DUIZEND LITER PER SECONDE DOOR DE STRAALMOTOR Alleen een tevreden gonzen waarneembaar Engelse Paragraaf Het eiland op „Als het jonge koren rijpt WAT IS LICHTE MUZIEK? BEROEPSEER Staatsin rich ting Film naar roman van Colette vijr uur s morgens aÜ licht in het paleis Onze Puzzle MET DE INVOERING van de straal- voortstuwing heeft tevens een nieuw motortype zijn intrede gedaan: de gastur bine, die gewoonlijk wordt beschouwd als onverbrekelijk samenhangend met de „reactievoortstuwing" (tussen aanhalings tekens omdat, als het er op aankomt, ook ae propeller een reactievoortstuwer is). Het principe van deze gasturbine is overigens niet zo splinternieuw. Men heeft naast de zuigerstoommachine immers ook sinds lang de stoomturbine. En in de vroege oudheid was reeds de doodgewone water molen te vinden: de waterturbine. Iedereen kent de ouderwetse schoepenraderen, in beweging gebracht door een waterstraal of waterstroom. De gasturbine is eveneens een schoepenrad veel geraffineerder van vorm, maar nu aangedreven door een gasstroom. In vorm doet zij enigszins denken aan een Amerikaanse windmolen in het klgin. De gasturbine-straalmotor is onvermijde lijk veel eenvoudiger en tevens veel krach tiger dan de zuigermotor, bovendien bij ge lijke krachtontwikkeling kleiner en lichter. I>e hoofddelen zijn een compressor en een turbine op één as. De luchtstroom door loopt van de eerste naar de tweede een stel gewoonlijk kransvormig opgestelde ver brandingskamers, waarin door middel van branders voortdurend brandstof wordt ver brand. Die compressor, een roterende lucht pomp, kan verschillende vormen aannemen en is in ons figuurtje slechts schematisch aangeduid. Een eenvoudig voorbeeld van een compressor is een koelventilator, zoals lang geleden in warme zomers wel eens wordt gebruikt voor het drijven van het schoepenrad, de rest wordt bij het uitspui ten dienstbaar gemaakt aan de voortbe weging van het vliegtuig. De turbine, die sneldraaiende windmolen achter in de motor, bij een middelmatige straalmotor ter grootte van een koekepan, levert in haar eentje het geweldige arbeids vermogen dat in zo'n „vliegende stofzuiger" wordt ontwikkeld. Zij draait daarbij met 15.000 omwentelingen per minuut (hoewel het bij kleinere motoren ook wel eens tot 50.000 kan gaan) en maalt op volle snel heid elke seconde een ton lucht door de motor heen, dus ruim een kubieke meter ofwel meer dan duizend liter. Elke seconde. Die grote draaisnelheid is mogelijk om dat er in deze motor alléén maar eenparig draaiende delen zijn en niet, zoals in de zuigermotor, zeer vele onderdelen, die idem-zoveel maal per seconde op en neer gehamerd moeten worden, dat wil zeggen telkens afwisselend vertraagd en versneld. En hoe sneller men een motor kan laten draaien, des te meer energie zal men er per tijdseenheid uit kunnen halen. De gasturbine heeft nog een groot aantal .alsof er het gewicht van een paar auto's aan hangt. gonzen waarneembaar. Een verder voor deel is nog dat de gasturbine als voedsel „alles" slikt en even vrolijk loopt op petro leum als op benzine. De keerzijde is dat deze motoren thans nog duur zijn, ondanks de principieel een voudiger constructie. Behalve van de pre- cisie-fabricage is dit grotendeels een ge- velg van de noodzaak om kostbare mate rialen te gebruiken, die tegen aanraking van de hete gassen bestand zijn. Bedenk dat die tere, fijn afgewerkte turbineschoe pen tijdens het bedrijf voortdurend rood gloeiend zijn en tegelijkertijd door het hoge toerental aan een sterke middelpuntvlie dende kracht zijn onderworpen, gelijk aan het