VERANTWOORD ÏUt ali bfüMxhm, CONSERVATISME KERKELIJK LEVEN Lezen in de Bijbel Elke Zaterdag acht pagina's hij alle edities van Haarlems DagbladjOprechte Haarlemsche Courant Hoe heet die stad? Omroep-Karnerorkest Homden wat wij hebben of rijkdom in de toekomst? Tsjonge jonge wat had die Pluis Eek hoorn het druk. Al weken lang was hij in de weer: boom in boom uit zag je hem roetsjen. Hij plukte nootjes hier, dennenappels daar en meestal zóveel dat hij wel drie keer heen en weer moest lopen, voor hij het allemaal in een holle tje had ondergebracht. Want overal in het bos had hij gaatjes en holletjes gezocht om zijn eten voor de winter te bewaren. Daar was hij in Augustus al mee begonnen, toen nog geen enkel dier aan de winter had gedacht. Ze hadden hem er zelfs om uitgelachen. Maar nu lachten ze niet meer: Pluis had gelijk gehad: de winter kwam veel vlugger dan ze gedacht hadden en het begon al moeilijker te worden om in het natte bos genoeg eten voor allemaal te vin den. Pluis wreef zich in zijn pootjes. Alles was nu bijna voor elkaar. Met zijn staart veegde hij zijn holletje schoon, legde er nog wat blaadjes en plukjes mos recht en ging toen tevreden zitten nadenken over al het werk dat hij ge daan had. Ergens achter in zijn eek hoornkopje wist hij, dat er nog iets was, dat hij doen moest voor hij helemaal stil kon gaan zitten en uitrusten. Hij trok diepe rimpels boven zijn neus en zotte In elke horizontale rij moet je een woord van vyf letters invullen. Als je het goed doet, komt er in de middelste rij, van boven naar beneden de naam van een plaats in Nederland te staan. In de hokjes zie je een cijfer staan. Elke letter heeft zijn eigen cijfer. Wan neer je een paar keer hetzelfde cijfer ziet, is dat telkens dezelfde letter. Bij voorbeeld: als je in een hokje een D in moet vullen en daar staat een 4 in, moet je in alle hokjes waar een 4 in staat een D zetten A Een trekdier. B Een vrucht. C Ligt op de grond. D Het tegengestelde van stijgen. E Het tegengestelde van boven F Geen roos zonder G Eet je elke dag H Kun je in een boot op het water. I Loop je mee. XXX* XX« «.OX 'XXXXXXXJOOOOCOr» zijn oortjes recht overeind. Dat deed hij altijd als hij nadacht. Opeens wist hij het: hij moest de lijst waar alle geheime holletjes en gaatjes op stonden nog uit zijn hoofd leren. De uil had hem voor Pluis geschreven, want zelf schrijven kon Pluis niet. ,,Maar denk erom", had de uil gezegd, „dat je hem uit je hoofd leert, want er zijn wel eens eekhoorns geweest die de lijst hebben verloren en toen de hele winter geen eten hadden omdat ze ver geten waren waar hun geheime holletjes zaten'". „Pas dus goed op, jongeman", zei hij nog eens en hij keek Pluis door zijn uile- bril ernstig aan. Pluis was van dat verhaal zó onder de indruk, dat hij de uil om een tweede briefje had gevraagd. „Wat moet je daar nou mee?" vroeg die. „Nou", zei Pluis, die eens heel slim wou zijn, „die kostbare lijst met de ge heime holletjes erop ga ik ook verstop pen. Daar neem ik een apart plekje voor. Ik weet een heel mooi. In de wil gen bij het weiland aan de rand van het bos zitten grote knoesten en één van die knoesten is hol. Daar stop ik de lijst in. Schrijf jij nou op een ander briefje op waar die lijst ligt. Dan kan er nooit iets gebeuren!" De uil schreef: „In de derde holle boom in de bovenste knoest ligt de lijst, van de geheime holletjes van Pluis, de eekhoorn". „Fijn", zei Pluis, toen hij naar huis liep, „nou kan er nooit iets gebeuren". Hij had de ene brief meteen in de hol le boom gebracht, de andere had hij vei lig weggestopt in zijn nest. Nu opeens dacht hij eraan. Hij keek over de rand van zijn nest. Het regende wel een beet je, maar och, het moest gebeuren en Pluis wipte naar buiten, van boom tot boom, tot hij aan de rand van het bos was. Daar was het weiland en daar wa ren de holle wilgen. De eerste, de twee de, de derde, telde