbeeldingskracht der Fransen.
DE HISTORICUS Michelet heeft eens
geschreven: als men op elkaar zou stapelen
alles wat ieder volk onbaatzuchtig aan
bloed, geld en inspanning heeft gegeven
voor zaken, waarvan de gehele wereld pro
fiteert, dan zou de pyramide van Frankrijk
tot de hemel reiken. Er schuilt iets waars
in deze lyriek, zoals er ook iets waars
schuilt in de boutade, die zegt, dat het
Franse genie dikwijls de idéé voor iets
nieuws levert, de Engelsman deze uitwerkt
en practisch toepast en de Duitser van deze
verwezenlijking een massa-artikel maakt.
Om dat te illustreren zullen wij Miche-
let's pyramide niet blok voor blok afbre
ken, noch een wetenschappelijke uiteenzet
ting geven, maar eens eenvoudig om ons
heen zien. Deze vacantietijd leent zich
daar uitstekend voor. Als gij talloze auto
bussen zich door onze nauwe binnenstad
ziet wringen, beseft gij dan, dat de be
roemde schrijver-wiskundige-filosoof Pas
cal (16231662) niet alleen, op 13-jarige
leeftijd, de rekenmachine heeft uitgevon
den, maar tevens het idéé heeft gehad van
het gemeenschappelijk vervoer, de carrosse
a 5 sols? Wanneer de chauffeurs dier bus
sen de lastige fietsers verwensen, weten zij
clan dat zij eigenlijk onhoffelijk zijn jegens
een vreemdeling: de Sivrac, die in 1690 de
voorvader van de fiets schiep, de „céléri-
fère" (sneldrager), waarvoor in 1855 zijn
landgenoot Michaut de pedaal bedacht.
De mechanische tractie, waardoor de
mens meester van tijd en ruimte zou wor
den. is trouwens ook een Franse vinding:
in 1769 vervoerde een door eigen kracht
voortgedreven karretje, uitgevonden door
Joseph Cugnot, vier personen met de snel
heid van één mijl per uur. De eerste
vrachtauto! Zeker, die snelheid is niets
vergeleken bij die van een straaljager. Maar
aan de wieg van de overgrootvader van
die onwelluidende luchtsirene stond even
eens een Fransman: Ader. In 1897 vond
hij de eerste machine uit, die werkelijk
60 meter gevlogen heeft. En mevrouw
Boesman en haar luchtballon zouden bij
volksfeesten ontbreken, als de papierfabri
kanten uit Annolay, de gebroeders Mont-
golfier, er niet geweest waren. Of liever
de vrouw van één der broers. Want men
zegt, dat de Montgolfiers in 1783 op het
idéé kwamen, dat de wetten van de zwaar
tekracht opgeheven konden worden door
warme lucht, toen zij de rokken van de
echtgenote door de warme lucht uit de
wastobbe omhoog zagen gaan. Toeval dus,
deze uitvinding van de luchtballon? Maar
het toeval schenkt slechts hen iets, die
door hun studie en voorbereiding reeds
aan de grens der ontdekking staan. Zo was
het ook met Denis Papin. Zijn naam blijft
verbonden aan de uitvinding van de
stoommachine, die een nieuwe aera in de
geschiedenis der mensheid zou openen.
Toen deze zwervende Hugenoot, leerling
van Christiaan Huyghens, eens dc deksels
van kookpannen door de druk der stoom
omhoog zag gaan, bedacht hij (1647) de
marmite met veiligheidsklep, voorloper
van onze sterelisators,
OM NOG EVEN bij de vcrplaatsings-
middelen te blijven: als gij, lezer, in een
warenhuis de lift neemt, bedenk dan. dat
Edoux in 1857 dc hydraulische lift heeft
uitgevonden.
Men noemt uitvinders wel eens weldoe
ners der mensheid. Dat geldt zeker voor de
nobele Braille, wiens geniale vondst zo-
velen vreugde schenkt, dat geldt ook voor
Pierre en Marie Curie, Pasteur, Calmette,
wier werk algemeen bekend is. Minder be
kend is, dat de stethoscoop, „waarin" uw
dokter u laat zuchten, een uitvinding van
O een Fransman is: Laënnec. De medische
vaktaal is vol van uitdrukkingen, die ge
tuigen van het grote aandeel, dat de Fran
sen in de ontwikkeling der geneeskunde
hebben gehad: reflex van Babinski, frac
tuur van Dupuytren, Trousseau'se vlek
ken, een Velpeau aanleggen enzovoorts.
Wilt gij iets opwekkenders? De bioscoop?