gewicht van enkele auto's, hangend aan elke schoep! Het zijn deze materialen, die beletten zoveel uit een motor te halen als men wel zou willen. En tevens komt op hun rekening de nog steeds spreekwoorde lijke „dorst" van de straalmotor. In het een zowel als in het ander worden echter zulke rasse vorderingen gemaakt als nimmer tevoren in enige tak van techniek, zodat die nog bestaande faam van tekortkomin gen wel eens spoedig door de werkelijkheid achterhaald zou kunnen zijn. d. G. werd gebruikt. En ja, ook een gewone pro- De hoofddelen van een straalmotor: com- peller is in wezen eigenlijk niets anders! pressor, verbrandingskamers en turbine, Alleen is onze compressor compacter en in- in het onderste figuurtje nog eens anders gesloten, terwijl hij met zeer grote snel- voorgesteld door een aantal huishoudelijke beid draait. voorwerpen achter elkaar: stofzuiger, pe- De met grote snelheid aangezogen lucht troleumkachel en een koelventilatortje, (want een compressor zuigt ook) wordt maar dit laatste in dit geval dan werkend samengeperst (niet zo sterk als wel eens ais windmolentje. wordt gemeend en zeker minder sterk dan in een moderne zuigermotor) en door de andere voordelen: geen ontstekingssysteem verbrandingskamer gejaagd. Hier wordt er (de brandstof verbrandt met een voort met een felle vlam voortdurend brandstof durende vlam), geen carburatie, geen uit- in verbrand; de met verbrandingsgassen wendig koelsysteem, minder dan één-tien- vermengde lucht wordt gloeiend heet, zet de van het aantal onderdelen dat voor een uit en vervolgt haar weg in achterwaartse zuigermotor nodig is en geen trillingen, richting met veel groter snelheid. De gas- Voor de inzittenden van een straalvliegtuig sen passeren daarbij de schoepen van de is de soepelheid de eerste keer waarlijk een turbine, die zij in snelle draaiing brengen openbaring, evenals de .ust, want hoe het en die door middel van de as op haar beurt geluid de aardse stervelingen ook kan irri- de compressor aandrijft. Slechts een deel teren, in de lucht laat men dat grotendeels van de energie in de woedende gasstroom achter zich en is nog slechts een tevreden P000C00C/:':':'C*^-'c'^x>:|C<XCCiCO^0CCQCCro3DtXO3CCCIOCODrxy»^ KEIZER Haile Selassie begint de dag meestal om vijf uur in de morgen. Na zijn ochtendgebed in de koptische kapel van het paleis begeeft hij zich naar zijn werkkamer, waar hij zich verdiept in de vele rapporten, wets voorstellen en dossiers, die hij. als staatshoofd met vrijwel onbeperkte macht, persoonlijk nauw keurig bestuderen moet. Na het ontbijt, dat om acht uur genuttigd wordt, voert hij besprekingen met zijn ministers, bui tenlandse adviseurs en leden van het corps diplo matique. Van twaalf uur tot kwart over één staat de keizer audiënties toe aan de burgers, die daar toe bii de kamerheer een verzoek hebben ingediend. Iedereen kan tot de kei zer worden toegelaten als hij werkelijk iets van be lang te bespreken heeft. Zijne majesteit toont zich ook in dit opzicht een wijs en rechtvaardig va der van zijn volk en vele van zij onderdanen maken dikwijls wekenlange rei zen naar de hoofdstad om hem gratie te verzoe ken voor een veroordeeld familielid, steun te vra gen voor een kerk of klooster, of stamruzies te laten beslechten. Om kwart over één ge bruikt de keizer met de keizerin het middagmaal, dat omstreeks half drie geëindigd is. Tot vier uur rust hij dan of maakt een wandeling naar de keizer lijke stallen, die op korte afstand van zijn paleis staan. Haile Selassie is een uitstekend ruiter en be zit een voortreffelijke renstal. Ook de