Losse woorden Ramenrollers en mosterdpotjes BAIE WELKOM, PRINS TELEFOETSIE DE LAA TSTE MODE IS HIER NIET IN TEL 4* Kaartsysteem van Nederlandse schrijvers Zwevende verbeelding van het Amerikaanse burgerleven Zeven verdiepingen vol met costuums DE RECHTER Porter is dood, maar nog niet begraven: „The Deep Sleep" vertelt van een dag in het sterfhuis en de gedach ten en herinneringen van de familieleden, zodat men tenslotte een beeld heeft van hun relaties. Meer dan dat, want hier gaat het niet voornamelijk om: de personen verwisselen hun alledaagsheid voor een poëtische werkelijkheid, waarin hun ge babbel tegen de achtergrond van de dood aan de eeuwigheid ontleend lijkt te zijn. Gebabbel blijft het niettemin, van een geheel alledaagse orde. Er zijn gesprekken over huiselijke en zakelijke aangelegen heden, verstrooide losse opmerkingen en dialogen waarin beide personen hun eigen gedachten volgen en elkaar geen antwoord geven. Het is vaak zo gemeenzaam en hoe wel zorgvuldig met een zo opgelegde nonchalance geformuleerd, dat het op de manier van schetsjes regelrecht verwijst naar het Amerikaanse burgerleven, waar naar het uitgebeeld is. Het evenwicht tus sen letterlijke betekenis en suggestie wordt daar wel door verstoord. Dat be zwaar zal overigens meer gelden voor een buitenlander dan voor een Amerikaan, die de scènes van zijn eigen soort leven automatisch herkent en er niet door afge leid wordt. Als men met de neus er boven op naar de betekenis moet zoeken, loopt men het gevaar de bedoeling uit het oog te verliezen: de kunst is om op de juiste afstand te blijven. WRIGHT MORRIS heeft inderdaad een eigen manier van roman-maken, met een eigen fascinering. Zijn bekwaamheid in het fraseren helpt hem om een originele toon te vinden, maar leidt hem waarschijnlijk tegelijkertijd af van zijn concrete inhoud. Zelfs een Amerikaan zou toch moeten wensen, dat hij aan de concrete kant wat meer hard materiaal gebruikt had. Dat zouden nog geen ideeën hoeven te zijn, beelden zouden al voldoen, waarin men de personen voor zich verdeeld zag over de scène: nu verliest men ze vaak uit de greep en zweeft men welgezind maar on tevreden voort op een tapijt van gevoelige observaties. Pas tegen het eind komt er een fors beeld in het spel: de schoonzoon Webb moet iets zoeken op zolder, waarvan de toegang op een merkwaardige manier vol gens een tuimelprincipe is geconstrueerd; hij verdwijnt in die zolder, hij vindt er oude familiebezittingen en hij valt er in slaap. Die bijzonderheden zijn tastbaar; als er meer van geweest waren zou men min der vaak het gevoel hebben dat de auteur het leven niet wil toestaan tussen hem en zijn roman te komen. De laatste beschuldiging is nogal grof en het zou niet eerlijk tegenover de schrijver zijn om te doen alsof een dergelijke indruk de voornaamste is die zijn boek nalaat. Sommige van de hoofdpersonen zijn heel goed tot stand gekomen, niet als karakters, wat zij in het verband van dit boek ook niet hoeven te zijn, maar als menselijke verschijnselen. Dat geldt vooral voor de schoonzoon Webb, een schilder wiens men taliteit onordelijk afsteekt tegen die van het geregelde burgerhuishouden; zijn in vallen en uitspraken, die de schrijver wel grotendeels aan zijn eigen opvattingen ont leend zal hebben, zijn de meest onderhou dende passages van het boek. De Weduwe Porter is ook herkenbaar: een monster van ordentelijkheid, gezag en onnozelheid. Evenals grootmoeder Porter, taai en kinds in de opsluiting van een leeftijd van negen en-negentig jaar. De dochter Katherine. die toch een sleutelpositie bekleedt tussen haar moeder en haar echtgenoot Webb, heeft weinig waaraan zij te onderscheiden is en het manusje-van-alles Parsons niet veel meer. De manier, waarop de schrijver zijn ro man over deze vijf