TEGENBEZOEK GEWENST
OOSTERSE MUZIEK EN WIJ
Salomon Andrée of de moed der lafheid
De vreemde historie van een
dolzinnige Pooivaart
Muzikale stier
Foto onder: Met een antieke houten
„reiscamera" vereeuwigde Strindberg
op 14 Juli 1897 de noodlanding van de
ballon op het drijf ijs. Andrée en Fraen-
kel bezien de onherstelbare schade.
Ook de hiernaast gereproduceerde foto
van het vertrek voor de gevaarlijke
zwerftocht over het pakijs, door Andrée
zelf genomen, heeft 33 jaar het barre
Poolklimaat getrotseerd, tot zij in 1930
bij toeval gevonden werd.
VAN ALLE avonturiers die de vorige eeuw heeft opgeleverd, was de Zweedse
ingenieur en ballonvaarder Salomon August Andrée wel een van de zonder
lingsten. Deze begaafde man, die honderd jaar geleden op 18 October 1854
in het dorpje Grenna geboren werd, was reeds als kind een buitenbeentje.
In zijn schooljaren deed hij niets liever dan eenzaam rondzwerven door de
dichte wouden van zijn vaderland, waarbij hij dikwijls dagenlang onvindbaar
was en zich de grootste ontberingen getroostte. Toen hij zeventien was, ver
huisde Andrée naar Stockholm om er, tussen vele nieuwe zwerftochten in, werk
tuigkunde te studeren aan de befaamde technische hogeschool, waar hij in
recordtijd zijn ingenieursdiploma haalde. „Nu zullen zijn wilde haren wel uit
vallen", verzekerden Andrée's ouders elkaar en inderdaad leek het erop alsof
vangend hoogleraar in de natuurkunde en hoofdingenieur van het staatsoctrooi-
bureau, maar al gauw werd het „zittende leven" h
een toeval kwam hij in contact met een
em weer te machtig. Door
e ballonvaarders, met wie
Salomon het leven ernstiger ging opvatten. Hij bracht het zelfs tot plaatsver-
fdi
/en
m een groepje jonge ballom
hij verscheidene tochten boven zijn vaderland en zelfs dwars over de Oostzee
maakte. Reeds na zijn eerste tocht schreef hij naar huis: „Nu weet ik eindelijk
wat ik wil. De luchtscheepvaart is mijn roeping".
INMIDDELS had Salomon tijdens een Verscheidene technici waren echter van
wetenschappelijke expeditie naar Spits- oordeel dat de draagkracht door gasver-
bergen ook het eeuwige ijs „ontdekt" lies en temperatuurverschillen veel snel-
en dat had zo'n indruk op hem gemaakt, Ier zou afnemen dan Andrée beweerde en tus 1930 vindt een Noorse robbenvanger
dat hij op staande voet besloot Poolvorser dat de ömén ten hoogste zeventien dagen bij toeval op het Witte Eiland, slechts
te worden. Hij ontwierp een fantastisch in de lucht kon blijven. Dat was ook de honderdvijftig kilometer ten Noord-Oosten
plan om een ballonvaart dwars over het mening van Dr. Nils Ekholm, de chef van van de Spitsbergen-archipel, de resten
terdamse stoomschip „Dordrecht" op 28
Juli 1897 uit Archangel aan de Nieuwe
Rotterdamse Courant: „In de Witte Zee
ontmoette ik een enorm week, drijvend
voorwerp, dat noch een dode walvis noch
een gekanteld schip kon zijn en dat in de
wind voortdurend van vorm veranderde.
Ik wist toen niets van Andrée's Pool
expeditie, maar kwam desondanks tot de
conclusie, dat het ding een soort grote
blaas of ballon moest zijn. Ik voer tot op
een mijl naderbij, maar gaf toen, geen
tekenen van leven bespeurend, bevel de
normale koers te hervatten."
Anderen vonden wrakhout en touw
werk, dat eveneens aan de örnen werd
toegeschreven en zo twijfelde al gauw
niemand meer, dat Andrée en zijn beide
metgezellen ergens in het Poolgebied ver
ongelukt en verdronken waren. Na enkele
maanden staakte men het zoeken, over
tuigd dat de ware toedracht van deze
Pooltragedie wel altijd een raadsel zal
blijven.
