Palais de Hollande
in Istanbul
Internationaal muziek-festival
in Aix - en - Provence
Elke Zaterdag acht paginal bij alle edities van
Haarlems Dagblad] Oprechte! Haarlemsche Courant
Wetenschappelijk centrum
Oude Oosterse tapijten
Gestorven straat
Een stad waar muziek
in de lucht zit
Tegen de avond waren de jongens bij
de duinen aangekomen. „Weet je nou
zeker dat je hier kamperen mag?" vroeg
Hans aan Jaap.
„Natuurlijk joh, kijk maar op de
kaart."
Niek en Wim hadden ondertussen de
tent al voor de dag gehaald en waren
druk bezig om deze zo gauw mogelijk
op te zetten.
„Is het geen prachtige plek om te
kamperen?" zei Wim. Ze keken van
hun werk op. Het was werkelijk de
mooiste plek die men zich bedenken
kon: vlak bij zee, goed beschut tegen de
8 wind, de grond droog en een paadje dat
8 naar het dorp toe liep. Wat kon je nog
meer willen?
Toen ze klaar waren en met z'n vie
ren zaten uit te blazen en naar zee
keken, waar de zon net in wegzakte,
kwam er iemand langs dat paadje ge
wandeld. De jongens keken alle vier
tegelijk op. Een mijnheer met een wan
delstok, een grote buldog achter zich
aan. Door zijn brilleglazen keek mijn
heer Bulderbas Jaap had meteen ge
fluisterd dat hij vast zo heette de vier
jongens één voor één aan.
„Wat moet dat?" zei hij en hij wees
met zijn wandelstok naar de tent.
„We gaan kamperen, mijnheer," zei
den ze alle vier tegelijk.
„Maar toch niet hier," zei de mijnheer,
j „dat zul je wel uit je hoofd laten, hè."
„Op de kaart staat dat het mag," zei
Hans. „Hij heeft een kaart." Hans wees
op Jaap. Die trok de kaart al uit zijn
zak en kwam overeind om het mijnheer
I Bulderbas te laten zien.
„Niks mee te maken," zei die en hij
duwde de kaart weg. „Als ik het niet
goed vind kampeert hier niemand. Dit
is mijn grond."
De jongens keken elkaar verschrikt
aan. Wat moesten ze doen? Jaap beeon
opnieuw: „Maar mijn vader heeft hier
zelf wel eens gelogeerd, mijnheer, nog
niet eens zo lang geleden. Toen mocht
het toch wel."
„Ik heb ook niet gezegd dat het niet
mag," zei de mijnheer weer, „ik heb
alleen gezegd dat jullie hier niet mogen
kamperen. Jongens wil ik niet op mijn
kampeerterrein. Jongens vernielen al
tijd alles en maken me te veel lawaai.
Zore maar gauw dat je hier wegkomt."
„Maar mijnheerbegonnen ze
alle vier tegelijk. Hans maakte de zin
af. „Wij maken geen lawaai, wij willen
hier alleen een week kamperen en
zwemmen en voetballen op het strand.
Verder doen we niks."
„Maak dat je wegkomt," zei de mijn
heer alleen nog maar en hij wees nvt
Izijn s<ok in de richting van het paadje.
De hii'dog gromde.
..Maar mogen we dan niet tot morgen
blijven?" vroeg Jaap en hij wees naar
de lucht. „Het begint al donker te wor
den en voor we de tent hebben afge
broken en een nieuw plekje hebben ge-
Kleurplaat: „Zeg buurman, boe vindt je m'n nieuwe hoed?"
