MEN MOET HET ZIEN Over Ger Langeweg Voldoende en toch te wemii Bronzen uit Loeristan Cursus volksdansleider KORT VERHAAL door LIZZY MAY Onze Puzzle oococccooccocxxxxo oocccccoooccccccoo De ruiterstand beelden van Den Haag glimmen het mooist als het re gent. Het water drupt van de hoe den neer op de glanzende robe der paarden. De resi dentie van water land wordt het drukst bezichtigd als het regent. Dan scharrelen er aller lei families uit het achterland rond, die eigenlijk graag de zee waren gaan zien, maar zich door het slechte weer moesten tevreden stellen met het Panorama van Mes dag. In de middag uren ziet men ze een beetje onwen nig naar de éta blissementen zoe ken, waar het niet verboden of gek is meegebrachte eetwaren te nuttigen of zij laten zich, symmetrisch bijeengehokt voor een historisch bouwwerk fotograferen door zo'n snel verspringende straatfotograaf. Op vele plaatsen verifiëren zij hun ken nis der vaderlandse geschiedenissen en bij het opgewekte driemanschap op het Plein 1813 („Europa haalt weder adem Om wenteling in Nederland") bedenken zij dat Napoleon afgezien van de narigheid toch wel een groot man was. En dat zij daar mee niets van dr. Drees willen zeggen, blijkt wanneer zij even later langs het hek met het opschrift „Bureau van de Minister- President" lopen behoedzaam, alsof er „SSSSSSST!" achter stond. Maar een emotioneel hoogtepunt blijft toch altijd het kijkje in de Gevangenpoort, waar niet meer gerechtelijk te achterhalen landgenoten zich nogal eens hebben bezig gehouden met het zwart maken van blad zijden uit de geschiedenis. En omdat daar voor het nageslacht altijd nog een beetje meer aan te beleven is dan aan al die een tonige witte bladzijden, storten zij bij de ingang vol verwachting hun dubbeltje. De suppoost, die na zijn vijftigste nog eens flink in de breedte is gaan groeien, heeft afstand weten te nemen van die hele martel-outillage, waarvan hij iedere dag elk heel uur de fijne kneepjes moet ver tellen. Met een luchtig ,,'t Is hier hotel stoot- je-hoof-nie" gaat hij het gezelschap voor naar het eerste, halfduistere kwelvertrek. Daar neemt hij een lang roestig voorwerp ter hand, dat aan een kapstok doet denken en zegt langzaam en obligaat rondblikkend: „Dit is een galg voor meerdere personen". Terwijl het gezelschap de eerste „ts"-, „ch"- en „o"-klanken laat ontsnappen, richt hij zich met een buiginkje tot een paar Amerikaanse Den Haag-doeners („Zissis for the hanging of several per sons"). De Amerikanen knikken be grijpend, maar als zich dan uit het gezel schap een dikke Zwitserse jongen met trouwen maar niet begrijpende ogen zich tot de suppoost wendt, ziet deze in, dat nog niet iedereen het kan volgen. „Nee chef", zegt hij ter zijde, „ik ga niet alles drie keer zeggen, wachtesHij verdwijnt en komt even later met een beduimeld schrift terug, waar alles in het Duits in beschre ven staat. De Zwitser pakt het dankbaar aan en is er onmiddellijk in verdiept. Hij kijkt nauwelijks meer op om ook de appa raten te zien, waar het over gaat. De bestudeerde onverschilligheid van de rondleider dient vooral ter geruststelling bij het radbraaktoestel, waarvan hij lang niet alles uitlegt, maar zo gauw mogelijk de hamer toont, waarmee men de genade- s'a£ („finishing touch") placht te geven. „Wat ze ook al niet uitdachten", zegt een juffrouw ontsteld. Het is een vaste op merking in de Gevangenpoort, die onver anderlijk beantwoord wordt met een ver wijzing naar de atoombom van tegen woordig. Na nog vluchtig een paar duimschroeven te hebben bezichtigd, begeeft het gezel schap zich op de binnenplaats. De Zwitser volgt van verre met zijn schrift. Hij is waarschijnlijk nog bij het brandijzer, waar