VERANTWOORD
ÏUt ali bfüMxhm,
CONSERVATISME
KERKELIJK LEVEN
Lezen in de Bijbel
Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van
Haarlems DagbladjOprechte Haarlemsche Courant
Hoe heet die stad?
Omroep-Karnerorkest
Homden wat wij hebben of
rijkdom in de toekomst?
Tsjonge jonge wat had die Pluis Eek
hoorn het druk. Al weken lang was hij
in de weer: boom in boom uit zag je
hem roetsjen. Hij plukte nootjes hier,
dennenappels daar en meestal zóveel dat
hij wel drie keer heen en weer moest
lopen, voor hij het allemaal in een holle
tje had ondergebracht. Want overal
in het bos had hij gaatjes en holletjes
gezocht om zijn eten voor de winter te
bewaren. Daar was hij in Augustus al
mee begonnen, toen nog geen enkel dier
aan de winter had gedacht. Ze hadden
hem er zelfs om uitgelachen. Maar nu
lachten ze niet meer: Pluis had gelijk
gehad: de winter kwam veel vlugger
dan ze gedacht hadden en het begon al
moeilijker te worden om in het natte
bos genoeg eten voor allemaal te vin
den. Pluis wreef zich in zijn pootjes.
Alles was nu bijna voor elkaar. Met zijn
staart veegde hij zijn holletje schoon,
legde er nog wat blaadjes en plukjes
mos recht en ging toen tevreden zitten
nadenken over al het werk dat hij ge
daan had. Ergens achter in zijn eek
hoornkopje wist hij, dat er nog iets was,
dat hij doen moest voor hij helemaal stil
kon gaan zitten en uitrusten. Hij trok
diepe rimpels boven zijn neus en zotte
In elke horizontale rij moet je een
woord van vyf letters invullen. Als je
het goed doet, komt er in de middelste
rij, van boven naar beneden de naam
van een plaats in Nederland te staan.
In de hokjes zie je een cijfer staan.
Elke letter heeft zijn eigen cijfer. Wan
neer je een paar keer hetzelfde cijfer
ziet, is dat telkens dezelfde letter. Bij
voorbeeld: als je in een hokje een D in
moet vullen en daar staat een 4 in, moet
je in alle hokjes waar een 4 in staat een
D zetten
A Een trekdier.
B Een vrucht.
C Ligt op de grond.
D Het tegengestelde van stijgen.
E Het tegengestelde van boven
F Geen roos zonder
G Eet je elke dag
H Kun je in een boot op het water.
I Loop je mee.
XXX* XX« «.OX 'XXXXXXXJOOOOCOr»
zijn oortjes recht overeind. Dat deed hij
altijd als hij nadacht. Opeens wist hij
het: hij moest de lijst waar alle geheime
holletjes en gaatjes op stonden nog uit
zijn hoofd leren. De uil had hem voor
Pluis geschreven, want zelf schrijven
kon Pluis niet.
,,Maar denk erom", had de uil gezegd,
„dat je hem uit je hoofd leert, want er
zijn wel eens eekhoorns geweest die de
lijst hebben verloren en toen de hele
winter geen eten hadden omdat ze ver
geten waren waar hun geheime holletjes
zaten'".
„Pas dus goed op, jongeman", zei hij
nog eens en hij keek Pluis door zijn uile-
bril ernstig aan.
Pluis was van dat verhaal zó onder
de indruk, dat hij de uil om een tweede
briefje had gevraagd.
„Wat moet je daar nou mee?" vroeg
die.
„Nou", zei Pluis, die eens heel slim
wou zijn, „die kostbare lijst met de ge
heime holletjes erop ga ik ook verstop
pen. Daar neem ik een apart plekje
voor. Ik weet een heel mooi. In de wil
gen bij het weiland aan de rand van het
bos zitten grote knoesten en één van
die knoesten is hol. Daar stop ik de lijst
in. Schrijf jij nou op een ander briefje
op waar die lijst ligt. Dan kan er nooit
iets gebeuren!"
