TEGENBEZOEK GEWENST OOSTERSE MUZIEK EN WIJ Salomon Andrée of de moed der lafheid De vreemde historie van een dolzinnige Pooivaart Muzikale stier Foto onder: Met een antieke houten „reiscamera" vereeuwigde Strindberg op 14 Juli 1897 de noodlanding van de ballon op het drijf ijs. Andrée en Fraen- kel bezien de onherstelbare schade. Ook de hiernaast gereproduceerde foto van het vertrek voor de gevaarlijke zwerftocht over het pakijs, door Andrée zelf genomen, heeft 33 jaar het barre Poolklimaat getrotseerd, tot zij in 1930 bij toeval gevonden werd. VAN ALLE avonturiers die de vorige eeuw heeft opgeleverd, was de Zweedse ingenieur en ballonvaarder Salomon August Andrée wel een van de zonder lingsten. Deze begaafde man, die honderd jaar geleden op 18 October 1854 in het dorpje Grenna geboren werd, was reeds als kind een buitenbeentje. In zijn schooljaren deed hij niets liever dan eenzaam rondzwerven door de dichte wouden van zijn vaderland, waarbij hij dikwijls dagenlang onvindbaar was en zich de grootste ontberingen getroostte. Toen hij zeventien was, ver huisde Andrée naar Stockholm om er, tussen vele nieuwe zwerftochten in, werk tuigkunde te studeren aan de befaamde technische hogeschool, waar hij in recordtijd zijn ingenieursdiploma haalde. „Nu zullen zijn wilde haren wel uit vallen", verzekerden Andrée's ouders elkaar en inderdaad leek het erop alsof vangend hoogleraar in de natuurkunde en hoofdingenieur van het staatsoctrooi- bureau, maar al gauw werd het „zittende leven" h een toeval kwam hij in contact met een em weer te machtig. Door e ballonvaarders, met wie Salomon het leven ernstiger ging opvatten. Hij bracht het zelfs tot plaatsver- fdi /en m een groepje jonge ballom hij verscheidene tochten boven zijn vaderland en zelfs dwars over de Oostzee maakte. Reeds na zijn eerste tocht schreef hij naar huis: „Nu weet ik eindelijk wat ik wil. De luchtscheepvaart is mijn roeping". INMIDDELS had Salomon tijdens een Verscheidene technici waren echter van wetenschappelijke expeditie naar Spits- oordeel dat de draagkracht door gasver- bergen ook het eeuwige ijs „ontdekt" lies en temperatuurverschillen veel snel- en dat had zo'n indruk op hem gemaakt, Ier zou afnemen dan Andrée beweerde en tus 1930 vindt een Noorse robbenvanger dat hij op staande voet besloot Poolvorser dat de ömén ten hoogste zeventien dagen bij toeval op het Witte Eiland, slechts te worden. Hij ontwierp een fantastisch in de lucht kon blijven. Dat was ook de honderdvijftig kilometer ten Noord-Oosten plan om een ballonvaart dwars over het mening van Dr. Nils Ekholm, de chef van van de Spitsbergen-archipel, de resten terdamse stoomschip „Dordrecht" op 28 Juli 1897 uit Archangel aan de Nieuwe Rotterdamse Courant: „In de Witte Zee ontmoette ik een enorm week, drijvend voorwerp, dat noch een dode walvis noch een gekanteld schip kon zijn en dat in de wind voortdurend van vorm veranderde. Ik wist toen niets van Andrée's Pool expeditie, maar kwam desondanks tot de conclusie, dat het ding een soort grote blaas of ballon moest zijn. Ik voer tot op een mijl naderbij, maar gaf toen, geen tekenen van leven bespeurend, bevel de normale koers te hervatten." Anderen vonden wrakhout en touw werk, dat eveneens aan de örnen werd toegeschreven en zo twijfelde al gauw niemand meer, dat Andrée en zijn beide metgezellen ergens in het Poolgebied ver ongelukt en verdronken waren. Na enkele maanden staakte men het zoeken, over