Pluis. Hup, zat hij bij de bovenste knoest. Hij stak er zijn pootje in en voelde het papiertje al. Hij trok het er voorzichtig uit en hupte er mee terug naar huis. „Zo, en nou maar leren", zei hij tegen zichzelf en hij ging er eens makkelijk voor zitten. Hij vouw de het papiertje open en begon te lezen. Maar wat was dat? Er stond alleen maar op: „In de derde holle boom in de bovenste knoest ligt de lijst van de ge heime holletjes van Pluis, de eekhoorn". Pluis kreeg een kleur over zijn eigen lomheid. Hij had dus het verkeerde pa lier in de boom gestopt. „Gelukkig dat ik het andere nog heb", zei hij hardop n hij begon haastig te zoeken tussen de 'ilaadjes en het mos van zijn nest. Hij ïooide alles overhoop, maar hoe hij ook ;:oeht het papier vond hij niet. Pluis wist "doh geen raad. Waar kon het zijn? Was iet misschien met opruimen uit het nest gewaaid Hij keek over de rand, maar ïergens zag hij iets liggen wat op pa lier leek. De tranen rolden over zijn wangen en hij was nu al zo in de war lat hij niet één van zijn geheime plek jes meer wist. „Al mijn eten. mijn goeie 'ten", snikte hij. „Wat moet ik begin- •ïen?"' Hij rende naar de uil, maar die kon hem ook niet helpen. „Ik heb je nog zó gewaarschuwd", zei die, „en ik heb voor zoveel eekhoorns een lijst van geheime plekjes gemaakt dat ik de jouwe echt vergeten ben". Pluis was ten einde raad. Hij rende door het bos heen en weer, zocht naar zijn geheime plekjes, vond er geen en vroeg ieder dier om raad. Maar niet een dier wist raad. Die arme Pluis! „Vraag nog eens bij de muizen", zei een hazemoeder, die medelijden met hem had. „Die snuffelen altijd maar bij de grond, die zien meestal meer dan een ander. Pluis met moede pootjes en natte wangen naar het hol der muizen. Het werd al donker in het bos en de meeste dieren zaten met dit koude weer al vroeg weggedoken in hun holletjes. Pluis klopte aan. Er kwam geen ant woord. Hij klopte nog eens. Eindelijk klonk er een slaperig piepstemmetje binnen. „Wie is daar?" „Pluis de eekhoorn", zei Pluis. „Kom erin", riep de muis, „we liggen 1 in bed, zie je". „Maar de gang is te nauw", zei Pluis, „ik kan er niet door. Alleen mijn kop". Hij stak die kop naar binnen en kon net de muisjes zien liggen. Eén van de kleine muizenkinderen was wakker geworden en keek naar Pluis. „Wij hebben een nieuwe deken", zei ze. „Mooi", zei Pluis, maar hij keek haast niet. „Kijk toch eens hoe mooi", zei het muisje weer. Toen keek Pluis en wat zag hij? Drie kleine muizenkinderen la gen te slapen onder z ij n lijst van ge heime holletjes. „Die heb ik in het bos gevonden, on der een boom", zei moeder Muis, „maar als hij van jou is, mag je hem wel heb ben". „Nee, nee", zei Pluis, „dat hoeft niet. Als ik hem alleen maar uit mijn hoofd mag leren, kun je hem houden". Helemaal gelukkig zat hij naast het nestje van de drie muizenkinderen die al lang weer sliepen terwijl Pluis de lijst uit zijn hoofd leerde. Toen hij tegen de morgen naar huis hupte kende hij hem op zijn duimpje en goed ook. Hij ver leert hem nooit meer: de hele winter niet! MIES BOUHUYS Tierelierelier: de tafel op zijn kop met vlaggetjes erop, dat wordt mijn Jan Plezier. Hij vliegthij vaart, hij rijdt, hij is een boot op zee en dan opeens een slee, die langs een ijsberg glijdt. Zo zit ik op het ijs en kan 'k de wolven horen of Tc ben weer in Parijs en roep: dag Eiffeitoren. Hup, Frankrijk al weer uit. Wat zijn de bergen hoog, wat zijn woestijnen droog. Dag herder met je fluit. Wat is hel oerwoud groen. De wilde beren brommen: Hé joh, ivat kom jij doen'' De negers s'aav hun trommen. O, wat ik al niet zag en wat ik nog misschien een volgend keer zal zien, wani ik ga iedre dag! Wil je misschien eens mee? Ik rij Tc beloof het hoor mijn Jan Plezier reel voor, er is best plaats voor twee. MIES BOUHUYS. Hoewel het te betreuren is dat bij acties, die de verschillende kerken voeren, vaak niet