De uil schreef: „In de derde holle
boom in de bovenste knoest ligt de lijst,
van de geheime holletjes van Pluis, de
eekhoorn".
„Fijn", zei Pluis, toen hij naar huis
liep, „nou kan er nooit iets gebeuren".
Hij had de ene brief meteen in de hol
le boom gebracht, de andere had hij vei
lig weggestopt in zijn nest. Nu opeens
dacht hij eraan. Hij keek over de rand
van zijn nest. Het regende wel een beet
je, maar och, het moest gebeuren en
Pluis wipte naar buiten, van boom tot
boom, tot hij aan de rand van het bos
was. Daar was het weiland en daar wa
ren de holle wilgen. De eerste, de twee
de, de derde, telde Pluis. Hup, zat hij
bij de bovenste knoest. Hij stak er zijn
pootje in en voelde het papiertje al. Hij
trok het er voorzichtig uit en hupte er
mee terug naar huis. „Zo, en nou maar
leren", zei hij tegen zichzelf en hij ging
er eens makkelijk voor zitten. Hij vouw
de het papiertje open en begon te lezen.
Maar wat was dat? Er stond alleen
maar op: „In de derde holle boom in de
bovenste knoest ligt de lijst van de ge
heime holletjes van Pluis, de eekhoorn".
Pluis kreeg een kleur over zijn eigen
lomheid. Hij had dus het verkeerde pa
lier in de boom gestopt. „Gelukkig dat
ik het andere nog heb", zei hij hardop
n hij begon haastig te zoeken tussen de
'ilaadjes en het mos van zijn nest. Hij
ïooide alles overhoop, maar hoe hij ook
;:oeht het papier vond hij niet. Pluis wist
"doh geen raad. Waar kon het zijn? Was
iet misschien met opruimen uit het nest
gewaaid Hij keek over de rand, maar
ïergens zag hij iets liggen wat op pa
lier leek. De tranen rolden over zijn
wangen en hij was nu al zo in de war
lat hij niet één van zijn geheime plek
jes meer wist. „Al mijn eten. mijn goeie
'ten", snikte hij. „Wat moet ik begin-
•ïen?"'
Hij rende naar de uil, maar die kon
hem ook niet helpen. „Ik heb je nog zó
gewaarschuwd", zei die, „en ik heb voor
zoveel eekhoorns een lijst van geheime
plekjes gemaakt dat ik de jouwe echt
vergeten ben".
Pluis was ten einde raad. Hij rende
door het bos heen en weer, zocht naar
zijn geheime plekjes, vond er geen en
vroeg ieder dier om raad. Maar niet een
dier wist raad. Die arme Pluis!
„Vraag nog eens bij de muizen", zei
een hazemoeder, die medelijden met hem
had. „Die snuffelen altijd maar bij de
grond, die zien meestal meer dan een
ander.
Pluis met moede pootjes en natte
wangen naar het hol der muizen. Het
werd al donker in het bos en de meeste
dieren zaten met dit koude weer al
vroeg weggedoken in hun holletjes.
Pluis klopte aan. Er kwam geen ant
woord. Hij klopte nog eens. Eindelijk
klonk er een slaperig piepstemmetje
binnen. „Wie is daar?"
„Pluis de eekhoorn", zei Pluis.
„Kom erin", riep de muis, „we liggen
1 in bed, zie je".
„Maar de gang is te nauw", zei Pluis,
„ik kan er niet door. Alleen mijn kop".
Hij stak die kop naar binnen en kon net
de muisjes zien liggen.
Eén van de kleine muizenkinderen
was wakker geworden en keek naar
Pluis. „Wij hebben een nieuwe deken",
zei ze.
„Mooi", zei Pluis, maar hij keek haast
niet.
„Kijk toch eens hoe mooi", zei het
muisje weer. Toen keek Pluis en wat
zag hij? Drie kleine muizenkinderen la
gen te slapen onder z ij n lijst van ge
heime holletjes.
