DUIZEND LITER PER SECONDE
DOOR DE STRAALMOTOR
Alleen een tevreden gonzen waarneembaar Engelse Paragraaf
Het eiland op
„Als het jonge koren rijpt
WAT IS LICHTE MUZIEK?
BEROEPSEER
Staatsin rich ting
Film naar roman van Colette
vijr uur s morgens
aÜ licht in het paleis
Onze Puzzle
MET DE INVOERING van de straal-
voortstuwing heeft tevens een nieuw
motortype zijn intrede gedaan: de gastur
bine, die gewoonlijk wordt beschouwd als
onverbrekelijk samenhangend met de
„reactievoortstuwing" (tussen aanhalings
tekens omdat, als het er op aankomt, ook
ae propeller een reactievoortstuwer is).
Het principe van deze gasturbine is
overigens niet zo splinternieuw. Men heeft
naast de zuigerstoommachine immers ook
sinds lang de stoomturbine. En in de vroege
oudheid was reeds de doodgewone water
molen te vinden: de waterturbine. Iedereen
kent de ouderwetse schoepenraderen, in
beweging gebracht door een waterstraal of
waterstroom. De gasturbine is eveneens een
schoepenrad veel geraffineerder van vorm,
maar nu aangedreven door een gasstroom.
In vorm doet zij enigszins denken aan een
Amerikaanse windmolen in het klgin.
De gasturbine-straalmotor is onvermijde
lijk veel eenvoudiger en tevens veel krach
tiger dan de zuigermotor, bovendien bij ge
lijke krachtontwikkeling kleiner en lichter.
I>e hoofddelen zijn een compressor en een
turbine op één as. De luchtstroom door
loopt van de eerste naar de tweede een stel
gewoonlijk kransvormig opgestelde ver
brandingskamers, waarin door middel van
branders voortdurend brandstof wordt ver
brand.
Die compressor, een roterende lucht
pomp, kan verschillende vormen aannemen
en is in ons figuurtje slechts schematisch
aangeduid. Een eenvoudig voorbeeld van
een compressor is een koelventilator, zoals
lang geleden in warme zomers wel eens
wordt gebruikt voor het drijven van het
schoepenrad, de rest wordt bij het uitspui
ten dienstbaar gemaakt aan de voortbe
weging van het vliegtuig.
De turbine, die sneldraaiende windmolen
achter in de motor, bij een middelmatige
straalmotor ter grootte van een koekepan,
levert in haar eentje het geweldige arbeids
vermogen dat in zo'n „vliegende stofzuiger"
wordt ontwikkeld. Zij draait daarbij met
15.000 omwentelingen per minuut (hoewel
het bij kleinere motoren ook wel eens tot
50.000 kan gaan) en maalt op volle snel
heid elke seconde een ton lucht door de
motor heen, dus ruim een kubieke meter
ofwel meer dan duizend liter. Elke seconde.
Die grote draaisnelheid is mogelijk om
dat er in deze motor alléén maar eenparig
draaiende delen zijn en niet, zoals in de
zuigermotor, zeer vele onderdelen, die
idem-zoveel maal per seconde op en neer
gehamerd moeten worden, dat wil zeggen
telkens afwisselend vertraagd en versneld.
En hoe sneller men een motor kan laten
draaien, des te meer energie zal men er per
tijdseenheid uit kunnen halen.
De gasturbine heeft nog een groot aantal
.alsof er het gewicht van een paar
auto's aan hangt.
gonzen waarneembaar. Een verder voor
deel is nog dat de gasturbine als voedsel
„alles" slikt en even vrolijk loopt op petro
leum als op benzine.