hoofdpersonen leidt, maakt het des te moeilijker om hem op de voet te volgen, wanneer hij geen harde ge gevens gebruikt. Het boek is ingedeeld in korte hoofdstukken, die om beurten naar een van de vijf personen genoemd zijn. Dat betekent dan niet dat de naamgever het hoofdstuk vertelt, noch dat hij er exclusief in optreedt, alleen dat de heer Morris hem als vast punt kiest, waar omheen hij in vol maakte vrijheid zijn roman vervolgt. Hij gaat snel en onbekommerd van de ene vorm in de andere over: juist is men er aan gewend, dat hij een persoon van bui ten ziet of hij voorziet hem van een onuit gesproken gewaarwording. Dan staan wij weer enige tijd buiten, maar even latei- halen wij samen met hem zijn herinnerin gen op, om hem dadelijk nadat dat ge beurd is, aan een gesprek te zien deelne men zonder dat wij horen wat hij denkt bij wat hij zegt. Onrustiger kan het niet. En men krijgt ook niet de indruk, dat.die tech niek op grond van bepaalde overwegingen wordt toegepast, maar dat eenvoudig de grillen van de auteur meester zijn. NIETTEMIN passen de gevolgen ervan wel in de manier van het boek: de perso- OP EEN MORGEN stapte ik een zaak binnen waar men ijzerwaren verkocht en vroeg naar ramenrollers. Is dat nu zo iets raars? Ik had ze gezien bij een kennis van mij, die ramen rollers. Gewone ijzeren wiel tjes, waar niets bizonders aan was. Maar de jongeman achter de toonbank in die ijzerwinkel keek mij aan alsof ik naar wasbeertjes had gevraagd. Hij keek mij zo een hele tijd aan en riep toen: „Vader, hebben wij ramenrollers?" Achter in de winkel richtte een oude man, die daar bezig was dozen uit te pakken, zich op. Hij kwam schuifelend naar mij toe. „Ramenrollers", peins de hij onderwijl hardop, „wat zijn dat?" „Dat zijn rollers voor de ra men", hielp ik hem, „daar rol len de ramen op, als ik het zo eens mag zeggen." Hij bleef mij gedrukt peinzend aankijken. Ik had hem graag wat verder geholpen, maar het ging niet. Ik had zelf, eerlijk gezegd, nooit ramen op ramenrollers zien rollen, en ik wist ook niet precies hoe dat in zijn werk ging. Ja, er was toch wel wat met die ramenrollers. Ik had ze namelijk niet nodig voor ramen, maar voor schuifdeu ren. Dat ging die man in de ijzerwinkel echter niets aan. Hij kon ze mij gewoon als ra menrollers verkopen. Een kennis van mij had zelf een kast gemaakt en voor die kast twee schuifdeuren aange bracht. Een keurige kast. Nu schoven die schuifdeuren van hem op ramenrollers, die over gewone gordijnrails liepen. Het was wel geen echt vakwerk een timmerman zou het beslist anders doen dat weet ik ook wel, maar het ging toch best. De deuren schoven prima en het was zo simpel eenvoudig. Het was zo simpel eenvoudig, dat mijn vrouw mij overhaal de ook zo'n kast te maken. Vrouwen hebben nooit kasten genoeg. Maar goed, ik maakte zo'n kast en ik was er bijna mee klaar en ik zat nu op die ramenrollers vast. De oude man in de ijzerwin kel schudde treurig zijn hoofd. „Nee, ik geloof niet dat wij ze hebben." Ik ging dus naar een andere ijzerwinkel. „Mag ik een paar ramenrollers van u?" „Wat bedoelt u?" „Ramenrollers." „Nee, die hebben we niet." Nou een erg courant artikel bleek het niet te wezen. Ik maar weer naar een andere zaak. „Hebt u rameilrollers?" „Hoe zei u?" „Ramenrollers." „Effetjes voor u kijken." De man wendde zich van mij af en verdween achter een deur. Een ogenblik later kwam hij met een reusachtig en moei lijk te tillen stuk ijzer terug. „Is het dit?" vroeg hij. „Nou niet helemaal", ant woordde ik. „Kijk, als dat er nou af was en dat en er alleen een heel klein wieltje over bleef, dan zou het er wel wat op beginnen te lijken, ja De man keurde mij geen blik iets als houten zagen of boren voor vierkante gaatjes, waar naar men mij in mijn onschul dige jeugd wel eens