Stille stad De Grote Trek ZWEDEN VONDEN GELUK IN NEDERLAND SPREEKWOORDENRAADSEL Een spelletje KERKELIJK LEVEN acht pagina's bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant Land van witte gordijnen Feestmutsen Prinsjesdagconcert door Belgisch-radio-orkest Mies Bouhuys met haar rode ponnie Gul Rotterdam Een Haags terrasje Maar ook critiek KAT EN MUIS. De kinderen maken een flinke, ruime kring. Eén is de kat en er zijn bijvoorbeeld drie muizen. De kat komt in de kring, de muizen gaan er buiten. Op een gegeven teken begin nen kat en muizen te lopen. De kring houdt de armen hoog als poortjes, om de muizen door te laten, maar de kat proberen ze telkens tegen te houden door de armen naar omlaag te doen. De kat moet proberen door middel van een tikje de muizen te vangen. Zijn allen gevangen, dan komen een andere kat en muizen aan de beurt. In ieder spreekwoord staat een dierennaam, welke niet goed is. Kun jij er de goede voor invullen? 1. Men moet een gegeven muis niet in de bek kijken. 2. Als de kat van huis is, dansen de koeien op tafel. 3. Blaffende kippen bijten niet. 4. Met de paarden op stok gaan. 5. Oude katten uit de sloot halen. „Wil je mijn vriendje zijn?" vroeg Kwink. „Wil je mijn vriendje zijn?" vroeg het mannetje. „Afgesproken", zei Kwink. „Afgesproken", zei het mannetje. Van die dag af waren ze vrienden. Kwink bouwde een nieuw huisje naast dat van zijn vriendje, 's Morgens als hij opstond ging hij eerst naar buiten, boog zich over het muurtje en riep vrolijk: „Goeiemorgen". „Goeiemorgen", riep zijn vriendje vrolijk terug. „Goed geslapen?" vroeg Kwink. „Goed geslapen", antwoordde het mannetje. Dat ging zo de hele dag door. Bij alles wat Kwink deed. praatte hij met het mannetje en op alles kreeg hij antwoord. Tot op een goede dag de mensen kwa men, de mensen die al zo veel geluk kige kabouters uit de bossen hebben weggejaagd. Eerst kwam er één man, een hele slimme man. Hij hoorde het vrolijke gepraat dat wel uit de grond leek te komen. Wie zou daar toch wo nen? dacht die man, een mens? Maar waarom komt hij dan niet naar buiten en blijft hij maar onder de grond? Toen Kwink ging slapen en welte rusten riep naar zijn vriendje, dat ook welterusten terugriep, sloop de slimme man naar het muurtje. „Hallo", riep hij, „is daar iemand?". „Hallo", riep het mannetje, „is daar iemand?". Die slimme man begon te lachen, net als Kwink de eerste keer gedaan had. „Dat is grappig", zei hij. „Dat is grap pig", zei het mannetje. Die slimme man ging heel lang na denken en toen Kwink allang sliep had die man zijn plan gemaakt. Hij ging naar huis, maar de volgende dag, toen het hele bos nog sliep, was hij alweer terug. Met een heleboel andere mensen deze keer. Kwink schrok ervan toen hij hun harde stemmen hoorde. Wat wilden ze? Hij hoorde ze met zijn vriendje pra ten en lachen en zijn vriendje praatte en lachte terug. Kwink durfde niet voor de dag te komen. Hij hield niet van mensen. Pas 's avonds toen het donker was, ging hij zijn huisje uit. En wat zag hij? Om het huisje van zijn vriendje heen waren de mannen een veel groter huis aan het bouwen, zo één als waar mensen in wonen. Héél treurig riep Kwink „welterus ten" en heel treurig riep zijn vriendje „welterusten" terug. Een week later stond er een blinkend geverfd huis om het muurtje heen en erbuiten stonden tafels en stoeltjes waar je iets drinken kon. Iedereen, die be taalde, mocht met het mannetje onder de grond praten. De slimme man werd er rijk van. Zijn zakken stonden bol van het geld dat hij met zijn echoput, want zo noemde hij het huisje van Kwinks vriendje, verdiend had. Kwink zelf zat heel treurig de hele dag in zijn huisje dat niemand wist, vlak bij de tafeltjes en stoelen