£).e Q,o-ótenüjJt±c amioep TER HERINNERING AAN Een dringend-actuele vertaling KaMttn J&'i'iL&'i De geest van Don Quijote NIEUWE BOEKEN in zakformaat Protest-actie In Galerie Hamel MICHAEL PODULKE Litteraire Kanttekeningen GROEIT NAAR EENHEID - Geen gruwelverhalen in GJasgo Hannover wil postzegels ruilen voor schilderij Men wilde naar haar luisteren OOSTENRIJK behoort tot dde Europese landen, waar de oorlog niet alleen een om wenteling in staatkundig bestel en maat schappelijk leven, maar ook in de omroep organisatie tot gevolg had. VE-dag liet natuurlijk niets meer heel van de Duitse omroep, waarvan ook de Oostenrijkse na 1938 deel had uitgemaakt. De bezetting door de troepen van de vier grote geallieerden maakte een eenvoudige terugkeer tot de Ravag van vóór 1938 eveneens onmogelijk. Daarbij kwam nog dat het Oostenrijkse zenderpark deerlijk gehavend was. Feitelijk stond in 1945 geen enkele krachtzender meer ter beschikking. In de vier bezettingszones ontstonden van de bezettende mogendheden zeer afhan kelijke. zwakke omroeporganisaties. In het Russische deel werkte de zender Wenen, aanvankelijk nog onder de ver trouwde naam Ravag, in het Amerikaanse de zendergroep Rot-weiss-rot met Salz burg en Linz als belangrijkste studiocentra, de Engelsen protegeerden de zendergroep Alpenland (Graz en Klagenfurt) en de Fransen tenslotte schiepen de zender- greop West, welke Tirol (Innsbruck) en Vorarlberg (Dorn- blrn) bediende.. Zen ders genoeg, zij het gering in kilowattuur, maar golflengten te weinig. Kopenhagen kende aan Oostenrijk vier middengolven toe, voor normale tijden ongetwijfeld een voldoende aan tal (Nederland heeft er tenslotte maar Voor de miorofoon HET IS met de buitenlandse series van boeker. In zakformaat ongeveer zoals met de Hollandse regen, de stroom blijft maar aanhouden, zodat ondanks de gestegen verkoop van de laatste maanden de boekwinkel weer wel voorzien is. Over zeer veel van wat tbans in voorraad is, kan de meest kieskeurige lezer tevreden zijn. „Un amour de Swaun van Marcel Proust, „I'Homme traquê" van Francis Carco en „La Chatelaine du Liban" van Pierre Benoit zijn evenals „Le salalre de la peur" van Georges Amaud, onlangs uitgekomen in een zeer goed kope uitgave. In dezelfde uitvoering, maar aan vanwege de „dubbeldikke" omvang tegen een iets hogere prijs zijn verkrijgbaar „Les grandes families" van Maurice Druon, het met de Prix Ooncourt 1948 bekroonde eerste deel van de trilogie „La fin des hommesen „Mort oii est ta victoire?" van Daniel Rops. De verschijning van een nieuw deel „New World Writing (ditmaal nr. 5) en van „Disco very" (nr. 4 over enige weken) wordt altijd met veel belangstelling tegemoet gezien. Lief hebbers van deze uitgaven mogen - wellicht ten overvloede - nog eens gewezen worden op „Stories in the modern manner-from the Par tisan Review" en „Modern Writing". De uitstekende „All-American fiction reader" met romans en korte verhalen van onder anderen James Cain, John We;dinan, Irwin Shaw, Nelson Algren, John O'Hara en William Faulkner is gelukkig weer volop leverbaar. Het zelfde geldt van „The point of honour", een nog tamelijk onbekende bundel van Somerset Maugham. Een paar andere belangrijke titels: .Galatea" en „Sinful Woman" van James Cain, romans bevolkt met - natuurlijk weer - ongewone „sterk-levende" mannen en dito vrouwen, ver der „lx»ve among tne haystacks" (verhalen) van D. H. Lawrence, wiens beroemde ro man „Sons and loverseveneens werd