leeuwen in de kooi naast het paleis komt hij 's middags dikwijls even bezoeken. Het is een oude Ethiopische traditie, dat alleen een lid van de koninklijke familie leeuwen in gevangenschap mag houden. Vroeger lie pen er steeds een paar jonge leeuwen vrij rond door het paleis. Daar dit met buitenlandse bezoe kers wel eens moeilijkhe den opleverde, heeft de keizer zijn koninklijke huisdieren nu maar achter slot en grendel gezet. Om vier uur zet de kei zer zich weer achter het bureau in zijn werkka mer, waar hij tot acht uur in de avond, geassis teerd door zijn secretaris, staatszaken afhandelt. Na het avondmaal luistert hij meestal een uur naar de radio. Hij is een groot mu ziekliefhebber. Als hij het laatste wereldnieuws heeft gehoord, stemt hij dikwijls af op een klas siek programma van een buitenlandse kortegolf- zender. In de late avonduren flit sen dan vaak weer de lichten in zijn werkver trek aan. Het is eeen uit zondering. dat de keizer pas na middernacht ter ruste gaat. Ethiopië van officiële zijde wordt ge vraagd de benaming Abessinië niet te ge bruiken; deze is van het Arabische „ha- bask" afgeleid, hetgeen „mengelmoes" be tekent is een constitutionele monarchie. Op 16 Juli 1931 riep keizer Haile Selassie de hoogwaardigheidsbekleders en notabe len uit alle delen van zijn rijk tezamen en kondigde bij deze gelegenheid plechtig aan, dat hij bij keizerlijk decreet zijn volk een geschreven grondwet gaf om daardoor zijn onderdanen te doen delen in de rechten en verplichtingen van hun eigen staatsbe stuur. Het is een vrijwel uniek feit, dat een geschreven grondwet uit vrije wil door een vorst aan zijn volk werd gegeven. Bij het opstellen van de grondwet werd gebruik gemaakt van de ongeschreven wet ten, welke gebaseerd waren op de leef regels en gewoonten, zoals deze sinds on heugelijke tijden in de Fetha Negast, het Boek der Koningen zijn vastgelegd. Bij de Grondwet werd een parlement ingesteld, bestaande uit een Senaat en een Huis van Afgevaardieden. De leden van de Senaat worden door de keizer aangewezen. De leden van het Huis van Afgevaardigden kunnen door middel van getrapte verkie zingen door de bevolking worden gekozen. De uitvoerende macht is in handen gelegd van een raad van ministers. Aan enkele ministers zijn buitenlandse adviseurs toe gevoegd. Het parlement kan geen wetsvoorstellen doen anders dan na tevoren daartoe van de keizer verkregen toestemming. De grond wettelijke functie van het parlement wordt dus in de praktijk onder leiding van de keizer uitgeoefend. Pas wanneer zoals bij de afkondiging van de constitutie werd gesteld het overgrote deel van het Ethio pische volk tot politiek begrip en verant woording zal zijn gerijpt, kan het parlement functionneren op de wijze als in de Grond wet bepaald werd. De keizer vertegenwoordigt de hoogste rechterlijke beroepsinstantie, waarbij aan hem het recht is voorbehouden om dood vonnissen uit te spreken. Daarnaast is er een Hooggerechtshof, dat voor een deel uit buitenlandse rechtsgeleerden bestaat. LONDEN, October, Wie Guau- doux' toneelstuk Siegfried kent. herinnert zich wel. dat daarin aan een Franse douanier van Corsicaanse herkomst de vraag gesteld wordt, waarom zoveel van zijn collega's uit zijn land gerecruteerd zyn: „Omdat alleen de Corsicanen nog begrijpen, dat Frankrijk een eiland is", antwoordt hij dan. Het komt misschien doordat dit geruststellende besef het personeel van de Franse grensbewaking bij de opleiding meegegeven is het Cor sicaanse accent zelf hoort men toch maar zelden dat de vreemdelingen zo grif in het land worden