„Die heb ik in het bos gevonden, on
der een boom", zei moeder Muis, „maar
als hij van jou is, mag je hem wel heb
ben".
„Nee, nee", zei Pluis, „dat hoeft niet.
Als ik hem alleen maar uit mijn hoofd
mag leren, kun je hem houden".
Helemaal gelukkig zat hij naast het
nestje van de drie muizenkinderen die
al lang weer sliepen terwijl Pluis de lijst
uit zijn hoofd leerde. Toen hij tegen de
morgen naar huis hupte kende hij hem
op zijn duimpje en goed ook. Hij ver
leert hem nooit meer: de hele winter
niet! MIES BOUHUYS
Tierelierelier:
de tafel op zijn kop
met vlaggetjes erop,
dat wordt mijn Jan Plezier.
Hij vliegthij vaart, hij rijdt,
hij is een boot op zee
en dan opeens een slee,
die langs een ijsberg glijdt.
Zo zit ik op het ijs
en kan 'k de wolven horen
of Tc ben weer in Parijs
en roep: dag Eiffeitoren.
Hup, Frankrijk al weer uit.
Wat zijn de bergen hoog,
wat zijn woestijnen droog.
Dag herder met je fluit.
Wat is hel oerwoud groen.
De wilde beren brommen:
Hé joh, ivat kom jij doen''
De negers s'aav hun trommen.
O, wat ik al niet zag
en wat ik nog misschien
een volgend keer zal zien,
wani ik ga iedre dag!
Wil je misschien eens mee?
Ik rij Tc beloof het hoor
mijn Jan Plezier reel voor,
er is best plaats voor twee.
MIES BOUHUYS.
Hoewel het te betreuren is dat bij acties,
die de verschillende kerken voeren, vaak
niet wordt samengewerkt, waar dit toch
wel zou kunnen, is het verblijdend, dat
men belangstelling aan de «lag legt voor
eikaars activiteiten en.... er lering uit
trekt.
Onlangs schreven wij over de actie „De
Grote Trek", die thans van Hervormde
zijde wordt gevoerd. Dit is er één, die ook
de belangstelling van andere kerken ver
dient, schrijft ds. J. van der Saai uit
Vroomshoop in een Gereformeerde kerk
bode van verleden week.
Het is een verblijdend teken van het zien
naar en willen leren vam elkaar, dat uit
deze Gereformeerde stem blijkt. Het is
daarom goed ook in deze rubriek dit ge
luid te doen klinken. Nadat ds. Van der
Saai er aan heeft herinnerd, dat „De Gi'ote
Trek" beoogt het Bijbellezen vooral in
Hervormde gezinnen ween- meer ingang
te doen vinden, wijst hij er nog eens op,
dat de naam van de actie duidt op het
Bijbels motief van het pelgrimschap van
de Christen op aarde.
Dr. E. Emmen, de vroegere Haarlemse
predikant, nu secretaris-generaal van de
Synode der Nederlands Hervormde Kerk,
heeft de Bijbel genoemd het boek van de
pelgrims, die reizend rondtrekken het
boek waarin zij hun weg en taak in het
leven kunnen vinden.
Ds. Van der Saai vindt het in de eerste
plaats van belang om aan deze actie te her
inneren, cmöat men van Gereformeerde
zijde dit initiatief met zoveel instemming
en blijdschap begroet. Hij is bevreesd, dat
de ontwikkeling, die de Hervormde Kerk
in de jaren na de oorlog heeft meege
maakt, niet datgene zal brengen, wat ve
len er van hadden gehoopt, namelijk een
volledige terugkeer tot de belijdenis der
vaderen. Maar het verblijdt hem daarom
te meer, dat deze actie zijn onverdeelde
sympathie en instemming kan hebben.
In het leven bij de Bijbel ligt de kracht
van de Christen en ook de kracht van de
Kerk. Ds. Van der Saai spreekt de wens
uit, dat als vrucht van deze actie velen de
weg naar de Bijbel mogen terugvinden en
dat zij zo voor heel ons volk ten zegen
mogen zijn.