In het Museum Willet Holthuysen te
Amsterdam wordt tot 16 October een ten
toonstelling van oude Oosterse tapijten
gehouden. De directie der Gemeentelijke
Musea heeft de expositie in samenwerking
met de Vereniging voor Oosterse Tapijt-
kunde ingericht. De tapijten komen uit
Franse musea en particuliere collecties. Er
zijn ruim zeventig (uit de vijftiende tot
de achttiende eeuw) bijeengebracht. Ze
zijn afkomstig uit verscheidene Aziatische
landen en Oost-Europa
B. en W. van Rotterdam hebben op
nieuw beraadslaagd over de situatie, welke
is ontstaan door de brand van de molen
,.De Noord op het Oostplein. Het college
is tot de conclusie gekomen, dat dit ty
pisch Rotterdamse monument moet wor
den herbouwd. Intusen is een comité bezig
te trachten een bedrag van honderdduizend
oo gulden bijeen te brengen.
Naar men hoopt, zal binnenkort in het
historische „Falais de Hollande" te Istan
bul eens de zetel van de ambassadeurs
der republiek een Nederlands weten
schappelijk centrum worden gevestigd.
Daardoor zal Nederland zich tevens in de
rij van landen scharen, die in het Nabije
Oosten dergelijke instituten bezitten.
Het instituut stelt zich ten doel het we
tenschappelijk contact met Turkije en de
landen in het Nabije Oosten in de ruimste
omvang te bevorderen. Het instituut zal
zich verdiepen in de geschiedenis van de
betrekkingen tussen Nederland en het Na
bije Oosten van de Middeleeuwen tot he-
d^i, de oude geschiedenis en beschaving
van het gehele Nabije Oosten (Assyriolo-
gie, Egyptologie, Bhethietologie, Iranistiek,
Syrisch-Palestijnse archaeologie, Hellenis
me, Byzantinologie etc), de moderne ge
schiedenis van dit terrein, Islam-weten-
schap, Arabistiek en Turkologie.
Het instituut zal ook tot taak krijgen
het culturele contact met Turkije en het
Nabije Oosten te stimuleren, vooral door
het uitwisseien van geleerden voor het
houden van voordrachten. Voorts ligt het
in de bedoeling, dat het instituut mede
werking verleent bij het voorbereiden en
uitvoeren van toekomstige Nederlandse
opgravingen in het Nabije Oosten. Tenein
de een kader voor dergelijke expedities te
vormen, zal het uitzenden van jonge ar-
chaeologen en oriëntalisten zo veel moge
lijk gestimuleerd dienen te worden. Zulks
in nauw overleg met de Nederlandse Or
ganisatie voor Zuiver-Wetenschappelijk
Onderzoek.
Van groot belang zal de receptieve taak
van het instituut zijn: door het inrichten
van een aantal eenvoudige logeerkamers
zal het instituut gastvrijheid kunnen ver
lenen aan Nederlandse geleerden en ge
vorderde studenten, die ter plaatse onder
zoekingen wensen in te stellen. Afspraken
zullen worden gemaakt met buitenlandse
zusterinstituten elders in het Nabije Oos
ten, teneinde voor deze onderzoekers gast
vrijheid op basis van ruilverkeer te ver
krijgen.
Behalve op het onderzoek in het verle
den wil het instituut dus ook zijn werk
zaamheden richten op de tegenwoordige
Nederlandse belangen in het Nabije Oos
ten. Daarbij heeft het curatorium het oog
gericht op het verstrekken van een juiste
voorlichting op het terrein der politieke
verhoudingen en sociale toestanden.
Teneinde de financiële basis voor de toe
komst te versterken, zal het curatorium
zich binnenkort tot alle instellingen en
particulieren met belangstelling voor het
Nabije Oosten wenden, alsmede tot alle
firma's met belangen in dit gebied, met
het verzoek de werkzaamheden van het
instituut door een jaarlijkse donatie te
steunen. Met het Economische Midden
Oosten-Instituut te Rotterdam en het Afri-
ka-Instituut te Leiden werd reeds contact
opgenomen ter afbakening van de werk
zaamheden, opdat een zo gunstig moge
lijke werkverdeling zal ontstaan.
