0,adtMe, truifyied hij tcaawtLcht
Het appeltje voor de dorst
Het fabelachtige paleis van
Keizer Diokletianus
KERKELIJK LEVEN
Godsdienst en radio
Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van
Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlémsche Courant
Er wonen thans drieduizend mensen
binnen de eeuwenoude muren
Orkest zonder dirigent
Een spelletje
NACHTWACHT
IN HARTJE AMSTERDAM
Het Centrale Bureau voor de Statistiek
heeft, op ministerieel verzoek, een onder
zoek ingesteld naar de radio-luisterge
woonten van ons volk. Het eerste rapport
is thans verschenen, waaruit in grote trek
ken kan blijken hoe de Nederlandse bevol
king (boven zeventien jaar) naar de radio
luistert. In deze rubriek willen wij u een
en ander meedelen betreffende de belang
stelling van ons volk voor de godsdienstige
uitzendingen.
De directeur van het I.K.O.R. (Interker
kelijk Overleg In Radioaangelegenheden),
mr. W. B. Meyboom, heeft zich intens met
dit rapport bezig gehouden en zich, uit de
aard van zijn beroep, in het bijzonder ge
ïnteresseerd voor de kerkelijke gegevens.
Aan de resultaten van dit deel van het
opinie-onderzoek heeft hij de nodige be
schouwingen gewijd, die in dit artikel zijn
verwerkt. In Nederland wordt naar de
godsdienstige uitzendingen door gemiddeld
345.000 luisteraars geluisterd (de algeme
ne „luisterdichtheid" ligt in ons land bij
de 930.000). Voor specifieke kerkdiensten
ligt het gemiddelde hoger, namelijk 415.000.
De religieuze uitzendingen, die 8"/« van
de totale zendtijd in beslag nemen en 23'/«
van de zendtijd op de Zondag, worden door
evenveel mannen als vrouwen beluisterd.
Enkele karakteristieke cijfers voor gere
geld weerkerende rubrieken van de ver
schillende omroeporganisaties zijn (in dui
zendtallen luisteraars): IKOR vroegdienst
300. KRO morgengebed 250. NCRV Woord
voor de dag en morgendienst, VPRO mor
genwijding 200, KRO avondgebed Zaterdag
500, Zondag 150, NCRV avondoverdenking
150, KRO Lichtbaken 750, VPRO Gesprek
ken met luisteraars 450, IKOR Gesprek
ken om de Bijbel 250. IKOR Open Deur
uitzending 200, Kinderdienst 440, VPRO
Mevrouw Spelberg 380.
Wat hebben wij aan deze cijfers? Zo
lang zij niet méér gedifferentieerd zijn
voor de bepaling van het programmabeleid
heel weinig. Zo lang wij niet weten, of het
voornamelijk de thuiszittende gemeente
leden zijn, die naar de ochtendkerkdien
sten luisteren of dat het merendeel door
buitenkerkelijken wordt gevormd, kunnen
wij niet bepalen, aldus mr. Meyboom, op
wie wij ons moeten richten wat keuze van
voorganger, stijl van voordracht, tijd van
uitzending enzovoorts betreft. Zo lang
ons de samenstelling van het luisterpubliek
op Zondag tussen 17 en 19 of tussen 19 en
20 uur onbekend is, blijft de keuze tussen
kerkdienst, zangdienst, pastorale rubriek,
apostolair gerichte luisterspelen, gesprek
ken, kinderdiensten enzovoorts enigszins
willekeurig.
Wel geven de cijfers ons een indruk van
het enorme aantal Nederlanders, die zich
nog bewust openstellen voo'r het Evange
lie, zij het dat dit niet in gemeenschap be
leefd. maar slechts aangehoord wordt. Het
is toch maar zo, dat de helft van de Ne
derlandse bevolking zo nu en dan naar een
kerkdienst luistert. (Men kan het natuurlijk
ook zo formuleren: voor de kerken is het
van belang om te weten, dat voor elke
tweede Nederlander de kerkdienst geen of
misschien een weerzinwekkende rol speelt!)