Er is echter nog een andere reden, waar
om het voor Gerefox-meerden van belang is
aandacht te besteden aan „De Grote Trek".
Het, zal namelijk goed zijn, dat zij er het
één en ander uit leren. Zeker, zegt ds.
Van der Saai, bij ons is de situatie anders
dan in veel Hervormde gezinnen. Ir. vrij
wel ieder Gereformeerd gezin wordt elke
dag uit de Bijbel gelezen. Het is een hoge
uitzondering wanneer dit niet gebeurt. De
vi'aag is evenwel niet alleen, of het ge
beurt, maar ook hóe het gedaan wordt.
Wat betekent dit dagelijks Bijbellezen voor
ons persoonlijk geloof? Is men met het ge-
lezene achteraf nog wel eens bezig, of
wordt het even spoedig vergeten als het
gehoord is?
Van belang is de vraag te stellen: „Is de
Bijbel voor de lezer hèt boek, waarin voor
de mens de weg die hij te gaan heeft en
de taak, die hij te verrichten heeft, be
schreven staan en gaat hij daai'om steeds
weer met dit boek te rade?" Slaan Gere
formeerden het wel steeds op als een gids
wanneer zij de weg niet meer kunnen vin
den, of wanneer zij hun taak niet duidelijk
voor ogen zien?
Dit ziin zo enkele vragen, waarvan ds.
Van der Saai constateert, dat zij de Ge-
refonneei'den door deze actie van Her
vormde zijde worden gesteld. En voor zo
ver zij op deze vragen niet onverdeeld een
bevestigend antwoord kunnen geven, valt
er ook voor hen heel wat te lei-en uit dit
Hervormde initiatief. We merkten reeds
op, dat d-it een verblijdend geluid is. Alle
kerken besteden aandacht aan het pel
grimschap van de Christen op aarde. Alle
kerken hebben van goede initiatieven te
leren, .tv Gróte Trek" is er zo één.
Als onderdeel van de reeks „Concertge-
bouw-Kamermuziek" zullen in de kleine
zaal van het Concertgebouw te Amsterdam
in samenwei'king met de grote radiover
eniging m vier concerten door het Omroep-
Karnerorkest worden gegeven en wel op
Dondex-dag 28 October, Woensdag 22 De
cember 1954, Zondag 6 Februari en Don
derdag 14 April 1955. Het orkest zal staan
onder ieiding van de dirigenten Paul Hin-
demith, Bernhard Paumgartner, Roelof
Krol en Pierre Capdevielle. Als solisten
zullen in deze serie optreden: Kurt Rede!
(fluit). Dick de Reus (viool), Klaas Boon
(aIt-vioo!t nn Johanna Martzy (viool).
ITALIA \NSE WEEFSELS.
Van 9 October tol 28 November wordt te
Delft, in het stedelijk museum Het Prin
senhof. een tentoonstelling van oude en
moderne Italiaanse weefsels gehouden.
9 OCTOBER 1954
PARIJS. Toen ik op school zat was er,
als ik mij goed herinner, de periode van het
knikkeren. Opeens hadden we op een dag
allemaal knikkers bij ons, een paar weken
lang werd hartstochtelijk geknikkerd en
daarna hield het weer even plotseling op.
Nu ik in Parijs woon, waar ik helaas nog
nooit heb zien knikkeren, leer ik deze
periode kennen als die van de salons. En
dat woord salon gebruik ik niet in de oude,
wat deftige zin van de zelden betreden zit
kamer, maar in de ruimex-e betekenis die
Parijs er in October aan toekent: die van
tentoonstelling, beurs, expositie of hoe
u het noemen wilt.