toegelaten. De treinreizi ger weet, dat hij niet anders te wachten heeft dan het verzoek van een innemend gemanierde heer, die een stempel in zijn paspoort zou willen zetten, 'gevolgd door een douanier die meestal alleen nagaat of al de koffers in het net wel onder geleide reizen. Men zou kunnen veronderstellen dat deze gemakkelijkheid grotendeels te dan ken is aan een helder begrip van de eisen van het toeristenverkeer. En er zou dan zelfs iets zorgwekkends aan te ontdekken zijn, bij confrontatie met de waarschuwing, die Thierry Maulner onlangs in een artikel heeft gegeven: als Frankrijk te lang blijft proberen zijn politiek te baseren op een machtige positie die het niet meer inneemt, zal tenslotte als enige taak voor de bevol king resteren het verkopen van snuisterijen aan toeristen van „les nations serieuses". Gelukkig zal zo'n verklaring niemand be vredigen, want alle landen willen het tegen woordig toeristen naar de zin maken, zoals blijkt uit de internationale devaluatie van het woord gastvrijheid, waarmee bedoeld wordt de toekenning van het recht aan on- behuisden om tegen ruime vergoeding een nacht op een hotelkamer door te brengen. Dat geldt zelfs in Engeland, waar de bui tenlander aan de grens een keurig karton nen foldertje toegestopt krygt met meren deels overbodige, maar daarom niet minder vriendelijk gestelde adviezen. Niettemin to nen de Engelse grensbewakers geen enkele haast bij het inhalen van hun gasten. Niet alleen zetten zy geen voet in de trein, die tegenwoordig op het Europese vasteland als douanelokaal dienst doet, zij hebben bo vendien een middel gevonden om de proce dure in hun onroerende lokaal langer te rekken dan de ongeschoolde buitenstaander voor mogelijk zou houden: de splitsing in twee queues van Britten en buitenlanders. De eilanders zelf marcheren van de boot bijna ongehinderd de trein in. waar zij zich plaatsjes bij het raam uitkiezen; en kopjes thee bestellen. Intussen schuifelen do vreemdelingen voetje voor voetje tussen twee in V-vorm opgestelde hekken door: de punt van de V is een politie-agent, die nu en dan iemand doorlaat naar een van de schaarse lesenaars van immigration-of ficers. Men zou denken dat de passen-con- troleurs van de Britse zijde misschien naar de buitenlandse zouden oversteken, als zij na tien minuten hun landgenoten hebben afgewerkt, maar geenszins: zij verlaten dan het gebouw. Hun collega's gaan nog een uur voort met het stellen van indiscre te vragen naar de motieven voor de reis, waarop zij de antwoorden in ontvangst ne men op de manier van mannen, die het hunne denken van zo'n tijdverspilling. In Newhaven, een van de invalshavens uit Frankrijk, wacht de trein naar Londen tot iedereen door de douane heen is, ook -als dat meer tijd mocht nemen dan de vijf kwartier die de dienstregeling toestaat. Maar in Harwich moet het wel voorgeko men zijn dat hy demonstratief-punctueel wegreed met achterlating van dozijnen vreemdelingen. Het zou misschien een goed ding zijn als de Engelsen hun grensbewa kers op de eilanden Man en Wight gingen zoeken: daar kan nog wel een eilanderbesef leven, dat met dat van Giraudoux' Corsica nen verwant is. Op het grote eiland zelf is er veel van verloren gegaan, zoals op ver scheidene manieren telkens blijkt. Men wordt aan de oorzaak daarvan herinnerd bij het zien van de gegolfde rotskust ter hoogte van Newhaven. die nergens zoveel op lijkt als op een ry hangars op een vlieg veld. Al zulke dingen zijn begrijpelijk, voor wie de waarheid niet te zwaar opvat. Maar twee queues! Het ljjkt wel een bushalte. Er staat