De directie van het Nederlandsch Insti
tuut voor het Nabije Oosten te Leiden
heeft, mede met het oog op de plannen
van het instituut te Istanbul, sinds enige
jaren een sectie voor het moderne Nabije
Oosten gevormd, waardoor tevens de mo
gelijkheid zal bestaan zich ook hier te
lande naar behoefte te oriënteren. Deze
sectie is vrij snel gegroeid en het ligt in
de bedoeling haar zo snel mogelijk verder
op te bouwen.
Indien de plannen volgens het ontwor
pen schema verlopen, kan de opening van
het instituut, nadat de verbouwing is ge
schied, in 1955 tegemoet worden gezien.
Intussen is reeds een begin gemaakt met
de wetenschappelijke werkzaamheden en
bepaalde onderdelen der voorlichting.
vonden, is het helemaal nacht."
De mijnheer bromde iets, net als zijn
hond, maar zei toen dat het dan maar
moest, maar dat ze morgenochtend voor
negen vertrokken moesten zijn. Dan
kwam hij zelf kijken en als ze niet weg
waren, zou hij andere maatregelen ne
men. De buldog gromde weer en toen
verdwenen ze, net als ze gekomen wa
ren.
De vier vrienden keken elkaar aan.
„Heb je ooit zo iemand gezien?" zei
Jaap. Ze keken alle vier naar hun tent.
„Zo'n plekje vinden we nooit meer,"
zei Wim spijtig. Ze wilden het elkaar
eigenlijk niet laten merken, maar een
heleboel van hun eerste plezier was al
bedorven. „Laten we maar gaan sla
pen," zei Niek, „want we moeten heel
vroeg weg." Met hun gedachten bij die
vreemde mijnheer Bulderbas, die ze
niet begrijpen konden, sliepen ze in.
Wim werd 's morgens het eerste wak
ker. Hij moest even nadenken waar hij
was. O, ja, natuurlijk in de tent aan zee.
„Waar ben ik eigenlijk wakker van ge
worden?" dacht hij. „Ik hoorde iets."
Hij luisterde. Waren dat meeuwen?
Maar wat riepen ze dan vreemd. Net of
ze bang voor iets waren. „Hé joh, word
eens wakker," riep hij tegen Niek, die
naast hem sliep. Alle vier schoten ze
overeind.
„Moet je horen," zei Wim, „wat die
meeuwen gek roepen." Ze luisterden
alle vier. Binnen vijf minuten waren ze
de tent uit. „Je wordt er zelf treurig van
als je het hoort," zei Jaap, terwijl ze het
duin afholden.
Dicht bij elkaar op het strand zat een
troepje meeuwen. Ze verroerden zich
niet, ze schreeuwden alleen maar.
„Olie," zei Wim, toen ze er vlak bij
waren. Hij had gelijk. De veren van de
meeuwen zaten vol smerige stookolie,
die schepen op zee hadden uitgelaten.
Ze stonden er met zijn vieren om heen.
„Wat moeten we doen?" zei Niek.
„Ik heb wel eens gelezen dat je ze
nog redden kan als je ze een paar maal
per dag goed afwrijft," zei Jaap, „met
poetskatoen en zaagsel."
Ieder met een paar van de arme vo
gels gingen ze terug naar de tent. Poets
katoen hadden ze en Niek werd er op
uitgestuurd om zaagsel. Toen hij terug
kwam van een timmerman in het dorp,
die gelukkig vroeg op was, waren de
anderen al druk bezig. Ze deden wat ze
konden, maar in één keer kregen ze de
vogels niet schoon. „Ze zullen wel hon
ger hebben ook," zei Wim. Net toen ze
bezig waren de vogels stukken brood te
voeren, hoorden ze achter zich een stem.
„Zijn jullie nog niet weg?" klonk het
boos.
„Ohhhhh" zeiden ze alle vier tegelijk.
Door de meeuwen had niemand meer
aan mijnheer Bulderbas gedacht. Wat
zou hij doen? Ze keken hem alle vier
tegelijk aan. Maar wat was dat? Zijn
hele gezicht was veranderd. Hij keek
van de meeuwen naar de jongens en
van de jongens weer naar de meeuwen.