MAAR 33 JAAR LATER in Augus-
Poolgebied te maken In Februari 1895
juist toen de Noor Nansen met kajak en
hondenslede tot op enkele honderden kilo
meters vna de Noordpool was doorgedron
gen legde hij dit plan voor aan de Ko
ninklijke Zweedse Academie van Weten
schappen waar het, tegen alle verwach-
tingen in, een warm onthaal vond. Wel
schudden de hooggeleerde heren eerst be- het meteorologische bureau in Stockholm,
denkelijk de wijze hoofden, maar toen An- die Andrée aanvankelijk op zijn Poolvaart
drée in een rhetorische slotzin beloofd had: vergezellen zou, maar zich later, op grond
„Ik zal de Zweedse vlag planten op de van zijn eigen becijferingen van alle kwa-
Noordpool. vóór al onze buitenlandse con- de kansen, resoluut terugtrok,
currenten", toen verdwenen de bezwaren In zijn plaats zouden nu twee jonge
als sneeuw voor de zon. Andrée kreeg een vrienden van Adrée: te weten Knut Fraen-
ovatie, die de deftige Academie deed tril- kei en Nils Strindberg beiden nog geen
len op haar grondvesten en de nationale dertig jaar oud de tocht meemaken,
lening ter financiering van zijn Noordpool- Alle andere candidaten wees Andrée met
vaart "130.000 Kronen was in twee de meeste beslistheid af. Zijn project voor-
dagen voltekend. De Koning en Alfred zag slechts in een bemanning van drie
Nobel hadden als eersten ieder voor 30.000 personen en zelfs Gordon Bennett, de
van de vergeten expeditie:
twee menselijke skeletten,
wat klederflarden, een half
vergaan journaal en een
journalisten, die fantastische bedragen
boden voor het copyright van de wonder
lijke historie. Om de filmhouders en hun
inhoud bekommerde aanvanklijk niemand
zich. Niet-ontwikkelde films kunnen im
mers hun (latente) beeldindrukken slechts
ongeveer drie jaren vastgehouden en
Andrée's negatieven zaten al meer dan
dertig jaar in hun houders en waren bo
vendien zo doorweekt van het dooiwater
der Noordelijke zomers, dat de emulsie
laag veelal van het celluloid was afge
spoeld.
TOCH BESLOOT de Stockholmse foto
graaf John Herzberg, het te proberen. In
zijn donkere kamer droogde hij voorzich
tig Andrée's 192 negatieven, peuterde ze
van elkaar, experimenteerde met allerlei
ontwikkelaars en hardingsbaden. Aan
vankelijk had hij geen succes, de ene film
na de andere kwam ofwel geheel blank
of pikzwart gesluierd uit de baden te
voorschijn. Maar dan, net toen hij op het
punt stond de zaak op te geven, zag hij
plotseling op een stukje film de flauwe
contour verschijnen van wat blijkbaar een
ijswal voorstelde. Het beeld werd versterkt
met jodium en zo lukte het inderdaad
er een afdruk van te maken. Op dezelfde
manier redde Herzberg nog een negentien
reproduceerbare negatieven. Het toeval
wilde, dat zich daaronder juist de his-
torisch-belangrijkste opnamen van Andrée
en zijn lotgenoten bevonden: de veronge
lukte „örnen" na de noodlanding op het
drijfijs, het begin van de gevaarlijke terug
tocht over de schotsen.
