Stille stad
De Grote Trek
ZWEDEN VONDEN GELUK
IN NEDERLAND
SPREEKWOORDENRAADSEL
Een spelletje
KERKELIJK LEVEN
acht pagina's bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlemsche Courant
Land van witte gordijnen
Feestmutsen
Prinsjesdagconcert door
Belgisch-radio-orkest
Mies Bouhuys
met haar
rode ponnie
Gul Rotterdam
Een Haags terrasje
Maar ook critiek
KAT EN MUIS. De kinderen maken
een flinke, ruime kring. Eén is de kat
en er zijn bijvoorbeeld drie muizen. De
kat komt in de kring, de muizen gaan
er buiten. Op een gegeven teken begin
nen kat en muizen te lopen. De kring
houdt de armen hoog als poortjes, om
de muizen door te laten, maar de kat
proberen ze telkens tegen te houden
door de armen naar omlaag te doen.
De kat moet proberen door middel van
een tikje de muizen te vangen. Zijn
allen gevangen, dan komen een andere
kat en muizen aan de beurt.
In ieder spreekwoord staat een dierennaam, welke niet goed is. Kun jij er de
goede voor invullen?
1. Men moet een gegeven muis niet in de bek kijken.
2. Als de kat van huis is, dansen de koeien op tafel.
3. Blaffende kippen bijten niet.
4. Met de paarden op stok gaan.
5. Oude katten uit de sloot halen.
„Wil je mijn vriendje zijn?" vroeg
Kwink.
„Wil je mijn vriendje zijn?" vroeg
het mannetje.
„Afgesproken", zei Kwink.
„Afgesproken", zei het mannetje.
Van die dag af waren ze vrienden.
Kwink bouwde een nieuw huisje naast
dat van zijn vriendje, 's Morgens als hij
opstond ging hij eerst naar buiten, boog
zich over het muurtje en riep vrolijk:
„Goeiemorgen".
„Goeiemorgen", riep zijn vriendje
vrolijk terug.
„Goed geslapen?" vroeg Kwink.
„Goed geslapen", antwoordde het
mannetje. Dat ging zo de hele dag door.
Bij alles wat Kwink deed. praatte hij
met het mannetje en op alles kreeg hij
antwoord.
Tot op een goede dag de mensen kwa
men, de mensen die al zo veel geluk
kige kabouters uit de bossen hebben
weggejaagd. Eerst kwam er één man,
een hele slimme man. Hij hoorde het
vrolijke gepraat dat wel uit de grond
leek te komen. Wie zou daar toch wo
nen? dacht die man, een mens? Maar
waarom komt hij dan niet naar buiten
en blijft hij maar onder de grond?
Toen Kwink ging slapen en welte
rusten riep naar zijn vriendje, dat ook
welterusten terugriep, sloop de slimme
man naar het muurtje.
„Hallo", riep hij, „is daar iemand?".
„Hallo", riep het mannetje, „is daar
iemand?".
Die slimme man begon te lachen, net
als Kwink de eerste keer gedaan had.
„Dat is grappig", zei hij. „Dat is grap
pig", zei het mannetje.
Die slimme man ging heel lang na
denken en toen Kwink allang sliep had
die man zijn plan gemaakt. Hij ging
naar huis, maar de volgende dag, toen
het hele bos nog sliep, was hij alweer
terug. Met een heleboel andere mensen
deze keer. Kwink schrok ervan toen hij
hun harde stemmen hoorde. Wat wilden
ze? Hij hoorde ze met zijn vriendje pra
ten en lachen en zijn vriendje praatte
en lachte terug. Kwink durfde niet voor
de dag te komen. Hij hield niet van
mensen. Pas 's avonds toen het donker
was, ging hij zijn huisje uit. En wat
zag hij? Om het huisje van zijn vriendje
heen waren de mannen een veel groter
huis aan het bouwen, zo één als waar
mensen in wonen.
Héél treurig riep Kwink „welterus
ten" en heel treurig riep zijn vriendje
„welterusten" terug.
