MEN MOET HET ZIEN
Over Ger Langeweg
Voldoende en toch te wemii
Bronzen uit Loeristan
Cursus volksdansleider
KORT VERHAAL door LIZZY MAY
Onze Puzzle
oococccooccocxxxxo
oocccccoooccccccoo
De ruiterstand
beelden van Den
Haag glimmen het
mooist als het re
gent. Het water
drupt van de hoe
den neer op de
glanzende robe der
paarden. De resi
dentie van water
land wordt het
drukst bezichtigd
als het regent. Dan
scharrelen er aller
lei families uit het
achterland rond,
die eigenlijk graag
de zee waren gaan
zien, maar zich door
het slechte weer
moesten tevreden
stellen met het
Panorama van Mes
dag. In de middag
uren ziet men ze
een beetje onwen
nig naar de éta
blissementen zoe
ken, waar het niet
verboden of gek is
meegebrachte eetwaren te nuttigen of zij
laten zich, symmetrisch bijeengehokt voor
een historisch bouwwerk fotograferen door
zo'n snel verspringende straatfotograaf.
Op vele plaatsen verifiëren zij hun ken
nis der vaderlandse geschiedenissen en bij
het opgewekte driemanschap op het Plein
1813 („Europa haalt weder adem Om
wenteling in Nederland") bedenken zij dat
Napoleon afgezien van de narigheid toch
wel een groot man was. En dat zij daar
mee niets van dr. Drees willen zeggen,
blijkt wanneer zij even later langs het hek
met het opschrift „Bureau van de Minister-
President" lopen behoedzaam, alsof er
„SSSSSSST!" achter stond.
Maar een emotioneel hoogtepunt blijft
toch altijd het kijkje in de Gevangenpoort,
waar niet meer gerechtelijk te achterhalen
landgenoten zich nogal eens hebben bezig
gehouden met het zwart maken van blad
zijden uit de geschiedenis. En omdat daar
voor het nageslacht altijd nog een beetje
meer aan te beleven is dan aan al die een
tonige witte bladzijden, storten zij bij de
ingang vol verwachting hun dubbeltje.
De suppoost, die na zijn vijftigste nog
eens flink in de breedte is gaan groeien,
heeft afstand weten te nemen van die hele
martel-outillage, waarvan hij iedere dag
elk heel uur de fijne kneepjes moet ver
tellen.
Met een luchtig ,,'t Is hier hotel stoot-
je-hoof-nie" gaat hij het gezelschap voor
naar het eerste, halfduistere kwelvertrek.
Daar neemt hij een lang roestig voorwerp
ter hand, dat aan een kapstok doet denken
en zegt langzaam en obligaat rondblikkend:
„Dit is een galg voor meerdere personen".
Terwijl het gezelschap de eerste „ts"-,
„ch"- en „o"-klanken laat ontsnappen,
richt hij zich met een buiginkje tot een
paar Amerikaanse Den Haag-doeners
(„Zissis for the hanging of several per
sons"). De Amerikanen knikken be
grijpend, maar als zich dan uit het gezel
schap een dikke Zwitserse jongen met
trouwen maar niet begrijpende ogen zich tot
de suppoost wendt, ziet deze in, dat nog niet
iedereen het kan volgen. „Nee chef", zegt
hij ter zijde, „ik ga niet alles drie keer
zeggen, wachtesHij verdwijnt en
komt even later met een beduimeld schrift
terug, waar alles in het Duits in beschre
ven staat. De Zwitser pakt het dankbaar
aan en is er onmiddellijk in verdiept. Hij
kijkt nauwelijks meer op om ook de appa
raten te zien, waar het over gaat.
De bestudeerde onverschilligheid van de
rondleider dient vooral ter geruststelling
bij het radbraaktoestel, waarvan hij lang
niet alles uitlegt, maar zo gauw mogelijk
de hamer toont, waarmee men de genade-
s'a£ („finishing touch") placht te geven.
