Schoonheid in het gewone Act Tabid Overd^ioscoop van Lumiere Nederland en de BJlXUldje de lift en de luchtballon Franse muziek Moeder der kunsten, wapens en wetten Uitwisselingsprogramma Hilversum-Parijs Waarom schilders graag naar Frankrijk gaan Sh"rf)aLr0inte„sImSl Franse week in Engeland Parijs, stadl van ononderbroken scheppingskracht Te schrijven over de Radio-diffusion et Télévision frangaise in Frankrijk meer en meer kortweg als R.T.F. aangeduid is een pleizierige bezigheid. Het is naar haar (talrijke) zenders dat ik het liefste luister, liever nog dan naar de BBC, waar allies zo perfect verloopt, dat men er wel eens aan wanhoopt dat er ooit iets ver keerd zal gaan. Ik ben er van overtuigd, dat er bij de Franse omroep een heleboel scheef gaat, slecht gehuisvest als hij is en zelfs zonder statuut, aan de hand waarvan wegers met goudschalen zouden kunnen uitmaken wat er wel en wat er niet mag in de Rue de Grenelle. Maar wat er ook mis mag lopen, de Fransen, met hun aangeboren improvisa tie-talent, redden zich er altijd wel uit. Die kunst verleent aan hun programma's altijd weer een onweerstaanbare charme. Maar die niiet alleen: want ik aarzel niet de Franse omroep een Europese erepalm toe te kennen voor zijr prestaties in tech nisch, wetenschappelijk en artistiek op zicht. Technisch wegens de opmerkelijke kwa liteit van zijn omvangrijke zenderpark, wetenschappelijk en artistiek wegens de schier onafzienbare reeks uitzendingen wel'ke de luisteraars op de hoogte houden van alles wat op het terrein van wijsbe geerte. natuurwetenschappen, economie, litteratuur, muziek en beeldende kunst wordt gepresteerd. Bepaald ten onrechte heeft het overigens natuurlijk uitste kende derde programma van de BBC de reputatie dat het vrijwel alleen staat in zijn culturele arbeid. Niets is minder waar: het Programme National, grande daime van de Franco omroep, was er lang voor de Engel sen hun Third Programme kregen, wordt bovendien in Frankrijk als het „eerste" programma beschouwd, dat bovendien heel wat langer in de lucht is dan het Britse équivalent. Daarbij komt, dat de Fransen heel wat experimenten aandurven, vooral op het gebied van luisterspelen en klank beelden. De uitzendingen van „concrete muziek" van Pierre Sohaeffer hebben ook in Nederland de aandacht getrokken. Voor dat avant-garde-microfoonwerk is er zelfs een speciale zender, wel'ke alleen in de weekeinden in de lucht is. Natuurlijk heeft het „Programme Natio nal" ook een frivool zusje, dat dan ook „Programme Parisien" heet en dat heel Europa in staat stelt de laatste chansons en de nieuwste bons mots te genieten. Tussen die twee uitersten staat dan Paris-Inter, het programma dat via een van de krachtigste zenders in dit wereld deel is te beluisteren. Het is het enige on derbroken program ma van de Franse omroep, welke tot principe heeft, dat men slechts op de uren dat er werke lijk geluisterd wordt de programmakeuze moet vergroten. Paris-Inter geeft zowel lichte als zware kost, overwegend muziek en veel uitzendingen van buitenlandse muziekfestivals. Op één onderdeel va/n de Franse pro gramma's wil ik vooral wijzen: op de uit gebreide nieuwsdienst, welke niet alleen de voorlezing van het nieuws en reportages omvat, maar ook voortreffelijke persover zichten, kronieken en commentaren en vooral de uitzendingen „Actuaiités de Paris" (Programme Parisien 12.30), Paris vous Parle (Programme National 19 30) en Tribune de Paris (Paris Inter 20.30). In hel bijzonder laatstgenoemde, welke het vrije forum vormt vao kunstenaars, staats lieden en journalisten van alle groepen en gezindten, is een feest can te horen. Dat de nieuwsdienst door de nauwe ban den tussen staat en omroep een tikje gou vernementeel is, moet men dan maar op