waar de mensen iets kwamen drinken als ze met het man netje gepraat hadden. Hij kreeg geen kans meer om met zijn vriendje te pra ten, alleen 's morgens heel vroeg of 's avonds laat als de mensen naar huis toe waren. En de slimme man heeft me zelf verteld dat hij een enkel keertje, als hij met zijn blinkende auto aan kwam rijden, een heel treurig stem metje in de echoput „welterusten" of „goedemorgen" hoorde roepen. En net als hij dan dichterbij kwam, ritselde er iets in de struiken alsof een heel klein mannetje, niet groter dan een kabouter, zich daar verstopte. MIES BOUHUYS Als er een jarig is, of er is een ander feest, is het leuk om een feestmuts te dragen. Hierbij staan er twee afgebeeld, die heus niet zo erg moeilijk te maken zijn. De ene is gemaakt van een kar tonnen fruitbakje, met daarop gelijmd een kartonnen ijsbekertje. Je kunt deze leuk beschilderen met plakkaatverf, een bandje er onder aan en het is klaar. De andere wordt gemaakt van een sigarendoosje, waar in de bodem een rond gat is geknipt. Dit doosje wordt met kleurig papier beplakt en er boven op komt een versiering van twee dotten watten en twee pijpeschoonmakers met daarop papieren bloemen. Ook aan deze muts een bandje bevestigen en het feest kan beginnen. Wat eten vandaag de muisjes in holletjes en in huisjes? Beschuit met rose muisjes! Want in het keukenkastje, vlak naast het bordenkwastje, vlak naast de emmer en de dweil, vlak naast de vimbus en de teil en naast de pot met oren, zijn in het nest van moeder Piep acht langstaartjes geboren. Acht? zei ik. 't Zijn er negen, maar die negende heeft, werkelijk waar, die negende heeft van de ooievaar geen staartje meegekregen. Maar dacht je dat iemand daar iets om geeft, om een kleine muis die geen staartje heeft? Nu hoeft hij geen vloeren te vegen en geen kat die hem ooit te vangen weet, want waar krijgt die kat dat muisje ooit beet? Per slot van rekening is het maar fijn om zonder staartje geboren te zijn, zeggen de andere muisjes in holletjes en in huisjes, met hun mond vol beschuit met muisjes MIEfj BOUHUYS Zondag 19 September begon onder het motto „De Grote Trek" een be langrijke landelijke actie uitgaande van de Hervormde Kerk. Aangezien ook in Haarlem en de omliggende gemeenten veel aandacht aan deze actie wordt be steed, willen wij u een en ander meedelen omtrent de achtergrond en de bedoeling van wat er op het punt staat te gebeuren. Op vele en uiteenlopende wijzen wil de Hervormde Kerk de aandacht van haar le den richten op de Bijbel. Het is niet toe vallig, dat dit juist nu gebeurt. De bijbel genootschappen, die voor de vertaling en de verspreiding van de Bijbel zorgen, vie ren namelijk in 1954 een jubileum: in 1804 werd opgericht „The British and Foreign Bible Society". Voorts mag men deze bij bel-actie ook zien als een uiting van dank baarheid voor de nieuwe bijbelvertaling, die door toedoen van het Nederlands Bij bel Genootschap tot stand is gekomen. Toch zal men zich wellicht afvragen: waarom een speciale actie voor de Bijbel? Dat zal voor leden van een Protestantse kerk toch niet nodig zijn, omdat voor hen immers de Bijbel het uitgangspunt van ge loof en leven is! Het is inderdaad waar, dat dit boek nog steeds het meest gekocht en verspreid wordt van alle boeken, maar de vraag is: wordt de Bijbel ook gelezen. Daarover is men in de Hervormde Kerk niet gerust en vandaar deze actie voor her nieuwd bijbelgebruik, waarbij gedacht wordt aan het werkelijk openslaan van de Bijbel in de gemeente, in kringverband, in gezinsverband, in het particuliere leven. Men hore de kanselboodschap, die mor- 8 gen in alle Hervormde kerkdiensten wordt 2 voorgelezen. Daarin zegt de synode tot de kerk'/.angers: „De ware