her drukt. Van Jerome Weidman verscheen: „I'll never go tnere anymore- een begrijpelijke uit lating, wanneer men dit boek gelezen heeft! Dogenen die nog een plaatsje kunnen vrij- Wrikken tussen „Desirée' en „Caroline" kunnen dit best opvullen met „Queen's Caprice" van George Preedy, een historische roman, waarin amoureuze en politieke verwikkelingen en ca priolen elkaar ln vrolijk tempo afwisselen. Een speciale vermelding verdienen: „The disguises of love" van Roby Maccauley en „The devil rides outside" van John Howard Griffin een roman waarom, zoals men dat uitdrukt „in Amerika heel wat te doen IsMen leze e» oordele zelf. Verheugend nieuws voor de lezer van science fiction :Cllfford D. Simaks befaamd geworden „City" en een meer dan uitstekende verzame ling verhalen van diverse bekende auteurs on der de titel „My best science-fiction story" liggen klaar om ingepakt te worden. Het wordt nu langzamerhand mogelijk op dit gebied „goed" en „slecht" van elkaar te onderscheider., wat evenwel nog moeilijk is met betrekking tot de zogenaamde „oei-mensromans' een genre waarin men momenceel ln Engeland en Ameri ka heel wat keus heeft, doch dat hier te lande practlsCh nog geen lezers gevonden heeft. MEN KAN van de Duitse uitgevers van goed kope reeksen niet anders zeggen dan dat zij dikwijls slagen ln hun opzet er iets goeds van te maken. „Und führen wohln du nicht wlllst van Helmut SoilwiCzer, „Esch oder die Anar chie" van Hermann Broch. „Die Liebessehau- kel" van Stefan Andres, „Der Tod ln Venedlg" van Thomas Mann, „Wo warst du, Adam" vat: Heinrich Böll en „Ball auf Sohloss Kobolnow" van Henry Benrath, om slechts een paar recente titels te noemen, zijn liJervan een sprekend be wijs. Uit litterair oogpunt wellicht minder be lanigrijk, maar toch altijd nog het geld en de tijd waard: „Das schone MSdchen von Pao' een bundeltje speelse verhalen van Otto Julius Blefbaum of „Verzauberung ln Ithaka" van Alexander Maral, een Ironische omwerking van Homerus' belde meesterwerken. Ten gerieve van de lezer met geschiedkundige belangstelling zij tenslotte gewezen op twee uitmuntende uitgaven: „Die Begegnung mit flein Genius' van Rudolf K. Goldsohmlt-Gentner en „Schattentoeschwörung - Randfiguren der Geschiehte" van Theodor Heuss. A.M. twee), maar gezien de gecompliceerde po litieke verhoudingen, feitelijk te weinig. Ongetwijfeld heeft zowel de golflengte- schaarste als de toepassing van de FM- techniek de stoot gegeven tot het werke lijkheid worden van één Oostenrijkse om roep. Wie een actueel Oostenrijks program mablad opslaat, ziet hoe van de vier door de bezettende machten gecreëerde omroe pen er nog twee min of meer autonoom bestaan, namelijk Rot-weiss-rot. welke via de ook hier te lande redelijk hoorbare zender Wenen op 397.4 meter uitzendt, en de zendergroep Dornbirn, Innsbruck in de Franse zóne. De Oostenrijkse omroep zendt dagelijks tussen 5.30 en middernacht twee program ma's uit, het eerste gaat nog tot één uur in de morgen door. De programmastruc tuur is vernuftig. Op het zendernet van het eerste programma vinderi de locale programma's een plaats. Dat wil zeggen, dat telkens gedurende een of twee uren in de morgen, de middag, de vooravond of de late avond de zenders van de Engelse, Amerikaanse en Russische zóne een af zonderlijk programma geven, waarin te vens de propaganda-uitzendingen van de bezettende machten een plaats vinden. Zo als wij reeds schreven, bleef de zender groep in de Franse zóne