de koop toe nemen. Er staat zoveel tegen over. J.H.B. Voor de microfoon Op de vooravond van het bezoek aan ons land door Frankrijks president, René Coty, zendt de K.R.O. in samenwerking met de Franse Omroep een uitwisselingsprogram ma uit (Dinsdag 20 Juli 21.00—22.10 uur). Van Franse zijde wordt aan dit programma bijgedragen door het Franse Omroeporkest, dat werken speelt van Nederlandse com ponisten. De Nederlandse ambassadeur in Frankrijk, mr. C. G. W. H. baron van Boet- zelaer houdt vooraf een inleiding. In Nederland speelt het Radio Philihar- monisch Orkest onder leiding van Paul van Kempen werken van Franse componis ten (Grétry en Ravel). Hieraan gaat een in leiding door de Franse ambassadeur in Nederland, de heer J. P. Garnier, vooraf. Diezelfde avond (22.1522.45 uur) zendt de K.R.O. een klankbeeld uit, geschreven door Tom Bouws, dat onder de titel „l'In- vitation au voyage" herinneringen oproept san bezoeken van vooraanstaande Franse figuren in de afgelopen eeuwen. Wanneer .een schilder op reis gaai naar een vreemd land om er, zoals dat heet, de schoonheid te gaan ontdekken, zou men kunnen zeggen dat zijn inten ties verwant zijn aan die van de toerist, die in nog niet geziene steden en land schappen zijn geest gaat verrijken en tevens ontspannen. Er valt echter een opvallend verschil waar te nemen tus- sen land en landschap, die de voorkeur der schilders genieten en die welke toe ristisch het meeste in trek zijn. De vraag waarom zoveel schilders, wanneer zij in de gelegenheid zijn een reis te maken, steeds weer naar Frank rijk trekken, is om verschillende rede nen interessant. Niet Frankrijk maar Italië was eertijds, sinds de Renaissan ce, hét land der kunstreizen. Heeft Pa rijs de plaats van Rome als Europees kunstcentrum geheel ingenomen? In vele opzichten is dat zeker het geval. Menige winnaar van de Prix de Rome zou, indien hem de keus gelaten werd, aan een verblijf in Parijs de voorkeur geven boven Rome. Het is echter niet alleen Parijs als internationaal trefpunt van kunst en kunstenaars, dat de grote magnetische kracht op de schilders uitoefent. Het zijn stellig ook het landschap en de levens wijze van het Franse volk, die ons aan trekken. De verschuiving van Italië naar Frankrijk tekent zich ook daarin af. Is het Franse landschap en zijn de Franse steden dan zoveel mooier dan de Italiaanse? De schoonheid der twee landen is zeer verscheiden, maar wie zou durven beweren dat de pracht der Italiaanse steden voor de Franse on- derdoet? Op dit punt aangekomen zou ik dan misschien de gedurfde these willen stellen, dat de schilder van deze tijd niet de bestaande en als zodanig erkende schoonheid zoekt, maar dat hij, zoals ik in het begin ook schreef, de schoonheid gaat ontdekken. Hij gaat ze ontdekken in het gewone, ja, tot in het lelijke. Zijn reizen zijn niet die van de kunst historicus en evenmin die van de tou rist. Wat hij zoekt is vooral het karak teristieke en als hij dat vindt in een negentiende-eeuws complex huizen aan een verlaten kade zal hij daarvoor mis schien een Gothische kathedraal voorbij lopen. Het is Jongkind geweest, die als eer ste Hollander dit Frankrijk ontdekt heeft. Ja hij zag het nog vóórdat de Bij de illustraties: Het viaduct door Vincent van Gogh (boven) en Rue de Paris door Jongkind (hieronder). Franse schilders dit aangezicht van hun land gezien hadden. Het is niet gemak kelijk te omschrijven waarin de aan trekkelijkheid en het ontroerende van deze onderwerpen gelegen is. Er is nos talgie en weemoed in gemengd. De zwerver, die Jongkind in wezen was, zag in deze verlaten wegen en blinde gevels als in een spiegel. Zijn hunke ring naar liefde werd getemperd en vond troost door en in deze eenvoudige landschappen. En als Van Gogh het