0,adtMe, truifyied hij tcaawtLcht Het appeltje voor de dorst Het fabelachtige paleis van Keizer Diokletianus KERKELIJK LEVEN Godsdienst en radio Elke Zaterdag acht pagina s bij alle edities van Haarlems Dagbladj Oprechte Haarlémsche Courant Er wonen thans drieduizend mensen binnen de eeuwenoude muren Orkest zonder dirigent Een spelletje NACHTWACHT IN HARTJE AMSTERDAM Het Centrale Bureau voor de Statistiek heeft, op ministerieel verzoek, een onder zoek ingesteld naar de radio-luisterge woonten van ons volk. Het eerste rapport is thans verschenen, waaruit in grote trek ken kan blijken hoe de Nederlandse bevol king (boven zeventien jaar) naar de radio luistert. In deze rubriek willen wij u een en ander meedelen betreffende de belang stelling van ons volk voor de godsdienstige uitzendingen. De directeur van het I.K.O.R. (Interker kelijk Overleg In Radioaangelegenheden), mr. W. B. Meyboom, heeft zich intens met dit rapport bezig gehouden en zich, uit de aard van zijn beroep, in het bijzonder ge ïnteresseerd voor de kerkelijke gegevens. Aan de resultaten van dit deel van het opinie-onderzoek heeft hij de nodige be schouwingen gewijd, die in dit artikel zijn verwerkt. In Nederland wordt naar de godsdienstige uitzendingen door gemiddeld 345.000 luisteraars geluisterd (de algeme ne „luisterdichtheid" ligt in ons land bij de 930.000). Voor specifieke kerkdiensten ligt het gemiddelde hoger, namelijk 415.000. De religieuze uitzendingen, die 8"/« van de totale zendtijd in beslag nemen en 23'/« van de zendtijd op de Zondag, worden door evenveel mannen als vrouwen beluisterd. Enkele karakteristieke cijfers voor gere geld weerkerende rubrieken van de ver schillende omroeporganisaties zijn (in dui zendtallen luisteraars): IKOR vroegdienst 300. KRO morgengebed 250. NCRV Woord voor de dag en morgendienst, VPRO mor genwijding 200, KRO avondgebed Zaterdag 500, Zondag 150, NCRV avondoverdenking 150, KRO Lichtbaken 750, VPRO Gesprek ken met luisteraars 450, IKOR Gesprek ken om de Bijbel 250. IKOR Open Deur uitzending 200, Kinderdienst 440, VPRO Mevrouw Spelberg 380. Wat hebben wij aan deze cijfers? Zo lang zij niet méér gedifferentieerd zijn voor de bepaling van het programmabeleid heel weinig. Zo lang wij niet weten, of het voornamelijk de thuiszittende gemeente leden zijn, die naar de ochtendkerkdien sten luisteren of dat het merendeel door buitenkerkelijken wordt gevormd, kunnen wij niet bepalen, aldus mr. Meyboom, op wie wij ons moeten richten wat keuze van voorganger, stijl van voordracht, tijd van uitzending enzovoorts betreft. Zo lang ons de samenstelling van het luisterpubliek op Zondag tussen 17 en 19 of tussen 19 en 20 uur onbekend is, blijft de keuze tussen kerkdienst, zangdienst, pastorale rubriek, apostolair gerichte luisterspelen, gesprek ken, kinderdiensten enzovoorts enigszins willekeurig. Wel geven de cijfers ons een indruk van het enorme aantal Nederlanders, die zich nog bewust openstellen voo'r het Evange lie, zij het dat dit niet in gemeenschap be leefd. maar slechts aangehoord wordt. Het is toch maar zo, dat de helft van de Ne derlandse bevolking zo nu en dan naar een kerkdienst luistert. (Men kan het natuurlijk ook zo formuleren: voor de kerken is het van belang om te weten, dat voor elke tweede Nederlander de kerkdienst geen of misschien een weerzinwekkende rol speelt!) Uit het buitenland zijn ons overigens ge lijkluidende gegevens bekend: In Duits land luistert een derde deel van degenen, die maar zo nu en dan of zelden naar de kerk gaan, regelmatig naar de radiokerk diensten. En in een Engelse stad luistert 80"« van de 200.000 inwoners zo nu en dan naar radiokerkdiensten (van wie 24' nooit naar de kerk gaat) en had 56*/« op de Zon dag voor het onderzoek naar een radio kerkdienst geluisterd, terwijl maar 12"'« ter kerke was gegaan NEW YORK (United Press) Het