autonoom, doch zij levert, evenals de collegae in de andere zones, wel bijdragen zowel aan het eerste als aan het tweede programma. De bezet- tmgsautorïteiten hebben er alle vier van afgezien in het tweede Oostenrijkse pro gramma tijd voor propaganda-uitzendin- gen te vragen. Dit tweede programma wordt overdag ook uitgezonden door een FM-zendernet, dat nog in opbouw is en dat 's avondis een overwegend experimenteel programma geeft. De grote les welke Oostenrijk in de af gelopen jaren heeft geleerd., is dat het land niet de krachten heeft om vier program ma's od te leveren. Thans is bijvoorbeeld de zendtijd voor het tweede programma over de verschillende studiio's verdeeld in die zin, dat de helft der programma's door Wenen wordt geleverd, de andere helft door de overige studio's. Daardoor werd bereikt dat het gehalte der programma's veel beter werd: men kon zich nu concen treren op de productie voor een beperkt aantal uren in plaats van op vier complete orogrammaweken. Zo werd de Oostenrijkse luisteraar geheel en al verzoend met deze geleidelijke unificatie van zijn omroep bestel, waarbij trouwens de vrije vorm geving door de afzonderlijke studiostaven gehandhaafd bleef. Dat de FM-techniek ook Oostenrijk zou veroveren, lag voor de hand, gezien het gebrek aan golflengten. Voor de illegaal gebruikte frequenties gold trouwens ook het spreekwoord, dat gestolen goed niet gedijt. De FM-zenders legden in vele ge vallen een nieuw ontvangstgebied, over wegend van agrarisch karakter, open. Dat noopte tot bijzondere aandacht voor volks muziek. Men vond een compromis, dat hier te lande thans ook door de K.R.O. wordt toegepast: voor 21_ uur licht, na dat tijd stip ernstig. Overigens heeft de voorzie ning van de FM-zenders met programma's nogal wat voeten in de aardie gehad-. Die moeilijkheden schijnen thans ook over wonnen te worden, zodat de Oostenrijkse omroep, na rumoerige jaren, thans het sta dium der consolidatie bereikt schiint te hebben. j. H. B. GLASGOW (United Press) Het gemeentebestuur van Glasgow heeft zich tot de Engelse regering gewend met het verzoek maatregelen te nemen tegen de zogenaamde „horror comics" uit Amerika afkomstige boekjes met gruwel verhalen. Deze zouden de oorzaak zijn van hoogst ongewenste toestanden. Het verzoek is in handen gesteld van James Stuart, staatssecretaris voor Schotland. De stap houdt speciaal verband met een voorval, dat zich een week geleden in. Hutchesontown, een voorstadje van Glasgow, heeft voorgedaan. Blijkbaar onder de invloed van een dergelijk strip-verhaal kon men op een avond hon derden kinderen gillend en schreeuwend zien hollen naar een kerkhof, waar eën „vampier met ijzeren tanden" twee kinderen zou hebben verscheurd. Bovendien hebben tal van moeders er over geklaagd, dat haar kinderen niet kunnen slapen of door nachtmerries worden gekweld onder invloed van de „horror comics". Het gemeenteraadslid John Hains, die Hutchesontown vertegenwoordigt, ver telde in de laatstgehouden raadsvergadering het één en ander over zijn bevin dingen. „Voor zover mij bekend komen deze strips uit Amerika. De gruwelijke figuren, die hierin worden uitgebeeld, zijn in staat zelfs een volwassene de schrik op het lijf te jagen. Ik behoef u dus niet te vragen wat de uitwerking is op het kindergemoed", zei hij. Vele uitgevers in Groot-Brittannië hebben uit eigen beweging reeds het bestel len van de Amerikaanse „horror comics" stopgezet. BONN (ANP). Tussen Hamburg en