In het Grand Palais is nu de Salon de
l'Automobile begonnen, evenals in de expo
sitie-gebouwen aan de Porte de Versailles
waar voor dit doel de Huishoudtentoonstel-
ling en de Salon der Uitvinders snel het
veld hebben moeten ruimen. Aan de Seine,
niet ver van de Invalides heeft de Salon
Nautique de plaats ingenomen van de Sa
lon de l'Aluminium, die eigenlijk wat te
vroeg begonnen was. In het Museum voor
Openbare Werken, vlak bij Trocadero, is
de salon van de radio en de televisie be
gonnen. In de Rue St. Martin is de salon
der (voornamelijk historische) automaten
en robots al enige tijd aan de gang en er is
weer een hele serie schilderijententoonstel
lingen geopend: die van Toulouse-Lautrec
en Picasso zijn het belangrijkst, maar dit
soort salons, dat maanden en maanden
open blijft, wil ik even buiten beschouwing
laten.
Het gaat om de salons, die twee zulke
vreemd-tegengestelde zaken in practijk
brengen: zij zijn commercieel van opzet
en er wordt niets verkocht. Gaat u eens
naar de Salon de l'Automobile, waar de
grote massa van het publiek wordt ge
vormd door mensen die niet alleen niets
van auto's weten, maar die er bovendien
ook zeker nooit een zullen kunnen kopen.
Datzelfde beeld krijgt u bij de Salon Nau
tique, maar daar krijgen de leken zoals ik
tenminste elke dag een kostelijke show te
zien met kikvorsmannen, watervliegtuigen
en helicoptères, een enorm houten, speciaal
voor deze gelegenheid gebouwd vliegdek-
schip en talloze andere heerlijkheden. Er
wordt ook uit demonstratie-oogmerken ge
roeid voor de verbaasde, verstedelijkte
ogen van de Parijzenaar in Holland zou
men daar geen menigte mee ti'ekken. De
salon voor radio en televisie geeft eigenlijk
naar mijn smaak niets bijzondei"s te zien:
er staan allemaal verschillende toestellen,
maar voorzover ik begrijp staan die toch
ook in de winkel. Ze zijn allemaal op ver
schillende stations afgestemd, maar een
soortgelijk verdovend effect kan de Parijze
naar ook bereiken door de radio in zijn
eigen appartement even af te zetten en naar
die van zijn buren te luisteren. Van al zijn
buren. De televisietoestellen geven allemaal
hetzelfde beeld, maar dat werkt voorname
lijk eentonig op onze verandei-ingsgezinde
geest.
De salon van uitvinders heb ik persoon
lijk een feest voor het oog gevonden, maar
er waren weinig mensen, want in de aan
grenzende lokaliteit gaven de vertegen
woordigers van nieuwe kaaskoekjes en
aperitifs barden en glazen vol van hun pro
ducten aan iedereen die maar wilde en die
laten wc elkaar goed begrijpen aan de
ingang twee gulden entree betaald had. Die
aangrenzende huishoudtentoonstelling werd
verder in sterke mate overheerst door een
onnoemelijk aantal ijskasten en wasma
chines, die over het algemeen net zo lelijk
zijn als de gemiddelde radio en het door
snee-televisietoestel.
Maar het leukste van deze hele salon
periode, die elk jaar steevast op dezelfde
dag begint en vier of vijf weken duui't, is
de salon die ik nog vergeten had te ver
melden: die van de fiets. Het is wat moei
lijk u alle technische fietsvernieuwingen op
te sommen, maar men moge aannemen dat
het er vele zijn. Het mooiste echter zijn de
wielrenners. Die zijn er allemaal. De Franse
beroepsrenners horen allemaal thuis in de
stal van een of andere fietsfabriek en dit is
evenzeer hun Beurs als die van hun ver
voermiddel. Hier gaan de grote jongens
van de Tour de France, van het Criterium
des As, van de Europese tour en van de
wereldkampioenschappen van hand tot
hand. De onderhandelingen worden fluis
terend gevoerd, dus daar heeft u niet zo
veel aan, maar alle helden zijn toch zo
maar te zien en als men wat manoeuvreert
zelfs even aan te raken. Helaas heb ik al
leen „Beau Gar<;on"-Bobet gezien, die niet
zo mooi is als de sportjournalisten het u
doexx willen geloven. De andere hardrijders
zagen er voor mijn lekenoog waarschijnlijk
wat te gewoon uit, zo alledaags in een col
bertje zonder rugnummer.