geloof ik: „Wie dit leest is gek!" COCXXXOOOOOOOCOOOCXICOOOCOOCXXiOCOÜO OCCOXCOOOOOOCXXXXXXDOOOOOOOOCX 99 Sinds kort draait in enkele Nederlandse bioscopen de Franse film „Als het jonge koren rijpt" naar de roman „Le blé en herbe" van de onlangs overleden schrijf ster Colette uit het begin van deze eeuw. Naar verluidt heeft deze in het land van ontstaan ngoal wat deining verwekt en waarschijnlijk heeft daarom een Neder landse instantie het raadzaam geoordeeld aan de vertoningen een lange inleiding te laten voorafgaan, waarin omstandig be toogd wordt dat de bezoekers deze geschie denis vooral als een waarschuwende les ter harte moeten nemen. Het thema is eigenlijk tweeledig: het ontwaken der zinnen bij een jongen en een meisje van respectieve lijk zestien en vijftien jaar, benevens een inwijding in het liefdeleven van de eerst genoemde door een veel oudere, ervaren vrouw. Pubertiteitsproblemen dus, die zeer subtiel met elkaar verweven zijn. De open hartigheid van de behandeling verklaart enigszins de hierboven gesignaleerde reac ties. hoe betreurenswaardig de klaarblij kelijke noodzaak ervan ook mag zijn. Vastgesteld kan worden, dat regisseur Claude Autant Lara, eens een grote naam in de cinematografische avant-garde, zijn stof uitermate fijnzinnig heeft uitgewerkt, waarbij men bedenken moet, dat ook voor hem de moeilijkheden tweeledig waren: enerzijds de te verwachten mening bij een groot deel van het publiek, dat men over „zulke dingen" niet spreekt in het open baar en anderzijds de wetenschap, dat deze nog altijd tot de orde van de dag behoren. Hij heeft er dan ook, dunkt mii, heel ver standig aan gedaan de tijdsbepaling van het boek aan te houden, al had hij ter vluchtige kenschetsing van die periode enige vrij grotesk aandoende openingsscè nes nodig, die buiten de sfeer van het se- heel vallen. Dat hij voor de ontwikkeling van het gegeven wel wat erg veel meters celluloid heeft gebruikt, is een ernstiger bezwaar. De feitelijke inhoud wil men weten? Och. die is eenvoudig genoeg. De jongen Phil en het meisje Vinca, naast elkaar opge groeid in een verhouding als van broer en zuster, goede kameraden, worden plotse ling onhandige vreemden voor elkaar als zij de eerste opwelling der hartstocht heb- De eerste ontmoeting van Phil (Pierre- Michel Beck) en de dame (Edwige Feuil- lère) in de Franse film „Als het jonge koren rijpt" van Claude Autaut Lara. ben gevoeld. Bij hem ontstaat de angst voor mogelijke consequenties, bij haar een raad selachtig gevoel van verwachting. Verwar ring der gevoelens om met Stefan Zweig te spreken. Dan ontmoet Phil toevallig een in dezelfde badplaats logerende dame op rijpere leeftijd, die een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hem uitoefent. Er ontstaat een kortstondige verhouding.waar- door hij verandert van een kind in een jongeman van „zestien jaar en één nacht". Voor Vinca betekent de ontdekking hier van een smartelijk verstoorde illusie, maar tenslotte wijst haar vrouwelijke wijsheid haar de goede weg. De film is rijk aan subliem genuanceer de stemmingsbeelden, waarin men de meesterhand van Autant Lara herkent. De ruimte ontbreekt om voorbeelden te ge ven, die iedereen trouwens voor zichzelf kan constateren. Het z:jn geen dramatische gebeurtenissen, die de aandacht vra.een. maar innerlijke reacties op ongekende sen saties en het is een bijzondere kwaliteit, dat deze als het ware alom tastbaar zijn. Maar wie zich niet door het onderwerp laat schokken, zal zich toch onbevredigd gevoe len: het probleem heeft intussen een andere vorm aangenomen en daarop