Hannover is een postzegeloorlog ont staan. De verzamelaars van Hannover zijn als een man opgestaan tegen hun gemeentebestuur omdat dit het snode plan heeft opgevat de collectie van Han- noveriaanse zegels van de vroegere rit meester Conrad Wrede te verkopen. De waarde wordt op 75000 mark geschat. Zij worden deze maand door Edgar Mohrmann in Hamburg ter veiling ge bracht. Amerikanen koesteren grote be langstelling voor deze veiling. Toen Wrede zijn bezit aan de stad vermaakte, heeft hij bedongen, dat de verzameling voor altijd in zijn woning zou blijven en slechts bij hoge uitzondering aan belangstellenden getoond zou worden. Het stadsbestuur heeft deze voorwaar de door de rechter uit het testament laten schrappen en het wil uit de op brengst van de zegels Tischbeins schil- schilderij „Goethe in Rome" kopen. Geachte Redactie, Ze hebben ons weer loonsverhoging ge geven en nu komen ze natuurlijk van alle kanten ook weer met bijbehorende prijs verhogingen. Ik wil daarover niet al te zeer aan uw hoofd zaniken, omdat deze klacht u dagelijks bereikt, en ik wil u ook niet vragen of daar nu niets aan te doen is, want dat schijnt toch niet mogelijk te zijn maar wel wil ik uw aandacht vra gen voor het feit dat wij, de familie Aktus, er ernstig over denken om inplaats van de steeds duurder wordende eierkolen voortaan echte eieren te gaan stoken, wat voordeliger uitkomt. En dat we van plan zijn onze sigarettenpeukjes weer te gaan opsparen, net als in de oorlog. En dat we inplaats van onze brand- en inbraakver zekering een zelfblusser en een waakhond lief voor kinderen zullen nemen. En dat we al deze revolutionnaire protestacties zullen volhouden lot de belastingen hun prijzen drastisch zullen verlagen. Waarvan acte. AKTUS. (U kunt de eieren mengen met kunst eieren. Die blijven lang liggen. Red.). Fragment van één der hiernevens besproken schilderijen van Michael Podulke. In de Galerie Hamel, sinds enige tijd gevestigd Frans Halsstraat te Amsterdam, exposeert tot 12 October de Amerikaanse.schil der Michael Podulke. Deze jonge schilder kreeg vier jaar ge leden een studiebeurs voor Europa en verblijft al geruime tijd in ons land. Vóór Amsterdam liet hij zijn werk reeds op een tentoonstelling in Den Haag zien. Podulke is van Noors-Poolse afstamming en speciaal in het grafisch werk kan men de Poolse origine van de kunstenaar hier en daar onderscheiden. In Den Haag zag ik destijds meer gravures dan op deze Amsterdamse expositie, waar de schilderijen, merendeels voorstellingen van imaginaire landschappen, de hoofdschotel vormen. Dat is in zo verre jammer, daar Podulke zich in zijn grafisch oeuvre meer van zijn fantastische kant laat kennen en die Chirico-achtige landschappen wel wat eentonig zijn, zodat men zich afvraagt wat Podulke zal gaan doen als hij dit onderwerp heeft uit geput. Er is overigens nog wel een enkel intérieur uit ernstige^ ja bijna droevig-sombere kleuren samengesteld. Een kleuriger schilderij met vissen is op zich zelf aantrekkelijk door de deco ratieve werking van vorm en kleur, maar het verband tussen deze werken en de reeds genoemde landschappen, waarin de kleuren geel, blauw en zwart domineren, ontgaat de be schouwer. De experimenten op de etsplaat, waarbij Podulke verschillende technieken gemengd toepast, bieden deze schilder klaarblijkelijk een betere gelegenheid om tot ontleding van het eigen wezen te geraken. Men krijgt uiteindelijk de indruk met een interessante figuur kennis