symphonie-orkest van de NBC (dat jaren lang onder leiding heeft gestaan van Ar- turo Toscanini, die in April de dirigeer stok neerlegde) zal op 27 October in de Carnegie-Hall het eerste dirigentloze con cert geven. Op het programma staan „Uit de nieuwe wereld" van Dvorak, „Carnaval Romain" van Hector Berlioz, de Klassieke Symphonie van Prokofjev, het voorspel tot de opera „Die Meesterzangers" van Wagner en de Notenkraker-suite van Tsjaikovsky. Het orkest, dat negentig leden telt, heet thans ..Symphony of the Air". Het is al verscheidene keren zonder dirigent opge treden voor gramofoonplaten. Het heeft be sloten zolang Toscanini leeft geen vaste dirigent te nemen. MARION ANDERSON VERBONDEN AAN METROPOLITAN OPERA De beroemde zangeres Marion Anderson heeft een contract getekend, waardoor zij voor het seizoen 1954-1955 aan de Metro politan Opera te New York wordt verbon den. Zij zal de rol van Ulrica in ,.Un ballo in Maschera" van Verdi vervullen. Dit is de eerste keer, dat een gekleurde artiste als soliste deel van het gezelschap van de Metropolitan Opera uitmaakt. Het buurpraatje" een tekening om te kleuren De kamer wordt donker gemaakt. Eén van de kinderen is de nachtwacht en wordt voorzien van deksel en pot lepel om de uren aan te geven. Terwijl de nachtwacht zolang in de gang gaat, spreken de kinderen het uur af dat ze zullen zijn en verstoppen zich in de ka mer. De nachtwacht komt binnen en zegt met luide stem: „de klok heit zeven". Het kind dat de zeven is, maakt een geluid. De nachtwacht tracht te raden wie het is. Raadt hij goed dan wordt de nachtwacht gewisseld, anders gaat hij door met de andere uren te noemen, net zo lang tot hij één van al len geraden heeft. ooooco>JOoooDooooocxxx>oo«c)ooc>oooooooc<>oooooooooooooooooootA-oooooooooooooooooToococx>3oooo«)ooooooooooayxxx*x)oco(>jooooocy3ooo:x)cx> XXXXJUJOGOOOOtXuxrl Er was eens een arme boer, die maar één appelboompje had. Dat is maar heel weinig zul je zeggen en dat was ook wel zo, maar die boer vond het genoeg. Bovendien waren het hele lek kere appels die aan zijn boom groei den. Dat vonden de kinderen van het dorp ook en zo gauw de boer zijn ap pels had geplukt, kwamen ze met z'n allen voor zijn huis staan en zongen net zo lang liedjes tot de boer naar buiten kwam en de appels uitdeelde. Als het een goed jaar geweest was, kregen ze er allemaal twee, als het een slecht jaar was één. Dit jaar was heel goed. Nog nooit waren de appels zo groot geweest en nog nooit had hij er zoveel tegelijk kunnen plukken. Maar toen de kin deren kwamen en ze zo mooi als ze konden gingen zingen, gaf hij ze er allemaal drie, zodat hij weer niets ver kopen kon. De andere rijke boeren lachten hem uit. „Van jou komt er nooit iets", zei den ze, „je geeft alles wat je hebt weg. Neem een voorbeeld aan ons. Wij heb ben wel twintig of dertig bomen en we komen met onze zakken vol geld naar huis als we al die appels verkocht heb ben". De arme boer lachte maar wat. Hij voelde in de zak van zijn jas en liet ze een mooi rood appeltje zien. „Kijk", zei hij, „ik heb zelf ook nog wat. Als ik van de winter zuurkool met spek heb gegeten en dorst krijg, eet ik mijn appeltje. Dit is het appeltje voor de dorst. Meer heb ik niet nodig". De anderen haalden hun schouders op en gingen naar huis. Ze durfden nooit lang weg te blijven, want ze had den al die zakken met geld, waar ze op passen moesten. De arme boer niet. Die wandelde 's avonds fijn langs de weg en floot liedjes. Af en toe haalde hij zijn appeltje voor de dorst uit zijn zak, poetste het op en liet het blinken in het licht van de maan. Vrolijk ging hij naar huis terug en sliep rustig, want hij had geen geld om op te pas sen en hij hoefde nooit te liggen reke nen wat hij met al dat geld moest doen. De zomer was al om en de grote stormbuien begonnen. De rijke boeren zaten bij hun