schat der Kerk is het Woord Gods. Dit Woord, dat wij in de Bijbel hebben, mogen heel veel volken in hun eigen tal horen, dank zij het zegenrij ke werk van de bijbelgenootschappen. Wy 0 hebben die arbeid dan ook met vreugde 8 herdacht. Nu is het zaak, dat deze schat in onze Kerk en onder ons volk bewaard 8 en gewaardeerd wordt. Waar wij de Bijbel 8 biddend ter hand nemen, ontdekken wij de X rijkdom van het Woord. Het geregelde ge el bruik van de Bijbel is van levensbelang 8 voor de gemeente. Wij leren dan naar het 1 Woord te wandelen en in de weg Gods te 8 blijven. o Met het Woord moeten we uitgaan in de 8 wereld van vandaag, die zonder de kenni3 8 van dit Woord aan haar armoede te gronde 8 gaat. Zij moét het horen en elk gemeente- lid draagt hierin zijn eigen verantwoorde- üjkheid. De actie, die onder het motto „De X Grote Trek" dit najaar gevoerd wordt, wil aan dit doel dienstbaar zijn en wordt door o de Generale Synode met nadruk bij u a an il bevolen". Op verscheidene plaatsen kwam men 3 Zondag opzettelijk voor deze I.K.O.R.- 3 dienst samen om zo als het ware present k te zijn toen in de Utrechtse Domkerk dr. 8 E. Emmen, secretaris-generaal der Her- 8 vormde Kerk en mr. A. W. Kist, directeur 8 van „Kerk en Wereld", in een bijzondere en officiële dienst de actie openden. 8 Hoe gaat men dan daarna practisch te 8 werk? De organisatoren van deze actie hebben uitnemend propaganda- en studie- - materiaal verstrekt. Verder hebben zij gro- te lijnen uitgestippeld en verschillende mo- 8 gelijkheden aangewezen, die uitgewerkt x kunnen worden al naar gelang de aard, de grootte en het initiatief van de gemeente. 8 Zo zullen er duizenden folders en bijbelroos- 8 ters worden verspreid, zullen er in talrijke 8 gemeenten bijbelstudiekringen worden ge es vorrnd, zal er gedurende de komende maan- den in de kerkdiensten de aandacht op het 3 bijbelgebruik worden gevestigd, zoals trou- wens eveneens in de catechese. Ook het 8 Evangelisatieblad „De Open Deur" heeft zich op „De Grote Trek" ingesteld. 8 Op deze en nog vele andere manieren zal men pogen om de mensen voor het eerst of o opnieuw te brengen tot het, niet alleen ko- 8 pen, maar ook lezen en verstaan van de 8 Bijbel, als de Goddelijke oorkonde voor ge- 8 loof en leven. De Benelux bestaat in 1954 tien jaar. Dit „jubileum" verleent mede een bijzonder ac cent aan het concert in het Houtrustge- bouw te 's-Gravenhage op Prinsjesdag, dat belangeloos wordt verzorgd door het sym- phonie-orkest van de Belgische Radio-Om roep onder leiding van zijn eerste dirigent Franz And ré. met medewerking van Oor a de Groot, plano. 5 De Belgische componist Marcel Poot, di- 2 recteur van het Koninklijk Conservatorium 3 te Brussel, wiens Derde Symfonie wordt uitgevoerd, zal het concert bijwonen. Diep in het bos woonde eens een ka bouter, die alleen was overgebleven van een heel kaboutervolk, dat verhuisd was naar een ander bos. Dat vond Kwink, de kabouter, helemaal niet zo erg, maar soms dacht hij toch wel eens: „Ik wou dat ik een vriendje had". Op een goede dag vond hij er één. Het gebeurde op een hele rare manier. Het was warm en Kwink zocht naar een beekje of een bronnetje om een beetje water te zoeken, want hij had dorst gekregen van het lopen over het mos. Opeens kwam hij aan een open plek en voor zich zag Kwink een muur tje: een rond muurtje. Eerst dacht hij dat het misschien een kabouterhuisje was, maar toen hij beter keek en op zijn tenen ging staan, zag hij dat er geen dak op het huisje was. Maar je, dacht hij, misschien heeft de kabouter die hier woont geen tijd of geen geld om een 8 dak op het huisje was. Maar ja, dacht tegen het muurtje op en keek naar be neden. Wat was het donker in dat huis! Kwink