te hebben mogen maken, die er echter nog slechts gedeeltelijk in geslaagd is zich op overtuigende manier uit te spreken. De zwart-wit houtgravures boeien vooral door de speelse fantasie en de intelligende inven ties. OTTO B. DE KAT Naar aanleiding van: „Kathleen Ferrier, a Memoir" door Neville Cardus, met bijdragen van Sir John Barbirolli, Ben jamin Britten, Roy Henderson, Gerald Moore en dr. Bruno Walter, met vijftig illustraties (waaronder enige van Par- ticam Holland) verschenen bij Hamish Hamilton te Londen. Alle opbrengsten van de verkoop van dit boek worden gestort in het fonds ter verstrekking van de Kathleen Fer rier Memorial Scholarships, beheerd door de Royal Philharmonic Society. Het bevat tevens een lijst van alle gramofoonplaten, waarop de stem van Kathleen Ferrier te horen is, daaronder begrepen de in de handel gebrachte opnamen van enkele radio-uitzendingen. Voor gegevens omtrent de waardering voor Kathleen Ferrier op het vasteland van Europa werden gegevens door de componist Marius Flothtiis te Amster- 8 dam verstrekt. Zij had in Nederland zeker zoveel vrienden als in Engeland en haar dood, in 1953, bracht hier grote verslagenheid teweeg bij allen dié ooit getuige van haar optreden zijn geweest. Kathleen Ferrier, gefotografeerd door Cecil Beaton. BIOGRAFIEëN vormen graag genoten lectuur, omdat zij de lezer helpen zich een zo levend mogelijk beeld te vormen van een voorbije periode, die men nader wil leren kennen, of van een persoonlijkheid, die men bewondering toedraagt. Anders zijn de gewaarwordingen, die men ondergaat bij een posthume hulde aan een kunstenares, die men in de volle bloei van haar talent heeft meegemaakt, zoals de onvergetelijke alt Kathleen Ferrier, aan wier nagedachtenis thans in boekvorm een ontroerende weer voor zich tijdens een recital in de kleine zaal van het Concertgebouw in Am- hulde is gebracht. Soms glijdt de blik van de bladzijden weg en dan ziet men haar sterdam of op het toneel van de Stadsschouwburg, waar zij zo onvergelijkbaar mooi (het woord heeft helaas een banale klank gekregen, maar is in zijn volle betekenis bedoeld) de titelrol in „Orfeo" van Gluck vertolkte, dat men in geen jaren dit werk met een andere hoofdfiguur zou kunnen aanvaarden. IN GEEN TIJDEN is mij een boek onder de ogen gekomen, dat een zo dringend tot overdenking aansporende indruk naliet als het even fijnzinnige als zinrijke werkje, dat onder de titel „De route van Don Quijote" een halve eeuw na zijn eerste ver schijnen in de uitzonderlijk-gave vertaling van mr. E. Straat voor Nederlandse lezers toegankelijk is geworden. De schrijver ervan is Azorin, pseudoniem van José Mar tin Ruiz, tijdgenoot en ten dele ook geestverwant van Unamuno, één van de voor mannen van het historisch réveil, dat het geliefde vaderland Spanje niet zozeer wilde opstoten in de vaart der volken dan wel het tot zelfinkeer, tot bezinning op de krachten van geest en hart wilde opwekken, toen het, van zijn laatste kolonie beroofd, voor goed dreigde te verzinken in een poel van doffe berusting, De réveil was méér dan patriotisme, meer dan een nationale wekroep. Niet Spanje alleen was in het geding, maar West-Europa, niet de Spanjaard, maar de mens, de moderne mens. ALs Anigel Ganivet in hetzelfde jaar zonken-melancholisch levensgevoel, zijn overleden als dit réveil een aanvang nam tot milde ironie bezworen aanklacht. Want in zijn „Spaanse testament" de moderne dat doet hij: protesteren, in naam