Een week later stond er een blinkend
geverfd huis om het muurtje heen en
erbuiten stonden tafels en stoeltjes waar
je iets drinken kon. Iedereen, die be
taalde, mocht met het mannetje onder
de grond praten. De slimme man werd
er rijk van. Zijn zakken stonden bol
van het geld dat hij met zijn echoput,
want zo noemde hij het huisje van
Kwinks vriendje, verdiend had. Kwink
zelf zat heel treurig de hele dag in zijn
huisje dat niemand wist, vlak bij de
tafeltjes en stoelen waar de mensen iets
kwamen drinken als ze met het man
netje gepraat hadden. Hij kreeg geen
kans meer om met zijn vriendje te pra
ten, alleen 's morgens heel vroeg of
's avonds laat als de mensen naar huis
toe waren. En de slimme man heeft me
zelf verteld dat hij een enkel keertje,
als hij met zijn blinkende auto aan
kwam rijden, een heel treurig stem
metje in de echoput „welterusten" of
„goedemorgen" hoorde roepen. En net
als hij dan dichterbij kwam, ritselde er
iets in de struiken alsof een heel klein
mannetje, niet groter dan een kabouter,
zich daar verstopte.
MIES BOUHUYS
Als er een jarig is, of er is een ander
feest, is het leuk om een feestmuts te
dragen. Hierbij staan er twee afgebeeld,
die heus niet zo erg moeilijk te maken
zijn. De ene is gemaakt van een kar
tonnen fruitbakje, met daarop gelijmd
een kartonnen ijsbekertje. Je kunt deze
leuk beschilderen met plakkaatverf,
een bandje er onder aan en het is klaar.
De andere wordt gemaakt van een
sigarendoosje, waar in de bodem een
rond gat is geknipt. Dit doosje wordt
met kleurig papier beplakt en er boven
op komt een versiering van twee dotten
watten en twee pijpeschoonmakers met
daarop papieren bloemen. Ook aan deze
muts een bandje bevestigen en het feest
kan beginnen.
Wat eten vandaag de muisjes
in holletjes en in huisjes?
Beschuit met rose muisjes!
Want in het keukenkastje,
vlak naast het bordenkwastje,
vlak naast de emmer en de dweil,
vlak naast de vimbus en de teil
en naast de pot met oren,
zijn in het nest van moeder Piep
acht langstaartjes geboren.
Acht? zei ik. 't Zijn er negen,
maar die negende heeft, werkelijk
waar,
die negende heeft van de ooievaar
geen staartje meegekregen.
Maar dacht je dat iemand daar
iets om geeft,
om een kleine muis die geen
staartje heeft?
Nu hoeft hij geen vloeren te vegen
en geen kat die hem ooit te vangen
weet,
want waar krijgt die kat dat
muisje ooit beet?
Per slot van rekening is het maar
fijn
om zonder staartje geboren te zijn,
zeggen de andere muisjes
in holletjes en in huisjes,
met hun mond vol beschuit met
muisjes
MIEfj BOUHUYS
Zondag 19 September begon onder
het motto „De Grote Trek" een be
langrijke landelijke actie uitgaande van
de Hervormde Kerk. Aangezien ook in
Haarlem en de omliggende gemeenten veel
aandacht aan deze actie wordt be
steed, willen wij u een en ander meedelen
omtrent de achtergrond en de bedoeling
van wat er op het punt staat te gebeuren.
Op vele en uiteenlopende wijzen wil de
Hervormde Kerk de aandacht van haar le
den richten op de Bijbel. Het is niet toe
vallig, dat dit juist nu gebeurt. De bijbel
genootschappen, die voor de vertaling en
de verspreiding van de Bijbel zorgen, vie
ren namelijk in 1954 een jubileum: in 1804
werd opgericht „The British and Foreign
Bible Society". Voorts mag men deze bij
bel-actie ook zien als een uiting van dank
baarheid voor de nieuwe bijbelvertaling,
die door toedoen van het Nederlands Bij
bel Genootschap tot stand is gekomen.
Toch zal men zich wellicht afvragen:
waarom een speciale actie voor de Bijbel?
Dat zal voor leden van een Protestantse
kerk toch niet nodig zijn, omdat voor hen
immers de Bijbel het uitgangspunt van ge
loof en leven is! Het is inderdaad waar, dat
dit boek nog steeds het meest gekocht en
verspreid wordt van alle boeken, maar de
vraag is: wordt de Bijbel ook gelezen.
Daarover is men in de Hervormde Kerk
niet gerust en vandaar deze actie voor her
nieuwd bijbelgebruik, waarbij gedacht
wordt aan het werkelijk openslaan van de
Bijbel in de gemeente, in kringverband, in
gezinsverband, in het particuliere leven.