mee men een vrijgesprokene nog even merkte (dan liep het met een sisser af), als de suppoost reeds de Tantaluskwelling behandelt door te wijzen op een keuken raam tegenover een celraam. De mensen, die met de suppoost zo laconiek mogelijk aan dit alles voorbij trachten te gaan, zien zich herhaaldelijk genoodzaakt, deze houding bij hun bleke kindertjes te rechtvaardigen met de op merking dat het allemaal al héél lang ge leden is. Even later staan zij allemaal in een cel „voor meerdere personen" en dan moet natuurlijk het licht eventjes uit. In de duisternis zijn er altijd een paar mensen, die luidruchtig worden, zoals hier iemand die uitroept „doorgaan met ademhalen". Een kind omklemt de benen van haar vader, die de veronderstelling uit dat straks het licht wel weer aan zal gaan. „Ja, mensen, daar betaal je nou je dub beltje voor", klinkt hol de stem van de suppoost, die breed lachend aan de goede kant van de tralies is gebleven. Als het licht weer aanfloept, kijken de „meerdere personen" elkaar blij herkennend aan, be halve dan de Zwitser die haastig in zijn schrift bladert om zijn achterstand in te halen-. In een ietwat comfortabeler vertrek, er staat bijvoorbeeld een tafel inplaats van een martelwerktuig in, herinneren por tretten aan de wanden aan een groot vaderlander, die men hier heeft vastge houden. „Toen het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos was", repeteert de rondleider achteloos. Een opgeschoten jongen roept de toe schouwers ruw tot de actualiteit terug door te constateren, dat een gips van deze be roemde zeventiende eeuwer precies op Fernandel lijkt. Wanneer de families weer buitenstaan regent het. Misschien gaan zij nog even naar de Cineac om aankomsten van staats lieden te zien, waarbij het ook regent. Aan het eind zullen zij zeggen, dat het goed is, dit allemaal nog eens gezien te hebben „je moet het gezien hebben" meent men zelfs in opoffering voor de na tionale zaak maar toch kijken zij even naar de lichtende gele strepen, die het wolkendek in het Westen onderbreken. Morgen zou het misschien mooi weer zijn geweest en dan hadden zij zowaar naar zee gekund! KO BRUGBIER Nu de Nederlandse Volksdansraad de eisen voor het diploma „volksdansleider (ster)" heeft vastgesteld, heeft deze orga nisatie een cursus georganiseerd, na afloop waarvan men het examen ter verkrijging van genoemd diploma kan afleggen. Deze opleiding, die het karakter van een „spoed cursus" zal dragen, is alleen voor hen die reeds practisch volksdansles geven. Voor lopig is de stad Leiden als centrum ge kozen. De leiding voor de contra-dansen berust bij mevrouw Pomme Schroder uit Den Haag, die voor het continentale gedeelte bij mevrouw Femke van Doorn-Last uit Amsterdam. Het aantal ingeschrevenen aan de Tech nische Hogeschool te Delft bedroeg in het zo juist geëindigde studiejaar 1953—1954 4924 tegen 5111 in het daaraan vooraf gaande studiejaar. Het aantal vrouwelijke ingeschrevenen steeg van 78 tot 84. ER IS over Ger Langeweg al meer geschreven. Het laatste woord zal over hem vooreerst niet gezegd zijn. Niet misschien omdat hij zichzelf een sur realist noemt, maar omdat ieder, die met hem in contact kwam, de overtui ging heeft, dat zeer veel (men durft niet zeggen: alles) in het werk van Langeweg echt is. Voor hen is Lange weg een boeiend mens en zijn werk belangrijk. Dat werk noemt men sur realistisch omdat men er geen beter woord voor weet. Ieder, die in de gelegenheid was een belangrijk deel van Langeweg's werk in zijn Amsterdams atelier te zien, zal er na dat bezoek echter sterker dan ooit van overtuigd zijn geweest, dat de on derscheiding in „ismen" bijzonder ge vaarlijk is, als we ons niet voortdurend bewust