wordt samengewerkt, waar dit toch wel zou kunnen, is het verblijdend, dat men belangstelling aan de «lag legt voor eikaars activiteiten en.... er lering uit trekt. Onlangs schreven wij over de actie „De Grote Trek", die thans van Hervormde zijde wordt gevoerd. Dit is er één, die ook de belangstelling van andere kerken ver dient, schrijft ds. J. van der Saai uit Vroomshoop in een Gereformeerde kerk bode van verleden week. Het is een verblijdend teken van het zien naar en willen leren vam elkaar, dat uit deze Gereformeerde stem blijkt. Het is daarom goed ook in deze rubriek dit ge luid te doen klinken. Nadat ds. Van der Saai er aan heeft herinnerd, dat „De Gi'ote Trek" beoogt het Bijbellezen vooral in Hervormde gezinnen ween- meer ingang te doen vinden, wijst hij er nog eens op, dat de naam van de actie duidt op het Bijbels motief van het pelgrimschap van de Christen op aarde. Dr. E. Emmen, de vroegere Haarlemse predikant, nu secretaris-generaal van de Synode der Nederlands Hervormde Kerk, heeft de Bijbel genoemd het boek van de pelgrims, die reizend rondtrekken het boek waarin zij hun weg en taak in het leven kunnen vinden. Ds. Van der Saai vindt het in de eerste plaats van belang om aan deze actie te her inneren, cmöat men van Gereformeerde zijde dit initiatief met zoveel instemming en blijdschap begroet. Hij is bevreesd, dat de ontwikkeling, die de Hervormde Kerk in de jaren na de oorlog heeft meege maakt, niet datgene zal brengen, wat ve len er van hadden gehoopt, namelijk een volledige terugkeer tot de belijdenis der vaderen. Maar het verblijdt hem daarom te meer, dat deze actie zijn onverdeelde sympathie en instemming kan hebben. In het leven bij de Bijbel ligt de kracht van de Christen en ook de kracht van de Kerk. Ds. Van der Saai spreekt de wens uit, dat als vrucht van deze actie velen de weg naar de Bijbel mogen terugvinden en dat zij zo voor heel ons volk ten zegen mogen zijn. Er is echter nog een andere reden, waar om het voor Gerefox-meerden van belang is aandacht te besteden aan „De Grote Trek". Het, zal namelijk goed zijn, dat zij er het één en ander uit leren. Zeker, zegt ds. Van der Saai, bij ons is de situatie anders dan in veel Hervormde gezinnen. Ir. vrij wel ieder Gereformeerd gezin wordt elke dag uit de Bijbel gelezen. Het is een hoge uitzondering wanneer dit niet gebeurt. De vi'aag is evenwel niet alleen, of het ge beurt, maar ook hóe het gedaan wordt. Wat betekent dit dagelijks Bijbellezen voor ons persoonlijk geloof? Is men met het ge- lezene achteraf nog wel eens bezig, of wordt het even spoedig vergeten als het gehoord is? Van belang is de vraag te stellen: „Is de Bijbel voor de lezer hèt boek, waarin voor de mens de weg die hij te gaan heeft en de taak, die hij te verrichten heeft, be schreven staan en gaat hij daai'om steeds weer met dit boek te rade?" Slaan Gere formeerden het wel steeds op als een gids wanneer zij de weg niet meer kunnen vin den, of wanneer zij hun taak niet duidelijk voor ogen zien? Dit ziin zo enkele vragen, waarvan ds. Van der Saai constateert, dat zij de Ge- refonneei'den door deze actie van Her vormde zijde worden gesteld. En voor zo ver zij op deze vragen niet onverdeeld een bevestigend antwoord kunnen geven, valt er ook voor hen heel wat te lei-en uit dit Hervormde initiatief. We merkten reeds op, dat d-it een verblijdend geluid is. Alle kerken besteden aandacht aan het pel grimschap van de Christen op aarde. Alle kerken hebben van goede initiatieven te leren, .tv Gróte Trek" is er zo één. Als onderdeel van de reeks „Concertge- bouw-Kamermuziek" zullen in de kleine zaal van het Concertgebouw te Amsterdam in samenwei'king met de grote radiover eniging m vier concerten door het Omroep- Karnerorkest worden gegeven en wel op Dondex-dag 28 October, Woensdag 22 De cember 1954, Zondag 6 Februari en Don derdag 14 April 1955. Het orkest zal staan onder ieiding van de dirigenten Paul Hin- demith, Bernhard Paumgartner, Roelof Krol en Pierre Capdevielle. Als solisten zullen in deze serie optreden: Kurt Rede! (fluit). Dick de Reus (viool), Klaas Boon (aIt-vioo!t nn Johanna Martzy (viool). ITALIA \NSE WEEFSELS. Van 9 October tol 28 November wordt te Delft, in het stedelijk museum Het Prin senhof. een tentoonstelling van oude en moderne Italiaanse weefsels gehouden. 