KOLFJE NAAR UW HAND LELIJKE MAN Henk Broer OVER MUZIEK-EXAMENS EN MUZIEKOPLEIDING Chopiivtraditie in Polen Meisjesboeken Paleis van Rubens bij Brussel verkocht in acht moderne talen „De laatste tocht" Walschap weer bekroond Kort verhaal door Marga Mioco Zwart en Wit A cl verten tie-woo rei en boek In Groot-Brittannië is een Woorden boek voor het Advertentiewezen in acht talen gepubliceerd. Bij iedere Engelse term is het equivalent in het Frans, Duits, Spaans, Italiaans, Nederlands, Portugees en Zweeds gedrukt. Hez woordenboek bevat meer dan 20.000 woorden op alle gebieden van het ad vertentiewezen en bevat ook nieuwe termen op het terrein van radio, tele visie, bioscoop enzovoorts. Bij de uitgeverij „Het Spectrum" te Utrecht is in de bekende Prisma-reeks de tweede druk van de roman „De laatste tocht" (The last frontier) door Howard Fast in een uitstekende vertaling van Theun de Vries verschenen. Het is het epos van een uit driehonderd man bestaande Indianenstam, welke zich in het toegewezen reservaat niet al te best thuis voelt. Na rijp beraad besluiten de Indianen te vluchten naar hun vroegere woonplaats. Legerafdelingen en burgers stellen alles in het werk om de vluchten den de pas af te snijden, echter zonder resultaat.Wanneer de stam zich later splitst vecht de groep onder leiding van „Botmes" zich dood, maar de anderen bereiken aangevoerd door „Kleine Wolf" na een schier eindeloze tocht van bijna tweedui zend kilometer de Canadese grens. Hun verlangen naar persoonlijke vrijheid wordt beloond en zij krijgen toestemming om in het Noorden te blijven wonen. Een boeiend verhaal, wars van elke sen satie, eerlijk en recht op de man af ge schreven. Een boek, dat velen de somber heid van een verregende vacantiedag zal doen vergeten. H. de Gr. Gerard Walschap, die dezer dagen de driejaarlijkse Belgische staatsprijs voor Vlaamse Letterkunde heeft gekregen, is opnieuw onderscheiden, thans met de drie jaarlijkse Stastsprijs voor koloniale letter kunde. Hij heeft deze prijs verworven met zijn werk „Oproer in Congo". EEN VAN DE SPORTEN, die aan de aan dacht ontsnappen omdat zij in stille afzon dering van het maatschappelijk gewoel beoefend worden, is zeker golf. De enige aanwijzing, dat deze sport beoefend wordt, zijn de borden „GOLF LINKS", die men op eenvoudige landwegen wel eens ziet. Maar als men dan onmiddellijk links kijkt, is er meestal niets bijzonders aan het landschap op te merken. Een aanbeveling in de zin van „golf méér links, dat gaat veel beter dan met uw rechterhand" is het ook niet. Pas later heb ik beseft, dat het ongeveer zoveel wil zeggen als golflengten het geen ook alweer niets met radiozaken te maken heeft. Indien het zulke golflengten waren, waarop men kon overschakelen, dan zou iedereen trouwens toch het idee krijgen op Engeland te hebben afgestemd, gehoord de vele Angelsaksische uitroepen, die erbij worden geslaakt. De geruchten, als zou men alleen op grond van zijn slechte uitspraak gediskwalificeerd kunnen worden, laat ik voor wat zij zijn. Toen een vriend, van wie ik helemaal niet verwachtte, dat hij zelfs maar aan lichaamsbeweging deed, mij spontaan uit daagde op een partijtje golf, heb ik eerst gevraagd of er geen „caddy" bij was. Caddies zijn mensen, die een bijna feodale onder horigheid in zich verenigen met een tech nisch overwicht, dat zij voortdurend laten nierken. Enerzijds dragen zij de clubs (onderscheidene soorten golfstokken) ach ter de speler aan in een soort antieke para- p'uiebak op hun rug. Anderzijds doen zij hem tussen de regels van het spel voort durend een stille hoon gevoelen, die zo erg kan gaan irriteren, dat de speler neiging voelt niet meer in de eerste plaats naar het balletje te slaan dat op de