blijven, dat elk „isme" slechts een begin kan aanduiden, een uitgangs punt, vanwaar de onafhankelijke per soonlijkheden hun bagage meenemen, ieder langs een eigen weg, naar een eigen doel. Dan geldt alleen voor hen, die rond een uitgangspunt bleven han gen nog het over de kunstenaar weinig zeggend „isme". Tot hen behoort Ger Langeweg zeker niet. UIT VOORGAANDE stukjes heeft men begrepen, dat wij niet trachten de waarde van een tekenaar te bepalen, maar alleen proberen de waarde van de tekening voor de tekenaar te omschrij ven. Ook ditmaal wijken wij daarvan niet af. Langeweg werd geboren in Brabant. Zijn vader was er onderwijzer in een kleine gemeente en zag er geen heil in dat een van zijn zeventien kinderen kunstenaar zou worden: „Daarmee kun je geen droog brood verdienen. En als je wilt verven, wordt dan huisschilder". aan de academie in Gent. Daarna heeft hij Parijs gezien, deze stad leren ken nen als een zwerver, want hij leefde er als de „clochards", tussen wie hij zich ook het meest thuisvoelde. Na enige tijd een zelfde bestaan te hebben geleid in Zuid-Frankrijk, keerde hij naar Hol land terug, naar Amsterdam „waar ik", zegt hij, „voor het eerst wat zelf vertrouwen kreeg." EN NU wilt ge weten wat Langeweg deed tussen de tijd, waarin zijn vader zei: „Als je dan met alle geweld wilt verven, wordt dan huisschilder" en de tijd, dat is deze tijd, waarin een goede vriend over hem schrijft: „Zijn menta liteit is volkomen modern, dat wil zeg gen experimenteel, zoekend en als het ware doordrenkt met angst voor geijkte waarheden en aprioristische zekerheden, behalve die éne: dat de „waarheid" nooit eens en vooral zal zijn gezegd en dat de werkelijkheid iets is, dat steeds weer opnieuw moet worden voortge bracht". Wij menen, dat deze vriend(de schrij ver Charles B. Timmer, die de inleiding schreef in een boek met prenten van Langeweg, dat Van Oorschot in 1946 uitgaf) met deze kwalificatie vrij goed benadert wat voor een kunstenaar Lan geweg is. Stylistisch beschouwd kan bij Lange weg's werk tot de tweede wereldoorlog nauwelijks worden gesproken van een definitieve voorkeur. Via een aantal (stylistisch gezien) met elkaar geen ver band houdende opvattingen ontdekt hij, dat hij zich grafisch het scherpst kan uitdrukken. „Schilderen doe ik al zes jaar niet meer. Met pen of potlood gaat het veel sneller en veel raker", zegt hij. Deze materialen zijn voor Langeweg essentieel geworden als hij zijn emoties in beeld wil brengen. Die emoties vol gen op Langeweg's wantrouwen tegen een absolute waarheid en zijn spot voor mensen, die zeggen een absoluut ant woord te kunnen geven op de vraag Maar Langeweg bleef planten en bo men tekenen en schilderen. Hij zat veel in de natuur. Op de leeftijd, dat hij zijn eigen geld moest verdienen, had hij Brabant al jaren verlaten. Hij verdien de wat met decoratief tekenen, maar hij wilde meer en vertrok naar Brugge. En het was daar, dat hij besloot: bin nen vijf jaar moet ik een tentoonstelling hebben. Hij had binnen vijf jaar een tentoonstelling. Inmiddels studeerde hij naar de bedoeling van het bestaan, maar deze overtuiging volgens hem door hun handelingen verloochenen. VOOR LANGEWEG bestaat cp deze vraag geen antwoord. Daarom is het niet zijn bedoeling haar op te lossen, maar haar steeds weer te stellen, als verweer tegen zekerheden. Dat doet hij in zijn tekeningen. Onder de tekenaars neemt hij een belangrijke plaats in. V. XXXXXXXXXXXXXXXX<XXXCC<X^XXXXXXXXXXXXX>y^OCAX>CCCv>D<XXXXCOC<XCOOC<XXXXXXXXXXXXXXXXXXX<XOOOCC<XOOCCOOOOCXXXXXXXXXXXO" De president van de Franse Republiek en mevrouw Coty staan ongeveer alweer met één been in hun vaderland. En w(j herinneren ons een geslaagd bezoek, sym