stadhuisje van Auvers als onderwerp kiest voor een van zijn laatste schilderijen, doet hij dit stellig niet omdat het qua architec tuur van enige betekenis is, maar om dat het in zijn simpele lelijkheid iets vertrouwelijks en aandoenlijks heeft. OTTO B. DE KAT >300O30000(X)C)00CXXO0C<)>X>30O30C>3O3XOi»300O0CXX)000a30000000CXX*>D0Ol0tX>X)000OC>00C»0C>30Cl0CXXXXXXXXXX>000tX10000000000<X manifestaties. De be zoekers hebben li- thographieën van Franse kunstenaars kunnen bewonderen, ne Frangaise" ge- houden, die traditie (cultureel en culinair schijnt te zijn ge worden sinds deze stad met Bagneres- die gewoonlijk in de musea van het de-Lunchon in Mei 1953 een talrenruil Verenigd Koninkrijk verspreid zijn en Is begonnen op initiatief van „De Twee- de beste wijnen van Frankrijk kun- talige Wereld". nen proeven. Een groot openbaar debat Tentoonstellingen hebben concerten af- over het Frans-Engelse tweetalenstelsel gewisseld en toneelvoorstellingen culinaire heeft deze manifestaties besloten. t ft M t Frankrijk, moeder der kunsten, der wa pens en der wetten.... Deze beginregel van een der beroemdste sonnetten van de zestiende eeuw, geschreven door Joachim du Bellay, kan stellig gelden als een ge vleugeld woord. Als men dit Franse moe derschap erkent, dan zal men moeten toe geven dat het ballet, hoewel pas sinds kort bezig zich zelfstandig te maken, als een der welvarendste kinderen beschouwd kan worden. En welke vreemde invloeden er ook een rol in deze ontwikkeling hebben gespeeld, steeds keren de dansers terug naar de bakermat van hun kunst om de technische beheersing te vervolmaken of om er nieuwe inspiratie op te doen. Het mag toch wel als algemeen bekend worden verondersteld, dat wat wij thans het klassieke ballet noemen (en bleven noemen, hoe romantisch het ook van in houd werd) aan het vermaakzuchtige hof van Frankrijk zijn oorsprong vond. Die oude hofballetten waren gericht op ver heerlijking van de monarch, die er het stra lende middelpunt van was. Wist u dat Lo- dewijk de Veertiende zijn bijnaam „De Zonnekoning" te danken heeft aan de titel rol. die hij in allegorisch ballet vervulde? Dikwijls werden er (vooral Richelieu en Mazarin waren daar sterk in) politieke doeleinden mee gediend. Veelzeggend is bij voorbeeld de titel „De Voorspoed der Fran se Wapenen" van het laatste ballet waar Lodewijk de Dertiende in optrad. Deze veelal op mythologische gegevens berus tende divertissementen vormden slechts het voorstadium van de kunst van het ballet, dat gaandeweg en via vele hinder nissen zijn tegenwoordige vorm heeft be reikt. Maar het feitelijke begin daarvan kan gedateerd worden op 1661, toen Lode wijk de Veertiende, geenszins uit artistieke pioniersdrang maar omdat toenemende zwaarlijvigheid hem dwong afscheid van het toneel te nqmen, de weg zoal niet ef fende dan toch* opende voor de beroeps- artist en de Académie Nationale de la Danse stichtte. En hiermede zijn wij terug bij het uit gangspunt: kunsten, wapens en wetten. In zijn patentbrief noemde de koning de dans „een der eerlijkste kunsten, waarvan de beoefening noodzakelijk is voor het ver krijgen van een natuurlijke lichaamsbe- heersing, speciaal voor wapendragers en als zodanig een van de voordeligste en nuttigste voor onze edelen en anderen, die de eer hebben in onze tegenwoordigheid te verkeren, niet alleen in tijden van oorlog in onze legermacht, maar zelfs in tijden van vrede in onze feestelijke balletten!" Dit artikel is echter niet als geschiedenis lesje bedoeld en daarom worde slechts en passant nog opgemerkt, dat de beroepsdan sers al spoedig de adellijke amateurs totaal verdreven en dat in 1681 de vrouw haar entrée in het ballet maakte. Het belang rijkste van de stichting van de Académie was, dat wat