Stockholms „Aftonbladet" had de pri
meur van de geredde foto's. Het bracht ze
in een verdrievoudigde oplaag, die in
enkele uren was uitverkocht. De wereld
pers volgde en boekte eveneens record
omzetten. Iedereen wilde „met eigen ogen"
zien hoe de ballonvaarders hun eigen
ondergang fotografeerden en opnieuw was
Andrée's naam op aller lippen. De Zweed
se boulevardpers verhief hem. onsthuum,
tot ..nationale h"1»'"
Kronen ingeschreven.
eigenaar van de „New York Herald", die
Geschraagd door deze fondsen en door vijftigduizend gulden bood om een van
de algemene sympathie begon Andrée zijn verslaggevers met de „örnen" mee te
ogenblikkelijk met de voorbereiding van krijgen, werd afgewimpeld,
zijn tocht. De befaamde Franse ballon- Éindelijk, op Zondag 11 Juli 1879, was
fabrikant Henri Lachambre uit Vaugirard het grote moment daar. Een felle Zuiden-
kreeg opdracht, de ballon te vervaardigen: wind rukte aan de ballonloods. Andrée
een gevaarte van bijna 5000 kubieke meter deed metingen, peinsde, observeerde weer
inhoud, gevat in een zijden net, dat 19000 en besloot dan, het erop te wagen,
mazen telde en waarin 15 kilometer koord Timmerlieden en matrozen beklommen
verwerkt werd. Hij kreeg de naam „örnen" de loods en demonteerden snel de Noorde-
tjbv-tw tttxtt 1 a j. Jiike wand- De gondel werd aan de ballon
BEGIN JUNI vertrok Andrée met zijn va.stpemaakt en de drie mannen stapten
S v: I»""-. e^a^nmvf aan b°0It V?n J"- -Een. twee, los", riep Andrée door de
de „Virgo uit Gothenburg naar Spits- megafoon, de ankerkabels werden gelost Pak verroeste filmhouders Voorzichtig
bergen vanwaar de Pool-expeditie nog en majestueus verhief de kolos zich in het wordt alles ingepakt en naar Stockholm ge-
oiezelfde maand zou starten. Op Spits- ]uchtruim. Bijna op hetzelfde ogenblik transporteerd, waar men met eindeloze zorg
SE" bouwden zij een 29 meter hoge brak de bauast]adinf, van een der sleep- het gehavende journaal ontcijfert. De inkt
IX°ods ,waa."n de "örnen4 met *as kabels af, hetgeen een ernstige verminde- veelal weggevloeid, het papier zo door-
fwul lnJf, uitrusting instrumenten, rinj? van de bestuurbaarheid tengevolge weekt dat het uiteenvalt als men het aan-
wpil h ?nen' ten,.en- h°uwelen, had. Direct d kroee een da]ende raakt.
a Pr°V'a,?d1VOOr luchtstroom van de bergen de örnen te
SS? IS I, ,if g ge,ad0,n Tij Pakken en drukte hem naar het water. De
maar onve^Lh, wf ™°Td? sta?" matrozen op het startterrein wierpen zich
kabel OnoDhoudeliik'^ptprripn ibeoende 'n hun sloeDen om te hulp te snellen, iq jun: up KZ" acr Nooraeroreeate ge-
stormen uit het Noorden, Oosten en Wes- SS'-!!?08 ^ih 7? zic* .h*rste,d' dwongen te landen op drijfijs, ballon waar
ten over de Spitsbergen-archipel, maar de ^rtTde PooI tegemo"^"
onmisbare Zuidenwind liet zich wachten. waarts' (,e F°o1 tegemoet.
Vroeg in het volgende voorjaar, op 18 DE UREN WERDEN dagen, de dagen
Mei 1897, ging de Andrée-expeditie op- weken, zonder dat er bericht van de örnen - Orinher- bereikten nandana rode rii
nieuw scheep naar Spitsbergen, waar men kwam. Hulp expedities zochten de Pool- dank WinP Filnnd" vandaa0> Gode ZV
de ballonloods zwaar gehavend vond door zeeën af, kruisten van de kust van Alaska
de hevige winterstormen. In enkele weken tot Nova Zembla, van Groenland tot de
was^de schade echter hersteld en de „ör- Nieuw-Siberische eilanden, zonder een
nen opnieuw klaar voor de gevaarlijke spoor van de mannen te ontdekken. Slechts vast dat de drie mannen reeds omstreeks
tocht. Het plan van de Zweed was nu, een van Andrée's postduiven en een aan-
begunstigd door een krachtige Zuiden- tal berichtboeien vond men, maar zij
wind via de Pool naar Alaska te drijven brachten alleen nieuws over de eerste
- een afstand van 3700 kilometer, die hij twee dagen toen alles nog wel aan boord door de beide anderen begraven. Andrée
hoopte af te leggen in zes dagen. Bij min- was. Wel doken er regelmatig berichten en Fraenkel hebben, naar men aanneemt,
der gunstige wind rekende hij erop ergens van vrachtvaarders en vissersboten op, in hun slaap de dood gevonden door kool-
in Azië te kunnen landen. Daar de ballon die in de wateren van de IJszee, bij het nionoxydegas uit hun primustoestel,
volgens Andrée's berekeningen dertig da- Schiereiland Kola en elders, resten van Toen het journaal zijn geheim prijs ge-
gen in de nacht zou kunnen blijven, meen- Andrée's uitrusting gezien zouden hebben, geven had, werden de regeringsbureaux
de hij voldoende zekerheid te hebben. Zo seinde kapitein Lehmarin van het Rot- in Stockholm bestormd door uitgevers en
Maar markante passages zijn bewaard
gebleven: „13 Juli 1897: verliezen snel gas
en hoogte, verder alles wel".