navraag had laten doen? Als dat zo meer waardig en wendde zich tot een volgende klant. Ik ging de vierde ijzerzaak binnen en de vijfe en de zesde en overal ving ik bot. Overal iK HAASTTE MIJ naar mijn kennis. Ik trof hem op de trap, want hij moest juist weg. „Zeg, die dingetjes, die jij onder je schuifdeuren hebt, heten toch wierp men vreemde, wantrou wende blikken op mij, maar ramenrollers.... niets daar van. En in de zevende zaak vroeg men mij: „Waar hebt u ze eigenlijk voor nodig?" Ik dacht, nou ik zal wel wij zer zijn om dat te zeggen. Als ze je toch al zo vreemd aan kijkennee, dan kun je toch niet gaan zeggen, dat je ramenrollers nodig hebt om deuren op te laten schuiven. Dan wordt je zó de winkel uit geworpen. Ik begon mij onder al die ach terdochtige blikken die die mannen achter de toonbank op mij wierpen hoe langer hoe on zekerder te voelen. Die dinge tjes, die die kennis van mij onder zijn deuren heeft gezet, zullen toch heus wel ramen rollers heten, vroeg ik mij af. Hij zal mij toch niet voor de gek gehouden hebben? Ik loop toch niet naar het een of an der scherts-artikel te vragen? Ramenrollers zijn toch niet zo wel ramenrollers is het niet?" „Ja, wat anders?" Ik dacht een moment na. „Ver tel mij dan eens waar je ze gekocht hebt?" vroeg ik slim. „Aan de Oostersingel", ant woordde hij zakelijk. „Je weet wel in die grote ijzerwinkel op de hoek van.... Ja, hoe heet de straat ook weer?" Enige ogenblikken later stond ik in de ijzerzaak aan de Oos tersingel. Ik richtte mij tot de lange, slungelachtige jongen achter de toonbank en zei zo onopvallend mogelijk: „Hebt u ramenrollers?" „Wat verstaat u daaronder?" wilde de slungel weten. Wat verstond is daaronder. „Rollers om ramen op te rol len", verklaarde ik helder. Op dat ogenblik wilde die jongeman weer in het mij die morgen zo bekende gepeins wegzakken, maar ik gaf hem de kans niet. aan, „want een kennis van mij „U kent ze wel", viel ik meteen heeft ze hier ook gekocht." De jongeman haalde zijn schouders op. „U kent ze toch", zei ik. „Komt u dan zelf eens kijken", antwoordde de slungel onwil lig en hij leidde mij naar een wand van de winkel, die uit kleine laadjes bestond. Buiten aan elk laadje hing het voor werp dat er in moest zitten. Ik liet mijn oog glijden langs schroeven en haken.... en daar had ik ze. „Dat is 'm", zei ik en wees de winkelbediende een ramenroller aan. „Maar dat zijn geen ramenrol lers", zei hij minachtend. „O nee?" „Welnee. Dat zijn mosterd potjes." „Hoe?" vroeg ik. „Mosterdpotjes", zei hij. „Ge woon mosterdpotjes". „O heten ze zo", zei ik. En ik dacht, nou vooruit, dat weten we dan ook alweer. „Geeft u er mij maar acht van." De jongeman trok de lade open en er zat niets in. „Ik heb ze op het ogenblik niet in voor raad", zei hij, „maar ik kan ze natuurlijk wel voor u be stellen." „Ik zal eerst nog eens verder kijken", zei ik. Ik ging naar een andere ijzer winkel. „Ik wou graag een paar mosterdpotjes van u hebben", zei ik moedig. En nu deed zich het vreemde verschijnsel voor, dat de man heel gewoon bleef kijken en zich meteen naar een kastje spoedde. Ik begon het fijne van de zaak te begrijpen. Als je in een ijzerwinkel komt, moet je nooit naar ramenrol lers vragen. Dat is veel te gek. Je moet gewoon zeggen: ..Mos terdpotjes alstublieft. Helaas had ook die winkel wei nig in voorraad. Van de maat die ik hebben moest, maar drie. Het was onderwijl tijd gewor den om een boterham te gaan eten. Ik ging naar huis en on der het boterhameten vertelde ik mijn vrouw mijn belevenis sen. EN MIJN VROUW ging die middag. Nu trof zij toevallig een grapjas. Op haar vraag naar de bekende potjes, ant woordde de ijzerman: „Met of zonder mosterd, mevrouw?" Maar mijn vrouw was niet op dat soort grapjes afgestemd. „Ach kom", zei ze, „u weet