Men hore de kanselboodschap, die mor-
8 gen in alle Hervormde kerkdiensten wordt
2 voorgelezen. Daarin zegt de synode tot de
kerk'/.angers: „De ware schat der Kerk is
het Woord Gods. Dit Woord, dat wij in de
Bijbel hebben, mogen heel veel volken in
hun eigen tal horen, dank zij het zegenrij
ke werk van de bijbelgenootschappen. Wy
0 hebben die arbeid dan ook met vreugde
8 herdacht. Nu is het zaak, dat deze schat
in onze Kerk en onder ons volk bewaard
8 en gewaardeerd wordt. Waar wij de Bijbel
8 biddend ter hand nemen, ontdekken wij de
X rijkdom van het Woord. Het geregelde ge
el bruik van de Bijbel is van levensbelang
8 voor de gemeente. Wij leren dan naar het
1 Woord te wandelen en in de weg Gods te
8 blijven.
o Met het Woord moeten we uitgaan in de
8 wereld van vandaag, die zonder de kenni3
8 van dit Woord aan haar armoede te gronde
8 gaat. Zij moét het horen en elk gemeente-
lid draagt hierin zijn eigen verantwoorde-
üjkheid. De actie, die onder het motto „De
X Grote Trek" dit najaar gevoerd wordt, wil
aan dit doel dienstbaar zijn en wordt door
o de Generale Synode met nadruk bij u a an
il bevolen".
Op verscheidene plaatsen kwam men
3 Zondag opzettelijk voor deze I.K.O.R.-
3 dienst samen om zo als het ware present
k te zijn toen in de Utrechtse Domkerk dr.
8 E. Emmen, secretaris-generaal der Her-
8 vormde Kerk en mr. A. W. Kist, directeur
8 van „Kerk en Wereld", in een bijzondere
en officiële dienst de actie openden.
8 Hoe gaat men dan daarna practisch te
8 werk? De organisatoren van deze actie
hebben uitnemend propaganda- en studie-
- materiaal verstrekt. Verder hebben zij gro-
te lijnen uitgestippeld en verschillende mo-
8 gelijkheden aangewezen, die uitgewerkt
x kunnen worden al naar gelang de aard, de
grootte en het initiatief van de gemeente.
8 Zo zullen er duizenden folders en bijbelroos-
8 ters worden verspreid, zullen er in talrijke
8 gemeenten bijbelstudiekringen worden ge
es vorrnd, zal er gedurende de komende maan-
den in de kerkdiensten de aandacht op het
3 bijbelgebruik worden gevestigd, zoals trou-
wens eveneens in de catechese. Ook het
8 Evangelisatieblad „De Open Deur" heeft
zich op „De Grote Trek" ingesteld.
8 Op deze en nog vele andere manieren zal
men pogen om de mensen voor het eerst of
o opnieuw te brengen tot het, niet alleen ko-
8 pen, maar ook lezen en verstaan van de
8 Bijbel, als de Goddelijke oorkonde voor ge-
8 loof en leven.
De Benelux bestaat in 1954 tien jaar. Dit
„jubileum" verleent mede een bijzonder ac
cent aan het concert in het Houtrustge-
bouw te 's-Gravenhage op Prinsjesdag, dat
belangeloos wordt verzorgd door het sym-
phonie-orkest van de Belgische Radio-Om
roep onder leiding van zijn eerste dirigent
Franz And ré. met medewerking van Oor
a de Groot, plano.
5 De Belgische componist Marcel Poot, di-
2 recteur van het Koninklijk Conservatorium
3 te Brussel, wiens Derde Symfonie wordt
uitgevoerd, zal het concert bijwonen.
Diep in het bos woonde eens een ka
bouter, die alleen was overgebleven van
een heel kaboutervolk, dat verhuisd
was naar een ander bos. Dat vond
Kwink, de kabouter, helemaal niet zo
erg, maar soms dacht hij toch wel eens:
„Ik wou dat ik een vriendje had".
Op een goede dag vond hij er één.
Het gebeurde op een hele rare manier.
Het was warm en Kwink zocht naar
een beekje of een bronnetje om een
beetje water te zoeken, want hij had
dorst gekregen van het lopen over het
mos. Opeens kwam hij aan een open
plek en voor zich zag Kwink een muur
tje: een rond muurtje. Eerst dacht hij
dat het misschien een kabouterhuisje
was, maar toen hij beter keek en op
zijn tenen ging staan, zag hij dat er geen
dak op het huisje was. Maar je, dacht
hij, misschien heeft de kabouter die hier
woont geen tijd of geen geld om een
8 dak op het huisje was. Maar ja, dacht
tegen het muurtje op en keek naar be
neden. Wat was het donker in dat huis!