voorheen een praalzieke tijds passering bleef, zich thans kon ontwikkelen tot een kunst met vaste regels voor alle tijden. In feite ging Voltaire zelfs zover het ballet alleen reeds een kunst te noe men, omdat het aan strenge spelregels ge bonden was. Hij zou dus waarschijnlijk ook voetbal en waterpolo daartoe gerekend hebben! Doch hoe dit ook zij, de Académie legde de grondslagen voor de traditie waarvan zij tevens de behoedster bleef en waar het ballet zijn onverwoestbare kracht aan ontleent. Hier kwam de danstechniek tot ontwik keling, niet zonder strijd met de muzikale afdeling overigens. Daarom zegt men nog steeds in beschouwingen van het klassieke ballet, dat dit op de academische techniek is gebaseerd. Overigens was het niet in Frankrijk raaar in Italië (en wel in 1837) dat de nog altijd gehuldigde wetten van deze bewegingskunst systematisch werden vastgelegd, waartoe uiteraard al eerder doch tenslotte onbevredigende pogingen waren ondernomen. Deze codificatie ge schiedde door Carlo Blasis, die dus de kunst uiteindelijk aan wetten heeft gebon den. Nog altijd is het zo, dat binnen deze wetten de grootste bewegingsvrijheid be staat. En mag Terpsichore in de loop der laat ste anderhalve eeuw nu eens in Rusland, dan weer in Amerika of in Engeland een gunstige voedingsbodem voor haar gunsten hebben gevonden, onmiskenbaar blijft Pa rijs haar hoofdkwartier. Daar immers vindt men de studio's waar de edelste stijl principes het zuiverst in ere worden ge houden, welke bedreigingen zich ook mogen voordoen. DAVID KONING DE OORDELEN OVER FRANKRIJK lopen wel zeer uiteen. Voor de een is het een land, waar een onstabiele politiek de sociale structuur niet in overeenstemming weet te brengen met de eisen der moderne economie. Voor een ander is het een zeer oude, hoewel nog schone dame, die op charmante wijze haar bezoekers de schatten toont uit haar nog steeds verheerlijkte jeugd. Voor een derde is het een land van kunste naars en litteratoren: een luxe, waarvan de degelijke vreemdeling gaarne geniet, doch waarvoor hij niets van eigen veilige zekerheid en ordelijkheid zou willen mis sen. Weinigen geven zich er echter rekenschap van dat de mensheid op velerlei ge bied geniet van uitvindingen, die te danken zijn aan de door de rede gefiltreerde verbeeldingskracht der Fransen. DE HISTORICUS Michelet heeft eens geschreven: als men op elkaar zou stapelen alles wat ieder volk onbaatzuchtig aan bloed, geld en inspanning heeft gegeven voor zaken, waarvan de gehele wereld pro fiteert, dan zou de pyramide van Frankrijk tot de hemel reiken. Er schuilt iets waars in deze lyriek, zoals er ook iets waars schuilt in de boutade, die zegt, dat het Franse genie dikwijls de idéé voor iets nieuws levert, de Engelsman deze uitwerkt en practisch toepast en de Duitser van deze verwezenlijking een massa-artikel maakt. Om dat te illustreren zullen wij Miche- let's pyramide niet blok voor blok afbre ken, noch een wetenschappelijke uiteenzet ting geven, maar eens eenvoudig om ons heen zien. Deze vacantietijd leent zich daar uitstekend voor. Als gij talloze auto bussen zich door onze nauwe binnenstad ziet wringen, beseft gij dan, dat de be roemde schrijver-wiskundige-filosoof Pas cal (16231662) niet alleen, op 13-jarige leeftijd, de rekenmachine heeft uitgevon den, maar tevens het idéé heeft gehad van het gemeenschappelijk vervoer, de carrosse a 5 sols? Wanneer de chauffeurs dier bus sen de lastige fietsers verwensen, weten zij clan dat zij eigenlijk onhoffelijk zijn jegens een vreemdeling: de Sivrac, die in 1690 de voorvader van de fiets schiep, de „céléri- fère" (sneldrager), waarvoor in 1855 zijn landgenoot Michaut de pedaal bedacht. De mechanische tractie, waardoor de mens meester van tijd en ruimte