Uit het buitenland zijn ons overigens ge
lijkluidende gegevens bekend: In Duits
land luistert een derde deel van degenen,
die maar zo nu en dan of zelden naar de
kerk gaan, regelmatig naar de radiokerk
diensten. En in een Engelse stad luistert
80"« van de 200.000 inwoners zo nu en dan
naar radiokerkdiensten (van wie 24' nooit
naar de kerk gaat) en had 56*/« op de Zon
dag voor het onderzoek naar een radio
kerkdienst geluisterd, terwijl maar 12"'«
ter kerke was gegaan
NEW YORK (United Press) Het
symphonie-orkest van de NBC (dat jaren
lang onder leiding heeft gestaan van Ar-
turo Toscanini, die in April de dirigeer
stok neerlegde) zal op 27 October in de
Carnegie-Hall het eerste dirigentloze con
cert geven. Op het programma staan „Uit
de nieuwe wereld" van Dvorak, „Carnaval
Romain" van Hector Berlioz, de Klassieke
Symphonie van Prokofjev, het voorspel tot
de opera „Die Meesterzangers" van Wagner
en de Notenkraker-suite van Tsjaikovsky.
Het orkest, dat negentig leden telt, heet
thans ..Symphony of the Air". Het is al
verscheidene keren zonder dirigent opge
treden voor gramofoonplaten. Het heeft be
sloten zolang Toscanini leeft geen vaste
dirigent te nemen.
MARION ANDERSON VERBONDEN
AAN METROPOLITAN OPERA
De beroemde zangeres Marion Anderson
heeft een contract getekend, waardoor zij
voor het seizoen 1954-1955 aan de Metro
politan Opera te New York wordt verbon
den. Zij zal de rol van Ulrica in ,.Un ballo
in Maschera" van Verdi vervullen.
Dit is de eerste keer, dat een gekleurde
artiste als soliste deel van het gezelschap
van de Metropolitan Opera uitmaakt.
Het buurpraatje" een tekening om te kleuren
De kamer wordt donker gemaakt.
Eén van de kinderen is de nachtwacht
en wordt voorzien van deksel en pot
lepel om de uren aan te geven. Terwijl
de nachtwacht zolang in de gang gaat,
spreken de kinderen het uur af dat ze
zullen zijn en verstoppen zich in de ka
mer. De nachtwacht komt binnen en
zegt met luide stem: „de klok heit
zeven". Het kind dat de zeven is, maakt
een geluid. De nachtwacht tracht te
raden wie het is. Raadt hij goed dan
wordt de nachtwacht gewisseld, anders
gaat hij door met de andere uren te
noemen, net zo lang tot hij één van al
len geraden heeft.
ooooco>JOoooDooooocxxx>oo«c)ooc>oooooooc<>oooooooooooooooooootA-oooooooooooooooooToococx>3oooo«)ooooooooooayxxx*x)oco(>jooooocy3ooo:x)cx> XXXXJUJOGOOOOtXuxrl
Er was eens een arme boer, die maar
één appelboompje had. Dat is maar
heel weinig zul je zeggen en dat was
ook wel zo, maar die boer vond het
genoeg. Bovendien waren het hele lek
kere appels die aan zijn boom groei
den. Dat vonden de kinderen van het
dorp ook en zo gauw de boer zijn ap
pels had geplukt, kwamen ze met z'n
allen voor zijn huis staan en zongen
net zo lang liedjes tot de boer naar
buiten kwam en de appels uitdeelde.
Als het een goed jaar geweest was,
kregen ze er allemaal twee, als het een
slecht jaar was één.
Dit jaar was heel goed. Nog nooit
waren de appels zo groot geweest en
nog nooit had hij er zoveel tegelijk
kunnen plukken. Maar toen de kin
deren kwamen en ze zo mooi als ze
konden gingen zingen, gaf hij ze er
allemaal drie, zodat hij weer niets ver
kopen kon.