Kwink kon niets zien. „Hola, is daar
iemand?" riep hij. Heel ver beneden
hem hoorde hij een stemmetje roepen:
„Hola" is daar iemand?".
„Hé", zei Kwink en „hé" zei het man
netje beneden hem.
„Ik ben Kwink", riep Kwink.
„Ik ben Kwink", zei het stemmetje
daar beneden.
Daar moest Kwink zó om lachen, dat
er nog een mannetje bestond dat Kwink
heette, dat hij het uitschaterde. Het
mannetje beneden schaterde meteen met
hem mee.
„Ik vind jou een grapjas" riep Kwink.
„Ik vind jou een grapjas", zei het
mannetje.
Dit figuurtje kun je uitzagen en met
plakkaatverf schilderen. Het is leuk om
Klaas Vaak boven je bed te hangen,
dan ben je 's avonds gauw in slaap.
20 SEPTEMBER 1954
Onze medewerkster
Mies Bouhuys, de
jonge dichteres dia
wekelijks in „Erbij"
het tekstgedeelte van
de jeugdrubriek voor
haar rekening neemt,
heeft veel succes ge
oogst met haar eerste
kinderstuk: „Jacht op
een ponnie". Op de
generale repetitie
hiervan door de to
neelgroep Puck in het
Nieuwe de la Mar-
theater in Amster
dam werd deze foto
gemaakt, die haar sa
men met de titelheld
laat zien, een rood
fluwelen paardje,
door de beeldhouwer
Paul Koning ontiuor-
pen. Zij is al aan een
nieuw stuk begonnen,
waarvan de titel
reeds vaststaat. Maar
die wil zij liever nog
geheim houden, want
het is nooit zeker of
een eerste inval aan
het einde van het
werk behouden blijft.
keer vergist." Dat deden we waarschijn
lijk allemaal wel een paar keer. Maar
nu is dat afgelopen.
Parijs is een bijna onwezenlijk stille
stad geworden. Geen toeters, de vuilnis
emmers die ook op prefectoraal bevel
nu voorzichtig neergezet worden in
plaats van gekwakt, steeds meer knal-
potten op de uitlaat van auto's en moto
ren en alle radio's enkele decibellen
zachter. De heer Dubois heeft op alle
fronten gewonnen. En een eerste resul
taat daarvan is, dat de gemiddelde snel
heid van het auto-verkeer aanzienlijk is
gedaald. Tot 1 Augustus was het de ge
woonte (en bovendien tot kort daarvoor
verplicht) voor iedere zijstraat te toete
ren. Dat gaf de automobilist een gevoel
van veiligheid en met zestig of zeventig
kilometer per uur schoot hij brullend
door de straten. Tot er uit een zijstraat
een antwoord op zijn toeteren kwam en
dé regel in werking trad, dat onder alle
omstandigheden het verkeer van rechts
rigoureus voorrang heeft. Dat gaf, als
van rechts een steegje op oc-n boulevard
uitkwam, wel eens moeilijkheden. Dit is
nu afgelopen, want iedereen moet ge
woon opletten en langzamer rijden. Niet
ól te langzaam natuurlijk, want dat ligt
de Fransman niet, maar toch wel iets.
De prefectuur heeft bekend gemaakt,
dat het aantal verkeersongelukken in de
stad niet is toegenomen en de politie
heeft slechts een paar honderd bekeu
ringen voor toeteren-in-overtreding
hoeven uitdelen. Die kosten twaalfhon
derd francs per keer.
Onmiddellijk na dit eerste succes is de
nieuwe prefect aan een volgende, even
nuttige -campagne begonnen: voetgan
gers moeten oversteken op de spijker
paden. Na een eerste week van clemen
tie, is men gaan bekeuren. Het tarief is
vijfhonderd francs. Bij de stations, waar
al die honderdduizenden vacantiegan-
gers uitkomen, staan de politie-agenten
met gestrenge blik klaar om de menig
ten binnen de spijkerpaden te loodsen.
Daar worden nog geen bekeuringen ge
geven, maar wie dieper de stad in een
belangrijke straat systeemloos over
steekt, is er bij.