14 Juli: Op 82° 56' Noorderbreedte ge-
schijnlijk onherstelbaar'
(Datum onleesbaar) „Breken kamp bi)
felle koude op om te trachten, over drijfijs
HET SLOT van het journaal is ver
minkt of verdwenen, maar het staat wel
half October 1879 op het Witte Eiland
omgekomen zijn. Strindberg stierf het
eerst door koude en ontbering en werd
MAAR DE INSIDERS weten wei Deter.
Zij herinneren eraan, dat Andrée destijds
bij herhaling door de geleerden gewaar
schuwd is voor de gevaren van zijn dol
zinnige Poolvaartplan, dat Andrée zelf ten
lange leste overtuigd was dat zijn bereke
ningen onjuist waren, maar dat hij des
ondanks doorzette, omdat hij geen moed
had zijn vergissing ruiterlijk te erkennen.
Bij zijn testament werd een brief gevon
den, waarin de vermaarde Franse lucht
vaartkundige Wilfred de Fonvielle hem be
zwoer van zijn plan af te zien. Op die brief
had Andrée de volgende kanttekening aan
gebracht: „Het is mogelijk dat de Fon
vielle gelijk heeft, maar het is nu te laat.
Ik heb mijn voorbereidingen getroffen en
kan niet meer terug." En aan het slot van
zijn testament verzuchtte hij: „Voorgevoe
lens zeggen mij, dat deze verschrikkelijke
reis mijn ondergang wordt."
Dat is de ware Andrée, een trotse man
die doodsbang was voor de publieke opinie
en liever de dood in de armen loopt, dan
de spot van de massa te trotseren door te
elfder ure terug te krabbelen. Ook daartoe
behoort een zeker soort van moed de
moed der wanhoop maar men kan er
geen aanspraken op een nationaal helden
dom" aan ontlenen. H. C.
HET IS met die vliegende schotels zó, dat
men er niet voor njoet gaan zitten om ze
te zien. Het is het beste om er niet op te
letten, alleen af en toe maar eens toevallig
de avondhemel in te zien. Dan kan men ze
nog wel eens zien vliegen, getuigen de oog
getuigen, wier verhalen meestal beginnen
in de geest van: „Ik mag zo graag 's avonds
eens naar de sterrenhemel kijken en toen
werd plotseling mijn aandacht getrok
kenof „ik keek juist het lijntoestel
naar Sydney na en toen zag ik opeens
enzovoorts. Hieruit valt dus de lering te
trekken, dat wij altijd „juist" of ook wel
„toevallig' voor heel iets anders naar het
firmament moeten opblikken. Dat is vrij
wel onze enige kans die dingen te zien, zo
lang er geen dienstregelingen van uit
komen.