kon niets zien. „Hola, is daar iemand?" riep hij. Heel ver beneden hem hoorde hij een stemmetje roepen: „Hola" is daar iemand?". „Hé", zei Kwink en „hé" zei het man netje beneden hem. „Ik ben Kwink", riep Kwink. „Ik ben Kwink", zei het stemmetje daar beneden. Daar moest Kwink zó om lachen, dat er nog een mannetje bestond dat Kwink heette, dat hij het uitschaterde. Het mannetje beneden schaterde meteen met hem mee. „Ik vind jou een grapjas" riep Kwink. „Ik vind jou een grapjas", zei het mannetje. Dit figuurtje kun je uitzagen en met plakkaatverf schilderen. Het is leuk om Klaas Vaak boven je bed te hangen, dan ben je 's avonds gauw in slaap. 20 SEPTEMBER 1954 Onze medewerkster Mies Bouhuys, de jonge dichteres dia wekelijks in „Erbij" het tekstgedeelte van de jeugdrubriek voor haar rekening neemt, heeft veel succes ge oogst met haar eerste kinderstuk: „Jacht op een ponnie". Op de generale repetitie hiervan door de to neelgroep Puck in het Nieuwe de la Mar- theater in Amster dam werd deze foto gemaakt, die haar sa men met de titelheld laat zien, een rood fluwelen paardje, door de beeldhouwer Paul Koning ontiuor- pen. Zij is al aan een nieuw stuk begonnen, waarvan de titel reeds vaststaat. Maar die wil zij liever nog geheim houden, want het is nooit zeker of een eerste inval aan het einde van het werk behouden blijft. keer vergist." Dat deden we waarschijn lijk allemaal wel een paar keer. Maar nu is dat afgelopen. Parijs is een bijna onwezenlijk stille stad geworden. Geen toeters, de vuilnis emmers die ook op prefectoraal bevel nu voorzichtig neergezet worden in plaats van gekwakt, steeds meer knal- potten op de uitlaat van auto's en moto ren en alle radio's enkele decibellen zachter. De heer Dubois heeft op alle fronten gewonnen. En een eerste resul taat daarvan is, dat de gemiddelde snel heid van het auto-verkeer aanzienlijk is gedaald. Tot 1 Augustus was het de ge woonte (en bovendien tot kort daarvoor verplicht) voor iedere zijstraat te toete ren. Dat gaf de automobilist een gevoel van veiligheid en met zestig of zeventig kilometer per uur schoot hij brullend door de straten. Tot er uit een zijstraat een antwoord op zijn toeteren kwam en dé regel in werking trad, dat onder alle omstandigheden het verkeer van rechts rigoureus voorrang heeft. Dat gaf, als van rechts een steegje op oc-n boulevard uitkwam, wel eens moeilijkheden. Dit is nu afgelopen, want iedereen moet ge woon opletten en langzamer rijden. Niet ól te langzaam natuurlijk, want dat ligt de Fransman niet, maar toch wel iets. De prefectuur heeft bekend gemaakt, dat het aantal verkeersongelukken in de stad niet is toegenomen en de politie heeft slechts een paar honderd bekeu ringen voor toeteren-in-overtreding hoeven uitdelen. Die kosten twaalfhon derd francs per keer. Onmiddellijk na dit eerste succes is de nieuwe prefect aan een volgende, even nuttige -campagne begonnen: voetgan gers moeten oversteken op de spijker paden. Na een eerste week van clemen tie, is men gaan bekeuren. Het tarief is vijfhonderd francs. Bij de stations, waar al die honderdduizenden vacantiegan- gers uitkomen, staan de politie-agenten met gestrenge blik klaar om de menig ten binnen de spijkerpaden te loodsen. Daar worden nog geen bekeuringen ge geven, maar wie dieper de stad in een belangrijke straat systeemloos over steekt, is er bij. Men kan zich afvragen, of het deze onverbiddelijk uitgedeelde bekeuringen zijn, die het succes van de acties hebben verzekerd. Ik geloof het niet. De Pa rij- zenaar is, ondanks al zijn vreemde repu taties in het buitenland, een betrekkelijk ordelievend mens. En tenslotte had iedereen genoeg van het oorverdovend lawaai. A. S. H. Hollanddat is niet alleen het land