wel wat ik bedoel. „Natuurlijk weet ik wel wat u bedoelt", zei de ijzerman met een toegefelijke glimlach, „u bedoelt natuurlijk geen mos terdpotjes." „O nee?" vroeg mijn vrouw. „Neen", zei de man, ,.u bedoelt natuurlijk ramenrollers. Het leven is soms wèl ingewik keld. Maar enfin, wij hebben ze gekregen, hoe ze dan ook mogen heten. De deuren schui ven best. En daar was het ten slotte om begonnen. nages worden er vager van en men kan nooit vaststellen dat ze hier of daar in het bijzonder zijn. Des te meer komt er aan op de suggestieve functie tegen de achter grond van de dood. Tenslotte zijn bedoe ling en onbedoeld gevolg in zulke gevallen moeilijk te onderscheiden, maar men is ge neigd het verlangen van de auteur om zichzelf tot iedere prijs te verbergen als de oorzaak van de hele stijl te zien. Dat ver wezenlijkt hij in elk geval ten volle: veel afdoender dan wanneer hij zich met één van zijn personen vereenzelvigd had, schuift hij alle verantwoordelijkheid af voor de handelingen en de gedachten die in zijn boek voorkomen. Men vindt hem pas in de tweede linie: in zijn puntige, idio matische losse schrijftrant, maar men wordt daar niet door schadeloos gesteld. Het komt dan weer op hetzelfde neer: een gebrek aan hard materiaal, waardoor de betekenis van alles zwevende blijft. Men kan het wel een bedoeling van de auteur achten om daar juist zijn kracht in te vin den en men zal hem ook de originaliteit niet ontzeggen waarmee hij „het leven ziet zoals nog niemand vóór hem het precies gezien heeft". Hij heeft zich alleen van die originaliteit nog niet definitief meester ge maakt. Men houdt uit „The Deep Sleep" voornamelijk de indruk van een bijzonder talent over en van een verbeelding van het Amerikaanse burgerleven, die net niet vol tooid is. S. M. „The Deep Sleep" van Wrijtfu Morris werd gepubliceerd door Eyre en Spottiswoode Het Nederlands Letterkundig Museum en Documentatiecentrum te 's Gravenhage is zijn werkzaamheden begonnen. Men wil zich niet beperken tot het verzamelen van letterkundige documenten en gegevens, doch ook naar buiten optreden en de re sultaten van de wetenschappelijke docu- mentatie-arbeid aan anderen ten goede doen komen. Nog dit jaar zullen namelijk de „Mededelingen van de afdeling docu mentatie" van het museum gaan verschij nen, die een betrouwbare en zich steeds uitbreidende schat van gegevens over Ne derlandse letterkundigen, hun werk en de reacties op hun werk verschaffen. Deze mededelingen zullen niet in de vorm van een tijdschrift worden gedrukt, maar in die van een kaartsysteem. De eer ste reeks zal bestaan uit basiskaarten, waarop de namen en voornaamste gege vens van een groot aantal Nederlandse schrijvers vermeld staan. In de loop van het volgende jaar zal maandelijks een aan tal aanvullingskaarten verschijnen, waar op nadere biografische en bibliografische bijzonderheden over één of twee auteurs. Sinds kort is als conservator aan het Letterkundig Museum verbonden de heer drs. Gerrit Borger, die onder meer met de uitgaven der verzamelde werken van Paul van Ostayen belast is. Directeur is de bi bliothecaris der Koninklijke Bibliotheek, dr. L. Brummel. De verzameling, die voorlopig nog te consulteren is in het Gemeente-archief aan het Rijswijkseplein, breidt zich nog steeds in snel tempo uit. Onlangs is hieraan toe gevoegd de zeer omvangrijke litteraire na latenschap van prof. dir. Jan te Winkel, een dor bekendste historieschrijvers van de Nederlandse letterkunde. Nogmaals een grapje uit „The best cartoons A from France". Zie ook pagina 6. j. De ond-llaarlemmer E. Huis, thans verblijvend in Zuid-Afrika, stuurde ons het daar veelgelezen weekblad „Die Landstem" van 2 October 1954, daarbij in het bijzonder onze aandacht vestigend op een artikel ter verwelkoming van