Dit is de eerste belangrijke wenk, die ik
meen te moeten geven voor het waarnemen
van vliegende schotels. Ik heb er namelijk
herhaaldelijk naar staan uitkijken, maar
nooit iets gezien, behalve hier en daar een
verschietend sterretje. Juist omdat ik naar
schotels uitkeek, zag ik natuurlijk dat ver
schietende sterretje. Had ik daarentegen
naar verschietende sterretjes uitgekeken,
dan zou ik wellicht een vliegende schotel
hebben gezien. De verwondering komt toe
aan de ware argelozen en zolang wij dat
niet zijn, kunnen wij wel op het dak gaan
zitten, een hele nacht, met verrekijkers en
sterke koffie en dan zien wij nóg niets.
Het kan ons nu niet alleen meer over
komen, dat wij zulk een voorwerp lichtend
en misschien zelfs feestelijk gepavoiseerd
onder de sterren door zien zwieren, maar
het begint blijkens recente berichten ook
mogelijk te worden, dat deze vervoermid
delen landingen gaan uitvoeren op onze
aarde. Men moet mij mijn verbazing daar
over maar vergeven: ik kan er sinds mijn
twaalfde jaar ook nog steeds niet over uit
normale aardse vliegtuigen te zien landen.
Hoe dan ook, plotseling kunnen wij hen
tegenkomen, wanneer wij in de weide dis
tels steken voor ons pluimvee of aan de
zomen van bossen beukenootjes zoeken, op
eens kunnen zij voor ons staan met hun
groenachtige glanzende metalen hansoppen
aan, hun grijze, haarloze hoofden er boven
uit en hun stevige bergschoenen er onder
uit hetgeen bijvoorbeeld kenners van het
maanoppervlak niet zal verbazen. Het is
daarom reeds nu van belang onze houding
tegenover deze schoteltoeristen te bepalen.
Wanneer wij hen ontmoetten, zullen wij
ons niet moeten laten leiden door jalousie,
dat zij het eerst bij ons en wij niet het
eerst bij hen waren. Dat zou de aarde op
zijn smalst zijn. Wij kunnen hen fier van
terzijde aanzien, zonder een spier te ver
trekken het schijnt namelijk dat zij geen
oorschelpen hebben en hen er op wijzen,
dat het niet veel gescheeld had of Werner
von Braun was hen voorgeweest.
Meestal blijven zij niet lang, hetgeen men
toch zou kunnen verwachten na zo'n
stevige reis. De reuzen, die in een beker (er
zijn namelijk allerlei soorten van dit vlie
gend vaatwerk) in de domeinen van de
Portugese landeigenaar Ferreira neer
kwamen, hebben het ook niet lang gemaakt.
Zij plukten vluchtig een paar stekjes, deden
ze in een trommeltje en vertrokken weer.
Nu is het mogelijk, dat onze gebrekkige
omgangsvormen .daar de oorzaak van zijn.
Misschien heeft de landeigenaar wel uit
gewoonte met een kromme stok gezwaaid
en geroepen „vort! vamme land"Ik
zou mij dit van zo'n Portugese land
eigenaar kunnen voorstellen. En die kleine
mannetjes, die men elders aantrof, terwijl
zij bij zo'n schotel op een mooi, lommerrijk
plekje een tukje deden, gingen aan de haal,
zodra zij een troep van twintig schoolkin
deren hetzelfde zagen doen. Uit dit alles
blijkt wel, dat het nog wat moet wennen:
het overrompelt ons allemaal een beetje
ER IS OVERIGENS voorlopig geen reden
tot ongerustheid.'In die korte tijd, dat de
wezens van buiten hier vertoefd hebben,
gedroegen zij zich tamelijk onschuldig. Het
meenemen van stekjes door de reuzen in
de beker moeten wij maar niet dadelijk als
vandalisme opvatten en het doen van een
tukje op een vreemde planeet kan ons al
leen maar vertrouwen inboezemen. Mis
schien hebben zij vooraf hun meegebrachte
boterhammen wel opgegeten.
Nu nog een enkele richtlijn voor de hou
ding, die wij tegenover deze bezoekers moe
ten aannemen. Die moet hoffelijk zijn,
maar tevens zelfbewust. Een te grote be
leefdheid is immers eeuwen geleden het
noodlot geworden van de volken, die
door ons van Europa uit werden ontdekt.
Wij hebben dat opgevat als onderdanigheid
en hen deswege gekolonialiseerd. Thans
zijn wij zélf naar buitenaardse begrippen
inheemsen geworden, dus laten wij ons er
voor wachten in dezelfde fout te vervallen.