wordt geen antwoord gegeven. Daar staat dan weer de welhaast ideale bezetting tegenover. Nicole Berger en Pierre-Miche1 Reek openbaren een verrassende natuurlijkheid. Nog fascinerender wellicht is de creatie van de vrouw met onbestemde leeftijd en haar mysterieuze charme door Edwige Feuillère, wier Dersoonlijkheid zelfs in een zakelijke bioscoop op de bezoekers af straalt. Deze dominerende aanwezigheid van lichaam en geest ondervond ik nooit eerder zo sterk van deze fenomenale ac trice, die men in Frankrijk op grond van haar veelvuldige verschijningen op het witte doek „La dame aux caméras" noemt en die nog dit jaar in Nederland enkele voorstellingen van haar glansrol als Mar- guérite Gautier" im „t^a dame aux camé- lias" komt geven. D. K. Horizontaal: 1. zeehond, 3. tevens, 5. lichaamsdeel. 6. strik. 7. spil van een wiel, 9. insect. 10. stilte (afk.), 12. voertuig, 14. tijdrekening, 15. voorzetsel, 16. voor, 17 klip, 19. sint (afk.), 21. welaan. 22. deel van een ontkenning (Fr.), 24. zangstem, 25. ontkennend voorvoegsel, 26. grote ver gissing, 27. bergweide. Verticaal: 1. reeks, 2. verheugd, 3. plaats in Noord Brabant, 4. volksnaam voor de kauw, 5. plaats voor schepen, 8. groente, 9. zwak, breekbaar, 11. aarde, grond, 13 meisjesnaam, 16. boom. grove den, 18. Europeaan, 20. deel van een boom, 21. gebod, 23. afnemend getij, 25. voorzetsel. De oplossing van het kryptogram luidt: Horizontaal: 1. kit. 4. streeft. 6. ale 7. kom 9. rit. 11. kar. 13. spits. 15. sop. 17. als. 19 tol. 21. Beria. 23. pip. 25. naVel. 28. ave. 29. smoorde. 30. lbo. 31. negus. 33. sta. 34. egaal. 36. rog. 38. ure 39. dok. 40 urnen. 43. kon. 44 oma. 45 rob. 47. dik. 49. mein eed. 50. oer. Verticaal: 1. kramp. 2. iel. 3. teert. 4. sik. 5. tot. 8. Oss. 10. ist. 11. klevend. 12. RAI. 14. idioten. 15. sla. 16. plebaan. 18. lasso. 20. oneer. 21. ban. 22. reg. 23. pos. 24. PRA. 26. via. 27. lol. 32. Urk. 35. gek. 37. gum. 38. UNO. 41. radio. 42. erker. 44. 7 olm. 46. bad. 48. Ine. GROOTHEID was in zijn beroep al leen mogelijk door het vol te houden met een minimum van vijfentwintig jaar. En dat volhouden moest achteloos gebeu ren, want elke toeleg op het zilveren ju bileum als zodanig leidde ertoe, dat men het onmiddellijk hogerop ging zoeken. Daarom was Giel zo'n uitstekend nacht waker. Zijn grootheid bestond by de gratie van de afwezigheid van Mie grootheid: hij zocht het niet hogerop en steeg dus tot een hoogte, die nu hij overleden is nog steeds het gesprek- van-de-goede-ouwe-tijd uitmaakt op de fabriek waar hij werkte. Giel was als jongen al op de fabriek gekomen. Hij doorliep er met onver deeld gebrek aan succes verschillende banen en hij ging geloven, wat de hele wereld al lang wist: die jongen is een nachtwaker. Hij deed het alles nauw gezet, maar hij kon het niet. Hy kreeg al wist hij niet waarom een slij pend gevoel van onbehagen. Toen einde lijk het laatste vonkje in hem doofde, brak, glanzend de erkenning in hem baan: „Ik ben een nachtwaker". De di recteur benoemde hem stralend: „Je kunt niets, maar nauwgezet ben je". Alle partijen waren gelukkig. Met het toenemen der jaren kregen de tien geboden van de nachtwaker in Giel dat granietachtige, dat hem tot een zorgeloos man maakte. Hij was heer en meester over het bedryf, hij had met niemand zo intens te maken als met zichzelf. Hij had zo zijn vaste oplet- puntjes: ramen dicht, gas dicht, licht uit, lift op slot, loodje controleren aan de brandblusser, asbakken brandvrij maken en later nog een paar dingen, die hij zelf had ontdekt: geen kiertjes in de gordijnen en geen stof