tuigd dat de ware toedracht van deze Pooltragedie wel altijd een raadsel zal blijven. MAAR 33 JAAR LATER in Augus- Poolgebied te maken In Februari 1895 juist toen de Noor Nansen met kajak en hondenslede tot op enkele honderden kilo meters vna de Noordpool was doorgedron gen legde hij dit plan voor aan de Ko ninklijke Zweedse Academie van Weten schappen waar het, tegen alle verwach- tingen in, een warm onthaal vond. Wel schudden de hooggeleerde heren eerst be- het meteorologische bureau in Stockholm, denkelijk de wijze hoofden, maar toen An- die Andrée aanvankelijk op zijn Poolvaart drée in een rhetorische slotzin beloofd had: vergezellen zou, maar zich later, op grond „Ik zal de Zweedse vlag planten op de van zijn eigen becijferingen van alle kwa- Noordpool. vóór al onze buitenlandse con- de kansen, resoluut terugtrok, currenten", toen verdwenen de bezwaren In zijn plaats zouden nu twee jonge als sneeuw voor de zon. Andrée kreeg een vrienden van Adrée: te weten Knut Fraen- ovatie, die de deftige Academie deed tril- kei en Nils Strindberg beiden nog geen len op haar grondvesten en de nationale dertig jaar oud de tocht meemaken, lening ter financiering van zijn Noordpool- Alle andere candidaten wees Andrée met vaart "130.000 Kronen was in twee de meeste beslistheid af. Zijn project voor- dagen voltekend. De Koning en Alfred zag slechts in een bemanning van drie Nobel hadden als eersten ieder voor 30.000 personen en zelfs Gordon Bennett, de van de vergeten expeditie: twee menselijke skeletten, wat klederflarden, een half vergaan journaal en een journalisten, die fantastische bedragen boden voor het copyright van de wonder lijke historie. Om de filmhouders en hun inhoud bekommerde aanvanklijk niemand zich. Niet-ontwikkelde films kunnen im mers hun (latente) beeldindrukken slechts ongeveer drie jaren vastgehouden en Andrée's negatieven zaten al meer dan dertig jaar in hun houders en waren bo vendien zo doorweekt van het dooiwater der Noordelijke zomers, dat de emulsie laag veelal van het celluloid was afge spoeld. TOCH BESLOOT de Stockholmse foto graaf John Herzberg, het te proberen. In zijn donkere kamer droogde hij voorzich tig Andrée's 192 negatieven, peuterde ze van elkaar, experimenteerde met allerlei ontwikkelaars en hardingsbaden. Aan vankelijk had hij geen succes, de ene film na de andere kwam ofwel geheel blank of pikzwart gesluierd uit de baden te voorschijn. Maar dan, net toen hij op het punt stond de zaak op te geven, zag hij plotseling op een stukje film de flauwe contour verschijnen van wat blijkbaar een ijswal voorstelde. Het beeld werd versterkt met jodium en zo lukte het inderdaad er een afdruk van te maken. Op dezelfde manier redde Herzberg nog een negentien reproduceerbare negatieven. Het toeval wilde, dat zich daaronder juist de his- torisch-belangrijkste opnamen van Andrée en zijn lotgenoten bevonden: de veronge lukte „örnen" na de noodlanding op het drijfijs, het begin van de gevaarlijke terug tocht over de schotsen. Stockholms „Aftonbladet" had de pri meur van de geredde foto's. Het bracht ze in een verdrievoudigde oplaag, die in enkele uren was uitverkocht. De wereld pers volgde en boekte eveneens record omzetten. Iedereen wilde „met eigen ogen" zien hoe de ballonvaarders hun eigen ondergang fotografeerden en opnieuw was Andrée's naam op aller lippen. De Zweed se boulevardpers verhief hem. onsthuum, tot ..nationale h"1»'" Kronen ingeschreven. eigenaar