De keerzijde is dat deze motoren thans
nog duur zijn, ondanks de principieel een
voudiger constructie. Behalve van de pre-
cisie-fabricage is dit grotendeels een ge-
velg van de noodzaak om kostbare mate
rialen te gebruiken, die tegen aanraking
van de hete gassen bestand zijn. Bedenk
dat die tere, fijn afgewerkte turbineschoe
pen tijdens het bedrijf voortdurend rood
gloeiend zijn en tegelijkertijd door het hoge
toerental aan een sterke middelpuntvlie
dende kracht zijn onderworpen, gelijk aan
het gewicht van enkele auto's, hangend aan
elke schoep! Het zijn deze materialen, die
beletten zoveel uit een motor te halen als
men wel zou willen. En tevens komt op
hun rekening de nog steeds spreekwoorde
lijke „dorst" van de straalmotor. In het een
zowel als in het ander worden echter zulke
rasse vorderingen gemaakt als nimmer
tevoren in enige tak van techniek, zodat
die nog bestaande faam van tekortkomin
gen wel eens spoedig door de werkelijkheid
achterhaald zou kunnen zijn. d. G.
werd gebruikt. En ja, ook een gewone pro- De hoofddelen van een straalmotor: com-
peller is in wezen eigenlijk niets anders! pressor, verbrandingskamers en turbine,
Alleen is onze compressor compacter en in- in het onderste figuurtje nog eens anders
gesloten, terwijl hij met zeer grote snel- voorgesteld door een aantal huishoudelijke
beid draait. voorwerpen achter elkaar: stofzuiger, pe-
De met grote snelheid aangezogen lucht troleumkachel en een koelventilatortje,
(want een compressor zuigt ook) wordt maar dit laatste in dit geval dan werkend
samengeperst (niet zo sterk als wel eens ais windmolentje.
wordt gemeend en zeker minder sterk dan
in een moderne zuigermotor) en door de andere voordelen: geen ontstekingssysteem
verbrandingskamer gejaagd. Hier wordt er (de brandstof verbrandt met een voort
met een felle vlam voortdurend brandstof durende vlam), geen carburatie, geen uit-
in verbrand; de met verbrandingsgassen wendig koelsysteem, minder dan één-tien-
vermengde lucht wordt gloeiend heet, zet de van het aantal onderdelen dat voor een
uit en vervolgt haar weg in achterwaartse zuigermotor nodig is en geen trillingen,
richting met veel groter snelheid. De gas- Voor de inzittenden van een straalvliegtuig
sen passeren daarbij de schoepen van de is de soepelheid de eerste keer waarlijk een
turbine, die zij in snelle draaiing brengen openbaring, evenals de .ust, want hoe het
en die door middel van de as op haar beurt geluid de aardse stervelingen ook kan irri-
de compressor aandrijft. Slechts een deel teren, in de lucht laat men dat grotendeels
van de energie in de woedende gasstroom achter zich en is nog slechts een tevreden
P000C00C/:':':'C*^-'c'^x>:|C<XCCiCO^0CCQCCro3DtXO3CCCIOCODrxy»^
KEIZER Haile Selassie
begint de dag meestal om
vijf uur in de morgen. Na
zijn ochtendgebed in de
koptische kapel van het
paleis begeeft hij zich
naar zijn werkkamer,
waar hij zich verdiept in
de vele rapporten, wets
voorstellen en dossiers,
die hij. als staatshoofd
met vrijwel onbeperkte
macht, persoonlijk nauw
keurig bestuderen moet.
Na het ontbijt, dat om
acht uur genuttigd wordt,
voert hij besprekingen
met zijn ministers, bui
tenlandse adviseurs en
leden van het corps diplo
matique. Van twaalf uur
tot kwart over één staat
de keizer audiënties toe
aan de burgers, die daar
toe bii de kamerheer een
verzoek hebben ingediend.
Iedereen kan tot de kei
zer worden toegelaten als
hij werkelijk iets van be
lang te bespreken heeft.
Zijne majesteit toont zich
ook in dit opzicht een
wijs en rechtvaardig va
der van zijn volk en vele
van zij onderdanen maken
dikwijls wekenlange rei
zen naar de hoofdstad
om hem gratie te verzoe
ken voor een veroordeeld
familielid, steun te vra
gen voor een kerk of
klooster, of stamruzies te
laten beslechten.