Men kan zich afvragen, of het deze
onverbiddelijk uitgedeelde bekeuringen
zijn, die het succes van de acties hebben
verzekerd. Ik geloof het niet. De Pa rij-
zenaar is, ondanks al zijn vreemde repu
taties in het buitenland, een betrekkelijk
ordelievend mens. En tenslotte had
iedereen genoeg van het oorverdovend
lawaai.
A. S. H.
Hollanddat is niet alleen het land van de molens, bloemen en klompen,
van de kust en de kunst, neen, Holland is ook het land van de witte gordijnen,
van de tevreden mensen, van lifters en zangers en de billijke prijzen. Dat is
tenminste de verzamelde indruk ven de vele Zweden, die dit jaar door Neder
land zijn getrokken en nu de pen ter hand hebben genomen om te verhalen
van de lage landen aan de zee. Zij vertellen van de oude genever, de lucht van
teer en tabak van Amsterdam, van de charme van Den Haag en van het fasci
nerende rhythme van Rotterdam. En zelfs de provincie komt niet te kort.
ROTTERDAM HEEFT bij de Zweden sn..
een streepje voor. Hier is de Zweedse kerk Wat zegt u hebt u werkelijk nog nooit een liegende Schotel gezien. Dat is
en 'n vrij actieve kolonie. Van hier uit gaan dan heel erg dom en achterlijk van u, want volgens de Amerikaanse professor
de lijnen naar Scandinavië en daar zetelt TT ru 11 j 11
het Noord-Europa Instituut. Bovendien George Adamski zijn zij er altijd en overal. U hoeft alleen maar de blik naar
hebben de Zweden veel respect voor het- Roven te richten, systematisch en zonder ophouden, om er een paar te verschal-
geen Rotterdam verricht. Wat Zweden i i i j
graas zou willen, wordt in Rotterdam ge- ken, soms bij hele eskaders tegelijk, soms als dwalende solitairtjes, sprekend ge
daan Er wordt gebouwd en gewerkt en lijkend op deze moderne lampekappen in Milaan. Ook in onze contreien komen
men laaf het geld rollen. De Lijnbaan
wordt een dorado voor de huisvrouwen ge- zij voor, razend langs het firmament en vol duistere dreiging naar het schijnt.
noemd en zelfs aan de graansilo wordt een Vanwaar komen zij en wat moeten zij van ons? Allemaal klemmende vragen,
apart artikel gewijd. Wij weten niet of de
Rotterdammer guller is dan de overige die u nu misschien nog met schrik vervullen. Daarom nu maar gauw omslaan
Nederlanders, maar steeds wordt iets ge- naar bladzijde twee, waar de heer Adamski ons vertelt, dat er geen reden is
zegd over de vrijgevigheid, zoals een aan- i j i
geboden maaltijd, een gratis haventocht bang te zijn dat zij ons redden komen
(Van onze correspondent in Stockholm)
DE AMSTERDAMMERS leven eigenlijk
net als op een schip, constateert Stoekholms
Tidningen. Dat is juist het grote verschil
tussen de Nederlandse en de Zweedse
hoofdstad, die beide hun ontstaan aan de
scheepvaart hebben te danken: terwijl de
Stockholmers landratten zijn, diie zich af
en toe aan boord hebben begeven, is de
Amsterdammer een zeeman, die zijn anker
heeft uitgegooid.
De schrijver verhaalt van een Zweed, die
dacht de Scandinavien Express te hebben
gemist, toen hij de windwijzer van het
Centraal Station op 8 uur zag staan. Men
moet wel een zeeman zijn, meende de
Zweed, om op het station de richting van
de wind aan te geven. De indruk, dat Am
sterdam eigenlijk een grote haven is, wordt
nog bevestigd als men door de stad loopt
en de grachten ziet. De huizen zien er dan
door hun rijkversierde, smalle gevels uit,
alsof het kostbare achterstevens zijn van
naast elkaar gemeerde schepen uit de
zeventiende eeuw.
Al uit de huizenbouw blijkt het indivi
dualisme, dat een zeevarend volk eigen is.
Aan vele huizen we citeren nog steeds
het artikel zit bovendien een soort laad
boom. de zogenaamde hijsbalk. Ook binnen
krijgt men de indruk, met een schip te
maken te hebben. Loop maar eens op die
trappetjes van het tweede naar het eerste
dek, pardon, van de tweede naar de eer
ste verdieping. De ramen zijn groot, om de
vrouwen de mogelijkheid te geven naar
hun zeevarende mannen uit te kijken. Van
buiten zijn ze lastig schoon te houden,
maar voor dat werk zijn er glazenwassers,
die met hun laddertjes aan de huizen han
gen als matrozen, die hun schip een grote
beurt geven.