van de „New York Herald", die Geschraagd door deze fondsen en door vijftigduizend gulden bood om een van de algemene sympathie begon Andrée zijn verslaggevers met de „örnen" mee te ogenblikkelijk met de voorbereiding van krijgen, werd afgewimpeld, zijn tocht. De befaamde Franse ballon- Éindelijk, op Zondag 11 Juli 1879, was fabrikant Henri Lachambre uit Vaugirard het grote moment daar. Een felle Zuiden- kreeg opdracht, de ballon te vervaardigen: wind rukte aan de ballonloods. Andrée een gevaarte van bijna 5000 kubieke meter deed metingen, peinsde, observeerde weer inhoud, gevat in een zijden net, dat 19000 en besloot dan, het erop te wagen, mazen telde en waarin 15 kilometer koord Timmerlieden en matrozen beklommen verwerkt werd. Hij kreeg de naam „örnen" de loods en demonteerden snel de Noorde- tjbv-tw tttxtt 1 a j. Jiike wand- De gondel werd aan de ballon BEGIN JUNI vertrok Andrée met zijn va.stpemaakt en de drie mannen stapten S v: I»""-. e^a^nmvf aan b°0It V?n J"- -Een. twee, los", riep Andrée door de de „Virgo uit Gothenburg naar Spits- megafoon, de ankerkabels werden gelost Pak verroeste filmhouders Voorzichtig bergen vanwaar de Pool-expeditie nog en majestueus verhief de kolos zich in het wordt alles ingepakt en naar Stockholm ge- oiezelfde maand zou starten. Op Spits- ]uchtruim. Bijna op hetzelfde ogenblik transporteerd, waar men met eindeloze zorg SE" bouwden zij een 29 meter hoge brak de bauast]adinf, van een der sleep- het gehavende journaal ontcijfert. De inkt IX°ods ,waa."n de "örnen4 met *as kabels af, hetgeen een ernstige verminde- veelal weggevloeid, het papier zo door- fwul lnJf, uitrusting instrumenten, rinj? van de bestuurbaarheid tengevolge weekt dat het uiteenvalt als men het aan- wpil h ?nen' ten,.en- h°uwelen, had. Direct d kroee een da]ende raakt. a Pr°V'a,?d1VOOr luchtstroom van de bergen de örnen te SS? IS I, ,if g ge,ad0,n Tij Pakken en drukte hem naar het water. De maar onve^Lh, wf ™°Td? sta?" matrozen op het startterrein wierpen zich kabel OnoDhoudeliik'^ptprripn ibeoende 'n hun sloeDen om te hulp te snellen, iq jun: up KZ" acr Nooraeroreeate ge- stormen uit het Noorden, Oosten en Wes- SS'-!!?08 ^ih 7? zic* .h*rste,d' dwongen te landen op drijfijs, ballon waar ten over de Spitsbergen-archipel, maar de ^rtTde PooI tegemo"^" onmisbare Zuidenwind liet zich wachten. waarts' (,e F°o1 tegemoet. Vroeg in het volgende voorjaar, op 18 DE UREN WERDEN dagen, de dagen Mei 1897, ging de Andrée-expeditie op- weken, zonder dat er bericht van de örnen - Orinher- bereikten nandana rode rii nieuw scheep naar Spitsbergen, waar men kwam. Hulp expedities zochten de Pool- dank WinP Filnnd" vandaa0> Gode ZV de ballonloods zwaar gehavend vond door zeeën af, kruisten van de kust van Alaska de hevige winterstormen. In enkele weken tot Nova Zembla, van Groenland tot de was^de schade echter hersteld en de „ör- Nieuw-Siberische eilanden, zonder een nen opnieuw klaar voor de gevaarlijke spoor van de mannen te ontdekken. Slechts vast dat de drie mannen reeds omstreeks tocht. Het plan van de Zweed was nu, een van Andrée's postduiven en een aan- begunstigd door een krachtige Zuiden- tal berichtboeien vond men, maar zij wind via de Pool naar Alaska te drijven brachten alleen nieuws over de eerste - een afstand van 3700 kilometer, die hij twee dagen toen alles nog wel aan boord door de beide anderen begraven. Andrée hoopte af te leggen in zes dagen. Bij min- was. Wel