Om kwart over één ge
bruikt de keizer met de
keizerin het middagmaal,
dat omstreeks half drie
geëindigd is. Tot vier uur
rust hij dan of maakt een
wandeling naar de keizer
lijke stallen, die op korte
afstand van zijn paleis
staan. Haile Selassie is een
uitstekend ruiter en be
zit een voortreffelijke
renstal.
Ook de leeuwen in de
kooi naast het paleis komt
hij 's middags dikwijls
even bezoeken. Het is een
oude Ethiopische traditie,
dat alleen een lid van de
koninklijke familie
leeuwen in gevangenschap
mag houden. Vroeger lie
pen er steeds een paar
jonge leeuwen vrij rond
door het paleis. Daar dit
met buitenlandse bezoe
kers wel eens moeilijkhe
den opleverde, heeft de
keizer zijn koninklijke
huisdieren nu maar achter
slot en grendel gezet.
Om vier uur zet de kei
zer zich weer achter het
bureau in zijn werkka
mer, waar hij tot acht
uur in de avond, geassis
teerd door zijn secretaris,
staatszaken afhandelt. Na
het avondmaal luistert hij
meestal een uur naar de
radio. Hij is een groot mu
ziekliefhebber. Als hij het
laatste wereldnieuws
heeft gehoord, stemt hij
dikwijls af op een klas
siek programma van een
buitenlandse kortegolf-
zender.
In de late avonduren flit
sen dan vaak weer de
lichten in zijn werkver
trek aan. Het is eeen uit
zondering. dat de keizer
pas na middernacht ter
ruste gaat.
Ethiopië van officiële zijde wordt ge
vraagd de benaming Abessinië niet te ge
bruiken; deze is van het Arabische „ha-
bask" afgeleid, hetgeen „mengelmoes" be
tekent is een constitutionele monarchie.
Op 16 Juli 1931 riep keizer Haile Selassie
de hoogwaardigheidsbekleders en notabe
len uit alle delen van zijn rijk tezamen en
kondigde bij deze gelegenheid plechtig aan,
dat hij bij keizerlijk decreet zijn volk een
geschreven grondwet gaf om daardoor zijn
onderdanen te doen delen in de rechten en
verplichtingen van hun eigen staatsbe
stuur. Het is een vrijwel uniek feit, dat een
geschreven grondwet uit vrije wil door een
vorst aan zijn volk werd gegeven.
Bij het opstellen van de grondwet werd
gebruik gemaakt van de ongeschreven wet
ten, welke gebaseerd waren op de leef
regels en gewoonten, zoals deze sinds on
heugelijke tijden in de Fetha Negast, het
Boek der Koningen zijn vastgelegd. Bij de
Grondwet werd een parlement ingesteld,
bestaande uit een Senaat en een Huis van
Afgevaardieden. De leden van de Senaat
worden door de keizer aangewezen. De
leden van het Huis van Afgevaardigden
kunnen door middel van getrapte verkie
zingen door de bevolking worden gekozen.
De uitvoerende macht is in handen gelegd
van een raad van ministers. Aan enkele
ministers zijn buitenlandse adviseurs toe
gevoegd.
Het parlement kan geen wetsvoorstellen
doen anders dan na tevoren daartoe van de
keizer verkregen toestemming. De grond
wettelijke functie van het parlement wordt
dus in de praktijk onder leiding van de
keizer uitgeoefend. Pas wanneer zoals
bij de afkondiging van de constitutie werd
gesteld het overgrote deel van het Ethio
pische volk tot politiek begrip en verant
woording zal zijn gerijpt, kan het parlement
functionneren op de wijze als in de Grond
wet bepaald werd.
De keizer vertegenwoordigt de hoogste
rechterlijke beroepsinstantie, waarbij aan
hem het recht is voorbehouden om dood
vonnissen uit te spreken. Daarnaast is er
een Hooggerechtshof, dat voor een deel uit
buitenlandse rechtsgeleerden bestaat.