bool van een sinds 1940 wel heel innig ge worden vriendschap. Wat is er nu van die spontaneïteit, wel ke gedurende deze dagen soms zo welda dig kon aandoen, in de radio tot uiting gekomen? Veel, heel veel zelfs, wanneer het ging om het directe contact met de diverse programmapunten van het bezoek zelf. De reportagedienst van de Nederland se Radio Unie is, bij wijze van spreken, dag en nacht in touw geweest en zijn ver slaggevers hebben naar beste kunnen de luisteraars deelgenoot gemaakt van alles wat er maar, openbaar en niet-openbaar, te beleven viel. Óp dat alles past geen cri- tiek, ook al kan men wel eens verschillen in waardering van de gebezigde stijl. Maar zo'n grote gebeurtenis in het leven van land en volk als het bezoek van een buitenlands staatshoofd dient toch ook op andere wyze in het radioprogramma relief te krijgen. En wat dat betr< t kunnen wij niet juichen, want daaraan is bijzonder weinig gedaan, met uitzondering van KRO en VPRO, de laatste samenwerking met de Wereldomroep. Het is alweer een opval- s. lend feit, dat de kleinste omroep rela tief tot de beste pres tatie is gekomen met zijn klankbeeld „Franrijk? Present!" een suggestief panorama van Frankrijks technische en industriële prestaties in eigen land en de gehele wereld. De KRO organiseerde in samenwerking met de Radiodiffusion et Télévision Fran- Voor de microfoon gaise een Frans-Nederlands concert, waar in een orkest van de Franse omroep een welgekozen Nederlands programma speel de (Capriccio van Hendrik Andriessen, Symphonietta van Wouter Paap en Dan sen van Herman Strategicr) en het Radio- Philharmonisch Orkest een Frans. De Franse ambassadeur in ons land, Zijne Excellentie Jean-Paul Garnier, sprak een kort woord, dat beide programmadelen verbond. Daarna volgde een voortreffelijke litteraire bloemlezing op het motief van Baudelaires bekende Invitation au voyage. Een aardig dialoog tussen Willy Brill en Gabriël Smit vormde de verbinding tussen een aantal citaten van de edelste mannen en vrouwen van Frankrijk, dichters, schil ders, geleerden, diplomaten, koningen en koninginnen en een keizer, die in Neder land woonden en werkten, het veroverden of zo maar eens op bezoek kwamen. Uit zendingen van deze aard kennen wij in Ne derland veel te weinig, wij zouden de om roep wel willen aanmoedigen ermee door te gaan. J. H. B. 4 IIET WAS in de dertiger jaren, de kinderen op straat zongen: „Happy feet, mijn vader is Failliet" en het was dan ook in deze tijd dat dc cartonnage- fabriek van meneer Lipatzky failleerde. Het was een zware slag voor hem. Zijn vader, een Pools emigrant, had de zaak- een halve eeuw lang voor hein opge bouwd en hij, de zoon, liet haar failliet gaan. Zijn tweelingdochtertjes Nadia en Moidia begrepen daar weliswaar niets van, maar voor zijn vrouw en hem was het iets, waar hun haren door vergrijsden en hun gezichten nog mclancholieker van werden dan hun Oost-Europese af komst al had doen zijn. De ouders ver telden de kinderen niets, deden even ge moedelijk spelletjes met hen na het eten ;n gaven hun het vastgestelde zakgeld. Ilct waren zo kennelijk grotemensen- affaires. TOCII WERDEN de kinderen wreed met de waarheid geconfronteerd, toen een jongen uit hun klas te midden van hun kameraadjes opmerkte, dat haar vader een raddraaier was omdat hij failliet was gegaan. Het was de eerste schok die haar ongewild tussen de grote mensen duwde. Natuurlijk ontkenden zij heftig en ver zonnen zij zelfs een leugentje door de jon gen te vertellen, dat zij niet op het door hem genoemde adres woonden. Maar later in het fietsenhok van de school vocht Nadia een stille verbeten strijd uit met de kleine onverlaat, die haar moedwillig een flater