van die vooruitgang in staat van beschuldiging adel van geest en hart, evenals zijn ridder- stelt, omdat deze niet op een boven-tijde- lijke levensgids protesteerde: niet met bit- lijk beginsel berust, als Unamuno in een tere opstandigheid, maar met de klaarbldj- weesgerig essay van groots formaat het kelijke onmacht van zijn ideële humaniteit, „tragische levensgevoel" formuleert, als me^ oen ridderlijk „desondanks". Pio Baroja in zijn onstuimige romans met Nog eens gaat Azorin waar zijn meester vurige passie verstarde normen doorbreekt, Sjng, met Dulcinea, zijn mensenliefde, in dan stelt ieder van hen op eigen wijze zich zÜn hart; gezeten op zijn Rossinant als het de gewetensvraag: Wat is Spanje, is Spaan- schonkig voertuig van het menseLijik kun- se geest, is het boven-persoonWiike, boven- "en> Uer en onverzettelijk, tragisch en, in nationale, actueel en tijdeloos menselijke ogen van al wie de daad afweegt tegen in die geest? En dan verschijnt hun zonder het onmiddellijk effect, belachelijk maar uitzondering één uit het verleden, wiens *n die belachelijkheid groots, groots van déplorabele gestalte al een zwijgend ver- menselijk verantwoardedijkheidagevoe'. maan is: Don Quijote. Bii hem zijn ze allen Azorin treedt in de sporen, die Don Quijote te rade gegaan, bij Don Alfonso, de Goede, achterliet in de dorpen van la Mamcha en die als Don Quijote zijn weg der beproe- he steppen van Castilië, trekt door de on- ving zou gaan en al bij zijm geboorte in het herbergzame vlakte met de ongenaakbare brein van Cervantes ongewild méér dan bergeoulissen op de achtergrond en hoog een riddercarricatuur, méér dan een „tijds- daarboven de smette! oos-b'auwe hemel, beeld", méér dan een sterfelijke mensen- Waar hij de voet zet is stilstand, verval', figuur, een romanfiguur was: een mythe, woekerende vegetatie, verlatenheid, „sfeer voortgekomen uit de kentering der eeuwen. Dit In Memoriam Kathleen Ferrier is samengesteld door Neville Cardus, die zelf een hoofdstuk aan „Het meisje uit Black burn" wijdt. Men kent de geschiedenis van haar betrekkelijk korte leven en van haar nog veel kortere loopbaan wel in grote trekken, maar hier vindt men toch beves tigingen en bijzonderheden, die het portret van haar volledig maken. „Toen Kathleen Ferrier achttien jaar was in 1930 leek het zeer onwaarschijn lijk dat zij ooit vermaardheid zou genie ten als zangeres of als een knappe vrouw". Haar moeder beschouwde haar als het le- aan een concours in Carlisle, waar zij we derom voor haar pianospel met een eerste prijs werd beloond. Toevallig hoorde zij in een belendend vertrek enige vocale presta ties. Op haar uitlating, dat zij in ieder ge val betere geluiden kon voortbrengen, volgde een weddenschap om één shil ling! tot deelneming in de sectie alten. Tot ieders verbazing werd haar de aan moedigingsprijs voor Noord-Engeland toe gekend. Een jaar later trad zij voor het eerst in het openbaar als zangeres op. Dat was op een lief dad igheidsa von d voor een zieken fonds van metaalbewerkers in Workington, toen zij de naam Kathleen Wilson droeg als gevolg van haar al spoedig ontbonden hu welijk. Een plaatselijke verslaggever schreef, dat men „haar vertolking van Curly-headed Baby nooit zou vergeten". Doch genoeg hierover. De vrede bracht haar in een minimum van tijd internatio- Deze foto werd gemaakt tijdens haar laatste optreden (wederom in de rol van Orfeo, die zij ook twee jaren achtereen bij de Nederlandse Opera in het