„Wat ze ook al niet uitdachten", zegt een
juffrouw ontsteld. Het is een vaste op
merking in de Gevangenpoort, die onver
anderlijk beantwoord wordt met een ver
wijzing naar de atoombom van tegen
woordig.
Na nog vluchtig een paar duimschroeven
te hebben bezichtigd, begeeft het gezel
schap zich op de binnenplaats. De Zwitser
volgt van verre met zijn schrift. Hij is
waarschijnlijk nog bij het brandijzer, waar
mee men een vrijgesprokene nog even
merkte (dan liep het met een sisser af),
als de suppoost reeds de Tantaluskwelling
behandelt door te wijzen op een keuken
raam tegenover een celraam.
De mensen, die met de suppoost zo
laconiek mogelijk aan dit alles voorbij
trachten te gaan, zien zich herhaaldelijk
genoodzaakt, deze houding bij hun bleke
kindertjes te rechtvaardigen met de op
merking dat het allemaal al héél lang ge
leden is.
Even later staan zij allemaal in een cel
„voor meerdere personen" en dan moet
natuurlijk het licht eventjes uit. In de
duisternis zijn er altijd een paar mensen,
die luidruchtig worden, zoals hier iemand
die uitroept „doorgaan met ademhalen".
Een kind omklemt de benen van haar
vader, die de veronderstelling uit dat
straks het licht wel weer aan zal gaan.
„Ja, mensen, daar betaal je nou je dub
beltje voor", klinkt hol de stem van de
suppoost, die breed lachend aan de goede
kant van de tralies is gebleven. Als het
licht weer aanfloept, kijken de „meerdere
personen" elkaar blij herkennend aan, be
halve dan de Zwitser die haastig in zijn
schrift bladert om zijn achterstand in te
halen-.
In een ietwat comfortabeler vertrek, er
staat bijvoorbeeld een tafel inplaats van
een martelwerktuig in, herinneren por
tretten aan de wanden aan een groot
vaderlander, die men hier heeft vastge
houden. „Toen het volk redeloos, de
regering radeloos en het land reddeloos
was", repeteert de rondleider achteloos.
Een opgeschoten jongen roept de toe
schouwers ruw tot de actualiteit terug door
te constateren, dat een gips van deze be
roemde zeventiende eeuwer precies op
Fernandel lijkt.
Wanneer de families weer buitenstaan
regent het. Misschien gaan zij nog even
naar de Cineac om aankomsten van staats
lieden te zien, waarbij het ook regent.
Aan het eind zullen zij zeggen, dat het
goed is, dit allemaal nog eens gezien te
hebben „je moet het gezien hebben"
meent men zelfs in opoffering voor de na
tionale zaak maar toch kijken zij even
naar de lichtende gele strepen, die het
wolkendek in het Westen onderbreken.
Morgen zou het misschien mooi weer zijn
geweest en dan hadden zij zowaar naar
zee gekund! KO BRUGBIER
Nu de Nederlandse Volksdansraad de
eisen voor het diploma „volksdansleider
(ster)" heeft vastgesteld, heeft deze orga
nisatie een cursus georganiseerd, na afloop
waarvan men het examen ter verkrijging
van genoemd diploma kan afleggen. Deze
opleiding, die het karakter van een „spoed
cursus" zal dragen, is alleen voor hen die
reeds practisch volksdansles geven. Voor
lopig is de stad Leiden als centrum ge
kozen.
De leiding voor de contra-dansen berust
bij mevrouw Pomme Schroder uit Den
Haag, die voor het continentale gedeelte
bij mevrouw Femke van Doorn-Last uit
Amsterdam.
Het aantal ingeschrevenen aan de Tech
nische Hogeschool te Delft bedroeg in het
zo juist geëindigde studiejaar 1953—1954
4924 tegen 5111 in het daaraan vooraf
gaande studiejaar. Het aantal vrouwelijke
ingeschrevenen steeg van 78 tot 84.