9 OCTOBER 1954 PARIJS. Toen ik op school zat was er, als ik mij goed herinner, de periode van het knikkeren. Opeens hadden we op een dag allemaal knikkers bij ons, een paar weken lang werd hartstochtelijk geknikkerd en daarna hield het weer even plotseling op. Nu ik in Parijs woon, waar ik helaas nog nooit heb zien knikkeren, leer ik deze periode kennen als die van de salons. En dat woord salon gebruik ik niet in de oude, wat deftige zin van de zelden betreden zit kamer, maar in de ruimex-e betekenis die Parijs er in October aan toekent: die van tentoonstelling, beurs, expositie of hoe u het noemen wilt. In het Grand Palais is nu de Salon de l'Automobile begonnen, evenals in de expo sitie-gebouwen aan de Porte de Versailles waar voor dit doel de Huishoudtentoonstel- ling en de Salon der Uitvinders snel het veld hebben moeten ruimen. Aan de Seine, niet ver van de Invalides heeft de Salon Nautique de plaats ingenomen van de Sa lon de l'Aluminium, die eigenlijk wat te vroeg begonnen was. In het Museum voor Openbare Werken, vlak bij Trocadero, is de salon van de radio en de televisie be gonnen. In de Rue St. Martin is de salon der (voornamelijk historische) automaten en robots al enige tijd aan de gang en er is weer een hele serie schilderijententoonstel lingen geopend: die van Toulouse-Lautrec en Picasso zijn het belangrijkst, maar dit soort salons, dat maanden en maanden open blijft, wil ik even buiten beschouwing laten. Het gaat om de salons, die twee zulke vreemd-tegengestelde zaken in practijk brengen: zij zijn commercieel van opzet en er wordt niets verkocht. Gaat u eens naar de Salon de l'Automobile, waar de grote massa van het publiek wordt ge vormd door mensen die niet alleen niets van auto's weten, maar die er bovendien ook zeker nooit een zullen kunnen kopen. Datzelfde beeld krijgt u bij de Salon Nau tique, maar daar krijgen de leken zoals ik tenminste elke dag een kostelijke show te zien met kikvorsmannen, watervliegtuigen en helicoptères, een enorm houten, speciaal voor deze gelegenheid gebouwd vliegdek- schip en talloze andere heerlijkheden. Er wordt ook uit demonstratie-oogmerken ge roeid voor de verbaasde, verstedelijkte ogen van de Parijzenaar in Holland zou men daar geen menigte mee ti'ekken. De salon voor radio en televisie geeft eigenlijk naar mijn smaak niets bijzondei"s te zien: er staan allemaal verschillende toestellen, maar voorzover ik begrijp staan die toch ook in de winkel. Ze zijn allemaal op ver schillende stations afgestemd, maar een soortgelijk verdovend effect kan de Parijze naar ook bereiken door de radio in zijn eigen appartement even af te zetten en naar die van zijn buren te luisteren. Van al zijn buren. De televisietoestellen geven allemaal hetzelfde beeld, maar dat werkt voorname lijk eentonig op onze verandei-ingsgezinde geest. De salon van uitvinders heb ik persoon lijk een feest voor het oog gevonden, maar er waren weinig mensen, want in de aan grenzende lokaliteit gaven de vertegen woordigers van nieuwe kaaskoekjes en aperitifs barden en glazen vol van hun pro ducten aan iedereen die maar wilde en die laten wc elkaar goed begrijpen aan de ingang twee gulden entree betaald had. Die aangrenzende huishoudtentoonstelling werd verder in sterke mate overheerst door een onnoemelijk aantal ijskasten en wasma chines, die over het algemeen net zo lelijk zijn als de gemiddelde radio en het door snee-televisietoestel. Maar het leukste van deze hele salon periode, die elk