Holland Festival vervulde) in Covent Garden. lijke eendje van de familie. Wie haar ge kend heeft, al was het maar van verre uit een donkere zaal, zal dit nauwelijks wil len geloven, maar er is een jeugdfoto om het te bewijzen. Toen was zij veertien en debuteerde als pianiste. Als zodanig leek zij een veelbelovende toekomst tegemoet te gaan. Op haar ne gentiende jaar behaalde zij op een muziek feest te Liverpool de eerste prijs en gou den medaille van de jury. Toen zij al twin tig was, had nog niemand oor gehad voor haar stem, tenzij schrijft Neville Car dus een enkele aanvrager van een nummer aan de telefooncentrale van Blackburn, waar zij werkzaam was, omdat het moeilijk is een redelijk bestaan te ver dienen in een beroep met zovele beoefena ren als dat van pianist. Haar eigenlijke carrière begon op een 3 merkwaardige wijze. In 1937 nam zij deel nale erkenning. „Haar te hebben horen zingen" aldus Neville Cardus en men beaamt het van harte „mag gerekend worden tot de zegeningen, die men be hoort te tellen. Bijna oiwerdragelijk ont roerend was haar optreden in Orfeo, als uit haar verschijning van klassieke allure, als uit marmer gehouwen, die kuise maar warme melodie ovér het verlies van Eury- dice begon te vloeien. Zo zingende, korc voor haar dood. werd zij, reeds merkbaar gekweld door pijn, deel der onsterfelijkheid van Gluck". Tot zover in zeer vrije weergeving en kele passages uit de inleiding van Neville Cardus, die als het geheim van haar kunst beschouwt: de uitstraling van geluk door een grote persoonlijkheid. Ook haar bege leider Gerald Moore maakt gewag van „deze innerlijke kracht, die maakte dat men naar haar wilde luisteren". Hij ci teert een uitspraak van Lord Esher, die gezegd zou hebben „De twee opmerkelijk ste vrouwen van Engeiand zijn de Konin gin en Kathleen Ferrier". De dirigent Sir John Barbirolli merkt over haar laatste levensjaren op, dat haar inspirerende warmte en haar kernachtig gevoel voor humor haar nooit in de steek lieten. Zij aanvaardde haar lot met Olym pische waardigheid, getuige haai- uitlating in het ziekenhuis: „Wat een gelukskind ben ik toch!" En hij citeert met instemming de mening van een recensent van de Man chester Guardian: „Haar zingen solionk de zeldzame ervaring van iets wonderbaar lijks, aan het lichaam ontheven. Men vreest, haar horende, nooit meer een der gelijke pure glorie te beleven". Benjamin Britten wijdt in zijn herin neringen veel aandacht aan haar eenvoud en bescheidenheid. En hij voegt daar aan aan het einde waarvan wij, andermaal in een kentering verkerend, staan. Van de baanbrekende generatie van 1898 was Azorin de meest lyrische. Zijn proza is voor alles stemmingsbeeld, kleurnuance, sfeer. Maar het coloriet daarvan is zo plas tisch, zo bewegelijk ook ro fijn-gedaffe- van oudheid van roerloosheid, van diepe rentieerd, dat het geringste detail tot een rust van eeuwenlange berusting": de essentie wordt van zijn ontboezemende fan- Memtocht van het tragische". Argamasil- tasie, zyn speelse wijsgerigheid, zijn be- la> waQr Don Quijote-s wdeg s{ond, een „ziek dorp". De herberg op de bergkam it v ju van Puerto Lapiche, waar de d'olende ridn- toe: „Er zijn talrijke platen van haar doch der de9tijds bij ma,neschijin de wacht helaas is niets van my daarbij en dat is by zijn is een ruïne, het paleis mijn egoïstisch verdriet, want zij zong van Du]cinea een vervallcn k'rot. En de mijn composities met haar eigen annayolg- bergbeek in de grot