doken er regelmatig berichten en Fraenkel hebben, naar men aanneemt, der gunstige wind rekende hij erop ergens van vrachtvaarders en vissersboten op, in hun slaap de dood gevonden door kool- in Azië te kunnen landen. Daar de ballon die in de wateren van de IJszee, bij het nionoxydegas uit hun primustoestel, volgens Andrée's berekeningen dertig da- Schiereiland Kola en elders, resten van Toen het journaal zijn geheim prijs ge- gen in de nacht zou kunnen blijven, meen- Andrée's uitrusting gezien zouden hebben, geven had, werden de regeringsbureaux de hij voldoende zekerheid te hebben. Zo seinde kapitein Lehmarin van het Rot- in Stockholm bestormd door uitgevers en Maar markante passages zijn bewaard gebleven: „13 Juli 1897: verliezen snel gas en hoogte, verder alles wel". 14 Juli: Op 82° 56' Noorderbreedte ge- schijnlijk onherstelbaar' (Datum onleesbaar) „Breken kamp bi) felle koude op om te trachten, over drijfijs HET SLOT van het journaal is ver minkt of verdwenen, maar het staat wel half October 1879 op het Witte Eiland omgekomen zijn. Strindberg stierf het eerst door koude en ontbering en werd MAAR DE INSIDERS weten wei Deter. Zij herinneren eraan, dat Andrée destijds bij herhaling door de geleerden gewaar schuwd is voor de gevaren van zijn dol zinnige Poolvaartplan, dat Andrée zelf ten lange leste overtuigd was dat zijn bereke ningen onjuist waren, maar dat hij des ondanks doorzette, omdat hij geen moed had zijn vergissing ruiterlijk te erkennen. Bij zijn testament werd een brief gevon den, waarin de vermaarde Franse lucht vaartkundige Wilfred de Fonvielle hem be zwoer van zijn plan af te zien. Op die brief had Andrée de volgende kanttekening aan gebracht: „Het is mogelijk dat de Fon vielle gelijk heeft, maar het is nu te laat. Ik heb mijn voorbereidingen getroffen en kan niet meer terug." En aan het slot van zijn testament verzuchtte hij: „Voorgevoe lens zeggen mij, dat deze verschrikkelijke reis mijn ondergang wordt." Dat is de ware Andrée, een trotse man die doodsbang was voor de publieke opinie en liever de dood in de armen loopt, dan de spot van de massa te trotseren door te elfder ure terug te krabbelen. Ook daartoe behoort een zeker soort van moed de moed der wanhoop maar men kan er geen aanspraken op een nationaal helden dom" aan ontlenen. H. C. HET IS met die vliegende schotels zó, dat men er niet voor njoet gaan zitten om ze te zien. Het is het beste om er niet op te letten, alleen af en toe maar eens toevallig de avondhemel in te zien. Dan kan men ze nog wel eens zien vliegen, getuigen de oog getuigen, wier verhalen meestal beginnen in de geest van: „Ik mag zo graag 's avonds eens naar de sterrenhemel kijken en toen werd plotseling mijn aandacht getrok kenof „ik keek juist het lijntoestel naar Sydney na en toen zag ik opeens enzovoorts. Hieruit valt dus de lering te trekken, dat wij altijd „juist" of ook wel „toevallig' voor heel iets anders naar het firmament moeten opblikken. Dat is vrij wel onze enige kans die dingen te zien, zo lang er geen dienstregelingen van uit komen. Dit is de eerste belangrijke wenk, die ik meen te moeten geven voor het waarnemen van vliegende schotels. Ik heb er namelijk herhaaldelijk naar staan uitkijken, maar nooit iets gezien, behalve hier en daar een verschietend sterretje. Juist omdat ik naar schotels uitkeek, zag ik natuurlijk dat ver schietende sterretje. Had ik daarentegen naar verschietende sterretjes