zou wor den. is trouwens ook een Franse vinding: in 1769 vervoerde een door eigen kracht voortgedreven karretje, uitgevonden door Joseph Cugnot, vier personen met de snel heid van één mijl per uur. De eerste vrachtauto! Zeker, die snelheid is niets vergeleken bij die van een straaljager. Maar aan de wieg van de overgrootvader van die onwelluidende luchtsirene stond even eens een Fransman: Ader. In 1897 vond hij de eerste machine uit, die werkelijk 60 meter gevlogen heeft. En mevrouw Boesman en haar luchtballon zouden bij volksfeesten ontbreken, als de papierfabri kanten uit Annolay, de gebroeders Mont- golfier, er niet geweest waren. Of liever de vrouw van één der broers. Want men zegt, dat de Montgolfiers in 1783 op het idéé kwamen, dat de wetten van de zwaar tekracht opgeheven konden worden door warme lucht, toen zij de rokken van de echtgenote door de warme lucht uit de wastobbe omhoog zagen gaan. Toeval dus, deze uitvinding van de luchtballon? Maar het toeval schenkt slechts hen iets, die door hun studie en voorbereiding reeds aan de grens der ontdekking staan. Zo was het ook met Denis Papin. Zijn naam blijft verbonden aan de uitvinding van de stoommachine, die een nieuwe aera in de geschiedenis der mensheid zou openen. Toen deze zwervende Hugenoot, leerling van Christiaan Huyghens, eens dc deksels van kookpannen door de druk der stoom omhoog zag gaan, bedacht hij (1647) de marmite met veiligheidsklep, voorloper van onze sterelisators, OM NOG EVEN bij de vcrplaatsings- middelen te blijven: als gij, lezer, in een warenhuis de lift neemt, bedenk dan. dat Edoux in 1857 dc hydraulische lift heeft uitgevonden. Men noemt uitvinders wel eens weldoe ners der mensheid. Dat geldt zeker voor de nobele Braille, wiens geniale vondst zo- velen vreugde schenkt, dat geldt ook voor Pierre en Marie Curie, Pasteur, Calmette, wier werk algemeen bekend is. Minder be kend is, dat de stethoscoop, „waarin" uw dokter u laat zuchten, een uitvinding van O een Fransman is: Laënnec. De medische vaktaal is vol van uitdrukkingen, die ge tuigen van het grote aandeel, dat de Fran sen in de ontwikkeling der geneeskunde hebben gehad: reflex van Babinski, frac tuur van Dupuytren, Trousseau'se vlek ken, een Velpeau aanleggen enzovoorts. Wilt gij iets opwekkenders? De bioscoop? Ook hier doemt weer een Fransman op: Lumière, die in 1895 de eerste demonstra tie van de cinématographie gaf. Hij kon gebruik maken van de door zijn landge noot Daguerre in 1839 geperfectionneerde uitvinding van de fotografie door Nicé- phore Niepce en van die van Demeny, wiens „phonoscope" voor het eerst van een gesproken zin in één seconde achttien beelden kon opnemen. De woorden vorm den dan ook de menselijkste en meest ge fluisterde verklaring: „Je vous aime". Hoe zouden de lippen, die dit hartsgeheim pre velen, bewegen op de Cinémascope, recen te uitvinding van prof. Chrétien, of ver strakt zijn op een telegrafisch overge brachte foto, uitvinding van Belin? NATUURLIJK KUNNEN ook andere landen zich beroemen op vele uitvinders. Geen enkel heeft echter een stad met on onderbroken inventieve scheppingskracht: Parijs, dat onuitputtelijk en voortdurend vindingrijk is op het gebied der mode, charme en levenskunst. Deze uitvindingen die, als de plaats ruimte het toeliet, door vele andere aan gevuld zouden kunnen worden, doen mis schien bij de lezer de vraag rijzen: hoe komt het, dat Frankrijk, dat de mensheid zoveel geschonken heeft en nog steeds schenkt, in de huidige wereld een beetje „achterop" geraakt schijnt te zijn? Zou het komen, omdat de Franse levensopvatting meer berust op de cultus van de geest dan op die der practische efficiency, meer op het menselijk individuele dan op het mas saal collectieve? Is Frankrijk daardoor