kachels en luisterden met zwarte gezichten naar de wind aan de ramen. Daarna gingen ze naar bed, maar ze sliepen niet, want ze la gen er de hele nacht aan te denken of er niet één van hun kostelijke appel bomen zou omwaaien. Dat zou vrese lijk zijn, want dan hadden ze volgend jaar minder geld in de zak. Toen er midden in de nacht op hun deur geklopt werd, deden ze niet open. Je kon nooit weten, zeiden ze, wie kon er zo laat nog zijn? Natuurlijk niet veel goeds en daarom draaiden ze zich om in hun bed en deden net of ze niets hoorden. Ook bij het kleine huisje van de arme boer werd er geklopt. Klik, klik. klak, ging het. Het boertje werd er wakker van, want hij had natuurlijk wél geslapen. Hij ging overeind zitten en luisterde. Klik, klik, klak, ging het, net of iemand met een stuk ijzer tegen de deur tikte. Wie is daar? riep de boer. „Titus, het toverpaard", riep een stem. „Een toverpaard? Dat heb ik nog nooit aan mijn deur gehad", zei de boer en hij stond vlug op, schoof de grendel van de deur en deed open. Voor hem stond een prachtig wit paard, maai och, wat zag het er uit. Zijn mooie witte manen en zijn staart dropen van het water en tot over zijn oren zat hi: vol modderspatten. „Kom binnen, kom toch binnen" riep de boer en hij zette de deu: wagenwijd open, zodat het paard, al: hij zijn kop boog er net doorheen kon Het paard rilde van de kou en zondei er over na te denken trok de boer dc lakens van zijn bed en wreef hij Titus helemaal droog. Daarna legde hij zijr. wollen leken over het paard zijn rug „Dank je wel", zei Titus het tover paard, want van de kou had hij haast niets kunnen zeggen, „heb je misschien ook iets te eten voor me? Als ik een lege maag heb, verlies ik mijn tover kracht en word ik een gewoon paard, dat niet meer praten kan. Ik zou ook de naam van mijn meester, de tovenaar vergeten en nooit meer naar hem terug kunnen". De boer schudde zijn hoofd. „Ik heb helemaal niets", zei hij. „Alles is op". Niet een korstje brood of een klein kruimeltje aardappel?" vroeg Titus. „Eén hapje is genoeg, weet je". „Niets, helemaal niets", zei de boer treurig. Er rolden een paar tranen over de paardensnoet, want voor een tover paard bestaat er natuurlijk niets ergers dan je toverkracht te verliezen. De boer zocht naar een zakdoek, want hij kon niet tegen tranen. Maar opeens be gon zijn gezicht te stralen. Wat vond hij in zijn broekzak? Het appeltje voor de dorst! Hij liep naar het paard toe, dat net begon te voelen hoe hij zijn tover kracht verloor. Hij kon de naam van zijn meester niet eens meer bedenken en net op dat ogenblik hield de boer hem het appeltje voor. Hap, zei Titus en meteen kwam zijn toverkracht weer terug. Hij was niet moe meer, hij kon ■veei ,iueu denken en wist opeens hoe het kwam dat hij verdwaald was. Hij had vergeten te eten en pas toen het bijna te laat was en zijn toverkracht verdween, had hij eraan gedacht. Bij alle grote boerderijen had hij aange klopt om een klein hapje eten, maar niemand had opengedaan. Wat was Ti tus blij met dat ene kleine appeltje. Toen hij helemaal droog en warm was en een beetje geslapen had wilde hij naar zijn meester terug. „Wacht", zei de boer, „het begint toch al dag te worden, ik breng je een eindje". Hij ging op de rug van het witte paard zitten en reed langs de grote boerderijen, waar de boeren net op stonden. Wat zetten die een ogen op toen ze dat arme boertje op dat prach tige witte paard zagen zitten. Maar ze keken nog gekker, toen hij even latei- lopend weer terugkwam. „Had hem zijn toverkracht maar la ten verliezen", zeiden ze toen ze het verhaal hadden gehoord, „dan had je nu een fijn paard gehad, dat nooit weg zou lopen. Nou heb je niets meer, niet eens een appeltje voor de dorst". Ze lachten hem uit en liepen met hem mee tot zijn huis Maar wat zagen ze toen ze er vlakbij waren? Van het huisje was