uitgekeken, dan zou ik wellicht een vliegende schotel hebben gezien. De verwondering komt toe aan de ware argelozen en zolang wij dat niet zijn, kunnen wij wel op het dak gaan zitten, een hele nacht, met verrekijkers en sterke koffie en dan zien wij nóg niets. Het kan ons nu niet alleen meer over komen, dat wij zulk een voorwerp lichtend en misschien zelfs feestelijk gepavoiseerd onder de sterren door zien zwieren, maar het begint blijkens recente berichten ook mogelijk te worden, dat deze vervoermid delen landingen gaan uitvoeren op onze aarde. Men moet mij mijn verbazing daar over maar vergeven: ik kan er sinds mijn twaalfde jaar ook nog steeds niet over uit normale aardse vliegtuigen te zien landen. Hoe dan ook, plotseling kunnen wij hen tegenkomen, wanneer wij in de weide dis tels steken voor ons pluimvee of aan de zomen van bossen beukenootjes zoeken, op eens kunnen zij voor ons staan met hun groenachtige glanzende metalen hansoppen aan, hun grijze, haarloze hoofden er boven uit en hun stevige bergschoenen er onder uit hetgeen bijvoorbeeld kenners van het maanoppervlak niet zal verbazen. Het is daarom reeds nu van belang onze houding tegenover deze schoteltoeristen te bepalen. Wanneer wij hen ontmoetten, zullen wij ons niet moeten laten leiden door jalousie, dat zij het eerst bij ons en wij niet het eerst bij hen waren. Dat zou de aarde op zijn smalst zijn. Wij kunnen hen fier van terzijde aanzien, zonder een spier te ver trekken het schijnt namelijk dat zij geen oorschelpen hebben en hen er op wijzen, dat het niet veel gescheeld had of Werner von Braun was hen voorgeweest. Meestal blijven zij niet lang, hetgeen men toch zou kunnen verwachten na zo'n stevige reis. De reuzen, die in een beker (er zijn namelijk allerlei soorten van dit vlie gend vaatwerk) in de domeinen van de Portugese landeigenaar Ferreira neer kwamen, hebben het ook niet lang gemaakt. Zij plukten vluchtig een paar stekjes, deden ze in een trommeltje en vertrokken weer. Nu is het mogelijk, dat onze gebrekkige omgangsvormen .daar de oorzaak van zijn. Misschien heeft de landeigenaar wel uit gewoonte met een kromme stok gezwaaid en geroepen „vort! vamme land"Ik zou mij dit van zo'n Portugese land eigenaar kunnen voorstellen. En die kleine mannetjes, die men elders aantrof, terwijl zij bij zo'n schotel op een mooi, lommerrijk plekje een tukje deden, gingen aan de haal, zodra zij een troep van twintig schoolkin deren hetzelfde zagen doen. Uit dit alles blijkt wel, dat het nog wat moet wennen: het overrompelt ons allemaal een beetje ER IS OVERIGENS voorlopig geen reden tot ongerustheid.'In die korte tijd, dat de wezens van buiten hier vertoefd hebben, gedroegen zij zich tamelijk onschuldig. Het meenemen van stekjes door de reuzen in de beker moeten wij maar niet dadelijk als vandalisme opvatten en het doen van een tukje op een vreemde planeet kan ons al leen maar vertrouwen inboezemen. Mis schien hebben zij vooraf hun meegebrachte boterhammen wel opgegeten. Nu nog een enkele richtlijn voor de hou ding, die wij tegenover deze bezoekers moe ten aannemen. Die moet hoffelijk zijn, maar tevens zelfbewust. Een te grote be leefdheid is immers eeuwen geleden het noodlot geworden van de volken, die door ons van Europa uit werden ontdekt. Wij hebben dat opgevat als onderdanigheid en hen deswege gekolonialiseerd. Thans zijn wij zélf naar buitenaardse begrippen inheemsen geworden, dus laten wij ons er voor wachten