had laten slaan. De jongen was al tijd een hypocriet geweest, die door de ge hele schooljeugd „Ganzestaart" genoemd werd, om zijn aangeboren queue de Paris. Al haar haat rammelde ze de jongen op het hoofd en hoewel hij groter was dan zij, ging hij deerlijk gehavend naar huis. Nog bevend van de doorstane emoties kwam zij thuis. Zij vond haar vader voor het venster zitten, waar hij, nu werkeloos geworden, met nerveuze vingers op de vensterbank trommelde. Nu zij de eerste stap op het pad van de volwassenheid ge daan had, voelde zij zich deelgenoot in hel leed van haar ouders, verzweeg zij de be lediging met het daaropvolgende gevecht, in een bewuste opwelling haar ouders niet nog meer te bezwaren. Van die tijd af werd alles wat haar be roerde met Moidia befluisterd. Ze vorm den zich een eigen wereld, waarin vader noch moeder een plaats hadden, van waar uit ze allengs de puberteit ingroeiden. MENEER LIPATZKY was dus werk loos. Met een ironisch lachje ging hij dage lijks voor het venster zitten en wierp hij op gezette tijden enkele woorden over de voorbijgangers over zijn schouder de kamer in. Gelukkig duurde die werkloosheids periode niet al te lang: na enkele maan den had hij een baantje gevonden als ver tegenwoordiger bij een firma in huis houdelijke artikelen. Aan-deze baan was een auto verbonden en meneer Lipatzky leerde dus autorijden. Nadat hij drie maal gezakt was, was de auto van hen en gin gen ze onder de vlag van een splinter nieuwe Ford een zekere schijnwelvaart tegemoet. Meneer Lipatzky bracht trots zijn dochters naar school, triomferend stap ten de meisjes vlak voor het schoolhek uit, waarna zij met een bestudeerd gewoonte gebaar het portier dichtklapten. Het was schijnwelvaart: op Zondag moest meneer Lipatzky namelijk de auto afstaan aan zijn baas. Als deze in de avond de wagen terug kwam brengen, trok hij zich met meneer Lipatzky terug in de voorkamer, die als kantoor was ingericht. Daar namen zij samen de orders door en kreeg meneer Lipatzky zijn bevelen. Ondertussen zat zijn vrouw pogingen te doen om tot een opgewekte conversatie te komen met de mooie jonge vrouw van de baas. Kwijnend zat deze laatste op de punt van haar zetel, nerveus onder de haat blikken die de tweeling haar toewierp. Want de tweeling haatte het echtpaar om de inbreuk op, wat zij voelden als hun rechten, de mooie auto. De kinderen waren dan ook opgelucht, toen de zakelijke banden met een enorme kracht sprongen en meneer Lipatzky weer voor zichzelf begon. Meneer Lipatzky was altijd een kunstzinnig man geweest en in zijn nieuwe bestemming verbond hij deze neiging met zijn zakelijk instinct. Hij char- NATIONALE MUZIEK WEEK VAN DE STICHTING GAUDEAMUS. Gedurende de nationale muziekweek van de stichting „Gaudeamus" te Bilthoven van 25 Augustus tot 4 September zal Henk Ba- dings voor de groep jongere componisten een serie voordrachten houden over „De technische problemen voor de componis- O ten van deze tijd". terde enige schilders, die op zijn suggesties landschappen en stillevens moesten voort brengen, die hij dan weer op zijn beurt trachtte te verkopen. Het bleek echter niet bepaald een rendabel bestaan: ten eerste kochten de mensen in deze tijd van crisis geen Kunst en ten tweede waren schilders nu eenmaal schilders, dat wil zeggen zij schilderden alleen als zij er zin in hadden. Naarmate het financiële bestaan van de Lipatzky's alarmerender vormen aannam, werden de auto's die werden aangeschaft penibeler. Vader mocht de kinderen al sinds lang niet meer voor de school afzet ten sinds de tijd dat hij zich vergist had in een Fordje, dat het jaar negentien nog moest hebben beleefd: het was een wagen waar men rechtop onder door kon lopen. Met