jaar steevast op dezelfde dag begint en vier of vijf weken duui't, is de salon die ik nog vergeten had te ver melden: die van de fiets. Het is wat moei lijk u alle technische fietsvernieuwingen op te sommen, maar men moge aannemen dat het er vele zijn. Het mooiste echter zijn de wielrenners. Die zijn er allemaal. De Franse beroepsrenners horen allemaal thuis in de stal van een of andere fietsfabriek en dit is evenzeer hun Beurs als die van hun ver voermiddel. Hier gaan de grote jongens van de Tour de France, van het Criterium des As, van de Europese tour en van de wereldkampioenschappen van hand tot hand. De onderhandelingen worden fluis terend gevoerd, dus daar heeft u niet zo veel aan, maar alle helden zijn toch zo maar te zien en als men wat manoeuvreert zelfs even aan te raken. Helaas heb ik al leen „Beau Gar<;on"-Bobet gezien, die niet zo mooi is als de sportjournalisten het u doexx willen geloven. De andere hardrijders zagen er voor mijn lekenoog waarschijnlijk wat te gewoon uit, zo alledaags in een col bertje zonder rugnummer. Iedereen in Parijs gaat naar deze salon: Om mee te kunnen doen aan de conversatie moet men er tenminste twee gezien hebben. En over een paar weken houdt het plotse ling allemaal weer op. Net als het knik keren. A.S.H Poot schreef, geïnspireerd door een tafereeltje als dit, gedichten. Maris schilderde het. De fotograaf legde het vast op „de gevoelige plaat". „Erbij" doet er ditmaal waarderend het zwijgen toe. VOOR ONS LIGT een degelijk boekje. Het draagt tot titel „Nederland's Boschprovincie" en tot ondertitel „Een studie over de drooglegging van de Waddenzee". De schrijver is E. C. Aben- danon, m.i. We hebben dat boekje ter hand genomen met het wantrouwen van de man die aan één deltaplan voor zijn gehele leven ge noeg heeft. Nu we de Zuiderzee al kwijt zijn om er malaria muggen voor in de plaats te hebben geki-egen en de Ooster- schelde voor de directeur-generaal van de Rijkswaterstaat al niet eens xneer bestaat en door een twaalfbaansautosnelweg is vervangen, zou de strijd tegen het water zonder ook een project tot drooglegging van de Wadden- en Lauwerszeeën uitex-aard niet definitief zijn. Over dat project heeft de heer Abendanon twee winters gestudeerd, in de jaren 1946/'47. Hij deed dat in Monte Carlo, waar hij op het ogenblik, dat hij zijn gedachten liet drukken Juni 1953 nog vertoefde. Die openbaar- making van zijn ideeën was blijkbaar nodig omdat er, nadat op 17 en 18 April de toenmalige minister-president en de mi nister van Financiën van het resultaat van de studies op de hoogte waren gesteld, niets in de door hem gewenste richting gebeurde. De studie beslaat uit twee delen, een grondslag en een nota. De grondslag hebben we niet gelezen. Wanneer wij meedelen, dat de eerste drie hoofdstukken achtereenvolgens getiteld zijn: het ontstaan der Noordnederlandse depressie, de watex-dyna- miek in de zeegaten en de depressie, de onderwatermorphologie der Noord neder landse depressie, kan men zich wellicht voor stellen, dat wij ons niet aan een geestelijke depressie hebben willen bloot stellen, welke ongetwijfeld zou volgen op het lezen van dingen welke men nu eenmaal niet begrijpt, omdat zij tot het eigen gebied van de gespecialiseerde vakman behoren. Met de nota staat het anders. Daarin voert de schrijver het pleit voor de bosbouw, welke naar zijn inzicht op de gronden van de Waddenzee uitstekend zou gedijen, omdat hout steeds een zeer belangrijk economisch goed zal vormen. Ja, zo voor spelt de heer Abendanon, zelfs zou het wel eens kunnen zijn, dat in de toekomst een land met een goede bosreserve er beter voor zal staan dan een staat met een aanzienlijk steenkool réservoir. Ook in de nota wordt wel gesproken over dingen, die beter begrepen zullen worden door de abonné's op de Zee mansgids of de leden van de „Conseil permanent internationa' pour l'exploration de la mei-". We