van de molens, bloemen en klompen, van de kust en de kunst, neen, Holland is ook het land van de witte gordijnen, van de tevreden mensen, van lifters en zangers en de billijke prijzen. Dat is tenminste de verzamelde indruk ven de vele Zweden, die dit jaar door Neder land zijn getrokken en nu de pen ter hand hebben genomen om te verhalen van de lage landen aan de zee. Zij vertellen van de oude genever, de lucht van teer en tabak van Amsterdam, van de charme van Den Haag en van het fasci nerende rhythme van Rotterdam. En zelfs de provincie komt niet te kort. ROTTERDAM HEEFT bij de Zweden sn.. een streepje voor. Hier is de Zweedse kerk Wat zegt u hebt u werkelijk nog nooit een liegende Schotel gezien. Dat is en 'n vrij actieve kolonie. Van hier uit gaan dan heel erg dom en achterlijk van u, want volgens de Amerikaanse professor de lijnen naar Scandinavië en daar zetelt TT ru 11 j 11 het Noord-Europa Instituut. Bovendien George Adamski zijn zij er altijd en overal. U hoeft alleen maar de blik naar hebben de Zweden veel respect voor het- Roven te richten, systematisch en zonder ophouden, om er een paar te verschal- geen Rotterdam verricht. Wat Zweden i i i j graas zou willen, wordt in Rotterdam ge- ken, soms bij hele eskaders tegelijk, soms als dwalende solitairtjes, sprekend ge daan Er wordt gebouwd en gewerkt en lijkend op deze moderne lampekappen in Milaan. Ook in onze contreien komen men laaf het geld rollen. De Lijnbaan wordt een dorado voor de huisvrouwen ge- zij voor, razend langs het firmament en vol duistere dreiging naar het schijnt. noemd en zelfs aan de graansilo wordt een Vanwaar komen zij en wat moeten zij van ons? Allemaal klemmende vragen, apart artikel gewijd. Wij weten niet of de Rotterdammer guller is dan de overige die u nu misschien nog met schrik vervullen. Daarom nu maar gauw omslaan Nederlanders, maar steeds wordt iets ge- naar bladzijde twee, waar de heer Adamski ons vertelt, dat er geen reden is zegd over de vrijgevigheid, zoals een aan- i j i geboden maaltijd, een gratis haventocht bang te zijn dat zij ons redden komen (Van onze correspondent in Stockholm) DE AMSTERDAMMERS leven eigenlijk net als op een schip, constateert Stoekholms Tidningen. Dat is juist het grote verschil tussen de Nederlandse en de Zweedse hoofdstad, die beide hun ontstaan aan de scheepvaart hebben te danken: terwijl de Stockholmers landratten zijn, diie zich af en toe aan boord hebben begeven, is de Amsterdammer een zeeman, die zijn anker heeft uitgegooid. De schrijver verhaalt van een Zweed, die dacht de Scandinavien Express te hebben gemist, toen hij de windwijzer van het Centraal Station op 8 uur zag staan. Men moet wel een zeeman zijn, meende de Zweed, om op het station de richting van de wind aan te geven. De indruk, dat Am sterdam eigenlijk een grote haven is, wordt nog bevestigd als men door de stad loopt en de grachten ziet. De huizen zien er dan door hun rijkversierde, smalle gevels uit, alsof het kostbare achterstevens zijn van naast elkaar gemeerde schepen uit de zeventiende eeuw. Al uit de huizenbouw blijkt het indivi dualisme, dat een zeevarend volk eigen is. Aan vele huizen we citeren nog steeds het artikel zit bovendien een soort laad boom. de zogenaamde hijsbalk. Ook binnen krijgt men de indruk, met een schip te maken te hebben. Loop maar eens op die trappetjes van het tweede naar het eerste dek, pardon, van de tweede naar de eer ste verdieping. De ramen zijn groot, om de vrouwen de mogelijkheid te geven naar hun zeevarende mannen uit te kijken. Van buiten zijn ze lastig schoon te houden, maar voor dat werk zijn er glazenwassers, die met hun laddertjes aan de huizen han gen als matrozen, die hun schip een grote beurt