LONDEN, October, Wie Guau-
doux' toneelstuk Siegfried kent. herinnert
zich wel. dat daarin aan een Franse douanier
van Corsicaanse herkomst de vraag gesteld
wordt, waarom zoveel van zijn collega's uit
zijn land gerecruteerd zyn: „Omdat alleen
de Corsicanen nog begrijpen, dat Frankrijk
een eiland is", antwoordt hij dan. Het komt
misschien doordat dit geruststellende besef
het personeel van de Franse grensbewaking
bij de opleiding meegegeven is het Cor
sicaanse accent zelf hoort men toch maar
zelden dat de vreemdelingen zo grif in
het land worden toegelaten. De treinreizi
ger weet, dat hij niet anders te wachten
heeft dan het verzoek van een innemend
gemanierde heer, die een stempel in zijn
paspoort zou willen zetten, 'gevolgd door
een douanier die meestal alleen nagaat of
al de koffers in het net wel onder geleide
reizen. Men zou kunnen veronderstellen dat
deze gemakkelijkheid grotendeels te dan
ken is aan een helder begrip van de eisen
van het toeristenverkeer. En er zou dan
zelfs iets zorgwekkends aan te ontdekken
zijn, bij confrontatie met de waarschuwing,
die Thierry Maulner onlangs in een artikel
heeft gegeven: als Frankrijk te lang blijft
proberen zijn politiek te baseren op een
machtige positie die het niet meer inneemt,
zal tenslotte als enige taak voor de bevol
king resteren het verkopen van snuisterijen
aan toeristen van „les nations serieuses".
Gelukkig zal zo'n verklaring niemand be
vredigen, want alle landen willen het tegen
woordig toeristen naar de zin maken, zoals
blijkt uit de internationale devaluatie van
het woord gastvrijheid, waarmee bedoeld
wordt de toekenning van het recht aan on-
behuisden om tegen ruime vergoeding een
nacht op een hotelkamer door te brengen.
Dat geldt zelfs in Engeland, waar de bui
tenlander aan de grens een keurig karton
nen foldertje toegestopt krygt met meren
deels overbodige, maar daarom niet minder
vriendelijk gestelde adviezen. Niettemin to
nen de Engelse grensbewakers geen enkele
haast bij het inhalen van hun gasten. Niet
alleen zetten zy geen voet in de trein, die
tegenwoordig op het Europese vasteland
als douanelokaal dienst doet, zij hebben bo
vendien een middel gevonden om de proce
dure in hun onroerende lokaal langer te
rekken dan de ongeschoolde buitenstaander
voor mogelijk zou houden: de splitsing in
twee queues van Britten en buitenlanders.
De eilanders zelf marcheren van de boot
bijna ongehinderd de trein in. waar zij zich
plaatsjes bij het raam uitkiezen; en kopjes
thee bestellen. Intussen schuifelen do
vreemdelingen voetje voor voetje tussen
twee in V-vorm opgestelde hekken door:
de punt van de V is een politie-agent, die
nu en dan iemand doorlaat naar een van
de schaarse lesenaars van immigration-of
ficers. Men zou denken dat de passen-con-
troleurs van de Britse zijde misschien naar
de buitenlandse zouden oversteken, als zij
na tien minuten hun landgenoten hebben
afgewerkt, maar geenszins: zij verlaten
dan het gebouw. Hun collega's gaan nog
een uur voort met het stellen van indiscre
te vragen naar de motieven voor de reis,
waarop zij de antwoorden in ontvangst ne
men op de manier van mannen, die het
hunne denken van zo'n tijdverspilling.
In Newhaven, een van de invalshavens uit
Frankrijk, wacht de trein naar Londen tot
iedereen door de douane heen is, ook -als
dat meer tijd mocht nemen dan de vijf
kwartier die de dienstregeling toestaat.