in dezelfde fout te vervallen. Beleefd, doch waardig zullen wij hen tege moet gaan. Dit zal misschien velen zwaar vallen, omdat zij voor een dergelijke fier heid nog geen enkele reden zien. Inderdaad, de enige reden bestaat nog niet, zolang wij geen tegenbezoek kunnen brengen. Zolang dat niet mogelijk is, blijft de toestand on zeker en zelfs gevaarlijk. Daarom wil ik van deze plaats af een dringende oproep richten tot de regeringen van de Verenigde Staten en van de Unie van Socialistische Sovjet Republieken die beide blijkens hun uitlatingen in alles verder zijn dan elkaar om nu eindelijk eens meer ernst met deze dingen te maken. Het is toch wel een teken van laksheid en verregaande wetenschappelijke leeg- loperij, dat van de inrichting van ruimte stations halverwege tussen de planeten nog steeds niets is gekomen! Zolang onze raketten en straalvliegtuigen op het hori zontale gericht blijven, komen wij niet los van de kortzichtige primitiviteit, waaraan wij reeds eeuwenlang mank gaan. Dit gaat zo niet langer. Horizontale vooruitgang is stilstand. Stilstand is achteruitgang. De problemen, waar men nu al jaren tegenop zit te kijken, zijn in wezen heel eenvoudig. Als men in ieder geval maar zorgt voor behoorlijk overdekte halteplaat sen, soepele, doch stipte dienstroosters en redelijke doch goedkope tarieven. De tijd dringt. Spoedig zal de eerste ruimteschotel voor ons moeten staan. Of wij dan zullen instappen is tenslotte een zaak van later zorg. KO BRUGBIER ROMANTISCHE EXPOSITIE Tot 11 November wordt iin „Het oude Wevershuys" te Amersfoort een expositie van schilderijen en tekeningen uit de Ro mantische School gehouden. Op de ten toonstelling zuiden ongeveer tien werken, onder andere van Kluyver, Linnag, Ever.sen en Molijn, die in ons land onbekend waren, naast reeds bekende doeken te zien zijn. (Uit „Paris Matrti") DIJON (U.P.). De violisten hielden op met spelen. De fluitist had geen adem meer. De roffels van de trommels i stierven weg. Beethovens Vijfde Sym- phonie kwam midden in het derde deel tot een abrupt einde... Een prachtige rode stier wandelde het j conservatorium van Dfjon binnen, ter- wijl er een repetitie werd gehouden en staarde, dichter bijgekomen, naar de eerste violist. Iedereen hield zijn adem in. Toen de stier rustig bleef staan, tikte de dirigent en werd de muziek vervolgd. Het beest luisterde en werd volkomen rustig. Pas een kwartier later ontdekten de slagers, die hem naar het slachthuis Z moesten brengen, dat het dier naar Beethoven stond te luisteren in het conservatorium (xxxxx XK oocx ^x*xxxx<xxxxjccccc<xcxx<xcxxxxxxjcocc>c>c(xxxx<xoocc<xxxxx>c<xxxx<xx xjc .xcccccccocccxxxxx handen voor de ogen een HET KLEINE provincie trammetje had de hele dag al blijmoedig langs de dorpjes en haltes gedraafd, een beetje schuddend als het op de rechte stukken misschien iets te hard ging en vrolijk fluitend bij het scharrelen door de nauwe straatjes in de gro te stad. De dag zat er haast op, nog een keer moesten alle bekende punten gepas seerd worden en dan zou de tram kunnen uitrusten in de remise, naast andere trammetjes, allemaal even oud en uit de tjjd. Tijdens de laatste rit was de tram meestal stampvol, vooral des Zaterdags. Het was Zaterdag en ook nu weer waren alle plaatsen bezet. Velen zaten met de beetje te dutten, anderen praatten na over de film, die zij gezien hadden of over de kaarten, die zjj btf een spel klaverjassen in handen gekregen