geven. OVER DEN HAAG leest men veel lof waardigs, vooral over Madurodom. Vele Zweden kennen deze stad een bepaalde charme toe. De terrasjes vindt men gezel lig en de mensen zijn er minder druk. Een journalist vertelt in een tiental sociaal democratische bladen juist voor zo'n ter rasje het symbool van de Hollander te hebben ontdekt. Het was een bij de Hage naars zeker bekende witte straatmuzikant, die zijn accordeon handig bespeelde en met zijn ellebogen een grote trom bewerkte. Op deze trom waren nog bekkens, die door zijn rechter voet in beweging werden ge bracht. Hij had bovendien een fluitje in de mond en op zijn hoofd troonde een vreemd soortige muts met tientallen belletjes Kijk. zégt nu de verslaggever, die muzi kant symboliseerde de Hollander. Om in dit land aan de kost te komen, moet men een beroep kennen, zoals accordeonspelen En bovendien moet men zijn hoofd en zijn ellebogen weten te gebruiken. GELOOF NIET, lezer, dat alle stukken één en al vriendelijkheid uitstralen. Neem deze beschouwing, onder een kop van zeven kolom in Göteborgs Posten, het op één na grootste blad van Zweden: „Wachtend op mijn geld zie ik de pro curatiehouder uit zijn kamer komen en tussen de bureaux van de grote zaal lopen. Hij draagt zijn waardigheid en rang met het exhibitionisme van een mannequin. Hij heeft evenveel uniform als een generaal, maar die „uniform" zit onder zijn kleren en is huid en natuur geworden, een kle dingstuk gesneden uit correctheid en plichtsbesef. Eén en al resignatie. Hij houdt zich met grote vraagstukken bezig. Af en toe ontwaakt hij uit zijn gedachten en dan is het alsof hij zijn werkkamer verlaat. Hij staat als een paal in de zaal en draagt met heel zijn autoriteit het grote gewelf van dit bankhuis. Iedere beweging is gespeeld, om de belangrijkheid van zijn positie te vertolken. Het is het begin van een dans kunst.... de dans van de procuratiehou der in het ballet". NATUURLIJK ONTBREEKT ook niet een hymne op het landschap der Noorde lijke provincies. Fietsende tussen Gronin gen en Leeuwardendeed een Zuid-Zweed een belangrijke ontdekking. Hij merkte hoe zijn dochtertje van twee jaar op haar fiets- stoeltje begon te neuriën. Moeh-moeh baa-baa.... woef-woefHet was een opsomming van alle beesten, die ze langs de weg tegen kwamen. En het meisje maakte er een melodie van. Dat is voor een Zweed, die in het algemeen niet zingt, een grote verrassing. De schrijver gelooft dat fietsen het zingen stimuleert en dat is dan ook zijn verklaring, waarom de Nederlan ders aan zulke mooie stemmen komen. In het Christelijk dagblad „Dagen" be vestigt iemand deze bewering na aan een enkele godsdienstoefening in Haarlem te hebben deelgenomen. Wat een enthousias me, wat een bezielende zang leeft in deze gemeente. schrijft hij. PARIJS. Toen op 1 Augustus politie- prefect André Dubois een toeterverbod voor heel Parijs instelde, zei iedereen: „Het mag hem nu misschien wel lukken, maar wacht eens tot September als iedereen van vacantie terugkomt. Dan begint het weer." Het is nu ruim in Sep tember en ik neem aan, dat de meeste Parijzenaars van hun vacantie terug zijn. Maar het is stil gebleven. Bijna vex-bijs- terend stil. Hoewel men nog steeds mag toeteren in een noodgeval, wordt er helemaal niet meer getoeterd. Waar schijnlijk is de gemiddelde chauffeur bang, dat hij de oude smaak weer te pakken zou krijgen als hij het klaxon- knopje weer één keertje aarzelend be roert. En niemand schijnt het ook maar voor een ogenblik te vergeten. In de eerste dagen zeiden wij nog tegen elkaar: „Heb jij nou nog mensen horen toete ren?" en dan zei de ander: „Nee, nie mand, behalve mezelf, ik heb me een

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 11