Beleefd, doch waardig zullen wij hen tege
moet gaan. Dit zal misschien velen zwaar
vallen, omdat zij voor een dergelijke fier
heid nog geen enkele reden zien. Inderdaad,
de enige reden bestaat nog niet, zolang wij
geen tegenbezoek kunnen brengen. Zolang
dat niet mogelijk is, blijft de toestand on
zeker en zelfs gevaarlijk. Daarom wil ik
van deze plaats af een dringende oproep
richten tot de regeringen van de Verenigde
Staten en van de Unie van Socialistische
Sovjet Republieken die beide blijkens
hun uitlatingen in alles verder zijn dan
elkaar om nu eindelijk eens meer ernst
met deze dingen te maken.
Het is toch wel een teken van laksheid
en verregaande wetenschappelijke leeg-
loperij, dat van de inrichting van ruimte
stations halverwege tussen de planeten nog
steeds niets is gekomen! Zolang onze
raketten en straalvliegtuigen op het hori
zontale gericht blijven, komen wij niet los
van de kortzichtige primitiviteit, waaraan
wij reeds eeuwenlang mank gaan. Dit gaat
zo niet langer. Horizontale vooruitgang is
stilstand. Stilstand is achteruitgang.
De problemen, waar men nu al jaren
tegenop zit te kijken, zijn in wezen heel
eenvoudig. Als men in ieder geval maar
zorgt voor behoorlijk overdekte halteplaat
sen, soepele, doch stipte dienstroosters en
redelijke doch goedkope tarieven.
De tijd dringt. Spoedig zal de eerste
ruimteschotel voor ons moeten staan. Of
wij dan zullen instappen is tenslotte een
zaak van later zorg.
KO BRUGBIER
ROMANTISCHE EXPOSITIE
Tot 11 November wordt iin „Het oude
Wevershuys" te Amersfoort een expositie
van schilderijen en tekeningen uit de Ro
mantische School gehouden. Op de ten
toonstelling zuiden ongeveer tien werken,
onder andere van Kluyver, Linnag, Ever.sen
en Molijn, die in ons land onbekend waren,
naast reeds bekende doeken te zien zijn.
(Uit „Paris Matrti")
DIJON (U.P.). De violisten hielden
op met spelen. De fluitist had geen
adem meer. De roffels van de trommels i
stierven weg. Beethovens Vijfde Sym-
phonie kwam midden in het derde deel
tot een abrupt einde...
Een prachtige rode stier wandelde het j
conservatorium van Dfjon binnen, ter-
wijl er een repetitie werd gehouden en
staarde, dichter bijgekomen, naar de
eerste violist. Iedereen hield zijn adem
in. Toen de stier rustig bleef staan,
tikte de dirigent en werd de muziek
vervolgd.
Het beest luisterde en werd volkomen
rustig. Pas een kwartier later ontdekten
de slagers, die hem naar het slachthuis Z
moesten brengen, dat het dier naar
Beethoven stond te luisteren in het
conservatorium
(xxxxx XK oocx ^x*xxxx<xxxxjccccc<xcxx<xcxxxxxxjcocc>c>c(xxxx<xoocc<xxxxx>c<xxxx<xx xjc .xcccccccocccxxxxx
handen voor de ogen een
HET KLEINE provincie
trammetje had de hele dag
al blijmoedig langs de
dorpjes en haltes gedraafd,
een beetje schuddend als
het op de rechte stukken
misschien iets te hard
ging en vrolijk fluitend bij
het scharrelen door de
nauwe straatjes in de gro
te stad.
De dag zat er haast op,
nog een keer moesten alle
bekende punten gepas
seerd worden en dan zou
de tram kunnen uitrusten
in de remise, naast andere
trammetjes, allemaal even
oud en uit de tjjd.
Tijdens de laatste rit was
de tram meestal stampvol,
vooral des Zaterdags. Het
was Zaterdag en ook nu
weer waren alle plaatsen
bezet. Velen zaten met de
beetje te dutten, anderen
praatten na over de film,
die zij gezien hadden of
over de kaarten, die zjj btf
een spel klaverjassen in
handen gekregen hadden.