De andere rijke boeren lachten hem
uit. „Van jou komt er nooit iets", zei
den ze, „je geeft alles wat je hebt weg.
Neem een voorbeeld aan ons. Wij heb
ben wel twintig of dertig bomen en we
komen met onze zakken vol geld naar
huis als we al die appels verkocht heb
ben".
De arme boer lachte maar wat. Hij
voelde in de zak van zijn jas en liet ze
een mooi rood appeltje zien. „Kijk",
zei hij, „ik heb zelf ook nog wat. Als
ik van de winter zuurkool met spek
heb gegeten en dorst krijg, eet ik mijn
appeltje. Dit is het appeltje voor de
dorst. Meer heb ik niet nodig".
De anderen haalden hun schouders
op en gingen naar huis. Ze durfden
nooit lang weg te blijven, want ze had
den al die zakken met geld, waar ze
op passen moesten. De arme boer niet.
Die wandelde 's avonds fijn langs de
weg en floot liedjes. Af en toe haalde
hij zijn appeltje voor de dorst uit zijn
zak, poetste het op en liet het blinken
in het licht van de maan. Vrolijk ging
hij naar huis terug en sliep rustig,
want hij had geen geld om op te pas
sen en hij hoefde nooit te liggen reke
nen wat hij met al dat geld moest doen.
De zomer was al om en de grote
stormbuien begonnen. De rijke boeren
zaten bij hun kachels en luisterden
met zwarte gezichten naar de wind
aan de ramen. Daarna gingen ze naar
bed, maar ze sliepen niet, want ze la
gen er de hele nacht aan te denken of
er niet één van hun kostelijke appel
bomen zou omwaaien. Dat zou vrese
lijk zijn, want dan hadden ze volgend
jaar minder geld in de zak.
Toen er midden in de nacht op hun
deur geklopt werd, deden ze niet open.
Je kon nooit weten, zeiden ze, wie kon
er zo laat nog zijn? Natuurlijk niet veel
goeds en daarom draaiden ze zich om
in hun bed en deden net of ze niets
hoorden.
Ook bij het kleine huisje van de
arme boer werd er geklopt. Klik, klik.
klak, ging het. Het boertje werd er
wakker van, want hij had natuurlijk
wél geslapen. Hij ging overeind zitten
en luisterde. Klik, klik, klak, ging het,
net of iemand met een stuk ijzer tegen
de deur tikte. Wie is daar? riep de
boer.
„Titus, het toverpaard", riep een
stem.
„Een toverpaard? Dat heb ik nog
nooit aan mijn deur gehad", zei de boer
en hij stond vlug op, schoof de grendel
van de deur en deed open. Voor hem
stond een prachtig wit paard, maai
och, wat zag het er uit. Zijn mooie
witte manen en zijn staart dropen van
het water en tot over zijn oren zat hi:
vol modderspatten.
„Kom binnen, kom toch binnen"
riep de boer en hij zette de deu:
wagenwijd open, zodat het paard, al:
hij zijn kop boog er net doorheen kon
Het paard rilde van de kou en zondei
er over na te denken trok de boer dc
lakens van zijn bed en wreef hij Titus
helemaal droog. Daarna legde hij zijr.
wollen leken over het paard zijn rug
„Dank je wel", zei Titus het tover
paard, want van de kou had hij haast
niets kunnen zeggen, „heb je misschien
ook iets te eten voor me? Als ik een
lege maag heb, verlies ik mijn tover
kracht en word ik een gewoon paard,
dat niet meer praten kan. Ik zou ook
de naam van mijn meester, de tovenaar
vergeten en nooit meer naar hem terug
kunnen".
De boer schudde zijn hoofd. „Ik heb
helemaal niets", zei hij. „Alles is op".
Niet een korstje brood of een klein
kruimeltje aardappel?" vroeg Titus.