niets meer te zien, want meters en meters ver er omheen ston den grote appelbomen, zoals nog nooit iemand gezien had. En de appels aan die bomen waren roder en sappiger als ooit iemand geproefd had. En zoveel, zó veel dat alle kinderen van het dorp en van de stad erbij ze nog in een hele -vinter niet konden opeten. „Dat is geen kwaaie ruil", zeiden de •ijke boeren en ze keken jaloers naar lie bomen. „Een ruil?" zei de boer. „Wie heeft het over een ruil? Het gaat erom dat je durft te geven wat je hebt, ook al is je hele bezit maar één appeltje voor de dorst. MIES BOUHUYS 16 OCTOBER 1954 „Joegoslavië aan dit land heb ik mijn hart verpand!" schreef een kennis uit Split, die thans enige maanden na ons ook een tocht maakt langs de Adriatische kust. Mij dunkt, dit enthousiasme komt niet zozeer vanwege het landschapsschoon, dat stellig onderdoet voor bijvoorbeeld Zwitserland, al is het kleurenspel der groen- blauw-zwarte Adria met als achtergrond de ketens van kale, grijze, soms wat groe nige rotsen, die in het felle zonlicht een illusie kunnen geven van sneeuwbergen, onvergetelijk! Maar heeft men zich aan dit boeiende schouwspel verzadigd, dan blijft een gevoel van eentonigheid niet geheel uit. Varende van Rijeka (het oude Fiume) naar Split en verder Dubrovnik vroegen we ons dikwijls met enige teleur stelling af, wanneer nu eindelijk de weelderige plantengroei zou beginnen, waarvan de reisgidsen zoveel ophef maken. Uren en uren vaart men langs deze meer dan duizend kilometer lange, onherbergzame kust, zonder een boom, een huis of enig levend wezen te zien, uitgezonderd dan de meeuwen, die de boot onvermoeibaar volgen, of enkele speelse dolfijnen, die zich een ogenblik boven water wagen. het aquaduct thans in gerestaureerde staat dat het water voor het paleis moest aanvoeren uit Salona. Maar het merkwaardigste is het paleis te Split, al ware het slechts vanwege de fabelachtige afmetingen. Binnen de muren een oppervlakte van bijna dertigduizend vierkante meter wonen niet minder dan 3500 mensen! Tien jaren duurde de bouw van dit misschien geweldigste bouw werk, dat ooit voor één persoon, diens familie, zijn lijfgarde, dienaren en slaven verrees. Deskundigen hebben zich uit hetgeen is bewaard gebleven een duidelijke voorstel ling kunnen maken van het oorspronke lijke gebouw. Te bewonderen zijn nog: de geweldige muren met drie hoektorens, en de drie toegangspoorten (de Zuidelijke muur rees destijds op uit zee) en het peristyle, het mausoleum, de tempel van Jupiter en de vestibule, terwijl er nog diverse fragmenten zijn die men, wan delende door de drukke, nauwe straatjes kan opmerken: hier een ingemetselde zuil, daar een boog. die raadselachtig verdwijnt in een huis. Het paleis staat natuurlijk niet meer vrij als vroeger. De Westelijke muur scheidt thans de paleisstad van de zo genaamde oude stad van Split met haar wir-war van interessante straatjes. Alleen door de IJzeren Poort gaat het drukke verkeer. Druk is ook de passage door de poort in de Oostelijke muur, de Zilveren Poort, die leidt naar de groentenmarkt, die daar merkwaardigerwijs ook reeds werd gehouden in de dagen van Salona en die thans des morgens reeds vóór 6 uur een verrassend kleurig schouwspel oplevert. A. W. VERDENIUS Het vierde album met foto's van een jaar choreografische activiteit door Serge Lido is verschenen, als gewoonlijk met een verslag van de voornaamste gebeurte nissen in het Frans en het Engels door de Parijse critica Irene Lidova, onder de titel „Ballet 4". Lido, Baron en. Beaton zijn ongetwijfeld de beste dansfotograf en ter wereld, zich onderscheidend door hun vermogen het essentiële van een be wegingsspel vast te leggen tot een dierbare herinnering of interessant studie materiaal. Men vindt ditkeer in het boek van Lido vele nieuwe gezichten, zoals dat van Sonia Arova, sinds kort als