Zij, die moesten staan,
mopperden niet. Morgen
was het immers Zondag
en het ritje duurde kort.
Zo niet een dame, die en
kele haltes voor het eind
punt instapte. Zij moest en
zou zitten. Ze had de hele
dag al gestaan, ze wilde
nu wel eens uitrusten, de
jeugd had geen eerbied
meer voor de ouderen en
die jongen daar moest
maar eens plaats maken.
De passagiers keken een
beetje verbaasd na^r do
drukke dame, die zich
voorover boog naar een
jongen in het hoekje van
de wagen. Hij keek van
zijn boek, waarin hij zat
te lezen, op en luisterde
verwonderd naar de
vrouw, die doorging met
het uiten van haar oordeel
over het jonge geslacht.
Toen zij uitgesputterd was
zei de jongen niets, hij keek
haar eventjes rustig aan
en wees met zijn wijsvin
ger naar boven. In het ba
gagenet lagen twee kruk
ken, keurig naast elkaar.
De vrouw kreeg een kleur,
stond te draaien op haar
hak en ontmoette overal
verwijtende blikken.
Bij het eindpunt was zij
de eerste, die de tram ver
liet: de anderen volgden
en gingen bedrukt de on
behagelijke donkerte in
De jongen stapte als laat
ste uit. nog lang was het
getik van de stokken op
de stenen te horen.
Het trammetje schoof de
remise in, naargeestig pie
pend in de laatste bocht
van de dag. H. de G.
X)C*XXXXX«C«XXXX)CCXX)<XlCCOClf>XCCOOOCCOCX)CiOOCXX>
HET ZAL ONGEVEER twintig jaar gele
den zijn, dat ik voor het eerst in mijn
leven door een Japanse pianiste een so
nate van Beethoven en nog wel de laat
ste, opus 111 hoorde spelen. De jonge
vrouw behoorde tot de deelneemsters aan
een wedstrijd voor pianisten te Wenen.
Hoe zij heette en of
zij een prijs kreeg,
ben ik vergeten. Het
doet er hier ook niets
toe. Wat ik mij echter
zeer goed herinner,
was dat mij, vóórdat
zij de eerste accoor-
den van het grootse
eerste deel inzette,
een gevoel van ver
wondering, van een
zeker wantrouwen
beving. Iets van: hoe
kunnen deze twee werelden, zo verschil
lend van gevoelsleven, elkaar hier straffe
loos ontmoeten? Ik vergat daarbij natuur
lijk, dat de Westerse muziekcultuur al
sedert lang tot Japan en eveneens tot
China is doorgedrongen en dat deze cul
tuur die van het Oosten-zelf zo niet heeft
verdrongen, dan toch in hoge mate beïn
vloed.
In het door Norbert Dufourcq geredi
geerde werk „La Musique des origines
nos jours" (Librairie Larousse, Parijs)
zegt de Chinese musicoloog dr. Ma Hiao
Ts'iun, dat hij als het belangrijkste punt
in de geschiedenis der moderne Chinese
muziek het tijdstip beschouwt, waarop de
propaganda voor de penetratie van de
Èuropese muziek in China werd bevorderd
door de Chinezen zelf. Van dat ogenblik
af, zo zegt hij, is de Europese muziek, die
tot dusverre een uitheemse kunst was en
onderwezen werd door vreemdelingen op
uitheemse instrumenten, een genaturali
seerde kunst geworden, die zelfs in staat
is, om aan de nationale aspiraties der Chi
nezen te voldoen.
Volgens hem zou men de Chinese mu
sici in drie groepen kunnen indelen. Tot
de eerste groep rekent hij degenen, die hun
muzikale opvoeding buiten China ontvin
gen en die werken componeerden, die be-
invloed zijn door de buitenlandse (zeg
Europese) kunst. Hij noemt dan enige na
men van componisten, geboren tussen 1880
en 1912. Wij kunnen, geloof ik, te oordelen
naar de titels hunner werken: Bon souhait,
En pensant a ma mère of Nocturne, veilig
aannemen, dat de nationale eigenschappen
daarin diep verborgen liggen onder Euro
pese verf.