ER IS over Ger Langeweg al meer
geschreven. Het laatste woord zal over
hem vooreerst niet gezegd zijn. Niet
misschien omdat hij zichzelf een sur
realist noemt, maar omdat ieder, die
met hem in contact kwam, de overtui
ging heeft, dat zeer veel (men durft
niet zeggen: alles) in het werk van
Langeweg echt is. Voor hen is Lange
weg een boeiend mens en zijn werk
belangrijk. Dat werk noemt men sur
realistisch omdat men er geen beter
woord voor weet.
Ieder, die in de gelegenheid was een
belangrijk deel van Langeweg's werk
in zijn Amsterdams atelier te zien, zal
er na dat bezoek echter sterker dan ooit
van overtuigd zijn geweest, dat de on
derscheiding in „ismen" bijzonder ge
vaarlijk is, als we ons niet voortdurend
bewust blijven, dat elk „isme" slechts
een begin kan aanduiden, een uitgangs
punt, vanwaar de onafhankelijke per
soonlijkheden hun bagage meenemen,
ieder langs een eigen weg, naar een
eigen doel. Dan geldt alleen voor hen,
die rond een uitgangspunt bleven han
gen nog het over de kunstenaar weinig
zeggend „isme". Tot hen behoort Ger
Langeweg zeker niet.
UIT VOORGAANDE stukjes heeft
men begrepen, dat wij niet trachten de
waarde van een tekenaar te bepalen,
maar alleen proberen de waarde van de
tekening voor de tekenaar te omschrij
ven. Ook ditmaal wijken wij daarvan
niet af.
Langeweg werd geboren in Brabant.
Zijn vader was er onderwijzer in een
kleine gemeente en zag er geen heil in
dat een van zijn zeventien kinderen
kunstenaar zou worden: „Daarmee kun
je geen droog brood verdienen. En als
je wilt verven, wordt dan huisschilder".
aan de academie in Gent. Daarna heeft
hij Parijs gezien, deze stad leren ken
nen als een zwerver, want hij leefde er
als de „clochards", tussen wie hij zich
ook het meest thuisvoelde. Na enige
tijd een zelfde bestaan te hebben geleid
in Zuid-Frankrijk, keerde hij naar Hol
land terug, naar Amsterdam „waar
ik", zegt hij, „voor het eerst wat zelf
vertrouwen kreeg."
EN NU wilt ge weten wat Langeweg
deed tussen de tijd, waarin zijn vader
zei: „Als je dan met alle geweld wilt
verven, wordt dan huisschilder" en de
tijd, dat is deze tijd, waarin een goede
vriend over hem schrijft: „Zijn menta
liteit is volkomen modern, dat wil zeg
gen experimenteel, zoekend en als het
ware doordrenkt met angst voor geijkte
waarheden en aprioristische zekerheden,
behalve die éne: dat de „waarheid"
nooit eens en vooral zal zijn gezegd en
dat de werkelijkheid iets is, dat steeds
weer opnieuw moet worden voortge
bracht".
Wij menen, dat deze vriend(de schrij
ver Charles B. Timmer, die de inleiding
schreef in een boek met prenten van
Langeweg, dat Van Oorschot in 1946
uitgaf) met deze kwalificatie vrij goed
benadert wat voor een kunstenaar Lan
geweg is.
Stylistisch beschouwd kan bij Lange
weg's werk tot de tweede wereldoorlog
nauwelijks worden gesproken van een
definitieve voorkeur. Via een aantal
(stylistisch gezien) met elkaar geen ver
band houdende opvattingen ontdekt hij,
dat hij zich grafisch het scherpst kan
uitdrukken. „Schilderen doe ik al zes
jaar niet meer. Met pen of potlood gaat
het veel sneller en veel raker", zegt hij.