hadden. Zij, die moesten staan, mopperden niet. Morgen was het immers Zondag en het ritje duurde kort. Zo niet een dame, die en kele haltes voor het eind punt instapte. Zij moest en zou zitten. Ze had de hele dag al gestaan, ze wilde nu wel eens uitrusten, de jeugd had geen eerbied meer voor de ouderen en die jongen daar moest maar eens plaats maken. De passagiers keken een beetje verbaasd na^r do drukke dame, die zich voorover boog naar een jongen in het hoekje van de wagen. Hij keek van zijn boek, waarin hij zat te lezen, op en luisterde verwonderd naar de vrouw, die doorging met het uiten van haar oordeel over het jonge geslacht. Toen zij uitgesputterd was zei de jongen niets, hij keek haar eventjes rustig aan en wees met zijn wijsvin ger naar boven. In het ba gagenet lagen twee kruk ken, keurig naast elkaar. De vrouw kreeg een kleur, stond te draaien op haar hak en ontmoette overal verwijtende blikken. Bij het eindpunt was zij de eerste, die de tram ver liet: de anderen volgden en gingen bedrukt de on behagelijke donkerte in De jongen stapte als laat ste uit. nog lang was het getik van de stokken op de stenen te horen. Het trammetje schoof de remise in, naargeestig pie pend in de laatste bocht van de dag. H. de G. X)C*XXXXX«C«XXXX)CCXX)<XlCCOClf>XCCOOOCCOCX)CiOOCXX> HET ZAL ONGEVEER twintig jaar gele den zijn, dat ik voor het eerst in mijn leven door een Japanse pianiste een so nate van Beethoven en nog wel de laat ste, opus 111 hoorde spelen. De jonge vrouw behoorde tot de deelneemsters aan een wedstrijd voor pianisten te Wenen. Hoe zij heette en of zij een prijs kreeg, ben ik vergeten. Het doet er hier ook niets toe. Wat ik mij echter zeer goed herinner, was dat mij, vóórdat zij de eerste accoor- den van het grootse eerste deel inzette, een gevoel van ver wondering, van een zeker wantrouwen beving. Iets van: hoe kunnen deze twee werelden, zo verschil lend van gevoelsleven, elkaar hier straffe loos ontmoeten? Ik vergat daarbij natuur lijk, dat de Westerse muziekcultuur al sedert lang tot Japan en eveneens tot China is doorgedrongen en dat deze cul tuur die van het Oosten-zelf zo niet heeft verdrongen, dan toch in hoge mate beïn vloed. In het door Norbert Dufourcq geredi geerde werk „La Musique des origines nos jours" (Librairie Larousse, Parijs) zegt de Chinese musicoloog dr. Ma Hiao Ts'iun, dat hij als het belangrijkste punt in de geschiedenis der moderne Chinese muziek het tijdstip beschouwt, waarop de propaganda voor de penetratie van de Èuropese muziek in China werd bevorderd door de Chinezen zelf. Van dat ogenblik af, zo zegt hij, is de Europese muziek, die tot dusverre een uitheemse kunst was en onderwezen werd door vreemdelingen op uitheemse instrumenten, een genaturali seerde kunst geworden, die zelfs in staat is, om aan de nationale aspiraties der Chi nezen te voldoen. Volgens hem zou men de Chinese mu sici in drie groepen kunnen indelen. Tot de eerste groep rekent hij degenen, die hun muzikale opvoeding buiten China ontvin gen en die werken componeerden, die be- invloed zijn door de buitenlandse (zeg Europese) kunst. Hij noemt dan enige na men van componisten, geboren tussen 1880 en 1912. Wij kunnen, geloof ik, te oordelen naar de titels hunner werken: Bon souhait, En pensant a ma mère of Nocturne, veilig aannemen, dat de nationale eigenschappen daarin diep verborgen liggen onder Euro pese verf. De tweede groep wordt gevormd door de componisten, die