trotse verbeten snoetjes stapten Nadia en Moidia des morgens naar school en ver borgen de boterhammen waar „niks" op zat. TOEN DE TOESTAND nijpender begon te worden, begonnen de Lipatzky's in huis om te zien naar overbodigheden die ver koopbaar konden zijn. Er waren veel over bodigheden. Het eerst moest de boeken kast het ontgelden, iets waar ook de kin deren hun deel toe bijdroegen. Daarna deze gelegenheden verbeeldde hij zich, dat het weer als vanouds goed ging. Ook de kinderen die, naar hun ouders dachten, een onbezorgde jeugd genoten, maar even als zij onder de aanzwellende armoed ge bukt gingen, zagen alhoewel zonder dat ze het begrepen in de schrijfmachine het aureool van het bezit. Het bezit, dat hen nog net niet over de laatste trede van de trap naar de ondergang voerde. Ais er Dezoek kwam, stond de schrijf machine daar op het keurig gewreven bureau, alsof hij toebehoorde aan een machtig zakenman, die hier zijn reke ningen uitschreef. Het was een van zulke bezoekers, die eens op een avond de wens te kennen gaf, precies zo'n machine te bezitten. (Uit „Sans Paroles' Tekening door Clementine van Lamsweerde volgde het zilver, de familiejuwelen. En op het laatst de enkele stuks antieke meu belen die zij bezaten. Het enige, dat meneer Lipatzky onder geen voorwaarde ver kopen v/ilde, was zijn schrijfmachine. Deze stamde nog uit zijn glanstijdperk en meneer Lipatzky had het idée-fixe, dat wanneer hij de schrijfmachine kwijt was, de weg alleen nog maar bergafwaarts kon gaan. Hele avonden kon hij doorbrengen met het schoonmaken van zijn machine. Elk stofdeeltje werd er uit verwijderd, tot hij weer glimmend en als nieuw te voorschijn kwam. Voor zijn plezier tikte meneer Li patzky brieven aan mensen die hij al sedert jaren uit het oog verloren had. Bij Een prima machine, zei meneer Li patzky, terwijl zijn blik vol tederheid langs de schrijfmachine streelde. Wil je haar verkopen? vroeg de gast, die wel wist uit welke miserabele hoek de wind bij de familie Lipatzky waaide. Meneer Lipatzky schudde beslist ont kennend het hoofd. Ik zou haar niet willen missen, ant woordde hij. Maar er kwam een dag, dat hij zich tegen wil en dank het aanbod van de man herinnerde. De huur, de bakker, de kruide nier, de.... ach, iedereen moest betaald worden. Spijtig bekeek meneer Lipatzky zijn schrijfmachine. Horizontaal: 1. vrijbuiter, 3. vaste koper in een winkel, 7. grote veldrat, 9. faam, 10. graangewas (Indonesië), 11. vreemde munt, 13. water in Noordbrabant, 14. wan deldreef, 16. vaarwel, 19. twijg, 21. gebo gen, 22. telwoord, 23. ten dele, 24. scheut, halm. Verticaal: 1. pit met was omgeven, 2. ge meente in Noordholland, 4. bereide dieren huid, 5. hovaardig, 6. zijtak Elbe, 7. ge meente in Noord-Brabant, 8. zeer rijk man, 11. bid (Latijns), 12. een der profe ten, 15. ineengedrilde vezels, 17. aanwij zend voornaamwoord, 18. vetstof, 20. gat in de grond, 21. welgevormd. Om mee te dingen naar de drie geld prijzen ad 7.50, 5.en 2.50 moeten oplossingen onder de aanduiding „Oplos sing Puzzle" uiterlijk Dinsdag 17 uur ont vangen zijn aan een van onze kantoren in Haarlem: Grote Houtstraat 93 en Soenda- pWn 37 of IJmuiden: Kennemerlaan 186. Winnaars van de vorige puzzle: J. M. Kroon, Const. Huijgensstraat 18, Haarlem 7.50. A. Mooij v. d. Linden, Schoutenstraat 16, IJmuiden 5. A. Knottenbelt van Lith, Prins Hendrik laan 81, Over veen 2.50. Het moet maar, sprak hij zuchtend. Des avonds maakte hij haar voor het laatst schoon. Met langzame onwillige ge baren. Ze waren er allemaal stil van. Vooral Nadia's hartje kromp samen. Maar de koper had een goede prijs geboden. Meneer Lipatzky haalde zijn zoveelste krakende auto uit de huurgarage en reed