Deze materialen zijn voor Langeweg
essentieel geworden als hij zijn emoties
in beeld wil brengen. Die emoties vol
gen op Langeweg's wantrouwen tegen
een absolute waarheid en zijn spot voor
mensen, die zeggen een absoluut ant
woord te kunnen geven op de vraag
Maar Langeweg bleef planten en bo
men tekenen en schilderen. Hij zat veel
in de natuur. Op de leeftijd, dat hij zijn
eigen geld moest verdienen, had hij
Brabant al jaren verlaten. Hij verdien
de wat met decoratief tekenen, maar
hij wilde meer en vertrok naar Brugge.
En het was daar, dat hij besloot: bin
nen vijf jaar moet ik een tentoonstelling
hebben. Hij had binnen vijf jaar een
tentoonstelling. Inmiddels studeerde hij
naar de bedoeling van het bestaan, maar
deze overtuiging volgens hem door hun
handelingen verloochenen.
VOOR LANGEWEG bestaat cp deze
vraag geen antwoord. Daarom is het
niet zijn bedoeling haar op te lossen,
maar haar steeds weer te stellen, als
verweer tegen zekerheden. Dat doet hij
in zijn tekeningen. Onder de tekenaars
neemt hij een belangrijke plaats in. V.
XXXXXXXXXXXXXXXX<XXXCC<X^XXXXXXXXXXXXX>y^OCAX>CCCv>D<XXXXCOC<XCOOC<XXXXXXXXXXXXXXXXXXX<XOOOCC<XOOCCOOOOCXXXXXXXXXXXO"
De president van de Franse Republiek
en mevrouw Coty staan ongeveer alweer
met één been in hun vaderland. En w(j
herinneren ons een geslaagd bezoek, sym
bool van een sinds 1940 wel heel innig ge
worden vriendschap.
Wat is er nu van die spontaneïteit, wel
ke gedurende deze dagen soms zo welda
dig kon aandoen, in de radio tot uiting
gekomen? Veel, heel veel zelfs, wanneer
het ging om het directe contact met de
diverse programmapunten van het bezoek
zelf. De reportagedienst van de Nederland
se Radio Unie is, bij wijze van spreken,
dag en nacht in touw geweest en zijn ver
slaggevers hebben naar beste kunnen de
luisteraars deelgenoot gemaakt van alles
wat er maar, openbaar en niet-openbaar,
te beleven viel. Óp dat alles past geen cri-
tiek, ook al kan men wel eens verschillen
in waardering van de gebezigde stijl.
Maar zo'n grote gebeurtenis in het leven
van land en volk als het bezoek van een
buitenlands staatshoofd dient toch ook op
andere wyze in het radioprogramma relief
te krijgen. En wat dat betr< t kunnen wij
niet juichen, want daaraan is bijzonder
weinig gedaan, met uitzondering van KRO
en VPRO, de laatste samenwerking met
de Wereldomroep. Het
is alweer een opval- s.
lend feit, dat de
kleinste omroep rela
tief tot de beste pres
tatie is gekomen
met zijn klankbeeld
„Franrijk? Present!"
een suggestief panorama van Frankrijks
technische en industriële prestaties in
eigen land en de gehele wereld.
De KRO organiseerde in samenwerking
met de Radiodiffusion et Télévision Fran-
Voor de
microfoon
gaise een Frans-Nederlands concert, waar
in een orkest van de Franse omroep een
welgekozen Nederlands programma speel
de (Capriccio van Hendrik Andriessen,
Symphonietta van Wouter Paap en Dan
sen van Herman Strategicr) en het Radio-
Philharmonisch Orkest een Frans. De
Franse ambassadeur in ons land, Zijne
Excellentie Jean-Paul Garnier, sprak een
kort woord, dat beide programmadelen
verbond. Daarna volgde een voortreffelijke
litteraire bloemlezing op het motief van
Baudelaires bekende Invitation au voyage.