voorgeschre ven wijze tóch veel moeilijker te raken is dan hun enkels. De vriend gaf een geruststellend beeld van de partij, die wij zouden gaan spelen: zij zou zich voltrekken op de miniatuur golfbaan in het Vondelpark te Amsterdam en het was allemaal ten bate van het Emma Kinderziekenhuis. Nu lijken miniatuur en golfbaan moeilijk verenigbare begrippen. De heuse golflinks beslaan een groot deel van de aarde. Men slaat het balletje naar de horizon, waarin ergens een putje is uit gespaard een „hole". Maar in het Vondelpark was alles veel overzichtelijker, vandaar wellicht de aan beveling „Een kolfje naar uw hand". Ten eerste kreeg ik maar één club mee, dus ook geen caddy om de andere te dragen. Ten tweede was de vriend minder goed dan ik vreesde. Hij begon met de bal „in the rough" te slaan, dat is in de niet speciaal voor de bal bestemde woeste grond buiten het banencomplex. Daardoor kon ik mij veroorloven nu en dan ook eens wat in het ruwe weg te slaan. Men zag allerlei deel nemers op zoek naar het balletje met hun achterkant uit het lover steken provo cerend genoeg voor iemand, die een stevige club in de handen zwaait. UITEINDELIJK heeft het balletje, dat ik langs velerlei omwegen voortjoeg naar de overwinning, steeds de hole bereikt ook al was het vaak de hole van een andere baan, dan die waarop ik mij inzette. Alleen kwam af en toe een dame met caddy-neigingen mijn concentratie ver storen met de opmerking, dat iets in ons gedrag tegen de regels (against the rules) was. Wat precies heb ik slechts in een van de DAAR IK voor het verkrijgen van mijn rijbewijs niet alleen veel rijvaardigheid en theoretische verkeerskennis, maar ook enige pasfoto's nodig heb, stapte ik een dezer dagen bij een foto graaf binnen. Nu moet u weten dat ik iets heb tegen geposeerde foto's. En daar ik het resultaat van een noodzakelijke pasfoto ook nooit heb kunnen bewonderen, begrijpt u dat ik met weinig enthousiasme de winkel betrad. Omdat de zaken in de binnenstad, die u met hun schreeuwe rige opschriften laten weten hóe snel zij u kunnen bedienen, mij niet lokten, bepaalde ik, na lang zoeken, mijn keuze tot een onopvallende winkel in een stille buurt. Een enkele foto was hier en daar bescheiden in de étalage neergezet. Ik keek er even naar voor ik naar binnen ging. Een vriendelijke dame met een bont om steunde achteloos haar kin in de hand, een bruidspaar stond fier tussen bloemenmanden op een verhoginkje en een jong meisje, zich nauwelijks bewust dat ze poseerde, staarde dromerig voor zich uit. Binnen was het vrij donker. Na enkele seconden zag ik pas dat er iemand achter de toonbank stond, wiens gelaat ik nau welijks kon onderscheiden. „Kijk", zei de man, nadat ik hem mijn wens had kenbaar ge- maakt, „ik maak twee soorten pasfoto's. Deze kosten f 3,75 en die f 1,75 de zes stuks". Hij wees op enkele foto's die onder een glazen plaat op de toonbank lagen. Ik zag het verschil. Voor de duurdere foto's dienden twee knappe jongemeisjes en twee eveneens bijzonder mooie jonge mannen als voorbeeld, terwijl op de goedkopere uitvoering een sombere veertiger met een uilebril stond afgebeeld. „Ach," kon ik niet laten uit te roepen, „daar heeft u voor die duurdere foto's vier knappe jonge mensen uitgezocht en voor de goedkope een uitgesproken lelijke man!" „Lelijke man?" zei de fotograaf. „Die man is niet lelijk. Hij heeft een gaaf gezicht." „Nou ja," zei ik, „dat kunt nou zo wel zien, maar ik vind hem lelijk. Vooral met die foto vormt hij een schrijnend con trast." Ik wees een van de jongemannen aan, die mij sterk aan Daniel Gélin deed denken. „Een kwestie van smaak," zei de fotograaf. „Trouwens, u laat zich misleiden door de afwerking. De duurdere zijn beter afge werkt." „Dat