Hij zag het zaagsel, het poetskatoen en
de stukken brood. „Dat is heel wat an
ders dan de boel vernielen en lawaai
maken," zei hij en voor ze wisten wat
er gebeurde zat mijnheer Bulderbas
naast hen op de grond.
Over weggaan werd niet meer gespro
ken, ook niet toen de vogels na drie
dagen weer konden vliegen.Toen waren
mijnheer Bulderbas en zijn buldog al
beste vrienden met de jongens en geen
van allen kon geloven dat dat ooit an
ders was geweest. MIES BOUHUYS.
Een /aetn ia schapenwolkje
zei met een diepe zucht:
Hoe kom ik naar de wereld toe?
'k Verveel me in de lucht.
Nog vóór het uitgesproken was
gebeurde het meteen:
'L viel in een weiland vol groen gras
met echte schapen om haar heen
Wat doen jullie de hele dug?
Wij springen langs de sloten.
Dat wil ik ook, zei het, maar ach,
het wolkje had geen poten!
Het vroeg: wat doen jullie nog meer?
Wij grazen langs de grond.
Hel wolkje sloeg zijn ogen neer,
het wolkje had geen mond!
En toen de schapen slapen wilden
het was al bijna nacht
zagen ze hoe het wolkje rilde,
het wolkje had geen vacht!
Toen is het maar weer teruggegaan
en voor geen goud of meer
krijg je 't weer uit de lucht vandaan,
al vroeg je 't duizend keer.
MIES BOUHUYS
31 JULI 1954
De terugkeer in Aix-en-Provence is ieder jaar weer een ervaring, die de ver
trouwde rust geeft van een thuiskomst. Een thuiskomst na een tocht, waarbij
nogal barre streken werden doorkruist. De Provence doet als landstreek namelijk
denken aan de huid van een olifant. Droog en dik en met gigantische steen
knobbels, die op enorme eeltpuisten lijken. Slechts hier en daar vindt men de
versieringen van een boomstruik of een cypres, die - in dit beeld - als verdorde
haren fungeren. Daarbij: een vrijwel altijd even broeierige, warme, droge zonne
hitte, waarin ieder zuchtje wind onmiddellijk de vrees voor de geduchte mistral
opwekt. In die stemming van lichamelijke en ook geestelijke verplettering valt
men dan Aix-en-Provence binnen: een bloeiende oase in een woestijn van
droogte. Dit is de stad van de zestig fonteinen, waaruit zo het minerale water
spuit. En van de beroemde Cours de Mirabeau, waar onder een huif van plata
nen de negentiende-eeuwse landauers onder de gekleurde parasols door
vermoeide en oude paardjes worden voortgezeuld.
Mozart.Ge vergist u dan wat Aix aan
gaat. Deze mutatie heeft toen namelijk in
de Franse pers een polemiek verwekt,
waarvan Frangois Mauriac in de Figaro de
gepassionneerde toon aangaf en die eigen
lijk nog maar nauwelijks is verstomd.
Aix is een der weinige plaatsen in de
wereld, waar de kunst nog als een zaak van
essentieel belang hartstochtelijk behandeld
en besproken wordt, waar men graag be
reid is er de degens voor te kruisen.
FRANK ONNEN
Die Cours de Mirabeau kan men
voorstellen als een soort Champs Elysées in
intieme, meridionale trant. Om het andere
huis is er een café gevestigd en in 't lommer
zit hier nu aan tafeltjes al wat Europa aan
muzikaal vernuft en talent bezit. Ge doet
geen pas of ge botst tegen een beroemdheid
op. Poulenc, Auric, Sauguet, dirigenten als
Rosbaud of Von Karajan, critici uit alle
delen van de wereld, regisseurs, schrijvex-s,
schilders.