Een aardig dialoog tussen Willy Brill en
Gabriël Smit vormde de verbinding tussen
een aantal citaten van de edelste mannen
en vrouwen van Frankrijk, dichters, schil
ders, geleerden, diplomaten, koningen en
koninginnen en een keizer, die in Neder
land woonden en werkten, het veroverden
of zo maar eens op bezoek kwamen. Uit
zendingen van deze aard kennen wij in Ne
derland veel te weinig, wij zouden de om
roep wel willen aanmoedigen ermee door
te gaan. J. H. B. 4
IIET WAS in de dertiger jaren, de
kinderen op straat zongen: „Happy feet,
mijn vader is Failliet" en het was dan
ook in deze tijd dat dc cartonnage-
fabriek van meneer Lipatzky failleerde.
Het was een zware slag voor hem. Zijn
vader, een Pools emigrant, had de zaak-
een halve eeuw lang voor hein opge
bouwd en hij, de zoon, liet haar failliet
gaan. Zijn tweelingdochtertjes Nadia en
Moidia begrepen daar weliswaar niets
van, maar voor zijn vrouw en hem was
het iets, waar hun haren door vergrijsden
en hun gezichten nog mclancholieker
van werden dan hun Oost-Europese af
komst al had doen zijn. De ouders ver
telden de kinderen niets, deden even ge
moedelijk spelletjes met hen na het eten
;n gaven hun het vastgestelde zakgeld.
Ilct waren zo kennelijk grotemensen-
affaires.
TOCII WERDEN de kinderen wreed
met de waarheid geconfronteerd, toen een
jongen uit hun klas te midden van hun
kameraadjes opmerkte, dat haar vader
een raddraaier was omdat hij failliet was
gegaan. Het was de eerste schok die haar
ongewild tussen de grote mensen duwde.
Natuurlijk ontkenden zij heftig en ver
zonnen zij zelfs een leugentje door de jon
gen te vertellen, dat zij niet op het door
hem genoemde adres woonden. Maar later
in het fietsenhok van de school vocht
Nadia een stille verbeten strijd uit met de
kleine onverlaat, die haar moedwillig een
flater had laten slaan. De jongen was al
tijd een hypocriet geweest, die door de ge
hele schooljeugd „Ganzestaart" genoemd
werd, om zijn aangeboren queue de Paris.
Al haar haat rammelde ze de jongen op
het hoofd en hoewel hij groter was dan
zij, ging hij deerlijk gehavend naar huis.
Nog bevend van de doorstane emoties
kwam zij thuis. Zij vond haar vader voor
het venster zitten, waar hij, nu werkeloos
geworden, met nerveuze vingers op de
vensterbank trommelde. Nu zij de eerste
stap op het pad van de volwassenheid ge
daan had, voelde zij zich deelgenoot in hel
leed van haar ouders, verzweeg zij de be
lediging met het daaropvolgende gevecht,
in een bewuste opwelling haar ouders niet
nog meer te bezwaren.
Van die tijd af werd alles wat haar be
roerde met Moidia befluisterd. Ze vorm
den zich een eigen wereld, waarin vader
noch moeder een plaats hadden, van waar
uit ze allengs de puberteit ingroeiden.
MENEER LIPATZKY was dus werk
loos. Met een ironisch lachje ging hij dage
lijks voor het venster zitten en wierp hij
op gezette tijden enkele woorden over de
voorbijgangers over zijn schouder de kamer
in. Gelukkig duurde die werkloosheids
periode niet al te lang: na enkele maan
den had hij een baantje gevonden als ver
tegenwoordiger bij een firma in huis
houdelijke artikelen. Aan-deze baan was
een auto verbonden en meneer Lipatzky
leerde dus autorijden. Nadat hij drie maal
gezakt was, was de auto van hen en gin
gen ze onder de vlag van een splinter
nieuwe Ford een zekere schijnwelvaart
tegemoet. Meneer Lipatzky bracht trots
zijn dochters naar school, triomferend stap
ten de meisjes vlak voor het schoolhek uit,
waarna zij met een bestudeerd gewoonte
gebaar het portier dichtklapten.