van Montesinos, in die bare warmte en toegewijde zorg, zoals zij afgrondelijke diepte welke Don Quijote alles zon-, also, ze het belamgnjkste ter trotseerde en waarin hij „liefelijke weiden wereirl waren en wonderbare paleizen" zag, is een roer- w un "ls*err]J voorbeeld noemt Bruno ,oos geheimzin.nig water geworden, „een Walter haar, mede dank zij haar natuur- du,izendjarig water, een blind water, dat lijke waardigheid haar enthousiasme, haar een dof een niet omschrijven geluid ^S%^y0^le• hw feweld^f expressi- maakt, d.roLgend en klagend-, als we er een te f ,a op. k terrein van muziek paar stenen in gooien". Kan het symboli- met geestelijke inhoud voelde zij zien scher worden geZegd dam met deze meta- thms Haar samenwerking met my be- foor, hóézeer Don Oudjote vergeten ver hort tot de gelukkigste ervaringen uit raden, ontadeld werd? mijn loopbaan Dit fijnzinnige verhaal, dit novellisti- Laten wij dit artikel besluiten met de- scbe essay, dit romaneske commentaar op zelfde woorden die haar leraar Roy Hen- Cervantes' onsterfelijke schepping is met der son gebruikte: „Ik vraag mij dikwijls al zijn toespelingen een vurig beroep op af wat er gebeurde, toen de laatste dappers OIlze menselijke waardigheid, een appèl noten m het concert van haar leven weg- van actualiteit, die dit vijftig jaar oude stierven en de trompetten aan gene zijde schriftuur in zijn diepste strekking op éém een welkom schalden, uitbundiger dan stelt met het dringend vermaan vam enig applaus dan zij ooit had gekend. Zou een jongere auteur dier generatie van '98, zij hebben omgekeken naar haar vrienden' die „De opstand der horden" schreef: Or en naar de wereld, waaraan zij zich zo ^<*3 y Gasset weldadig gegeven had En zou, toen de be'volmolen, dat prozaïsch mechanisme, schimmen van Bach, Handel, Gluck, Schu- waartegen Don Quijote in de vreedzame Als Orfeo in Glyndebourne, welke uitvoe- ,mna^hteIoos ,te kee,r fcn^,eI] ring ook op gramofoonplaten is vastgelegd. windnfotens vm Criptana 'S^dS; domheidsmacht gedreven „reuzen", draaien nog en hoeveel tome-lozer! Maar waar zijn de ridders, die het er tegen diurvnen opnemen? Die bereid zijn om zelfs het on mogelijke te wagen teneinde het mens onterende te keren? Ze zijn er Azorin is er zo één. En ik denk aan wat Huizkiga destijds schreef over die gemeenschap van naamlozen, over de wereld verspreid1, dde stand houd-t, Don-Qudjotisch, ter adeling van het menselijk-hachelijke. Als een fanaal, een waarschuwend noodu sein, staat het vijftiende hoofdstuk aan het eind van dit boek: er breken in Alcazar de San Juan geheimzinnige branden uit, hier en daar, er vertoont zich nu en dan een raadselachtige spookgestalte. Die branden ze zijn de gloed van Don Quijote's „des ondanks". Die gedaante is zijn rondwaren de schim. En al negeert de „burgemeester van Alcazar" d'it signaal van het geweten door te verklaren „dat er geen klok meer geluid zal worden, al staat het hele dorp in brand", er zullen nogmaals deson danks klokkeluiders zyn als Azorin, als Ortega, Unamuno, Rarniro de Maeztu. „Wij komen allen uit de mantel van Go- golj", schreef Toergenjev. Wie zich als Azorin op d-e geestelijke barricade waagt van een bedreigde mensheid- weet dat hij uit de „mantel van Don Qurijote" komt. bert, Brahms, Mahler en Elgar opstonden c. J. E. DINAUX. om haar welkom te heten, een nabije geest de woorden hebben opgevangen: Is het goed geweest?" D. K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15