sterdanseres aan het Ballet van de Markies de Cuevas verbonden. Ook Joan Chadzow, die als gast aan de eerste voorstellingen van het Nederlands Ballet van Sonia Gaskell meewerkt, zal men er in aantreffen. Het enige bezwaar, dat men tegen Lido kan hebben, is het gemaniëreerde van sommige zijner foto's het plaatsen van dansers in „klassieke" houdingen tegen vreemdsoortige achtergronden, zoals met riet bepluimde oevers van een meer, een brug over de Seine of de daken van Parijs, om een paar voorbeelden te noemen. Toch bereikt hij soms merkwaardige effecten, zoals bij deze portretstxidie van de ook door haar films met Roland Petit en Gene Kelly bekende, athletische Leslie Caron, die associaties oproept met de dikwijls uitermate moeilijke levensomstan digheden, waaronder danseressen tijdens studie of tussen engagementen leven. EEN BEKENDE Haarlemse advocaat mag gaarne vertellen hoe hij, enkele jaren geleden, z'n vacantie doorbracht in Amsterdam. Hij logeerde dan in een klein hotel, kocht boekjes over Am sterdam, maakte rondvaarten op het water, rondritten op de grond, rondvluchten ver boven de stad. Hij was een toerist in eigen land. Hij deed verder juist ook dat, wat de goéde vacantie- houder van de stuntelige onderscheidt. Hij ging in zijn eentje er op uit, zo maar zonder plan, op goed geluk. Deze heer wist me zo „lekker" te maken, dat ik zijn voorbeeld ben gaan na volgen. Tot op zekere hoogte. Ik doe het namelijk meer als dagjesmens. En zo zwierf ik er ook deze week. Het werd zes uur. De stadsverlichting werd ontstoken hoewel de najaarshemel nog helder was. Ach, wat is Amsterdam heer lijk, juist als de schemering valt. Even verder, op het Jonas Daniël Meyerplein, zag ik het bekende beeld van de stakende bootwerker, een schepping van Mari Andriessen. Ik liep om het beeld heen. Toen ik rechts er van stond, zag ik verder weg, over een muur, een lichtschijnsel dat ik niet direct kon thuisbrengen. Ineens realiseerde ik me, dat dit licht uit de hoge vensters van de synagoge moest komen. Maar het was geen Vrijdag, de avond voor de sabbath. Ik raadpleegde mijn zakagenda en jawel, daar stond het: 12 en 13 October, Loofhuttenfeest. Daar moest ik meer van weten. En met toeristenvrijmoedigheid ging ik de open poort binnen. Op een stille binnenplaats met enkele dro merige lantaarns rees het grote gebouw, de Synagoge voor me op. De deuren draaiden naar binnen open. Hoeveel kaarsen brandden er wel in dit stille kerkgebouw, waarin ik het enige levende wezen scheen te zijn? Ik heb het tellen maar opgegeven. Grote koperen kronen droegen er hon derden. Het zachte, warme licht werd door het glanzend metaal weerkaatst. Verder waren er kaarsen vastgeklemd op de rug leuningen van de talrijke prachtige oude banken. Ik ging be hoedzaam ergens zitten, geflankeerd door twee van die kaarsen. Mijn alpinopetje had ik, eerbiedig naar ik meende, afgezet. Maar een ongemerkt binnengekomen heer, in wie ik de voor ganger vermoedde, verzocht mij het hoofddeksel weer op ta zetten. „U mag gerust blijven als u maar iets op uw hoofd zet. Net andersom als bij u!" voegde hij er nog mild aan toe. Drie kerkgangers kwamen binnen en zochten hun plaatsen. De voorganger deed een grote gebedsdoek over het hoofd, waarop hij reeds een ronde hoed droeg. En zomaar, ineens, begon hij te zingen. Geen orgel, geen koor, slechts deze ene hoge mannen stem in de enorme ruimte. Dit was muziek zoals ik ze nog nooit gehoord had. Vlugge, zachte recitatieven in de meest gecompliceerde maatsoorten. Dan ineens een melodie die aan de liederen van Darius Milhaud deed denken. De zanger gebruikte veel meer tonen in het octaaf dan onze twaalf. Waren het er achttien? Soms dacht ik dat. Dan meende ik weer een systeem in 24 tonen of zelfs 31 tonen te onderscheiden. Zoiets als men kan horen op het orgel in het Teyler Museum te Haarlem. Doch