OVER DEN HAAG leest men veel lof
waardigs, vooral over Madurodom. Vele
Zweden kennen deze stad een bepaalde
charme toe. De terrasjes vindt men gezel
lig en de mensen zijn er minder druk. Een
journalist vertelt in een tiental sociaal
democratische bladen juist voor zo'n ter
rasje het symbool van de Hollander te
hebben ontdekt. Het was een bij de Hage
naars zeker bekende witte straatmuzikant,
die zijn accordeon handig bespeelde en met
zijn ellebogen een grote trom bewerkte. Op
deze trom waren nog bekkens, die door
zijn rechter voet in beweging werden ge
bracht. Hij had bovendien een fluitje in de
mond en op zijn hoofd troonde een vreemd
soortige muts met tientallen belletjes
Kijk. zégt nu de verslaggever, die muzi
kant symboliseerde de Hollander. Om in
dit land aan de kost te komen, moet men
een beroep kennen, zoals accordeonspelen
En bovendien moet men zijn hoofd en zijn
ellebogen weten te gebruiken.
GELOOF NIET, lezer, dat alle stukken
één en al vriendelijkheid uitstralen. Neem
deze beschouwing, onder een kop van
zeven kolom in Göteborgs Posten, het op
één na grootste blad van Zweden:
„Wachtend op mijn geld zie ik de pro
curatiehouder uit zijn kamer komen en
tussen de bureaux van de grote zaal lopen.
Hij draagt zijn waardigheid en rang met
het exhibitionisme van een mannequin. Hij
heeft evenveel uniform als een generaal,
maar die „uniform" zit onder zijn kleren
en is huid en natuur geworden, een kle
dingstuk gesneden uit correctheid en
plichtsbesef. Eén en al resignatie. Hij houdt
zich met grote vraagstukken bezig. Af en
toe ontwaakt hij uit zijn gedachten en dan
is het alsof hij zijn werkkamer verlaat. Hij
staat als een paal in de zaal en draagt met
heel zijn autoriteit het grote gewelf van
dit bankhuis. Iedere beweging is gespeeld,
om de belangrijkheid van zijn positie te
vertolken. Het is het begin van een dans
kunst.... de dans van de procuratiehou
der in het ballet".
NATUURLIJK ONTBREEKT ook niet
een hymne op het landschap der Noorde
lijke provincies. Fietsende tussen Gronin
gen en Leeuwardendeed een Zuid-Zweed
een belangrijke ontdekking. Hij merkte hoe
zijn dochtertje van twee jaar op haar fiets-
stoeltje begon te neuriën. Moeh-moeh
baa-baa.... woef-woefHet was een
opsomming van alle beesten, die ze langs
de weg tegen kwamen. En het meisje
maakte er een melodie van. Dat is voor een
Zweed, die in het algemeen niet zingt, een
grote verrassing. De schrijver gelooft dat
fietsen het zingen stimuleert en dat is dan
ook zijn verklaring, waarom de Nederlan
ders aan zulke mooie stemmen komen.
In het Christelijk dagblad „Dagen" be
vestigt iemand deze bewering na aan een
enkele godsdienstoefening in Haarlem te
hebben deelgenomen. Wat een enthousias
me, wat een bezielende zang leeft in deze
gemeente. schrijft hij.
PARIJS. Toen op 1 Augustus politie-
prefect André Dubois een toeterverbod
voor heel Parijs instelde, zei iedereen:
„Het mag hem nu misschien wel lukken,
maar wacht eens tot September als
iedereen van vacantie terugkomt. Dan
begint het weer." Het is nu ruim in Sep
tember en ik neem aan, dat de meeste
Parijzenaars van hun vacantie terug zijn.
Maar het is stil gebleven. Bijna vex-bijs-
terend stil. Hoewel men nog steeds mag
toeteren in een noodgeval, wordt er
helemaal niet meer getoeterd. Waar
schijnlijk is de gemiddelde chauffeur
bang, dat hij de oude smaak weer te
pakken zou krijgen als hij het klaxon-
knopje weer één keertje aarzelend be
roert. En niemand schijnt het ook maar
voor een ogenblik te vergeten. In de
eerste dagen zeiden wij nog tegen elkaar:
„Heb jij nou nog mensen horen toete
ren?" en dan zei de ander: „Nee, nie
mand, behalve mezelf, ik heb me een