kan wel zijn," zei ik, „maar dan komt het me tóch nog voor, dat het een psychologisch stuntje is. U bereikt er mee dat geen mens de soort kiest, waar zo'n vervelende man voor geposeerd heeft." „U heeft totaal geen mensenkennis," zei.de fotograaf. „Het kan best een heel aardige man zijn." „Onmogelijk," riep ik uit. De fotograaf zweeg even. Toen vroeg hij afgemeten: „Welke wenst u?" „Die van f 3,75 maar," zei ik. Ik volgde hem naar het atelier achter de winkel, waar hij mij een kapstok en een spiegel wees. Terwijl ik mijn haar kamde, zette hij een stoeltje gereed en morrelde wat aan het toestel. „Gaat u maar zitten," zei hij toen ik klaar was. Hij ontstak enige felle lampen en verdween achter het apparaat. Ik zag nu alleen zijn benen. Ik trachtte zo aardig mogelijk te kijken en te blijven kijken. „U moet uw voeten wat naar rechts verplaatsen," riep hij, „en uw linker schouder iets naar voren draaien." Ik ging verzitten en hield mijn gezicht zoveel mogelijk in dezelfde plooi. „Juist, nu even deze kant uitkijken." De stem van de foto graaf klonk nu niet gesmoord meer. Hij had zijn hoofd om de hoek van het apparaat gestoken. „Hierheen," zei hij, tegen zijn bril tikkend. Ik keek hem aan. In het felle licht zag ik nu pas zijn gezicht. Terwijl hij knipte, verstijfde ik van schrik. Hij was de lelijke man van het goedkope voorbeeld. „Dank u," zei hij en hij deed de lampen uit. Ik trok mijn jas aan en telde in de winkel f 3,75 neer. Hij gaf me een bonnetje. „Morgenmiddag zijn ze klaar," zei hij. Ik keek nog even naar de voorbeelden onder het glas. „Och," zei ik, „zo slecht zijn ze eigenlijk niet, ik had misschien net zo goed die van f 1,75 kunnen nemen." Hij stond weer stil en nau welijks zichtbaar achter de toonbank. „Het is natuurlijk duidelijk te zien," zei ik, talmend met het opbergen van het bonnetje in mijn tas, „dat die duurdere beter zijn afgewerkt. Ik bedoel ze flatteren meer. Op zo'n goedkope foto toon je gauwer lelijk." „Zeker," zei hij. „Trouwens," zei ik, „op een pas komt er toch een stempel overheen." „Zo is het," zei hij. Aarzelend liep ik naar de deur, alsof ik nog iets wilde zeggen. Met de knop in de hand draaide ik me naar hem om en groette. Toen haastte ik me de winkel uit. De foto's heb ik nooit afgehaald. Ik heb een goedkope serie laten maken in zo'n kermistent in de binnenstad, waar duizend voorbeelden in de étalage hangen. tien gevallen begrepen, toen mijn club be halve de bal ook een grote hoeveelheid gruis (gravel) deed opspringen. Nadat mijn vriend haar eenmaal had uitgelegd, dat wij hier in de eerste plaats ten bate van een goed doel vertoefden, liet zij af. Een merkwaardige eigenschap van het golfballetje blijft, dat het zo gemakkelijk genoegen neemt met een plaatsje bezijden de hole, die het toch een zeer passend onderkomen biedt. Het probeert er zoveel mogelijk overheen te lopen en omheen te draaien. Ik behaalde veel meer punten dan mijn tegenstander, hetgeen mij vrolijk stemde totdat hij mij terzijde toevoegde, dat het om het geringste aantal punten ging. Toen heb ik de omzwervingen met het balletje gestaakt en is dat grote verlangen in mij gaan sudderen, dat zoveel rechtgeaarde golfspelers een dromerige oogopslag kan geven: een all-in-one te maken. Dat is een uiterst zeldzame prestatie, waarbij men het balletje met een snaarstrakke zwieper op een holletje zijn holletje indrijft. Achter de gazen afrastering had zich veel publiek verzameld. Ik wist dat de mensen mij en het balletje met enige verwachting gadesloegen. Langzaam hief ik de club ergens achter mijn rechteroor. Over mijn linkerschoudervulling zag ik het balletje liggen. Ik kwam in de bekende wiegel- trance, waarbij ik mij niet langer realiseer de, dat het