„Eén hapje is genoeg, weet je".
„Niets, helemaal niets", zei de boer
treurig.
Er rolden een paar tranen over de
paardensnoet, want voor een tover
paard bestaat er natuurlijk niets ergers
dan je toverkracht te verliezen. De
boer zocht naar een zakdoek, want hij
kon niet tegen tranen. Maar opeens be
gon zijn gezicht te stralen. Wat vond
hij in zijn broekzak? Het appeltje voor
de dorst!
Hij liep naar het paard toe, dat net
begon te voelen hoe hij zijn tover
kracht verloor. Hij kon de naam van
zijn meester niet eens meer bedenken
en net op dat ogenblik hield de boer
hem het appeltje voor. Hap, zei Titus
en meteen kwam zijn toverkracht weer
terug. Hij was niet moe meer, hij kon
■veei ,iueu denken en wist opeens hoe
het kwam dat hij verdwaald was. Hij
had vergeten te eten en pas toen het
bijna te laat was en zijn toverkracht
verdween, had hij eraan gedacht. Bij
alle grote boerderijen had hij aange
klopt om een klein hapje eten, maar
niemand had opengedaan. Wat was Ti
tus blij met dat ene kleine appeltje.
Toen hij helemaal droog en warm was
en een beetje geslapen had wilde hij
naar zijn meester terug. „Wacht", zei
de boer, „het begint toch al dag te
worden, ik breng je een eindje".
Hij ging op de rug van het witte
paard zitten en reed langs de grote
boerderijen, waar de boeren net op
stonden. Wat zetten die een ogen op
toen ze dat arme boertje op dat prach
tige witte paard zagen zitten. Maar ze
keken nog gekker, toen hij even latei-
lopend weer terugkwam.
„Had hem zijn toverkracht maar la
ten verliezen", zeiden ze toen ze het
verhaal hadden gehoord, „dan had je
nu een fijn paard gehad, dat nooit weg
zou lopen. Nou heb je niets meer, niet
eens een appeltje voor de dorst".
Ze lachten hem uit en liepen met
hem mee tot zijn huis Maar wat zagen
ze toen ze er vlakbij waren? Van het
huisje was niets meer te zien, want
meters en meters ver er omheen ston
den grote appelbomen, zoals nog nooit
iemand gezien had. En de appels aan
die bomen waren roder en sappiger als
ooit iemand geproefd had. En zoveel,
zó veel dat alle kinderen van het dorp
en van de stad erbij ze nog in een hele
-vinter niet konden opeten.
„Dat is geen kwaaie ruil", zeiden de
•ijke boeren en ze keken jaloers naar
lie bomen.
„Een ruil?" zei de boer. „Wie heeft
het over een ruil? Het gaat erom dat
je durft te geven wat je hebt, ook al
is je hele bezit maar één appeltje voor
de dorst.
MIES BOUHUYS
16 OCTOBER 1954
„Joegoslavië aan dit land heb ik mijn hart verpand!" schreef een kennis uit Split,
die thans enige maanden na ons ook een tocht maakt langs de Adriatische
kust. Mij dunkt, dit enthousiasme komt niet zozeer vanwege het landschapsschoon,
dat stellig onderdoet voor bijvoorbeeld Zwitserland, al is het kleurenspel der groen-
blauw-zwarte Adria met als achtergrond de ketens van kale, grijze, soms wat groe
nige rotsen, die in het felle zonlicht een illusie kunnen geven van sneeuwbergen,
onvergetelijk! Maar heeft men zich aan dit boeiende schouwspel verzadigd, dan
blijft een gevoel van eentonigheid niet geheel uit. Varende van Rijeka (het oude
Fiume) naar Split en verder Dubrovnik vroegen we ons dikwijls met enige teleur
stelling af, wanneer nu eindelijk de weelderige plantengroei zou beginnen, waarvan
de reisgidsen zoveel ophef maken. Uren en uren vaart men langs deze meer dan
duizend kilometer lange, onherbergzame kust, zonder een boom, een huis of enig
levend wezen te zien, uitgezonderd dan de meeuwen, die de boot onvermoeibaar
volgen, of enkele speelse dolfijnen, die zich een ogenblik boven water wagen.
het aquaduct thans in gerestaureerde
staat dat het water voor het paleis
moest aanvoeren uit Salona.