Aix is een stad, die door de natuur zeer
gezegend werd, maar die bovendien een
haard is van Zuidelijke cultuur. Cézanne
en Van Gogh hebben hier geleefd en ge-
wei-kt om van mindere goden maar te
zwijgen. Er is een universiteit, waaraan
onder meer een der drie Franse leerstoelen
voor muziek is verbonden. Men heeft een
schilderskolonie, die een driftige activiteit
PARIJS Mijn straat is met vacantie.
Dat is in deze stad een zo absoluut begrip,
dat het geen vergelijking verdraagt met
Aia een Hollandse straat, die misschien iets
openbaart. En er is ook een toneelgroep, dxe. stiUer wordt| maar tT)ch niet sterft. Mijn
indertijd door de vei-maarde Par ij se theater
vernieuwer Gaston Baty werd opgex-icht.
Het is deze stad met haar schatten aan
natuurlijke charme en potentiële mogelijk
heden van culturele expansie, die nu zeven
jaar geleden tot muzikale bewustwording
werd gebracht. Uit de kring der notabelen
kwam toen het initiatief tot deze internatio
nale muziekfeesten naar voren en daarbij
zat de bedoeling voor van Aix een soort
Fxans pendant van Salzburg te maken.
Ieder jaar zou daarom tenminste een
opera worden opgevoerd van Mozart, in
wiens kunst men tex-echt natuurlijke aan
knopingspunten met het karakter van deze
begenadigde streek had gevonden. Daar
omheen zouden dan concerten en voorstel
lingen worden georganiseerd, die door een
verwante geest geïnspireei-d dienden te
woi'den.
In de loop dier jaren is Aix, dat nu dus
zijn zevende festivaljaar is ingegaan, in het
internationale muziekleven een begrip ge
worden. Aix werd voor Frankrijk een
nationaal object van muzikaal prestige. Bij
het feest plachten diplomaten, ministers en
andere hoogmogenden uit aller heren lan
den aanwezig of vertegenwoordigd te zijn.
Het ene jaar zijn de organisatoren mis
schien gelukkiger geweest in de verwezen
lijking hunner aanvankelijke doelstellingen
dan het andere seizoen. Maar onmogelijk
kan toch worden ontkend, dat een hele
serie internationale vermaardheden van
Grazielle Sciutti, tot Rosbaud, Simoneau en
Marcelle Cortie en de regisseurs en décora
teurs (te veel cm op te noemen) in Aix hun
wei-eldi-eputatie zagen beginnen. Aix, een
voorstad of forensenplaats van de wereld
haven Marseille, bezat in die metropool een
natuurlijk achterland. De plaats is verder
precies niet te groot of te klein van afme
tingen om zo'n internatioxxaal festival ook
het locale medeleven te verschaffen, dat
het broodnodig heeft.
Een intensieve belangstelling, die zich
echter heel ver uitstrekt, ook buiten de
plaatselijke grenzen. Een voorbeeld? Een
jaar of wat geleden werd in Aix de hoofd
rol in „Don Juan" van Mozart verwisseld,
waarbij bleek dat de zangers Capecchi
en Rehfuss nogal verschillende en zelfs
tegenstrijdige opvattingen over hun partij
huldigden. Een partij die, gelijk bekend is,
dan ook inderdaad voor verscheidene uit
leggingen vatbaar is. Goed, ge meent mis
schien dat er belangrijker zaken in de
wereld gebeuren dan de wijziging in de
bezetting van een hoofdrol in een opera van
straat is gestorven. De huizen, die allemaal
vijf of zes verdiepingen hoog zijn, hebben
in de hete zomerzon, die Parijs nu elke dag
beschijnt, het gesloten aanzien van eerbare
decadentie. De blinden zijn dicht. In de
straat, die weinig verkeer verwerkt maar
veel i-uimte voor parkeren biedt, staan nog
twee auto's. De portierraampjes zijn open
gedraaid om de tempex-atuur binnen ten
minste enigszins dragelijk te houden en
dat versterkt nog de indruk van verlaten
heid; het is, alsof men zonder er verder
nog om te geven, is gevlucht. Toeristen
komen hier nooit en de straat is het eigen
dom geworden van de conciei'ges en van
mij.