Het was schijnwelvaart: op Zondag
moest meneer Lipatzky namelijk de auto
afstaan aan zijn baas. Als deze in de avond
de wagen terug kwam brengen, trok hij
zich met meneer Lipatzky terug in de
voorkamer, die als kantoor was ingericht.
Daar namen zij samen de orders door en
kreeg meneer Lipatzky zijn bevelen.
Ondertussen zat zijn vrouw pogingen te
doen om tot een opgewekte conversatie te
komen met de mooie jonge vrouw van de
baas. Kwijnend zat deze laatste op de punt
van haar zetel, nerveus onder de haat
blikken die de tweeling haar toewierp.
Want de tweeling haatte het echtpaar om
de inbreuk op, wat zij voelden als hun
rechten, de mooie auto.
De kinderen waren dan ook opgelucht,
toen de zakelijke banden met een enorme
kracht sprongen en meneer Lipatzky weer
voor zichzelf begon. Meneer Lipatzky was
altijd een kunstzinnig man geweest en in
zijn nieuwe bestemming verbond hij deze
neiging met zijn zakelijk instinct. Hij char-
NATIONALE MUZIEK WEEK VAN
DE STICHTING GAUDEAMUS.
Gedurende de nationale muziekweek van
de stichting „Gaudeamus" te Bilthoven van
25 Augustus tot 4 September zal Henk Ba-
dings voor de groep jongere componisten
een serie voordrachten houden over „De
technische problemen voor de componis-
O ten van deze tijd".
terde enige schilders, die op zijn suggesties
landschappen en stillevens moesten voort
brengen, die hij dan weer op zijn beurt
trachtte te verkopen. Het bleek echter niet
bepaald een rendabel bestaan: ten eerste
kochten de mensen in deze tijd van crisis
geen Kunst en ten tweede waren schilders
nu eenmaal schilders, dat wil zeggen zij
schilderden alleen als zij er zin in hadden.
Naarmate het financiële bestaan van de
Lipatzky's alarmerender vormen aannam,
werden de auto's die werden aangeschaft
penibeler. Vader mocht de kinderen al
sinds lang niet meer voor de school afzet
ten sinds de tijd dat hij zich vergist had
in een Fordje, dat het jaar negentien nog
moest hebben beleefd: het was een wagen
waar men rechtop onder door kon lopen.
Met trotse verbeten snoetjes stapten Nadia
en Moidia des morgens naar school en ver
borgen de boterhammen waar „niks" op
zat.
TOEN DE TOESTAND nijpender begon
te worden, begonnen de Lipatzky's in huis
om te zien naar overbodigheden die ver
koopbaar konden zijn. Er waren veel over
bodigheden. Het eerst moest de boeken
kast het ontgelden, iets waar ook de kin
deren hun deel toe bijdroegen. Daarna
deze gelegenheden verbeeldde hij zich, dat
het weer als vanouds goed ging. Ook de
kinderen die, naar hun ouders dachten,
een onbezorgde jeugd genoten, maar even
als zij onder de aanzwellende armoed ge
bukt gingen, zagen alhoewel zonder dat
ze het begrepen in de schrijfmachine
het aureool van het bezit. Het bezit, dat
hen nog net niet over de laatste trede van
de trap naar de ondergang voerde.
Ais er Dezoek kwam, stond de schrijf
machine daar op het keurig gewreven
bureau, alsof hij toebehoorde aan een
machtig zakenman, die hier zijn reke
ningen uitschreef. Het was een van zulke
bezoekers, die eens op een avond de wens
te kennen gaf, precies zo'n machine te
bezitten.
(Uit „Sans Paroles'
Tekening door Clementine van Lamsweerde
volgde het zilver, de familiejuwelen. En
op het laatst de enkele stuks antieke meu
belen die zij bezaten. Het enige, dat meneer
Lipatzky onder geen voorwaarde ver
kopen v/ilde, was zijn schrijfmachine. Deze
stamde nog uit zijn glanstijdperk en
meneer Lipatzky had het idée-fixe, dat
wanneer hij de schrijfmachine kwijt was,
de weg alleen nog maar bergafwaarts kon
gaan.