Maar het merkwaardigste is het paleis
te Split, al ware het slechts vanwege de
fabelachtige afmetingen. Binnen de muren
een oppervlakte van bijna dertigduizend
vierkante meter wonen niet minder
dan 3500 mensen! Tien jaren duurde de
bouw van dit misschien geweldigste bouw
werk, dat ooit voor één persoon, diens
familie, zijn lijfgarde, dienaren en slaven
verrees.
Deskundigen hebben zich uit hetgeen is
bewaard gebleven een duidelijke voorstel
ling kunnen maken van het oorspronke
lijke gebouw. Te bewonderen zijn nog: de
geweldige muren met drie hoektorens, en
de drie toegangspoorten (de Zuidelijke
muur rees destijds op uit zee) en het
peristyle, het mausoleum, de tempel van
Jupiter en de vestibule, terwijl er nog
diverse fragmenten zijn die men, wan
delende door de drukke, nauwe straatjes
kan opmerken: hier een ingemetselde zuil,
daar een boog. die raadselachtig verdwijnt
in een huis.
Het paleis staat natuurlijk niet meer
vrij als vroeger. De Westelijke muur
scheidt thans de paleisstad van de zo
genaamde oude stad van Split met haar
wir-war van interessante straatjes. Alleen
door de IJzeren Poort gaat het drukke
verkeer. Druk is ook de passage door de
poort in de Oostelijke muur, de Zilveren
Poort, die leidt naar de groentenmarkt, die
daar merkwaardigerwijs ook reeds werd
gehouden in de dagen van Salona en die
thans des morgens reeds vóór 6 uur een
verrassend kleurig schouwspel oplevert.
A. W. VERDENIUS
Het vierde album met foto's van een jaar choreografische activiteit door Serge
Lido is verschenen, als gewoonlijk met een verslag van de voornaamste gebeurte
nissen in het Frans en het Engels door de Parijse critica Irene Lidova, onder de
titel „Ballet 4". Lido, Baron en. Beaton zijn ongetwijfeld de beste dansfotograf en
ter wereld, zich onderscheidend door hun vermogen het essentiële van een be
wegingsspel vast te leggen tot een dierbare herinnering of interessant studie
materiaal. Men vindt ditkeer in het boek van Lido vele nieuwe gezichten, zoals
dat van Sonia Arova, sinds kort als sterdanseres aan het Ballet van de Markies
de Cuevas verbonden. Ook Joan Chadzow, die als gast aan de eerste voorstellingen
van het Nederlands Ballet van Sonia Gaskell meewerkt, zal men er in aantreffen.
Het enige bezwaar, dat men tegen Lido kan hebben, is het gemaniëreerde van
sommige zijner foto's het plaatsen van dansers in „klassieke" houdingen tegen
vreemdsoortige achtergronden, zoals met riet bepluimde oevers van een meer, een
brug over de Seine of de daken van Parijs, om een paar voorbeelden te noemen.
Toch bereikt hij soms merkwaardige effecten, zoals bij deze portretstxidie van de
ook door haar films met Roland Petit en Gene Kelly bekende, athletische Leslie
Caron, die associaties oproept met de dikwijls uitermate moeilijke levensomstan
digheden, waaronder danseressen tijdens studie of tussen engagementen leven.
EEN BEKENDE Haarlemse advocaat mag gaarne vertellen hoe
hij, enkele jaren geleden, z'n vacantie doorbracht in Amsterdam.