balletje toch drie keer rechtsaf moest om de hole te bereiken. Ik wilde ook naar de horizon. Toen schoten alle remmen los. HET IS toch maar goed, dat het een slag in de lucht is geworden. Want in het ver lengde van de lijn tussen mijn schoudervul ling en het balletje zo zag ik later zat een dameskransje rondom heel veel porce- lein koffie te nuttigen. Tegenover haar zou het minder gemakkelijk uit te leggen zijn geweest, dat dit alles voor een goed doel was. KO BRUGBIER MARGREET BRUYN schreef „De Won- derketting" een verhaal vol avonturen, dat met aardige illustraties van Alie Evers werd uitgegeven bij de Uitgeverij Ploegsma te Amsterdam. Inderdaad een boek vol avonturen. Voor kinderen met veel fanta sie tussen zeven en tien jaar is het een kostelijk verhaal. Bijzonder geschikt ook om te worden voorgelezen. Zonder twijfel zullen ook de ouderen er van genieten. Jan- neke van Dalen (het dochtertje van de tuinman) en Rudolf van het kasteel bele ven de wonderlijkste dingen. Met behulp van een wonderketeltje dat vooral nooit gepoetst mag worden horen ze dingen die voor grote mensen verborgen blijven. Ze vliegen op een zwaan en rijden op de stenen leeuwen, die voor het hek van het kasteel staan. Een kostelijk boek. BIJ BOOM RUYGROK te Haarlem ver scheen „Zo zie je, Christa!" door Mach- teld den Hertog. Een Amsterdamse familie verhuist om de zwakke gezondheid van de jongste zoon naar de Vcluwe en de vader van Christa, Annelou en Jan hoopt in Els- peet een tandartsen-practijk te kunnen op bouwen. Annelou vindt het heerlijk, maar Christa, een echt stadskind, kan zich maar heel moeilijk aanpassen. Jans gezondheid gaat inderdaad vooruit, hij geniet van een eigen hond en een jong zwijntje, Piggeltje genaamd. Langzamerhand leert Christa het buitenleven waarderen. Op een dag, als Pig is weggelopen en aangevallen wordt door een paar honden, blijkt Jan, die zijn vriend je wil redden, opeens te kunnen lopen. Als vader dan met het plan komt om naar Am sterdam terug te gaan, komen de heftigste protesten van Christa. Een fris geschreven boek voor meisjes van elf tot zestien jaar. C. P. Het is niet verwonderlijk, dat Henk Broer deel van de redactie van „Zwart en Wit" uitmaakt. Zijn tekeningen ver tolken bijzonder helder de beginselen van dit tekentijdschrift. Zij zijn duide lijk, geven direct een indruk van zijn ta lent en van zijn persoon. Broer is allerminst een broeier. Hij houdt zich niet bezig met dingen die hij niet weet, maar met dat wat hij kent omdat hij het gezien heeft. Men kan hem een realist noemen iemand die eerst zijn onderwerp laat spreken en dan zichzelf. Hjj heeft niet veel theo rieën nodig om zyn werkwijze op te ba seren. Slechts één en die betreft de ruimte. Hij kan alleen werken als hij de ruimte als uitgangspunt neemt. Daarna kan hjj zijn onderwerp realiseren en de waarde ervan voor zichzelf vaststellen. Geen revolutionnaire theorie dus, maar voor Broer van bijzonder grote beteke nis. „Ik zorg eerst de ruimte in mijn hoofd te hebben, daarna projecteer ik in ge dachten de centrale plaatsen, die de te kening ruimte moeten geven, dan pas ga ik werken". Een heel andere man dus dan byvoor- beeld Ger Langeweg, over wie ik on langs schreef. Broer en Langeweg zyn in „Zwart en Wit" naaste medewerkers, maar zij staan in hun opvattingen lyn- recht tegenover elkaar. Om in deze klei ne ruimte een zo duidelijk mogelijk beeld te kunnen geven van Broer is een vergelijking met Langeweg zeer aan trekkelijk. Langeweg tekent uit verweer, overal in zijn werk is hij volledig aanwezig, zijn aggressiviteit heeft zijn techniek vervormd tot een. die een loopje neemt met de werkelijkheid. Technische pro blemen heeft hy daarom niet. Zijn vrij- 5COOOOCOCXXXXXX)C<X<COCOCC<XX)OOCXDOOOCOCCOCOCOCCOCCCOOO <J<XXXXXXXOCXXJ3COO3CCCO3CCCODCCOCCCOOCO0COCOCC0<XXXCC heid bij de behandeling van zyn onder werpen is technisch beschouwd onbe perkt. Geen wonder, dat zijn werk qua structuur zo grillig en uiteenlopend is. By Broer zien we iets heel anders. We leggen tien van zijn tekeningen uit ver schillende perioden naast elkaar en we zien dat steeds de techniek iets ver schilt, nauwelijks opvallend, omdat zij alle met dezelfde gedachte tot stand zijn gekomen: hoe kan ik het dichtst de werkelijkheid benaderen? Tien teke- DE VORIGE WEEK heeft Polen de be vrijding van de Duitse terreur, welke tien jaar geleden begon, feestelijk herdacht en uiteraard heeft ook de Poolse omroep zijn aandeel daarin gehad. Die omroep had trouwens zelf ook wel aanleiding voor een joyeuze herdenking: in de afgelopen tien jaar heeft hij meer tot stand gebracht dan in de periode voor 1939 het geval was. In het laatste nummer van het maandblad van de vereniging „Neder land-Polen" kan men daar het een en an der over vinden. Voor de Duitse overval had het zenderpark een sterkte van nog geen 450 kilowatt, thans komt men alleen al voor de zenders op de lange en midden golven voor de korte golfzenders ont breken ons nauwkeu rige gegevens tot een sterkte van meer dan 700 kilowatt. De voornaamste zender is nog steeds het lange golfstation van Warschau, evenals voor de oorlog op de golflengteschaal trouw en wat hinderlijk vergezeld van Radio-Luxem burg. Warschau I straalt het zogenaamde „centrale programma" uit, dat een alge meen, voor het gehele land bestemd karak ter draagt. Warschau II, een eveneens krachtig en goed te ontvangen station op de middengolven, maakt deel uit van een zendernet, dat alle belangrijke stations voor de provincies omvat, zoals Krakow, Lodz, Poznan, Gdènsk, Sczecin en Wro claw. Maar naar gelang de belangrijkheid van het district zenden deze stations een (Uit het zomernummer van „Punch") Voor de microfoon eigen, lokaal georiënteerd programma uit, dat, al naar de behoefte, anderhalf tot vijf uur per dag duurt. De studio's in de ge noemde steden hebben zelf kleinere of grotere programmastaven, waartoe in de meeste gevallen ook een orkest behoort. Die orkesten geven regelmatig concerten welke ook voor het centrale programma bestemd zijn: in dat opzicht gelijkt de structuur van de Poolse omroep zeer veel op die van de BBC, waar immers de regio nale diensten ook opgenomen zijn in het totale programmapatroon. Wat de Poolse omroep te bieden had en heeft, droeg en draagt een overwegend se rieus karakter, zelfs al is de laatste tijd het aandeel van de lichte muze niet on belangrijk toegenomen en bijvoorbeeld het inderdaad nogal dVervloedige gesproken woord dienovereenkomstig verminderd. Wie enkele jaren geleden een Pools pro grammablad opsloeg moest onmiddellijk getroffen worden door de talrijke uitzen dingen ook op de „gunstige" zendtijden van de Radiovolkshogeschool, welke be halve het genre causerieën zoals wij dat ook in ons land van de Radio-Volksuniver siteit kennen, ook discussies met en tussen luisteraars verzorgt, adviezen geeft en examens afneemt. Dat deze Radio-Volkshogeschool voor het heersende politieke régime een instru ment van betekenis in zijn propaganda- arsenaal vormt, zal iedereen wel begrijpen. Daarnaast had en heeft men natuurlijk ook de talloze rechtstreeks politieke uitzendin gen van de communistische partij, de com mentaren op het nieuws, voor zover het nieuws zelf al niet commentaar wordt ver vormd. Dit zijn dan helaas de schaduwzijden van een radiobestel, dat overigens om zijn cul turele prestaties slechts valt te loven.Voor- al op muziekgebied.of het nu symphonieën, opera's, kamermuziek of volksdansen zijn, kan men veel