Hele avonden kon hij doorbrengen met
het schoonmaken van zijn machine. Elk
stofdeeltje werd er uit verwijderd, tot hij
weer glimmend en als nieuw te voorschijn
kwam. Voor zijn plezier tikte meneer Li
patzky brieven aan mensen die hij al
sedert jaren uit het oog verloren had. Bij
Een prima machine, zei meneer Li
patzky, terwijl zijn blik vol tederheid langs
de schrijfmachine streelde.
Wil je haar verkopen? vroeg de gast,
die wel wist uit welke miserabele hoek de
wind bij de familie Lipatzky waaide.
Meneer Lipatzky schudde beslist ont
kennend het hoofd.
Ik zou haar niet willen missen, ant
woordde hij.
Maar er kwam een dag, dat hij zich
tegen wil en dank het aanbod van de man
herinnerde. De huur, de bakker, de kruide
nier, de.... ach, iedereen moest betaald
worden.
Spijtig bekeek meneer Lipatzky zijn
schrijfmachine.
Horizontaal: 1. vrijbuiter, 3. vaste koper
in een winkel, 7. grote veldrat, 9. faam, 10.
graangewas (Indonesië), 11. vreemde
munt, 13. water in Noordbrabant, 14. wan
deldreef, 16. vaarwel, 19. twijg, 21. gebo
gen, 22. telwoord, 23. ten dele, 24. scheut,
halm.
Verticaal: 1. pit met was omgeven, 2. ge
meente in Noordholland, 4. bereide dieren
huid, 5. hovaardig, 6. zijtak Elbe, 7. ge
meente in Noord-Brabant, 8. zeer rijk
man, 11. bid (Latijns), 12. een der profe
ten, 15. ineengedrilde vezels, 17. aanwij
zend voornaamwoord, 18. vetstof, 20. gat in
de grond, 21. welgevormd.
Om mee te dingen naar de drie geld
prijzen ad 7.50, 5.en 2.50 moeten
oplossingen onder de aanduiding „Oplos
sing Puzzle" uiterlijk Dinsdag 17 uur ont
vangen zijn aan een van onze kantoren in
Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soenda-
pWn 37 of IJmuiden: Kennemerlaan 186.
Winnaars van de vorige puzzle:
J. M. Kroon, Const. Huijgensstraat 18,
Haarlem 7.50.
A. Mooij v. d. Linden, Schoutenstraat 16,
IJmuiden 5.
A. Knottenbelt van Lith, Prins Hendrik
laan 81, Over veen 2.50.
Het moet maar, sprak hij zuchtend.
Des avonds maakte hij haar voor het
laatst schoon. Met langzame onwillige ge
baren. Ze waren er allemaal stil van.
Vooral Nadia's hartje kromp samen. Maar
de koper had een goede prijs geboden.
Meneer Lipatzky haalde zijn zoveelste
krakende auto uit de huurgarage en reed
hem voor. Geen der familieleden durfde
te kijken, hoe hij zijn machine weg zou
brengen. Ze hoorden de vader in de voor
kamer rondscharrelen. Hij deed de kap op
de schrijfmachine en ze hoorden hem voor
zichtig naar de voordeur schuifelen. Toen
zij hem op de stoep dachten, vernamen
zij plotseling een denderende slag.
Met tot in de keel kloppende harten
gingen ze kijken. Voor de deur, op de
stoep, lag de machine in gruizels. Meneer
Lipatzky stond met een doodsbleek ge
zicht onbewegelijk naar de grond te
staren.
Ik heb vergeten de kap vast te schroe
ven, fluisterde hij schor.