hebben de heer Abendanon echter weer kunnen volgen bij zijn gedachten over oen onderdeel van het project, waar van hij zelf toegeeft geen deskundige te zijn, namelijk de finan ciering. In 1946, nog onder de indruk van Lieftincks geslaagde krachttour van de geldzuivering, stelde hij voor het geblok keerde geld te gebruiken als werkkapitaal voor de N.V. „Neder lands dertiende provincie" of wel de N.V. „De Boschprovincie van Nederland", met de eigenaren van liet geblokkeerde geld als aandeelhouders. Die aandelen zouden gedurende een gene ratie onverhandelbaar moeten zijn en daarna alleen verhandel baar tussen Nederlanders. Van groot psychologisch effect werd geacht te zullen wezen zodanige, bij de wet gedwongen, finan ciële deelneming van vrijwel het gehele Nederlandse volk. Nu deze mogelijkheid is komen te vervallen, lanceert de heer Aben danon een ander idéé: financiering door middel van de Staats loterij. Voor het geestesoog van de heer Abendanon, wonende op duizend kilometers afstand van het gebied dat hij wil her vormen, wiegelen reeds de kruinen van het geboomte op de Waddengronden. Wij moeten zeggen, dat zijn gedachten ons niet zo afschrik ken als het beruchte Deltapian. In dat plan maakt de schoon heid van de natuur plaats voor de hardheid der cultuur, de heer Abendanon vervangt tenminste natuur door natuur. Want hij ziet zijn Bosplan als een reservaat en hij heeft het zelfs over het geboomte als de toekomstige woonplaats van vogels. Daarbij ontpopt hij zich op bladzijde 85 van zijn boekwerk als een onbaatzuchtig mens. Daar herinnert hij zich dat hij in 1915 een „Toestel tot het in beweging brengen van bezonken massa's" heeft uitgevonden, waarvoor Octrooi no. 824, klasse 84 d, groep I, werd verleend. Dat toestel zou bij de uitvoering van zijn plan goede diensten kunnen bewijzen, althans de ge dachte welke eraan ten grondslag ligt. En hij zegt er onmiddel lijk bij: „Dit octrooi heeft als zodanig geen toepassing gevondert, het kan door niemand opnieuw worden aangevraagd, de werk wijze kan door een ieder vrijelijk worden toegepast". MAAR ER LIGT OOK nog een ander boekje op onze tafel. Dat heet „De Waddeneilanden" en het is een levendige beschrijving van talloze tochten in het paradijs van bloemen en vogels, langs het strand, door duinen en oude dorpen, naar onvergetelijke natuurmonumenten. Evert Zandstra was een verliefde tekst schrijver op het onderwerp, dat door Cas Oorthuys 31 keer werd gefotografeerd. En dan vragen wij ons af, of de heer Abendanon m.i. zijn plan ook zou hebben gemaakt als hij niet in Monte Carlo, maar in Hollum had gewoond. En of hij nu wel eens werkelijk zal hebben gezworven door de duinen van Schiermonnikoog of naar de tuinfluiter heeft geluisterd op Griend. Misschien heeft hij dat alles wel, maar gaat hem per slot van rekening de NedexTandse houtpositie meer ter harte. Aan hem is dat Con- tact-pocket-book dan ook niet besteed. Maar wie gevoelig is voor de avonturen van de onsterfelijke jutter Pieter Sipkes Cupido van Kinnum, of wie ervan houdt een uur langer te sta ren over de onbarmhartige uitgestrektheid van de Vliehors, dan wel gewoon met zijn gezin te kamperen bij De Koog, die zal zich voor een nadere kennismaking met deze bekoorlijke gewesten gaarne verlaten op Zandstra en Oorthuys. Wij hebben eens een dominee horen preken over de tekst „Houdt wat gij hebt". Daaraan moesten wij ook denken, nadat wij kennis genomen hadden van de ongetwijfeld goed bedoelde plannen van de heer Abendanon m.i. Wat wij thans bezitten aan natuurschoon en folklore in het verlaten domein van de Waddenzee is zo rijk, dat we niet gaarne schatten waarvan wij zeker zijn zouden willen verruilen voor beloofde rijkdommen in een verre toekomst. Het is soms verantwoord om conservatief te zijn J. H. BARTMAN '■oUnmse dorpslaan, foto van Cas Oorthuys

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13