genieten. De huidige om- roepleiding heeft de Chopintraditie van haar vooroorlogse voorgangsters overgeno men: elke week een half uur werken van deze componist. Onnodig te zeggen, dat ook de hedendaagse Poolse toondichter ruim schoots aan zijn trekken komt. Wie daar van iets wil horen, stemme eens af op 1322 of 367 meter. J. H. B. Gisteren werd te Brussel op de huizen veiling een kasteel van Pieter Paul Rubens verkocht aan een Vlaamse textiel-indu- strieel, de heer Jean Verbeke, uit Sint Ni- colaas voor een bedrag van 8.8 millioen francs, iets meer dan 670.000 gulden. Het kasteel ligt in een groot domein van 95 hectaren op twintig kilometer van Brussel, tussen de hoofdstad en Mechelen. Het staat op de monumentenlijst. Het was een der buitenverblijven van de grote Brabantse schilder, tevens ambas sadeur van de Spaanse aartshertog Albert en zijn gemalin Isabella, die over de Zuidelijke Ne derlanden regeerden. Men vermoedt dat het voor de Vlaamse in dustrieel om een geld belegging gaat. Onder de candidaat-kopers be vond zich ook het Brus selse Paleis voor Schone Kunsten. Verder toonde Antwerpen belangstellin. tj Hl f ningen van Langeweg eveneens uit ver schillende perioden tonen zes, of mis schien wel tien keer een volslagen an dere techniek. Want Langeweg maakt de techniek ondergeschikt aan zyn per soon („schilderen gaat me niet snel ge noeg"). Broer maakt zijn persoon onder geschikt aan zijn techniek, om zyn on derwerp zoveel mogelijk echtheid te kunnen verlenen. Technisch beschouwd is Broers vrijheid dus beperkt. Boven dien ondergaat hij gemakkelyk de in vloed van anderen. Als hij een methode toegepast ziet, die hem dichter bij zijn doel kan bren gen, zal hij héér beproeven, althans ele menten ervan gebruiken. Hij tracht dus min of meer zyn persoonlijkheid uit te schakelen (dat is niet verbergen). Zijn persoonlijkheid krygt alleen een accent in de keuze van zijn onderwerpen. Zijn aard en opvatting worden tevens duide- lyk geïllustreerd door het feit, dat hy niet alleen tekenaar is maar ook schil der. Opvallend is, dat hy volledig tekenaar is als hij tekent en volledig schilder als hij schildert. Dit is alleen mogelijk by een man, die streeft naar de vervol making van een techniek, die hem zo dicht mogelijk by het realisme brengt. Broer was van 1920 tot 1922 in Pa rijs. Voor de rest van zyn leven woonde hy in Amsterdam. J. V. HET IS eind Juli nu ik dit schrijf en het is weer zo ver: de muziek-examens zijn voorbij. De geslaagden hebben met vol doening hun diploma bekeken, de teleur- gestelden zullen met September opnieuw een offensief tegen hun tegenpartij, de examinatoren, gaan voorbereiden, om dit in Juni en Juli van het volgend jaar weer te doen losbranden. Ik geloof althans, dat sommige jonge mensen het zo voelen: het examen is een strijdperk. In werke lijkheid is het natuur lijk heel wat anders en in het algemeen zijn de examinatoren in ons land mensen, die met bezorgdheid zien hoevelen het moeilijke beroep kiezen en hoe klein de minderheid is, die hiertoe werkelijk geroepen is. Zij vragen zich af, of het verantwoord zou zijn, dit of dat zwakke geval op de muzikale jeugd los te laten, maar ze zouden eigenlijk iedereen graag met een verheugd gezicht en opge lucht de examenkamer-zien uitgaan. Dat kan nu eenmaal niet. Reeds het grote aan tal candidaten dwingt tot selectie. Hoe is in ons land het verkrijgen van de bevoegdheid tot het geven van muziek onderwijs geregeld? En worden door twee instanties diploma's uitgegeven en wel door de conservatoria en door de staat. Sedert enige jaren heeft de regering vier conservatoria officieel erkend. De eind examens daarvan worden door een rijks gecommitteerde gecontroleerd en de eind diploma's worden