Ook hier doemt weer een Fransman op:
Lumière, die in 1895 de eerste demonstra
tie van de cinématographie gaf. Hij kon
gebruik maken van de door zijn landge
noot Daguerre in 1839 geperfectionneerde
uitvinding van de fotografie door Nicé-
phore Niepce en van die van Demeny,
wiens „phonoscope" voor het eerst van
een gesproken zin in één seconde achttien
beelden kon opnemen. De woorden vorm
den dan ook de menselijkste en meest ge
fluisterde verklaring: „Je vous aime". Hoe
zouden de lippen, die dit hartsgeheim pre
velen, bewegen op de Cinémascope, recen
te uitvinding van prof. Chrétien, of ver
strakt zijn op een telegrafisch overge
brachte foto, uitvinding van Belin?
NATUURLIJK KUNNEN ook andere
landen zich beroemen op vele uitvinders.
Geen enkel heeft echter een stad met on
onderbroken inventieve scheppingskracht:
Parijs, dat onuitputtelijk en voortdurend
vindingrijk is op het gebied der mode,
charme en levenskunst.
Deze uitvindingen die, als de plaats
ruimte het toeliet, door vele andere aan
gevuld zouden kunnen worden, doen mis
schien bij de lezer de vraag rijzen: hoe
komt het, dat Frankrijk, dat de mensheid
zoveel geschonken heeft en nog steeds
schenkt, in de huidige wereld een beetje
„achterop" geraakt schijnt te zijn? Zou het
komen, omdat de Franse levensopvatting
meer berust op de cultus van de geest dan
op die der practische efficiency, meer op
het menselijk individuele dan op het mas
saal collectieve?
Is Frankrijk daardoor in deze tijd der
dictatoriale techniek niet voor ons een
hoopvol lichtpunt? S. ELTE
In de negentiende eeuw kende men in
ons land nauwelijks andere muziek dan de
kunst der Duitse, Oostenrijkse klassieke
en romantische componisten. Er was een
algemeen vermoeden, dat de kunst van
Frankrijk, Italië, Rusland, Engeland met
de superioriteit van de muziek der Duits
sprekende volken niet kon worden verge
leken. Ik zeg vermoeden, omdat wij bij de
beschouwing van deze zaak in het oog
moeten houden dat de practische kunst van
opera en ballet in die jaren in ons land een
armoedig bestaan leed en deels niet be
stond. Voor vele grote kunstuitingen uit
andere landen was in Nederland geen mo
gelijkheid tot leven.
De artistieke situatie van Nederland is
pinds lang veranderd: het internationale
verkeer op het gebied van theater, ballet
en orkest, de dagelijkse radio-uitzendingen,
de verspreiding van gramofoonplaten, dit
alles heeft het medeleven met de muziek
uit allerlei landen mogelijk gemaakt, al is
het ook zeker waar dat de kwantiteit van
de mogelijkheden tot kennismaking niet al
tijd de kwaliteit van begrip en geestelijk
bezit bevordert.
In de jaren vóór de eerste wereldoorlog
was het muziekleven in de grote steden van
Nederland minder vlot, minder overladen,
minder lawaaierig, in de zomermaanden
niet belast met festivals. Men ging minder
uit, men waardeerde de concerten echter
met bijzondere ernst en het is zeker dat
wat men te horen kreeg meer dan thans
tot het innerlijk wezen der hoorders kon
doordringen. Overbelasting is voor de geest
even schadelijk als te veel eten en drinken
voor het lichaam: de reële betekenis v$n
de smaak, van de duurzaamheid van wat
men opneemt wordt miskend.
In die jaren van de opkomst van de voor
naamste orkesten in Nederland was de ge
hele muziekbeoefening (zowel de concert-
practijk als de opleiding) doordrongen van
de hoogheid der Duitse muziek. Beant
woordde deze muzikale situatie aan het
oorspronkelijk karakter der Nederlandse
muzikaliteit? Het zou mij te ver voeren op
de historische wederwaardigheden van de
muziek in Nederland dieper in te gaan. Ik
constateer slechts dat na de dood van
Sweelinck de originele kracht van de Ne
derlandse muzikaliteit was uitgeput en dat
de sinds lang braakliggende grond gereed
OM EENS van de eentonige drukke ver
keerswegen in Noord-Frankrijk af te zijn
waren wij des morgens een zijweg inge
slagen. De weg bleek weer een zijweg te
hebben en even later nog een, tenslotte
reden we over een nauwelijks begaanbaar
pad, midden tussen de korenvelden.
Bij het eerste boerderijtje van het weg
gekropen dorpje was een boer onkruid aan
het verbranden. Tenminste dat dachten
wij, maar even later moesten wij deze me
ning wijzigen, want de man liep het dorp
in, luid schreeuwend om de „pompiers"
de brandweer omdat zijn boerderij
bijna in brand stond. Zo erg was het nu ook
weer niet, maar wel had er inderdaad een
hooibergje van bijzonder klein formaat
vlam gevat. Hoewel er niets meer aan te
redden was, kwamen de brandweerlieden
van heinde en verre, aan lopen naar de
plaats des onheils, de één de bakkerssloof
nog voor, de ander op sloffen. Maar één
ding hadden zij gemeen. Allemaal droegen
zij een in de warme zon glinsterende helm
op het hoofd, met een ingewikkeld wapen
schild. De slang kwam ook: die werd
voortgerold door twee vermoeide jongens
die, toen zij bij de boerderij waren geko
men, terstond in een cafétje verdwenen. Te
blussen viel er overigens weinig meer,
want het hooibergje lag alleen nog maar
te smeulen en daarom bespoten de brand
weerlieden vrü vlot, doch met een akelig
dun straaltje, de voorgevel van het huis
maar.