Maar in Harwich moet het wel voorgeko
men zijn dat hy demonstratief-punctueel
wegreed met achterlating van dozijnen
vreemdelingen. Het zou misschien een goed
ding zijn als de Engelsen hun grensbewa
kers op de eilanden Man en Wight gingen
zoeken: daar kan nog wel een eilanderbesef
leven, dat met dat van Giraudoux' Corsica
nen verwant is. Op het grote eiland zelf is
er veel van verloren gegaan, zoals op ver
scheidene manieren telkens blijkt. Men
wordt aan de oorzaak daarvan herinnerd
bij het zien van de gegolfde rotskust ter
hoogte van Newhaven. die nergens zoveel
op lijkt als op een ry hangars op een vlieg
veld. Al zulke dingen zijn begrijpelijk, voor
wie de waarheid niet te zwaar opvat. Maar
twee queues! Het ljjkt wel een bushalte.
Er staat geloof ik: „Wie dit leest is gek!"
COCXXXOOOOOOOCOOOCXICOOOCOOCXXiOCOÜO
OCCOXCOOOOOOCXXXXXXDOOOOOOOOCX
99
Sinds kort draait in enkele Nederlandse
bioscopen de Franse film „Als het jonge
koren rijpt" naar de roman „Le blé en
herbe" van de onlangs overleden schrijf
ster Colette uit het begin van deze eeuw.
Naar verluidt heeft deze in het land van
ontstaan ngoal wat deining verwekt en
waarschijnlijk heeft daarom een Neder
landse instantie het raadzaam geoordeeld
aan de vertoningen een lange inleiding te
laten voorafgaan, waarin omstandig be
toogd wordt dat de bezoekers deze geschie
denis vooral als een waarschuwende les ter
harte moeten nemen. Het thema is eigenlijk
tweeledig: het ontwaken der zinnen bij
een jongen en een meisje van respectieve
lijk zestien en vijftien jaar, benevens een
inwijding in het liefdeleven van de eerst
genoemde door een veel oudere, ervaren
vrouw. Pubertiteitsproblemen dus, die zeer
subtiel met elkaar verweven zijn. De open
hartigheid van de behandeling verklaart
enigszins de hierboven gesignaleerde reac
ties. hoe betreurenswaardig de klaarblij
kelijke noodzaak ervan ook mag zijn.
Vastgesteld kan worden, dat regisseur
Claude Autant Lara, eens een grote naam
in de cinematografische avant-garde, zijn
stof uitermate fijnzinnig heeft uitgewerkt,
waarbij men bedenken moet, dat ook voor
hem de moeilijkheden tweeledig waren:
enerzijds de te verwachten mening bij een
groot deel van het publiek, dat men over
„zulke dingen" niet spreekt in het open
baar en anderzijds de wetenschap, dat deze
nog altijd tot de orde van de dag behoren.
Hij heeft er dan ook, dunkt mii, heel ver
standig aan gedaan de tijdsbepaling van
het boek aan te houden, al had hij ter
vluchtige kenschetsing van die periode
enige vrij grotesk aandoende openingsscè
nes nodig, die buiten de sfeer van het se-
heel vallen. Dat hij voor de ontwikkeling
van het gegeven wel wat erg veel meters
celluloid heeft gebruikt, is een ernstiger
bezwaar.
De feitelijke inhoud wil men weten? Och.
die is eenvoudig genoeg. De jongen Phil
en het meisje Vinca, naast elkaar opge
groeid in een verhouding als van broer en
zuster, goede kameraden, worden plotse
ling onhandige vreemden voor elkaar als
zij de eerste opwelling der hartstocht heb-
De eerste ontmoeting van Phil (Pierre-
Michel Beck) en de dame (Edwige Feuil-
lère) in de Franse film „Als het jonge koren
rijpt" van Claude Autaut Lara.
ben gevoeld. Bij hem ontstaat de angst voor
mogelijke consequenties, bij haar een raad
selachtig gevoel van verwachting. Verwar
ring der gevoelens om met Stefan Zweig
te spreken. Dan ontmoet Phil toevallig een
in dezelfde badplaats logerende dame op
rijpere leeftijd, die een onweerstaanbare
aantrekkingskracht op hem uitoefent. Er
ontstaat een kortstondige verhouding.waar-
door hij verandert van een kind in een
jongeman van „zestien jaar en één nacht".