Prins Bcmhard, dat wij opdat ook u er genoegen aan beleeft - hier onder in extenso overnemen. NAMENS die hele volk wil ons u baie welkom heet in ons midde, hooggeagte Prins Bernhard. Ons is het jammer dat u nie ook u vrou en die dogters saam- gebring het nie. Hoop alles gaan nog goed met hule. Ons is bly dat u 'n veilige reis met die vliegtuig uit Amsterdam oor Afrika ge had het en ons bewonder u dat u die vliegtuig self bestuur en so 'n mooi lan ding op so 'n skuins lughawe as Swart- kops in Pretoria gemaak het. Jammer dat u daarna u voet aan 'n stuk draad 5.000 voet onder die aarde in 'n goudmyn op Krugersdorp moes gaan seer maak. Maar hierdie ou din- getjies gebeur maar in alle gesinne. Ons het lekker gelag vir u opmerking toe die seertjie behandel is: „Ek dink ek sal leef." Dis wat ons boere ook maar met hul pittige humorsin sou gesê het. En het die mynmaatskappy toe vir u 'n paar nuwe sokkies gegee om te ver goed vir die paar wat die draad geskeur het? Laat ons weet. Ons help graag mekaar. Voor ons vergeet, baie dankie ook vir die mooi presente wat u namens uself en u familie aan ons Eerste Minister, mev. Malan en Marietjie saamgebring het. Dr. Malan is baie in sy skik met die silwer tabakkissie met die vier Bybel- figure daarop en mev. Malan hou ook baie van die goue borsspeld. En moenie praat van Marietjie se genot met die pragtige pop wat sy van u dogters ont vang het nie! Ons is ook bly dat u bly is met die geskenk, die kleuralbum van Suid-Afri- kaanse tonele wat dr. Malan namens ons almal aan u gegee het. En hoe hou u van die stukkie goud-erts in die eike- kissie wat die mynmense aan u geskenk het? Mooi né, en ook 'n lekker herinne ring aan die myn waarin u u voet seer- gemaak het. Maar genoeg van hierdie klein mens- like dingetjies, prins, waarmee u al klaar die harte van ons almal hier ver- ower het. Daar is ook groot dinge op die spel. Ons is bly dat die Unieregering en die K.L.M. tot 'n ooreenkomst kon kom oor die vliegdiens tussen Nederland en die Unie, bly ook dat ons nog altyd Ne derlandse immigrante uit u vaderland kry om ons hier te kom help om die Unie op te bou. Net jammer daar kom nie genoeg van hulle nie. Kan u nie help dat meer hierheen kom nie, of is dit juis een van die groot doelwitte wat agter u rei staanom Suid-Afrika en sy geweldige ontwikkelingsmoontlikhede beter bekend te stel by die duisende emigrante wat elke jaar uit Nederland na ander lande moet wegtrek? As dit so is, bedank ons u by voorbaat vir die groot publisiteit wat die Unie hieruit ontvang. Dis vir ons land baie werd. Ons hoop dat u verder 'n aangename reis sal hé en behalwe al die hoogge- plaasde mense ook die doodgewone bur gers en burgeresse van ons land sal ont moet. Hulle mag doodgewoon wees, maar hulle is ver van dood en as u hulle leer ken, sal u besef dat hulle buitenge wone eienskappe het. Ja, hulle het daar- die groot en goeie eienskappe behou wat ons voorvaders uit Nederland saamge bring het. Hulle het moed en hulle het geloof. Hulle hetook nog daardie groot vryheid- sin wat Holland tagtig jaar teen die Spanjaarde laat veg het. Ongelukkig het hulle 't bietie van die verdaagsaamheid verloor wat hulle voorwaders gehad het, maar u sal vind dat hulle nog net so lief vir 'n argument en vir redekawel is as wat u eie onderdane is. En dis maar tog die grondslag van ons gemeenskaplike demokratiese tradisies, nie waar nie? Geniet uself dus maar, en maak u volkome tuis. As u kan en die mense wat u program reël laat u bietjie vry tyd, gaan kuier gerus by ons goeie en gawe en gasvrye boere. U sal vind hulle is lekker kérels en hulle ken nie forma- liteite nie. Toe u kollega, prins Paul van Suid-Slawië, jare gelede hier was, het een van ons boere in Oos-Transvaal sommer reguit na hom gestap en vir hom gesê: „Dag, koning, ek is Ferreira." Nou ja, as dit met u gebeur, moenie ont stel wees nie. Dis maar soos ons boere is. Sorg net dat u uself voorstel. En dan nog iets. In Kaapstad wag daar 'n vrou vir unee, die Koningin hoef nie ontsteld te wees nieen sy wag al lankal. In die bitter koue van ons lente is sy nou in 'n seil toegedraai en dit sal u taak wees om daardie seil af te trek. Dis mos ons ou stamvader, Jan van Riebeeck se vrouw, Maria, wat wag om onthul te word. Ja, dis maar 'n stand beeld, dis dié wat ons sê die Koningin sal nie omgee dat u haar onthul nie. Maria moet glo eendag voor die Poort van Afi'ika gaan staan, maar ongelukkig is daardie Poort nog nie daar nieja, ons wonder self wanneer ons ons Poort gaan kry. Miskien sal u kuiertje ook daar bietjie lewe inblaas.. Ons hoop regtig so. Nou ja, reis maar lekker deur ons mooi land met sy gawe mense en as u huistoe skryf, laat weet groete van ons almal aan Koningin Juliana en aan die vier dogters. Sê ons hoop hulle kom ook eendag. >xcx3ccccaxoco(x)c<xic«5coooccccxxxxxx3oooococxxxxxcoo<xocccccoc<>^xccocccccccccocococoooccoooooooooooooccoc>' OCOOCOCCOr OOCC<XXXXX>2000COOC<XXXOOOOOOCOCCOO« XXXCOOC<XX)C<XXXXXXXX*XXXXXCiCOOOOOOO xooo oocoooccocccooooo HEEFT DIE Marie-An toinette de goede maat? Ja zeker, maar hebt u nu ook nog een beer voor mij? Nee, de beer is uit. Kunt u het niet met een leeuw doen? Dat zijn zo van die ge- sprek-fragmenten, die men opvangt in het bekendste costuumhuis van Neder land: dat van de heren Ser- né aan de Groenburgwal te Amsterdam. De firma Serné verhuurt costuums aan be roepstoneelgezelschappen en aan amateurs, zij steekt de deelnemers aan een histo rische optocht in het pak en wie naar een bal-masqué gaat kan eveneens bij haar terecht. In twee grote panden, schuin tegenover elkaar ge legen, bevinden zich de dui zenden en duizenden cos tuums, die de bedrijfsvoor raad vormen van deze merkwaardige onderne ming. Hoeveel costuums er precies zijn? Ach, dat weet men waarschijnlijk niet eens: in het ene pand, een pakhuis dat uit zeven ver diepingen bestaat, bevinden zich er ongeveer twaalf duizend, het andere bevat er ook vele duizenden.... Serné levert vrijwel alle costuums voor de Neder landse Comedie (en voor de Gijsbreght brengt dat heel wat werk met zich mede!) Daartoe beschikt het bedrijf sinds enige tijd ook in de Amsterdamse Stadsschouw burg over een eigen atelier. Voorts betrekken Rotter dams Toneel, de Haagse Co medie, de Toneelvereniging en de toneelgroep Theater te Arnhem geregeld cos tuums van dit huis. Uiter aard moet men voor de meeste stukken nieuwe cos tuums maken, omdat de ontwerpers van de gezel schappen nu eenmaal dik wijls iets crëren, dat niet in voorraad is. Welnu, dan worden ze gemaakt ten zij de ontwerpen zó exotisch zijn, dat Serné later die costuums nooit meer zou kunnen gebruiken, in welk geval de gezelschappen zul ke costuums zelf (laten) vervaardigen, of.de ontwerper zijn creatie wat verandert. UIT HET amateurtoneel is het bedrijf ontstaan. De grootmoeder van de tegen woordige eigenaar was na melijk amatrice. Zoals in die tijd bij het amateur toneel gebruikelijk was, maakte ze alle costuums, die ze moest dragen, zelf. Op een gegeven ogenblik, in 1886, kwam ze op de ge dachte, die de basis legde voor dit bedrijf: ze besloot ook costuums te gaan ma- ken voor andere amateur toneelspelers en haar eigen costuums na gebruik aan anderen te gaan verhuren. Dat maakte opgang: hele verenigingen telde zij wel dra onder haar klanten. Van alle kanten stroomden de mensen, die een toneelcos- tuum nodig hadden, naar de Groenburgwal 56, waar twee kamers en een zolder voor het bedrijf werden in gericht. Haar man, meubel maker van beroep, fabri ceerde nu en dan ook to- neelrequisieten, maar die tak van de zaak heeft