Tezamen hebben wij de vlucht aange
zien. Zij heeft zich in enkele dagen voltrok
ken. De dokter, die twee verdiepingen be
neden mij woont, was de eerste. Een hele
ochtend is hij bezig geweest bagage en va-
cantie-meubilair van zijn familie in en op
en terzyde van zijn nieuwe auto'tje te la
den. Direct na de lunch is hij vertrokken;
naar Saint Ti-opez, zegt de concierge, die
altijd alles weet. Zij houdt van de dokter,
die een dure dokter is met dure patiënten,
wier formidabele auto's het huis aanzien
geven.
De Amerikaan, die met zijn Russische
vrouw op de vierde verdieping woont, heeft
daarna zijn gezin naar een plaatsje aan de
Atlantische kust gebracht, is zelf terugge
komen en heeft nog een dag of tien in celi-
bataire eenzaamheid in zijn appartement
doorgebracht; nu is hij ook vertrokken. De
concierge zegt, dat hij er nog niet aan toe
was; hij is net met Pasen naar New York
geweest, weet zy.
Dat waren de koplopers. Daarna is het
een paar dagen stil geweest en toen kre
gen de scholen vacantie. Officieel op een
Zaterdag, maar de meeste ouders houden
hun kinderen die laatste dag van school,
opdat zy Vrijdagavond al kunnen vertrek
ken en stille wegen en treinen zullen vin
den. Iedereen overweegt dit en het resul-
taat is, dat de Zaterdag van de vacanties
tegenwoordig stiller is in de stations en
op de uitvalswegen van Parijs dan de
avond tevoren. Als spijbelen echter door
traditie gewaarborgd wordt, wijkt niemand
er van af. De verkeersopstoppingen duren
soms meer dan een uur. Treinreizigers
moeten staan, de hele weg naar Trouville,
naar Riva Bella, Cap Ferrat of Vichy.
De Maandag daarna was de straat dood.
Van 1 September af zal zij de eerste va
ge pogingen doen om weer tot leven te ko
men en twee of drie weken later, om de
winterse waakzaamheid en het leven in te
gaan. Nu zijn aan het eind van de straat
de bakker, de kruidenier, de stoom-ververij
en de schoenmaker dicht. Elke dag sluiten
meer winkels in de buurt; zij blyven meest-
al dxie of vier weken dicht en ik moet
soms een kwartier of twintig minuten zoe
ken naar een tot bakken bei'eide bakker.
Het beste is meestal, naar de toeristen-
wijken te gaan; daar blyft iedereen werken.
Alleen het café op de hoek is nog open.
Er zijn nog maar weinig klanten en nu de
Pernod-flessen onbei'oerd blijven, wil de
patron uitvoerig over de Tour de France
praten. Hij is anti-„beau gargon Bobet",
maar vreest dat hij wel zal winnen; omdat
hij in Lyon geboren is, spreekt hij traag-
vurig in de lome middaghitte over Lazari-
dès. Patterson heeft vorige week een glas
bij hem gedronken en het blykt, dat dit een
Australische wielrenner is. Dan ontdekken
wij, dat wij Zondag vlak b(j elkaar zitten
bij de aankomst van de Tour in het Pare
des Princes. Daar moet op gedronken wor
den, maar onze vi-olijk wensende stemmen
verzinken in de stilte van het lege café in
de dode straat. We kyken even op, als een
bus voorbij komt. En in mijn hand wordt
het glas wijn al weer warm.
Volgende week ga ik ook voor een paar
dagen met vacantie. A. S. H.
Of er al niet water voldoende isOf er dan nog meer bij moetWolken
aan de hemel, spaar deze arme vacantie gangster. Maak ruim baan voor de zon.
We hebben er genoeg van. We hebben er meer dan genoeg van
Wij willen als deze Spakenburgse vissers in het zonnetje zitten en het leven
weer gouden randjes zien krijgen!