DE SLANG was verbazend lang, want
toen wij de tocht voortzetten zagen wij
in het dorp overal kindertjes, die zich ver
maakten met de sprieterige stralen, die uit
de lekken svoten. De slang leek steeds
langer te worden, we werden er een beetje
zenuwachtig van en begonnen sneller te
rijden. Eindelijk buiten het dorp, midden
tussen de korenvelden, die zachtjes heen
en weer wiegden in de warmg wind, stuit
ten wij op een gendarme in vol ornaat. De
pet hield hij in zijn hand en met een grote
zakdoek veegde hij zijn bepareld hoofd af.
In alle eenzaamheid, met niets anders om
zich heen, dan verre velden, een smalle
weg en een strakblauwe hemel hield hij
de wacht bij een klein rood pompje. ,jZe
redden het daar zeker wel?", vroeg hij met
een vaag gebaar naar het dorpje. „Onze
commandant is trouwens de beste brand
weerman van de hele republiek".
We beaamden dat volkomen en gingen
na een groet de verte tegemoet. De veld
wachter bleef staan met zijn rug tegen een
bordje leunend. „Wegomlegging" stond
erop. H. de Gr.
lag voor buitenlandse invloed. De aesthe-
tiek en de techniek van het Leipziger Kon-
servatorium werd de wetgeving. Slechts
een eenzaam man als Daniel de Lange had
besef van andere muzikale cultuur en weer
later zou het vuur van Diepenbrock onze
noordelijke wolkenhemel verlichten.
Het was na de eerste wereldoorlog dat
in ons land een belangstelling voor de
Franse muziek ontwaakte, welke sindsdien
niet meer verflauwde. Hoewel het zeker is
dat het evenement van die oorlog bij velen
geestelijk als een verhelderend onweer
heeft gewerkt, mag men toch niet zeggen
dat de nieuwe aandacht voor de muziek in
Frankrijk een liefdesbevlieging was, die
slechts veroorzaakt zou zijn door veront
waardiging jegens de Duitsers. Er was
trouwens ook lang voor deze oorlog wel bij
enkele musici en ontwikkelde leken besef
van de betekenis van meesters als Hector
Berlioz en César Franek, maar het inzicht
dat de Franse muzikale kunst in het alge
meen en de nieuwe verschijnselen na laatst
genoemde in het bijzonder, een rijke, zelf
standige productie van genialiteit is, be
stond ternauwernood.
Zonder aan de verdiensten van anderen
te kor* te willen doen, herinner ik aan
Evert Cornelis, die als dirigent en pianist
voor de Franse muziek gestreden heeft. En
aan de zangeres Berthe Seroen, die het
publiek de Franse lyriek op voorbeeldige
wijze liet horen. Zij komen mij het eerst in
de herinnering bij de overweging van die
bewogen jaren. Men leerde beseffen dat
de Franse kunst tot onze muzikaliteit kon
spreken als een verstaanbare taal, waarin
de natuurlijke vermogens der muziek tot
duidelijke woorden, tot heldere zinnen, tot
plastische poëzie zijn gevormd. Dit wil zeg
gen, dat de aard van melodie, rhythme en
harmonie wel scheen af te wijken van wat
men meestal hoorde, maar dat in werke
lijkheid deze aard muzikaal was, namelijk
de klinkende vertolking van aandoeningen
en fantasie.
Ontelbaar zijn de nuances van sentiment
en verbeelding in de muziek der Franse
componisten, van wie ik nu alleen Debussy
noem. En het is zeker deze altijd vloeiende
vermenging van gevoelens en fantasie, deze
snelheid van denken in harmonie die voor
zovelen verrassend was. De majeur-forma-
tie betekent in de Franse muziek niet de
uitdrukking van een bepaald gevóél en
evenmin zijn mineur-drieklanken beslist
melancholieke gezichten.
Dat de Franse muziek toegang vond tot
de muziekliefhebbers in ons land, is geen
gevolg van verstandelijke toelichtingen,
maar bewijst dat buiten alle weten
schappelijke kennis de muzikaliteit der
Nederlanders ontvankelijk is voor deze
schoonheid. Onze aloude dispositie voor de
kunst der muziek kent een internationale
uitgestrektheid, die in vroegere tijden
duidelijk uitgespreid lag in de roemrijke
landen der Bourgondische vorsten.
HENDRIK ANDRIESSEN.