op de electrici- teitsmeter. Na twintig jaar waren zijn bezigheden niet meer uit te breiden en de hele fabriek stond, dank zij Giel, om hoog. Soms liet hij een brandend peukje op de grond vallen, draaide zich om en ontdekte dan even later als bij toeval de potentiële brand. Weg met dat peukje, daar kan brand van komen. Zo redde Giel twee maal per nacht het be drijf voor een catastrophe. Giel de nachtwaker, werd een begrip. Als hij 's ochtends de poort uitging, werd hij door het leger arbeiders be groet alsof zij naar buiten gingen en hij zijn dagtaak begon. Niemand spotte met. Giel, hij w&s een meester. Tenslotte gebeurde wat gebeuren moest: er brak brand uit. Natuurlijk niet 's nachts, want dan was Giel op de fabriek. Om twaalf uur gierden de brandauto's langs Giels woninkje en hij twijfelde geen ogenblik, waar de brand zou kunnen zijn. Hij kwam anderhalve minuut later op de fabriek en rende d<* brand in. Op de tweede étage wees hij een brandweerman de weg, op de derde verwees hij er een naar het dak en op de vierde zag hij een gehelmde brandbestrijder prutsen aan„Halt", schreeuwde Giel, „afblijven van die brandblusser, daar zit een loodje aan". Dit kwam als een groteske grap in het plaatselijk dagblad en Giel is tot het eind van zijn leven een verbitterd man gebleven, want miskend. VOLEUR Na loting werden de prijzen als volgt toegekend: S. Busé, Barrevoetestraat 11, Haarlem 7.50), D. C. de Goederen, Rusburglaan 12, Santpoort 5.en A. J. Nodelijk, Zwaardstraat 11. Haarlem 2.50). Om in aanmerking te komen voor een van de drie geldprijzen ad 7.50, 5. en 2.50 dient men uiterlijk Dinsdag 17 uur de oplossing in te zenden aan een van onze bureaux: Grote Houtstraat 93 en Soendaolein; in IJmuiden: Kennemer- laan 186. TOEN HET GESPREK liep over wat men wel eens „lichte muziek" noemt, merkte een onzer bekendste musici op: „Wat is lichte muziek? Het is onmogelijk, daarvan een definitie te geven. De tegenstelling: lichte muziek enerzijds en klassieke mu ziek anderzijds gaat niet op, want is de „Kleine Nachtmusik" van Mozart niet licht, vindt men zelfs bij Vader Bach geen Bourrées en Gavottes en wat al niet meer. dat een verrukkelijke lichtheid heeft?" Ik durfde hieraan toe te voegen, van de oude Johann Sebas tian zelfs Fuga's te kennen, die de licht voetige charme van de dans bezitten. En om een voorbeeld ie geven meende ik te mogen zeggen, dat de uitdrukking „Alla Menuetto" boven de vijftiende Fuga uit de tweede band van het „Wohltemperierte Klavier" daar in het ge heel niet zou misstaan. Maar de „men" die van lichte muziek houdt zet de radio af. als hij vreest. Bach of Mozart te zullen moeten horen. Hij heeft voor de muziek van onze oude meesters, tot die van de dodecaohonisten, via de roman tici en de impressioonisten, maar één ver zamelnaam: „klassiek". Dit laatste woord betekent dan voor hem de uiterste graad van verveling en onbehagen, waartoe mu ziek in staat blijkt te zijn hem te voeren. Laten we echter elkaar goed begrijpen. Deze „men" is lang niet iedereen, die van lichte muziek houdt. Het vraagstuk is zo maar niet met een hoogmoedig afwijzend gebaar der serieuze musici als afgedaan te beschouwen. Er zijn heel veel mensen, die weliswaar zogenaamde klassieke muziek te zwaar te verteren vinden, maar die in goede amusementsmuziek plezier hebben. En men moet als musicus wel een erge droogstoDpel zijn om dit genoegen niet te kunnen beerijpen en meevoelen. Maar hier ligt nu juist een der kernnunten van wat voor de musici het prob'eem vormt. Men kan over de juistheid der benamin? „lichte muziek" of „amusementsmuziek" van mening verschillen, dit is niet erg be langrijk. Men moet echter trachten onder scheid te zien en te maken tussen wat muzikaal verantwoord is, wat de mens op no? altijd kunstzinnige wijze zijn dagelijkse beslommeringen doet vergeten en wat hem daarentegen neerhaaU, wat schade doet aan de gezonde muziekzin van de massa. Helaas worden er onder de naam amusementsmuziek soms geluiden gepro duceerd, zo ontstellend van wansmaak, dat men zich wel epns afvraagt, of hier niet iets tegen te beginnen zou zijn. In de strijd tegen minderwaardigheden zal goede ont- spanningsmuziek een der sterkste wapens kunnen zijn. Het is niet te verwonderen, dat ook on der de beoefenaren der amusementsmuziek, zo goed als allen goede vakmusici, dit vraagstuk uit-en-ter-na onder de ogen is gezien. Zo heeft enige tijd geleden de stich ting „Onze Lichte Muziek" een commissie ingesteld: de Commissie-Kunst, zo genoemd naar haar voorzitter mr. Jaap Kunst, die weliswaar slechts een bepaald facet dezer muziek had te onderzoeken, maar die in haar enkele maanden geleden verschenen rapport verder gaat en wensen uitspreekt, waar iedere musicus het mee eens kan zijn. De opdracht luidde: na te gaan of er in onze amusementsmu ziek typisch Neder landse elementen aan wezig zijn en zo ja, hoe die verder tot ontplooiing gebracht kunnen worden. Zo niet, of het mogelijk zou zijn, een tyoisch Nederlandse stijl te scheppen, die zich dan langzamerhand zou kunnen ontwikkelen. In het eerste deel van het rapport worden de karakterist:eke eigenschappen der volksmuziek van Euro pa, Noord- en Zuid-Amerika behandeld. Men ging namelijk van het standpunt uit, dat de amusementsmuziek van sommige landen meermalen dezelfde karakte-'rek- ken vertoont als hun volksmuziek. Het is in ieder geval gelukkig, dat de oommissie tot de conclusie is kunnen komen, dat de amusementsmuziek nog zo verbonden is met het volksleven, dat er elementen van de volkskunst in terug te vinden zijn. In tussen is het meestal zo, dat ze de onbe vangenheid en de natuurlijke charme daar van heeft verloren, dat ze er een banale glamour voor in de plaats heeft gekregen. In het tweede deel van het rapport wordt de Nederlandse amusementsmuziek bespro ken. Helaas beperkt het zich naar mijn mening teveel tot beschouwingen over vo cale muziek en wordt aan de instrumentale lichte muziek wat weinig aandacht ge schonken. Er staan overigens uitstekende opmerkingen in. Aan het slot spreekt de commissie enkele wensen uit, waarvan ik er twee en met volle instemming ver meld: „Dat bij onze componisten van lichte muziek het besef zal worden gewekt, dat het nodig is zich bij het schrijven van huil melodieën te beraden op onze eigen volks aardDat die componisten ernstig zul len trachten stereotiepe banaliteiten, die een deel der tegenwoordige productie ont sieren, te vermijden." Dit alles is nog maar een begin, maar het is al winst, als het besef zou doordrin gen hoeveel muzikaal-afschuwelijks de naam van amusementsmuziek ten onrechte draagt. Platte Amerikanismen, vervalste negermuziek, liedjes met vrouwenstemmen in de onnatuurlijkste stemliggingen, om van allerlei hik-en-stotter-rhythmen nog maar te zwijgen al deze dingen stompen de goede smaak af. Maar amusementsmu ziek, die van gezonde beginselen uitgaat, kan velen op sombere dagen zonneschijn brengen. Ze kan een smaakvormend. op bouwend bestanddeel zijn van de muzikale volksopveoding. En daarom zal geen musi cus op de betekenis daarvan hooghartig kunnen neerzien. WILLEM ANDRIESSEN.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 14