in deze tijd der dictatoriale techniek niet voor ons een hoopvol lichtpunt? S. ELTE In de negentiende eeuw kende men in ons land nauwelijks andere muziek dan de kunst der Duitse, Oostenrijkse klassieke en romantische componisten. Er was een algemeen vermoeden, dat de kunst van Frankrijk, Italië, Rusland, Engeland met de superioriteit van de muziek der Duits sprekende volken niet kon worden verge leken. Ik zeg vermoeden, omdat wij bij de beschouwing van deze zaak in het oog moeten houden dat de practische kunst van opera en ballet in die jaren in ons land een armoedig bestaan leed en deels niet be stond. Voor vele grote kunstuitingen uit andere landen was in Nederland geen mo gelijkheid tot leven. De artistieke situatie van Nederland is pinds lang veranderd: het internationale verkeer op het gebied van theater, ballet en orkest, de dagelijkse radio-uitzendingen, de verspreiding van gramofoonplaten, dit alles heeft het medeleven met de muziek uit allerlei landen mogelijk gemaakt, al is het ook zeker waar dat de kwantiteit van de mogelijkheden tot kennismaking niet al tijd de kwaliteit van begrip en geestelijk bezit bevordert. In de jaren vóór de eerste wereldoorlog was het muziekleven in de grote steden van Nederland minder vlot, minder overladen, minder lawaaierig, in de zomermaanden niet belast met festivals. Men ging minder uit, men waardeerde de concerten echter met bijzondere ernst en het is zeker dat wat men te horen kreeg meer dan thans tot het innerlijk wezen der hoorders kon doordringen. Overbelasting is voor de geest even schadelijk als te veel eten en drinken voor het lichaam: de reële betekenis v$n de smaak, van de duurzaamheid van wat men opneemt wordt miskend. In die jaren van de opkomst van de voor naamste orkesten in Nederland was de ge hele muziekbeoefening (zowel de concert- practijk als de opleiding) doordrongen van de hoogheid der Duitse muziek. Beant woordde deze muzikale situatie aan het oorspronkelijk karakter der Nederlandse muzikaliteit? Het zou mij te ver voeren op de historische wederwaardigheden van de muziek in Nederland dieper in te gaan. Ik constateer slechts dat na de dood van Sweelinck de originele kracht van de Ne derlandse muzikaliteit was uitgeput en dat de sinds lang braakliggende grond gereed OM EENS van de eentonige drukke ver keerswegen in Noord-Frankrijk af te zijn waren wij des morgens een zijweg inge slagen. De weg bleek weer een zijweg te hebben en even later nog een, tenslotte reden we over een nauwelijks begaanbaar pad, midden tussen de korenvelden. Bij het eerste boerderijtje van het weg gekropen dorpje was een boer onkruid aan het verbranden. Tenminste dat dachten wij, maar even later moesten wij deze me ning wijzigen, want de man liep het dorp in, luid schreeuwend om de „pompiers" de brandweer omdat zijn boerderij bijna in brand stond. Zo erg was het nu ook weer niet, maar wel had er inderdaad een hooibergje van bijzonder klein formaat vlam gevat. Hoewel er niets meer aan te redden was, kwamen de brandweerlieden van heinde en verre, aan lopen naar de plaats des onheils, de één de bakkerssloof nog voor, de ander op sloffen. Maar één ding hadden zij gemeen. Allemaal droegen zij een in de warme zon glinsterende helm op het hoofd, met een ingewikkeld wapen schild. De slang kwam ook: die werd voortgerold door twee vermoeide jongens die, toen zij bij de boerderij waren geko men, terstond in een cafétje verdwenen. Te blussen viel er overigens weinig meer, want het hooibergje lag alleen nog maar te smeulen en daarom bespoten de brand weerlieden vrü vlot, doch met een akelig dun straaltje, de voorgevel van het huis maar. DE SLANG was verbazend lang, want toen wij de tocht voortzetten zagen wij in het dorp overal kindertjes, die