hem voor. Geen der familieleden durfde te kijken, hoe hij zijn machine weg zou brengen. Ze hoorden de vader in de voor kamer rondscharrelen. Hij deed de kap op de schrijfmachine en ze hoorden hem voor zichtig naar de voordeur schuifelen. Toen zij hem op de stoep dachten, vernamen zij plotseling een denderende slag. Met tot in de keel kloppende harten gingen ze kijken. Voor de deur, op de stoep, lag de machine in gruizels. Meneer Lipatzky stond met een doodsbleek ge zicht onbewegelijk naar de grond te staren. Ik heb vergeten de kap vast te schroe ven, fluisterde hij schor. NADIA WAS veertien jaar. Er kroop een wee gevoel in haar op dat zich in de nabijheid van haar maag vastzette. Het is mijn ziel die medelijden heeft, dacht zij. Zielsmedelijden. Haar leven lang bleef dit gevoel haar bij als- zij aan haar vader dacht, ook toen hij reeds lang gestorven was. Onlangs werd in Den Haag de derde ar cheologische tentoonstelling geopend, die dit jaar in het Gemeentemuseum wordt ge houden. Deze expositie van bronzen uit Loeristan, een gebied in Perzië in de berg keten van het Zagrosgebergte, is om ver scheidene reden een bijzondere. In de eerste plaats is de driehonderdvijftig stukken tel lende collectie afkomstig uit het bezit van een diplomaat, de heer E. Graeffe, Belgisch ambassadeur en deken van het Corps Di plomatique hier te lande. In de tweede plaats omdat de tentoonstelling een gebied bestrijkt, dat nagenoeg onbekend is. In de derde plaats is de verzameling compleet. En tenslotte is het de eerste keer dat deze voor het publiek toegankelijk is. De collectie ontstond naar aanleiding van een gesprek dat de heer Graeffe in 1936 tijdens een diner in Berlijn met de Ne derlandse baron Van der Heydt heeft ge voerd. Deze, zelf ook een verzamelaar, die reeds in het bezit was van enkele zeld zaamheden uit Loeristan, vernam van het vertrek van de heer Graeffe, toen zaakge lastigde, naar Perzië en adviseerde hem, die toen al een collectie van Chinese bron zen bijeen had gebracht, om in zijn nieuwe ambtsgebied naar bronzen uit te kijken. Tijdens zijn negenjarig verblijf kon de Bel gische diplomaat, met behulp van de heer Godart, directeur-generaal van de archeo logische dienst van Perzië, beslag op vele waardevolle voorwerpen leggen. De eerste bronzen werden in 1928 in het Perzische hoogland gevonden en bestonden voornamelijk uit wapens, paardebitten en andere gebruiksvoorwerpen. Pas later vond men voorwerpen van religieuze aard. De bronzen worden gedateerd op ongeveer 1200 voor Christus. IJzer was in die tijden in dit gebied nog zeldzaam en kostbaar en het gebruik daarvan beperkte zich tot de vervaardiging van sieraden en staatsie wapens. De thans in Den Haag tentoonge stelde voorwerpen omvatten onder meer bjjlen, knotsen, wapens, armbanden en an dere sieraden, maskers, amuletten, vazen en schalen. De oplossing van de vorige puzzle is: Horizontaal: 1. hor, 3. vak, 5. dal, 6. ink, 7. Noë, 9. pose, 10. elk, 13. een, 14. roe, 15. beker, 17. n.n., 18. ed., 20. geluk, 23. mast, 25. ros, 27. stroper, 29. R.D., 31. legioen, 33. barak, 35. draak, 36. poorter, 39 N.M., 40. haastig, 44. lak, 46 Aken, 48. sterk, 51. sa, 52. al. 53 melis, 55. oog. 57. bal, 58. ter, 59. tuit, 60. alk, 61. adé, 62. oor, 63. Nel, 64. ren. Verticaal: 1. heden, 2. rolpens, 3. vlieger, 4. koker, 7. nee, 8. oer, 11. log, 12. Kee, 15 bes, 16. kar, 17. nar, 19. dolk, 21. Leo, 22. kan, 23. me, 24. traan, 26. Se, 28. Oder, 30. drama. 32. iris, 33. br., 34. A.K., 35. dras, 36. pos, 37 ore, 38. el, 40 hel, 41. An, 42. tol, 43. ges, 45. kanteel, 47. kantoor, 49. rot, 50. koe, 53. mal, 54. elk, 56 graan, 57. baron.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14