Voor Vinca betekent de ontdekking hier
van een smartelijk verstoorde illusie, maar
tenslotte wijst haar vrouwelijke wijsheid
haar de goede weg.
De film is rijk aan subliem genuanceer
de stemmingsbeelden, waarin men de
meesterhand van Autant Lara herkent. De
ruimte ontbreekt om voorbeelden te ge
ven, die iedereen trouwens voor zichzelf
kan constateren. Het z:jn geen dramatische
gebeurtenissen, die de aandacht vra.een.
maar innerlijke reacties op ongekende sen
saties en het is een bijzondere kwaliteit,
dat deze als het ware alom tastbaar zijn.
Maar wie zich niet door het onderwerp laat
schokken, zal zich toch onbevredigd gevoe
len: het probleem heeft intussen een andere
vorm aangenomen en daarop wordt geen
antwoord gegeven. Daar staat dan weer de
welhaast ideale bezetting tegenover. Nicole
Berger en Pierre-Miche1 Reek openbaren
een verrassende natuurlijkheid.
Nog fascinerender wellicht is de creatie
van de vrouw met onbestemde leeftijd en
haar mysterieuze charme door Edwige
Feuillère, wier Dersoonlijkheid zelfs in een
zakelijke bioscoop op de bezoekers af
straalt. Deze dominerende aanwezigheid
van lichaam en geest ondervond ik nooit
eerder zo sterk van deze fenomenale ac
trice, die men in Frankrijk op grond van
haar veelvuldige verschijningen op het
witte doek „La dame aux caméras" noemt
en die nog dit jaar in Nederland enkele
voorstellingen van haar glansrol als Mar-
guérite Gautier" im „t^a dame aux camé-
lias" komt geven. D. K.
Horizontaal: 1. zeehond, 3. tevens, 5.
lichaamsdeel. 6. strik. 7. spil van een wiel,
9. insect. 10. stilte (afk.), 12. voertuig, 14.
tijdrekening, 15. voorzetsel, 16. voor, 17
klip, 19. sint (afk.), 21. welaan. 22. deel
van een ontkenning (Fr.), 24. zangstem,
25. ontkennend voorvoegsel, 26. grote ver
gissing, 27. bergweide.
Verticaal: 1. reeks, 2. verheugd, 3.
plaats in Noord Brabant, 4. volksnaam
voor de kauw, 5. plaats voor schepen, 8.
groente, 9. zwak, breekbaar, 11. aarde,
grond, 13 meisjesnaam, 16. boom. grove
den, 18. Europeaan, 20. deel van een
boom, 21. gebod, 23. afnemend getij, 25.
voorzetsel.
De oplossing van het kryptogram luidt:
Horizontaal: 1. kit. 4. streeft. 6. ale 7. kom
9. rit. 11. kar. 13. spits. 15. sop. 17. als. 19
tol. 21. Beria. 23. pip. 25. naVel. 28. ave.
29. smoorde. 30. lbo. 31. negus. 33. sta. 34.
egaal. 36. rog. 38. ure 39. dok. 40 urnen.
43. kon. 44 oma. 45 rob. 47. dik. 49. mein
eed. 50. oer.
Verticaal: 1. kramp. 2. iel. 3. teert. 4.
sik. 5. tot. 8. Oss. 10. ist. 11. klevend. 12.
RAI. 14. idioten. 15. sla. 16. plebaan. 18.
lasso. 20. oneer. 21. ban. 22. reg. 23. pos.
24. PRA. 26. via. 27. lol. 32. Urk. 35. gek.
37. gum. 38. UNO. 41. radio. 42. erker. 44.
7 olm. 46. bad. 48. Ine.