NADIA WAS veertien jaar. Er kroop
een wee gevoel in haar op dat zich in
de nabijheid van haar maag vastzette.
Het is mijn ziel die medelijden
heeft, dacht zij. Zielsmedelijden. Haar
leven lang bleef dit gevoel haar bij als-
zij aan haar vader dacht, ook toen hij
reeds lang gestorven was.
Onlangs werd in Den Haag de derde ar
cheologische tentoonstelling geopend, die
dit jaar in het Gemeentemuseum wordt ge
houden. Deze expositie van bronzen uit
Loeristan, een gebied in Perzië in de berg
keten van het Zagrosgebergte, is om ver
scheidene reden een bijzondere. In de eerste
plaats is de driehonderdvijftig stukken tel
lende collectie afkomstig uit het bezit van
een diplomaat, de heer E. Graeffe, Belgisch
ambassadeur en deken van het Corps Di
plomatique hier te lande. In de tweede
plaats omdat de tentoonstelling een gebied
bestrijkt, dat nagenoeg onbekend is. In de
derde plaats is de verzameling compleet.
En tenslotte is het de eerste keer dat deze
voor het publiek toegankelijk is.
De collectie ontstond naar aanleiding
van een gesprek dat de heer Graeffe in
1936 tijdens een diner in Berlijn met de Ne
derlandse baron Van der Heydt heeft ge
voerd. Deze, zelf ook een verzamelaar, die
reeds in het bezit was van enkele zeld
zaamheden uit Loeristan, vernam van het
vertrek van de heer Graeffe, toen zaakge
lastigde, naar Perzië en adviseerde hem,
die toen al een collectie van Chinese bron
zen bijeen had gebracht, om in zijn nieuwe
ambtsgebied naar bronzen uit te kijken.
Tijdens zijn negenjarig verblijf kon de Bel
gische diplomaat, met behulp van de heer
Godart, directeur-generaal van de archeo
logische dienst van Perzië, beslag op vele
waardevolle voorwerpen leggen.
De eerste bronzen werden in 1928 in het
Perzische hoogland gevonden en bestonden
voornamelijk uit wapens, paardebitten en
andere gebruiksvoorwerpen. Pas later vond
men voorwerpen van religieuze aard. De
bronzen worden gedateerd op ongeveer
1200 voor Christus. IJzer was in die tijden
in dit gebied nog zeldzaam en kostbaar en
het gebruik daarvan beperkte zich tot de
vervaardiging van sieraden en staatsie
wapens. De thans in Den Haag tentoonge
stelde voorwerpen omvatten onder meer
bjjlen, knotsen, wapens, armbanden en an
dere sieraden, maskers, amuletten, vazen
en schalen.
De oplossing van de vorige puzzle is:
Horizontaal: 1. hor, 3. vak, 5. dal, 6. ink,
7. Noë, 9. pose, 10. elk, 13. een, 14. roe, 15.
beker, 17. n.n., 18. ed., 20. geluk, 23. mast,
25. ros, 27. stroper, 29. R.D., 31. legioen, 33.
barak, 35. draak, 36. poorter, 39 N.M., 40.
haastig, 44. lak, 46 Aken, 48. sterk, 51. sa,
52. al. 53 melis, 55. oog. 57. bal, 58. ter, 59.
tuit, 60. alk, 61. adé, 62. oor, 63. Nel, 64.
ren.
Verticaal: 1. heden, 2. rolpens, 3. vlieger,
4. koker, 7. nee, 8. oer, 11. log, 12. Kee, 15
bes, 16. kar, 17. nar, 19. dolk, 21. Leo, 22.
kan, 23. me, 24. traan, 26. Se, 28. Oder, 30.
drama. 32. iris, 33. br., 34. A.K., 35. dras,
36. pos, 37 ore, 38. el, 40 hel, 41. An, 42.
tol, 43. ges, 45. kanteel, 47. kantoor, 49. rot,
50. koe, 53. mal, 54. elk, 56 graan, 57. baron.