in China, op Europese wijze geschoold zijn, doch die trachten eigen Chinese muziek te scheppen, met gebruikmaking van internationale instru menten. Het zijn de jongeren, die dit ideaal voor ogen hebben, onder anderen Ho Ro- Din (1904), die pianowerken en ook mu ziek voor de film schreef. De derde groep wendt zich het zuiverst tot de eigen cultuur. Hiertoe behoren naar Ma Hiao-Ts-iuns indeling de musici, die de toekomst der Chinese muziek afhankelijk stellen van de ontwikkeling daarvan op eigen Chinese instrumenten. IN 1872 WERD te Tokio het Keizerlijk Japans Conservatorium voor Muziek ge sticht, een instituut waar het onderwijs op Westerse leest werd geschoeid en waarin door Europese docenten solfège, harmonie leer, contrapunt, compositie, naast de prac- tische vakken als zang en instumentaal spel worden onderwezen. Maar ook in Japan vindt men aanhangers van de in heemse traditie, hoe wel die zich in hoofd zaak bepalen tot het gebied van de volks kunst. Overigens is de moderne Japanse mu ziek geheel doordron gen van de nieuwere Franse, Duitse en Oostenrijkse beginse len. Ik had dus niet zo wantrouwend te genover het spel van de jeugdige Japan se behoeven te staan, als ik dit alles beter had overdacht. Na de laatste wereldoorlog hebben wij de toenadering van Oost tot West in de muziek veel intenser leren kennen. Er zijn na 1945 veel jonge mensen, Chinezen uit Indonesië, naar Nederland gekomen om hun muzikale studiën in ons land voort te zetten en te voltooien. En voor mij althans zijn de jonge Chinese pianisten, die zich in de rijke wereld van Bachs Preludes en Fuga's verdiepen, of de violisten die met vaart Paganini of Tsjaikofsky spelen geen zeldzame vogels meer. Trouwens, dat mu zikale begaafdheid geen monopolie is van het Westen, daaraan heb ook ik nooit ge twijfeld. En bovendien bewijzen veel 'uit stekende interpretaties van Europese mu ziek door Oosterse kunstenaars, hoe deze zich in een andere gedachtensfeer en ge voelswereld weten te verplaatsen. Maar tochverplaatsen is iets anders dan leven in een eigen wereld. Dit zich ver plaatsen is een vorm van geestelijke emi gratie. De vraag, die mij eigenlijk altijd heeft beziggehouden is deze: heeft de penetratie van de Westerse muziekcultuur, naar de verrijking, die zij aan het Oosten schonk, daar niet meer schade dan winst ge bracht? Om een parallel te trekken die het probleem verduidelijken kan: zou het niet alleen maar verdrietig zijn, als op Bali de inlanders hun kleding zouden gaan wijzigen, voor wat de mannen betreft in smokings of rok met witte das. de vrou wen in japonnen van Dior of Fath? Nivellering betekent alleen maar verlies. En wanneer het muzikale Oosten een taal spreekt en dit wel in de eerste plaats in de scheppende toonkunst die vreemd is aan innerlijk wezen, dan is dit, naar ik het gevoel, schadelijk voor de geestelijke volksgezondheid. Debussy moet diep onder de indruk zijn gekomen van de Oost-Aziatische muziek, die hij op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1889 leerde kennen. Maar Debussy moge zijn muziek hiermee verrijkt heb ben, hij die later achter zijn naam veel betekenend „Musieien francais" schreef heeft de zuiverheid van het idioom zijner kunst er nooit mee geschaad. Met dit al: deze beschouwingen zijn niet anders en niet meer dan persoonlijke overpeinzingen over de ontmoeting tussen Oost en West WILLEM ANDRIESSEN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14