hier ging alles zo natuurlijk, zo oneindig soepel. Een vijfentwintigtal kerkgangers was intussen binnengekomen. Meer kwamen er niet. Af en toe stopte de voorzanger en vielen de aanwezigen in. Met uitroepen, met hele zinnen. Soms met iets dat op een koraal leek. En steeds weer kwam die zuivere stem terug. Die stem, die het lied zong, dat vele, vele eeuwen oud moest zijn. Het lied, dat me steeds meer Amsterdam deed ver geten en dat me geheel omwikkelde met Oosterse sfeer. EVEN PLOTSELING als dit fenomeen begon was het weer af gelopen. Niemand keek naar me om, iedereen ging weg. Een koster (een Leviet?) begon de kaarsen te doven. PAUL CHR. VAN WESTERING LANGS DE HELE KUST echter treft de onuitputtelijke rijkdom aan historische monumenten, getuigende van oude cultuur en bewogen tijden. Is er een ander gebied te noemen, waarom gedurende duizenden jaren zo fel is gestreden totja tot voor kort? Pas na de eerste wereldoorlog moest Oostenrijk-Hongarije zich terug trekken en werd de Joegoslavische staat in het leven geroepen, terwijl de heerschap pij van Italië over delen van dit gebied een einde nam na 1945. Maar de gedachten van de toerist gaan liever uit naar de oudheid, toen zeevaren- dé volken elkaar dit kustgebied betwistten enhet vreesden wegens de zeeroverij, toen de ene cultuur de andere verdrong, oprukkende horden uit het Oosten weer alles vernielden enzovoort. Ruïnenvelden, brokstukken van oude paleizen doén weer belangstellen in de oude geschiedenis. Als een greep uit veel belangwekkends moge ik iets laten volgen over Split en om geving. in het bijzonder over het paleis van Keizer Diokletianus, wellicht de groot ste bezienswaardigheid der Dalmatische kust. DE GESCHIEDENIS, die tegelijkertijd het ontstaan van Split verklaart, is interes sant genoeg. De Romeinen hadden een eind gemaakt aan de Griekse overheersing en stichtten in de eerste eeuw voor Chris tus de Romeinse provincie Dalmatia, met als hoofdstad Salona, die ten onder ging. Split zou vijf kilometer zuidelijker aan dezelfde golf verrijzen, pas zeven eeuwen later. De kiem van het tegenwoor dige Split werd reeds omstreeks het jaar 300 gelegd door de zoon van een vrij gelaten slaaf, Diocles genaamd, in 245 in de omgeving van Salona geboren. Na zijn geweldige prestaties in het Romeinse leger werd hij uitgeroepen tot keizer van het zo machtige Romeinse rijk. Keizer Diokletia nus was een figuur van grote betekenis. Van hem is bekend, dat hij een fanatiek bestrijder was van het Christendom, ter wijl zijn vrouw en enige dochter de nieuwe godsdienst in het geheim aanhingen. Deze keizer nu wenste zijn laatste jaren in ruste te slijten op zijn geboortegrond en hij liet aan de kust vijf kilometer ten zuiden van Salona een paleis van enorme afmetingen bouwen, dat hij op 1 Juni van het jaar 305 betrok. Veel ple zier heeft hij er niet van gehad. In 313 nam hii althans vrijwillig afscheid van het leven. Zijn stoffelijk overschot werd in zee geworpen. Het voor hem zelf in het paleis gebouwde Mausoleum heeft als zo danig geen dienst gedaan! Toen omstreeks het jaar 600 de stad Salona. die meer dan zestigduizend inwoners telde, werd ver woest door de aanstormende Awaren, is ook het paleis gedeeltelijk in puin gelegd. De bevolking van Salona. die naar de eilanden was gevlucht, keerde voor een deel naar het vasteland terug en nestelde zich in het paleis, binnen welks muren een stad ontstond, thans nóg het centrum van de grote havenstad Split OVER SALONA (er is een dorpje Solin) moet ik kort zijn, al was het een sensatie over het uitgestrekte ruïnenveld te dwa len, waar de opgravingen steeds worden voortgezet en waar onder meer een amphi theater is, waarvan de arcra onder water kon worden gezet voor zeegevechten! Ver der wil ik als zeer interessant nog noemen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 13