Hij logeerde dan in een klein hotel, kocht boekjes over Am
sterdam, maakte rondvaarten op het water, rondritten op de
grond, rondvluchten ver boven de stad. Hij was een toerist in
eigen land. Hij deed verder juist ook dat, wat de goéde vacantie-
houder van de stuntelige onderscheidt. Hij ging in zijn eentje
er op uit, zo maar zonder plan, op goed geluk. Deze heer wist
me zo „lekker" te maken, dat ik zijn voorbeeld ben gaan na
volgen. Tot op zekere hoogte. Ik doe het namelijk meer als
dagjesmens. En zo zwierf ik er ook deze week.
Het werd zes uur. De stadsverlichting werd ontstoken hoewel
de najaarshemel nog helder was. Ach, wat is Amsterdam heer
lijk, juist als de schemering valt. Even verder, op het Jonas
Daniël Meyerplein, zag ik het bekende beeld van de stakende
bootwerker, een schepping van Mari Andriessen. Ik liep om het
beeld heen. Toen ik rechts er van stond, zag ik verder weg, over
een muur, een lichtschijnsel dat ik niet direct kon thuisbrengen.
Ineens realiseerde ik me, dat dit licht uit de hoge vensters
van de synagoge moest komen. Maar het was geen Vrijdag, de
avond voor de sabbath. Ik raadpleegde mijn zakagenda en jawel,
daar stond het: 12 en 13 October, Loofhuttenfeest. Daar moest
ik meer van weten. En met toeristenvrijmoedigheid ging ik de
open poort binnen. Op een stille binnenplaats met enkele dro
merige lantaarns rees het grote gebouw, de Synagoge voor me
op. De deuren draaiden naar binnen open.
Hoeveel kaarsen brandden er wel in dit stille kerkgebouw,
waarin ik het enige levende wezen scheen te zijn? Ik heb het
tellen maar opgegeven. Grote koperen kronen droegen er hon
derden. Het zachte, warme licht werd door het glanzend metaal
weerkaatst. Verder waren er kaarsen vastgeklemd op de rug
leuningen van de talrijke prachtige oude banken. Ik ging be
hoedzaam ergens zitten, geflankeerd door twee van die kaarsen.
Mijn alpinopetje had ik, eerbiedig naar ik meende, afgezet.
Maar een ongemerkt binnengekomen heer, in wie ik de voor
ganger vermoedde, verzocht mij het hoofddeksel weer op ta
zetten. „U mag gerust blijven als u maar iets op uw hoofd zet.
Net andersom als bij u!" voegde hij er nog mild aan toe.
Drie kerkgangers kwamen binnen en zochten hun plaatsen.
De voorganger deed een grote gebedsdoek over het hoofd,
waarop hij reeds een ronde hoed droeg. En zomaar, ineens,
begon hij te zingen. Geen orgel, geen koor, slechts deze ene hoge
mannen stem in de enorme ruimte.
Dit was muziek zoals ik ze nog nooit gehoord had. Vlugge,
zachte recitatieven in de meest gecompliceerde maatsoorten. Dan
ineens een melodie die aan de liederen van Darius Milhaud deed
denken. De zanger gebruikte veel meer tonen in het octaaf dan
onze twaalf. Waren het er achttien? Soms dacht ik dat. Dan
meende ik weer een systeem in 24 tonen of zelfs 31 tonen te
onderscheiden. Zoiets als men kan horen op het orgel in het
Teyler Museum te Haarlem.
Doch hier ging alles zo natuurlijk, zo oneindig soepel. Een
vijfentwintigtal kerkgangers was intussen binnengekomen.
Meer kwamen er niet. Af en toe stopte de voorzanger en vielen
de aanwezigen in. Met uitroepen, met hele zinnen. Soms met iets
dat op een koraal leek. En steeds weer kwam die zuivere stem
terug. Die stem, die het lied zong, dat vele, vele eeuwen oud
moest zijn. Het lied, dat me steeds meer Amsterdam deed ver
geten en dat me geheel omwikkelde met Oosterse sfeer.