men later gekapt. Allengs breidde de kring van relaties en daarmee de voorraad costuums zich uit. Haar zoon zette later het bedrijf voort. Diens zoon, de tegenwoordige eigenaar Bart Serné, nam op zijn beurt de zaak over en ook Barts zoon, Arend, is nu in het bedrijf opgenomen Langzamerhand kwam men in het oude, hoge pand ruimte te kort. Zo werd in 1923 één étage aan de over kant gehuurd. Nu zijn alle zeven étages ook daar in ge bruik en wéér worstelt men met ruimtegebrek EEN KIJKJE in de ate liers en bergruimten geeft een indruk van de enorme verscheidenheid van cos tuums, van de Romeinse tijd af tot 1900 toe. De laat ste mode is hier natuurlijk niet in tel, maar er zijn wel costuums, die van alle tij den zijn: die van Sint Nico- laas, waarvan men er zelfs vijftig in voorraad heeft! Behalve wat Sinterklaas betreft zoekt de firma het overigens niet zozeer in se ries dan wel in grote ver scheidenheid. We noemden de costuums van Marie-An toinette al (in verschillende maten). Zo zijn er costuums uit allerlei tijden en van allerlei volken. Spanjaarden hangen er naast oude Ro meinen, Chinezen naast In dianen, achttiende-eeuwse hovelingen naast middel eeuwse krijgslieden. Alle costuums zijn van goede, sterke stoffen gemaakt, want ze moeten lang mee. Dat gaan ze ook voor zover de motten, waartegen met kamfer, kloppen en luchten een onafgebroken strijd wordt gevoerd, het niet al te bont maken. Die motten hebben in elk geval geen kans in de harnassen, de degens, de helmen, de musketten, de lansen en dergelijke, die óók tot de uitrusting der Serné's be horen. Wij vroegen, wat de grootste opdrachten van de firma zijn geweest. Kwa men die van Carel Briels, de specialist in het massa le? Dat bleek niet het ge val: Serné heeft wel voor „De Rijn in de R.A.I." een tweehonderd costuums ge leverd, maar dat aantal werd vorig jaar ver over troffen door de Staats mijnen, die voor een op tocht twaalfhonderd cos tuums nodig hadden. Daar mee zelfs was echter het record van 1938 niet over troffen: toen deed men voor een historische optocht ter gelegenheid van het rege ringsjubileum van Konin- kin Wilhelmina een beroep op Serné en werden der tienhonderd deenemers aan die optocht aan hun histo rische costuums geholpen. En nu moet u niet den ken, dat zulke costuums op goed geluk worden gezon den: niet slechts voor de toneelgezelschappen, maar ook voor zulke optochten van de Staatsmijnen en zo wordt alles voor elke deel nemer precies op maat ge maakt. JAN KOOMEN BENT U wel eens in een kerk geweest, waar u een man in zachtblauw overhemd tegen een man in een waddenzeegroene trui hoorde zeggen: „Neem jij z'n achter hoofd maar, want je staat in Karei z'n beeld7" Zo niet, dan was u nooit in de televisiestudio in Bussum, die welclra de langste tijd heeft dienst gedaan, omdat de nieuwe bijna klaar is. Ik ben daar deze week eens wezen kijken, aangezien een mens met zijn tijd moet meegaan. Overi gens ben ik met de trein meegegaan: die ging toevallig toch die kant op. Zo kwam ik er ook. De hierboven aangehaalde conversatie bracht mij enigszins in de war, maar ik dacht dat het vervolg wel opheldering zou brengen. De aangesprokene antwoordde echter: „Ik rij mijn dolly op de snippers in" en toen was ik toch werkelijk de kluts kwijt. Het was mij totaal duister-, hoewel er enorme hoeveelheden allerlei licht wer den uitgezonden door tientallen buizen en schijnwerpers. Hoe ik ook zocht, nergens kon ik de kluts terugvinden. En ja, hoe is een mens dan? Hij gaat nadenken. Met. geen mogelijkheid wist ik me nog te her inneren of ik 's morgens mijn kluts wel mee van huis had genomen. De moeilijk heid van het zoeken werd nog vergroot, doordat ik tenslotte zelfs niet meer wist hoe mijn eigen kluts er uitzag. Dat was natuurlijk een gevolg van de