Iedereen in Parijs gaat naar deze salon:
Om mee te kunnen doen aan de conversatie
moet men er tenminste twee gezien hebben.
En over een paar weken houdt het plotse
ling allemaal weer op. Net als het knik
keren. A.S.H
Poot schreef, geïnspireerd door een
tafereeltje als dit, gedichten. Maris
schilderde het. De fotograaf legde het
vast op „de gevoelige plaat". „Erbij"
doet er ditmaal waarderend het
zwijgen toe.
VOOR ONS LIGT een degelijk boekje. Het draagt tot titel
„Nederland's Boschprovincie" en tot ondertitel „Een studie over
de drooglegging van de Waddenzee". De schrijver is E. C. Aben-
danon, m.i.
We hebben dat boekje ter hand genomen met het wantrouwen
van de man die aan één deltaplan voor zijn gehele leven ge
noeg heeft. Nu we de Zuiderzee al kwijt zijn om er malaria
muggen voor in de plaats te hebben geki-egen en de Ooster-
schelde voor de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat al
niet eens xneer bestaat en door een twaalfbaansautosnelweg is
vervangen, zou de strijd tegen het water zonder ook een project
tot drooglegging van de Wadden- en Lauwerszeeën uitex-aard
niet definitief zijn. Over dat project heeft de heer Abendanon
twee winters gestudeerd, in de jaren 1946/'47. Hij deed dat in
Monte Carlo, waar hij op het ogenblik, dat hij zijn gedachten
liet drukken Juni 1953 nog vertoefde. Die openbaar-
making van zijn ideeën was blijkbaar nodig omdat er, nadat
op 17 en 18 April de toenmalige minister-president en de mi
nister van Financiën van het resultaat van de studies op de
hoogte waren gesteld, niets in de door hem gewenste richting
gebeurde.
De studie beslaat uit twee delen, een grondslag en een nota.
De grondslag hebben we niet gelezen. Wanneer wij meedelen,
dat de eerste drie hoofdstukken achtereenvolgens getiteld zijn:
het ontstaan der Noordnederlandse depressie, de watex-dyna-
miek in de zeegaten en de depressie, de onderwatermorphologie
der Noord neder landse depressie, kan men zich wellicht voor
stellen, dat wij ons niet aan een geestelijke depressie hebben
willen bloot stellen, welke ongetwijfeld zou volgen op het lezen
van dingen welke men nu eenmaal niet begrijpt, omdat zij tot
het eigen gebied van de gespecialiseerde vakman behoren.
Met de nota staat het anders. Daarin voert de schrijver het
pleit voor de bosbouw, welke naar zijn inzicht op de gronden
van de Waddenzee uitstekend zou gedijen, omdat hout steeds
een zeer belangrijk economisch goed zal vormen. Ja, zo voor
spelt de heer Abendanon, zelfs zou het wel eens kunnen zijn,
dat in de toekomst een land met een goede bosreserve er beter
voor zal staan dan een staat met een aanzienlijk steenkool
réservoir. Ook in de nota wordt wel gesproken over dingen,
die beter begrepen zullen worden door de abonné's op de Zee
mansgids of de leden van de „Conseil permanent internationa'
pour l'exploration de la mei-".