EVEN PLOTSELING als dit fenomeen begon was het weer af
gelopen. Niemand keek naar me om, iedereen ging weg. Een
koster (een Leviet?) begon de kaarsen te doven.
PAUL CHR. VAN WESTERING
LANGS DE HELE KUST echter treft de
onuitputtelijke rijkdom aan historische
monumenten, getuigende van oude cultuur
en bewogen tijden. Is er een ander gebied
te noemen, waarom gedurende duizenden
jaren zo fel is gestreden totja tot
voor kort? Pas na de eerste wereldoorlog
moest Oostenrijk-Hongarije zich terug
trekken en werd de Joegoslavische staat in
het leven geroepen, terwijl de heerschap
pij van Italië over delen van dit gebied
een einde nam na 1945.
Maar de gedachten van de toerist gaan
liever uit naar de oudheid, toen zeevaren-
dé volken elkaar dit kustgebied betwistten
enhet vreesden wegens de zeeroverij,
toen de ene cultuur de andere verdrong,
oprukkende horden uit het Oosten weer
alles vernielden enzovoort. Ruïnenvelden,
brokstukken van oude paleizen doén weer
belangstellen in de oude geschiedenis. Als
een greep uit veel belangwekkends moge
ik iets laten volgen over Split en om
geving. in het bijzonder over het paleis
van Keizer Diokletianus, wellicht de groot
ste bezienswaardigheid der Dalmatische
kust.
DE GESCHIEDENIS, die tegelijkertijd
het ontstaan van Split verklaart, is interes
sant genoeg. De Romeinen hadden een
eind gemaakt aan de Griekse overheersing
en stichtten in de eerste eeuw voor Chris
tus de Romeinse provincie Dalmatia, met
als hoofdstad Salona, die ten onder ging.
Split zou vijf kilometer zuidelijker aan
dezelfde golf verrijzen, pas zeven
eeuwen later. De kiem van het tegenwoor
dige Split werd reeds omstreeks het jaar
300 gelegd door de zoon van een vrij
gelaten slaaf, Diocles genaamd, in 245 in
de omgeving van Salona geboren. Na zijn
geweldige prestaties in het Romeinse leger
werd hij uitgeroepen tot keizer van het zo
machtige Romeinse rijk. Keizer Diokletia
nus was een figuur van grote betekenis.
Van hem is bekend, dat hij een fanatiek
bestrijder was van het Christendom, ter
wijl zijn vrouw en enige dochter de nieuwe
godsdienst in het geheim aanhingen.
Deze keizer nu wenste zijn laatste jaren
in ruste te slijten op zijn geboortegrond en
hij liet aan de kust vijf kilometer ten
zuiden van Salona een paleis van
enorme afmetingen bouwen, dat hij op
1 Juni van het jaar 305 betrok. Veel ple
zier heeft hij er niet van gehad. In 313
nam hii althans vrijwillig afscheid van het
leven. Zijn stoffelijk overschot werd in
zee geworpen. Het voor hem zelf in het
paleis gebouwde Mausoleum heeft als zo
danig geen dienst gedaan! Toen omstreeks
het jaar 600 de stad Salona. die meer dan
zestigduizend inwoners telde, werd ver
woest door de aanstormende Awaren, is
ook het paleis gedeeltelijk in puin gelegd.
De bevolking van Salona. die naar de
eilanden was gevlucht, keerde voor een
deel naar het vasteland terug en nestelde
zich in het paleis, binnen welks muren
een stad ontstond, thans nóg het centrum
van de grote havenstad Split
OVER SALONA (er is een dorpje Solin)
moet ik kort zijn, al was het een sensatie
over het uitgestrekte ruïnenveld te dwa
len, waar de opgravingen steeds worden
voortgezet en waar onder meer een amphi
theater is, waarvan de arcra onder water
kon worden gezet voor zeegevechten! Ver
der wil ik als zeer interessant nog noemen