van een rijksstempel voorzien. Deze vier instituten zijn het Ko ninklijk Conservatorium in Den Haag en de conservatoria te Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Aangezien de einddiploma's dezer instellingen alleen voor de leerlin gen daarvan zijn bestemd, heeft de staat daarnaast staats-examens voor muziek in gesteld. Hiervoor kan iedereen zich aan melden, die meent in staat te zijn een di ploma als muziekleraar te kunnen behalen. Hoewel deze Staatsexamens, die in twee graden zijn onderscheiden: A lager en B middelbaar onderwijs, officieel als gemakkelijker gelden dan de eindexamens der conservatoria, komt dit in de practijk lang niet altijd uit. Vooral doordat de can didaten voor de staatsexamens voor een commissie komen, die hun onbekend is.-De vragen, die gesteld worden, zijn soms enigs zins anders geformuleerd dan ze gewend zijn en zo ontstaat vaak een gevoel van on zekerheid, dat de onvermijdelijke nervosi teit nog verhoogt. Op de conservatoria vinden zij de bekende gezichten van hun docenten tegenover zich. Bij twijfelgeval len kan de schaal daar iets eerder ten voor dele van de candidaat doorslaan, bij voor beeld als de leraren weten, dat deze altijd serieus werkte en het diploma krachtens zijn kunnen en kennen verdient. De resultaten van de examens zijn ver reweg het gunstigst aan de conservatoria. Volkomen begrijpelijk, want men wordt aan een conservatorium niet toegelaten zonder een toelatingsexamen, dat waarborg biedt voor geschiktheid voor de studie, om van talent nog niet te spreken. Bo vendien is de oplei ding aan deze in stellingen in len van docentei die precies weten, waar heen zij hun dis cipelen te leiden heb ben. Met de staatsexamens is het anders gesteld. De ervaring leert, dat veel te velen me nen klaar te zijn, als zij nog niet de helft weten en kunnen van wat geëist wordt. Er zijn daarvan tal van oorzaken. Sommige ouders willen, dat hun zoon of dochter zo vroeg mogelijk een diploma behaalt, meest al uit financiële overwegingen. De leraar zou het examen nog liever wat uistellen, maar vreest soms het verwijt, dat hi5 b-ïtr- mee overal zijn eigen financieel belang zou dienen. In vredesnaam dan maar. De candidaat wordt afgewezen. Teleurstelling. Ander geval: de leraar is zelf niet vol doende vertrouwd met de eisen die ge steld worden. Candidaat afgewezen. Te leurstelling. Nog een ander geval: de alge mene ontwikkeling van de candidaat is zo onvoldoende, dat hij doodeenvoudig geen inzicht heeft verkregen in zaken, die met eruditie en cultuur samenhangen. Wat in het muziekonderwijs te beginnen met mensen, die zoals op examen voorgeko men is „Jardins sous la pluie" vertaal den door: De tuinman zonder parapluie, of „La cathédrale engloutie" door De Ka thedraal in volle glorie! Ik heb zelf be leefd, dat op de vraag naar de betekenis van het woord dynamiek de candidate ver legen antwoordde: ik geloof, dat het oor spronkelijk buskruit betekende Wanneer de musicus erkenning van zijn stand begeert in de maatschappij, dan moet hij behalve over muzikale capaciteiten ook over zodanige algemene ontwikkeling en beschaving beschikken, dat zijn eis gerech- vaardigd is. Bij de jaarlijkse examens blijkt, dat daar echter nog lang niet alge meen aan wordt voldaan. Indertijd behoorde tot de toelatings eisen voor het Amsterdams Conservato rium: einddiplomta Gymnasium of 3-jarige H.B.S. Later is dit bij de uniformering der toelatingseisen voor conservatoria niet meer gehandhaafd. Ik heb dit altijd be treurd, want de toonkunstenaar die les geeft, begeeft zich op het gebied dat Mahler bedoelde, toen hij schreef, dat het voornaamste niet in, maar achter de noten WILLEM ANDRIESSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16