De tweede groep wordt gevormd door de
componisten, die in China, op Europese
wijze geschoold zijn, doch die trachten
eigen Chinese muziek te scheppen, met
gebruikmaking van internationale instru
menten. Het zijn de jongeren, die dit ideaal
voor ogen hebben, onder anderen Ho Ro-
Din (1904), die pianowerken en ook mu
ziek voor de film schreef.
De derde groep wendt zich het zuiverst
tot de eigen cultuur. Hiertoe behoren naar
Ma Hiao-Ts-iuns indeling de musici, die de
toekomst der Chinese muziek afhankelijk
stellen van de ontwikkeling daarvan op
eigen Chinese instrumenten.
IN 1872 WERD te Tokio het Keizerlijk
Japans Conservatorium voor Muziek ge
sticht, een instituut waar het onderwijs op
Westerse leest werd geschoeid en waarin
door Europese docenten solfège, harmonie
leer, contrapunt, compositie, naast de prac-
tische vakken als zang en instumentaal
spel worden onderwezen. Maar ook in
Japan vindt men aanhangers van de in
heemse traditie, hoe
wel die zich in hoofd
zaak bepalen tot het
gebied van de volks
kunst. Overigens is de
moderne Japanse mu
ziek geheel doordron
gen van de nieuwere
Franse, Duitse en
Oostenrijkse beginse
len. Ik had dus niet
zo wantrouwend te
genover het spel van
de jeugdige Japan
se behoeven te staan, als ik dit alles beter
had overdacht.
Na de laatste wereldoorlog hebben wij
de toenadering van Oost tot West in de
muziek veel intenser leren kennen. Er zijn
na 1945 veel jonge mensen, Chinezen uit
Indonesië, naar Nederland gekomen om
hun muzikale studiën in ons land voort te
zetten en te voltooien. En voor mij althans
zijn de jonge Chinese pianisten, die zich
in de rijke wereld van Bachs Preludes en
Fuga's verdiepen, of de violisten die met
vaart Paganini of Tsjaikofsky spelen geen
zeldzame vogels meer. Trouwens, dat mu
zikale begaafdheid geen monopolie is van
het Westen, daaraan heb ook ik nooit ge
twijfeld. En bovendien bewijzen veel 'uit
stekende interpretaties van Europese mu
ziek door Oosterse kunstenaars, hoe deze
zich in een andere gedachtensfeer en ge
voelswereld weten te verplaatsen. Maar
tochverplaatsen is iets anders dan
leven in een eigen wereld. Dit zich ver
plaatsen is een vorm van geestelijke emi
gratie.
De vraag, die mij eigenlijk altijd heeft
beziggehouden is deze: heeft de penetratie
van de Westerse muziekcultuur, naar de
verrijking, die zij aan het Oosten schonk,
daar niet meer schade dan winst ge
bracht? Om een parallel te trekken die
het probleem verduidelijken kan: zou het
niet alleen maar verdrietig zijn, als op
Bali de inlanders hun kleding zouden gaan
wijzigen, voor wat de mannen betreft in
smokings of rok met witte das. de vrou
wen in japonnen van Dior of Fath?
Nivellering betekent alleen maar verlies.
En wanneer het muzikale Oosten een taal
spreekt en dit wel in de eerste plaats
in de scheppende toonkunst die vreemd
is aan innerlijk wezen, dan is dit, naar ik
het gevoel, schadelijk voor de geestelijke
volksgezondheid.
Debussy moet diep onder de indruk zijn
gekomen van de Oost-Aziatische muziek,
die hij op de Parijse Wereldtentoonstelling
van 1889 leerde kennen. Maar Debussy
moge zijn muziek hiermee verrijkt heb
ben, hij die later achter zijn naam veel
betekenend „Musieien francais" schreef
heeft de zuiverheid van het idioom zijner
kunst er nooit mee geschaad. Met dit al:
deze beschouwingen zijn niet anders en
niet meer dan persoonlijke overpeinzingen
over de ontmoeting tussen Oost en West
WILLEM ANDRIESSEN