enorme warmte, die er in zo'n studio heerst. Gaandeweg begon ik er iets van te be grijpen, vooral toen ik er achter kwam dat een dolly een wagentje is, waarop een ca mera staat. Een tweede raadsel liet intus sen niet lang op zich wachten. Waarom zou men in zo'n modern bedrijf alleen maar doof personeel in dienst genomen hebben? Dat vraagt men zich af, als men ziet dat iedereen met een gehoorknop in zijn oor loopt. Pas na uren van intensieve onder zoekingen ben ik daar achter gekomen. Het zijn namelijk hele kleine microloontjes van de intercom Ziezo, nu weet u het tenmin ste ook. Dat u niet zoudt begrijpen, dat intercom een afkorting is van huistelefoon dat wil ik niet aannemen. Terecht kort men bij de televisie alles af, want tijd is geld en sparen is een nationale deugd. Op die manier komt men veel beter uit met de regeringstoelage, waar men van draaien moet. Alle cameramannen zijn met dunne draadjes verbonden met wat men de regie kamer noemt. Daar zit hoog en droog in een glazen cabine de programmaleider, die aan één stuk door wartaal uitslaat. Dat is zijn vak. Naast hem bevindt zich een meisje, dat alles noteert op grote vellen geel papier, die tezamen het script vormen. Dat is dan ook de reden, dat men haar als scriptgirl aanduidt. Hij zegt dus en zij schrijft: „We beginnen met een two-shot, daarna panorameren met de vijf-achtste en dan terug voor totaal!" Tegelijkertijd schreeuwt een andere meneer achter een kast vol knoppen en gekleurde lichtjes, rood en groen: „De hengel wat meer om laag!" Denkend dat dit alles een reportage in beelden over het leven der goudvissen gold, daalde ik weer af naar de studio ruimte. Ook dit bleek een vergissing te zijn. De hengel was een gewone microfoon, die bungelde aan een lange stalen arm, waarmede men probeerde de diepere waar heden op te vissen van een gesprek, dat tussen twee bijzonder opgewonden mensen werd gevoerd. Bij informatie bleek mij, dat deze bezig waren met de repetitie van een toneelstuk, dat des avonds zou worden uit gezonden. „Nu een close-up met de drie- en-half!" schalde het door het vertrek. „En bij de nek afsnijden!" Maar nu werd al dit kannibalisme mij toch werkelijk te gortig. Een man in overall bemerkte mijn conster natie en voegde mij kennelijk daarom toe: „U kunt beter bij de monitor gaan kij ken Van louter ellende ben ik toen maar als een gebroken mens, zonder kluts, in de cantine gaan zitten, waar een toestel stond met een bol beeldscherm, dat alles tegelijk weergaf: zowel de acteurs als de technici Even later kwamen de medespelenden daar binnen, bezweet en bevend. Van de door stane emoties natuurlijk. Het viel me nog mee, dat ze het er levend hadden afge bracht. Televisie, zo dacld ik, is geen kunst maar geraffineerde koppensneller ij. Het kan ze daar niet schelen of er hoofden val len, als er maar een mooi plaatje komt. OM KWART OVER ACHT ben ik in een café naar het resultaat gaan kijken. Het programma begon met een filmjournaal De opnamen daarvoor moeten zijn gemaakt in een land, waar het eeuwig mist. Men miste voortdurend iets. Daarna kwam er een nagemaakte oorlog in de kijkkast, heel lang, maar niet zo leuk als een echte oor log. En toen vertelde een lieftallige aan- kondigster, dat het hoofdnummer van deze avond zou zijn de opvoering van een blij spel, waarvan ik die middag de voorberei dingen had gezien. Het begon met een mu zikale ouverture en daarna brak de hel los. Alle beelden waggelden door elkaar en tenslotte bleef er niets dan grijze duister nis over. Men hoorde nog enkele verwar de kreten. Nu werden dus de nekken afge sneden, dacht ik nog. Toen ik weer bij kwam, vertelde men mij dat de zender was uitgevallenEn daar maken ze nou al die drukte voor. KO BRUGBIER

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 16