zich ver maakten met de sprieterige stralen, die uit de lekken svoten. De slang leek steeds langer te worden, we werden er een beetje zenuwachtig van en begonnen sneller te rijden. Eindelijk buiten het dorp, midden tussen de korenvelden, die zachtjes heen en weer wiegden in de warmg wind, stuit ten wij op een gendarme in vol ornaat. De pet hield hij in zijn hand en met een grote zakdoek veegde hij zijn bepareld hoofd af. In alle eenzaamheid, met niets anders om zich heen, dan verre velden, een smalle weg en een strakblauwe hemel hield hij de wacht bij een klein rood pompje. ,jZe redden het daar zeker wel?", vroeg hij met een vaag gebaar naar het dorpje. „Onze commandant is trouwens de beste brand weerman van de hele republiek". We beaamden dat volkomen en gingen na een groet de verte tegemoet. De veld wachter bleef staan met zijn rug tegen een bordje leunend. „Wegomlegging" stond erop. H. de Gr. lag voor buitenlandse invloed. De aesthe- tiek en de techniek van het Leipziger Kon- servatorium werd de wetgeving. Slechts een eenzaam man als Daniel de Lange had besef van andere muzikale cultuur en weer later zou het vuur van Diepenbrock onze noordelijke wolkenhemel verlichten. Het was na de eerste wereldoorlog dat in ons land een belangstelling voor de Franse muziek ontwaakte, welke sindsdien niet meer verflauwde. Hoewel het zeker is dat het evenement van die oorlog bij velen geestelijk als een verhelderend onweer heeft gewerkt, mag men toch niet zeggen dat de nieuwe aandacht voor de muziek in Frankrijk een liefdesbevlieging was, die slechts veroorzaakt zou zijn door veront waardiging jegens de Duitsers. Er was trouwens ook lang voor deze oorlog wel bij enkele musici en ontwikkelde leken besef van de betekenis van meesters als Hector Berlioz en César Franek, maar het inzicht dat de Franse muzikale kunst in het alge meen en de nieuwe verschijnselen na laatst genoemde in het bijzonder, een rijke, zelf standige productie van genialiteit is, be stond ternauwernood. Zonder aan de verdiensten van anderen te kor* te willen doen, herinner ik aan Evert Cornelis, die als dirigent en pianist voor de Franse muziek gestreden heeft. En aan de zangeres Berthe Seroen, die het publiek de Franse lyriek op voorbeeldige wijze liet horen. Zij komen mij het eerst in de herinnering bij de overweging van die bewogen jaren. Men leerde beseffen dat de Franse kunst tot onze muzikaliteit kon spreken als een verstaanbare taal, waarin de natuurlijke vermogens der muziek tot duidelijke woorden, tot heldere zinnen, tot plastische poëzie zijn gevormd. Dit wil zeg gen, dat de aard van melodie, rhythme en harmonie wel scheen af te wijken van wat men meestal hoorde, maar dat in werke lijkheid deze aard muzikaal was, namelijk de klinkende vertolking van aandoeningen en fantasie. Ontelbaar zijn de nuances van sentiment en verbeelding in de muziek der Franse componisten, van wie ik nu alleen Debussy noem. En het is zeker deze altijd vloeiende vermenging van gevoelens en fantasie, deze snelheid van denken in harmonie die voor zovelen verrassend was. De majeur-forma- tie betekent in de Franse muziek niet de uitdrukking van een bepaald gevóél en evenmin zijn mineur-drieklanken beslist melancholieke gezichten. Dat de Franse muziek toegang vond tot de muziekliefhebbers in ons land, is geen gevolg van verstandelijke toelichtingen, maar bewijst dat buiten alle weten schappelijke kennis de muzikaliteit der Nederlanders ontvankelijk is voor deze schoonheid. Onze aloude dispositie voor de kunst der muziek kent een internationale uitgestrektheid, die in vroegere tijden duidelijk uitgespreid lag in de roemrijke landen der Bourgondische vorsten. HENDRIK ANDRIESSEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15