We hebben de heer Abendanon echter weer kunnen volgen
bij zijn gedachten over oen onderdeel van het project, waar
van hij zelf toegeeft geen deskundige te zijn, namelijk de finan
ciering. In 1946, nog onder de indruk van Lieftincks geslaagde
krachttour van de geldzuivering, stelde hij voor het geblok
keerde geld te gebruiken als werkkapitaal voor de N.V. „Neder
lands dertiende provincie" of wel de N.V. „De Boschprovincie
van Nederland", met de eigenaren van liet geblokkeerde geld
als aandeelhouders. Die aandelen zouden gedurende een gene
ratie onverhandelbaar moeten zijn en daarna alleen verhandel
baar tussen Nederlanders. Van groot psychologisch effect werd
geacht te zullen wezen zodanige, bij de wet gedwongen, finan
ciële deelneming van vrijwel het gehele Nederlandse volk. Nu
deze mogelijkheid is komen te vervallen, lanceert de heer Aben
danon een ander idéé: financiering door middel van de Staats
loterij. Voor het geestesoog van de heer Abendanon, wonende
op duizend kilometers afstand van het gebied dat hij wil her
vormen, wiegelen reeds de kruinen van het geboomte op de
Waddengronden.
Wij moeten zeggen, dat zijn gedachten ons niet zo afschrik
ken als het beruchte Deltapian. In dat plan maakt de schoon
heid van de natuur plaats voor de hardheid der cultuur, de heer
Abendanon vervangt tenminste natuur door natuur. Want hij
ziet zijn Bosplan als een reservaat en hij heeft het zelfs over
het geboomte als de toekomstige woonplaats van vogels.
Daarbij ontpopt hij zich op bladzijde 85 van zijn boekwerk
als een onbaatzuchtig mens. Daar herinnert hij zich dat hij in
1915 een „Toestel tot het in beweging brengen van bezonken
massa's" heeft uitgevonden, waarvoor Octrooi no. 824, klasse
84 d, groep I, werd verleend. Dat toestel zou bij de uitvoering
van zijn plan goede diensten kunnen bewijzen, althans de ge
dachte welke eraan ten grondslag ligt. En hij zegt er onmiddel
lijk bij: „Dit octrooi heeft als zodanig geen toepassing gevondert,
het kan door niemand opnieuw worden aangevraagd, de werk
wijze kan door een ieder vrijelijk worden toegepast".
MAAR ER LIGT OOK nog een ander boekje op onze tafel. Dat
heet „De Waddeneilanden" en het is een levendige beschrijving
van talloze tochten in het paradijs van bloemen en vogels, langs
het strand, door duinen en oude dorpen, naar onvergetelijke
natuurmonumenten. Evert Zandstra was een verliefde tekst
schrijver op het onderwerp, dat door Cas Oorthuys 31 keer
werd gefotografeerd.
En dan vragen wij ons af, of de heer Abendanon m.i. zijn
plan ook zou hebben gemaakt als hij niet in Monte Carlo, maar
in Hollum had gewoond. En of hij nu wel eens werkelijk zal
hebben gezworven door de duinen van Schiermonnikoog of
naar de tuinfluiter heeft geluisterd op Griend. Misschien heeft
hij dat alles wel, maar gaat hem per slot van rekening de
NedexTandse houtpositie meer ter harte. Aan hem is dat Con-
tact-pocket-book dan ook niet besteed. Maar wie gevoelig is
voor de avonturen van de onsterfelijke jutter Pieter Sipkes
Cupido van Kinnum, of wie ervan houdt een uur langer te sta
ren over de onbarmhartige uitgestrektheid van de Vliehors,
dan wel gewoon met zijn gezin te kamperen bij De Koog, die
zal zich voor een nadere kennismaking met deze bekoorlijke
gewesten gaarne verlaten op Zandstra en Oorthuys.
Wij hebben eens een dominee horen preken over de tekst
„Houdt wat gij hebt". Daaraan moesten wij ook denken, nadat
wij kennis genomen hadden van de ongetwijfeld goed bedoelde
plannen van de heer Abendanon m.i. Wat wij thans bezitten
aan natuurschoon en folklore in het verlaten domein van de
Waddenzee is zo rijk, dat we niet gaarne schatten waarvan wij
zeker zijn zouden willen verruilen voor beloofde rijkdommen
in een verre toekomst. Het is soms verantwoord om conservatief
te zijn J. H. BARTMAN
'■oUnmse dorpslaan, foto van Cas Oorthuys