GROOTHEID was in zijn beroep al
leen mogelijk door het vol te houden met
een minimum van vijfentwintig jaar. En
dat volhouden moest achteloos gebeu
ren, want elke toeleg op het zilveren ju
bileum als zodanig leidde ertoe, dat men
het onmiddellijk hogerop ging zoeken.
Daarom was Giel zo'n uitstekend nacht
waker. Zijn grootheid bestond by de
gratie van de afwezigheid van Mie
grootheid: hij zocht het niet hogerop en
steeg dus tot een hoogte, die nu hij
overleden is nog steeds het gesprek-
van-de-goede-ouwe-tijd uitmaakt op de
fabriek waar hij werkte.
Giel was als jongen al op de fabriek
gekomen. Hij doorliep er met onver
deeld gebrek aan succes verschillende
banen en hij ging geloven, wat de hele
wereld al lang wist: die jongen is een
nachtwaker. Hij deed het alles nauw
gezet, maar hij kon het niet. Hy kreeg
al wist hij niet waarom een slij
pend gevoel van onbehagen. Toen einde
lijk het laatste vonkje in hem doofde,
brak, glanzend de erkenning in hem
baan: „Ik ben een nachtwaker". De di
recteur benoemde hem stralend: „Je
kunt niets, maar nauwgezet ben je".
Alle partijen waren gelukkig.
Met het toenemen der jaren kregen
de tien geboden van de nachtwaker in
Giel dat granietachtige, dat hem tot een
zorgeloos man maakte. Hij was heer en
meester over het bedryf, hij had met
niemand zo intens te maken als met
zichzelf. Hij had zo zijn vaste oplet-
puntjes: ramen dicht, gas dicht, licht
uit, lift op slot, loodje controleren aan
de brandblusser, asbakken brandvrij
maken en later nog een paar dingen, die
hij zelf had ontdekt: geen kiertjes in de
gordijnen en geen stof op de electrici-
teitsmeter. Na twintig jaar waren zijn
bezigheden niet meer uit te breiden en
de hele fabriek stond, dank zij Giel, om
hoog. Soms liet hij een brandend peukje
op de grond vallen, draaide zich om en
ontdekte dan even later als bij toeval
de potentiële brand. Weg met dat
peukje, daar kan brand van komen. Zo
redde Giel twee maal per nacht het be
drijf voor een catastrophe.
Giel de nachtwaker, werd een begrip.
Als hij 's ochtends de poort uitging,
werd hij door het leger arbeiders be
groet alsof zij naar buiten gingen en hij
zijn dagtaak begon. Niemand spotte met.
Giel, hij w&s een meester.
Tenslotte gebeurde wat gebeuren
moest: er brak brand uit. Natuurlijk
niet 's nachts, want dan was Giel op de
fabriek. Om twaalf uur gierden de
brandauto's langs Giels woninkje en hij
twijfelde geen ogenblik, waar de brand
zou kunnen zijn. Hij kwam anderhalve
minuut later op de fabriek en rende d<*
brand in. Op de tweede étage wees hij
een brandweerman de weg, op de derde
verwees hij er een naar het dak en
op de vierde zag hij een gehelmde
brandbestrijder prutsen aan„Halt",
schreeuwde Giel, „afblijven van die
brandblusser, daar zit een loodje aan".
Dit kwam als een groteske grap in
het plaatselijk dagblad en Giel is tot het
eind van zijn leven een verbitterd man
gebleven, want miskend.
VOLEUR
Na loting werden de prijzen als volgt
toegekend:
S. Busé, Barrevoetestraat 11, Haarlem
7.50), D. C. de Goederen, Rusburglaan
12, Santpoort 5.en A. J. Nodelijk,
Zwaardstraat 11. Haarlem 2.50).
Om in aanmerking te komen voor een
van de drie geldprijzen ad 7.50, 5.
en 2.50 dient men uiterlijk Dinsdag 17
uur de oplossing in te zenden aan een
van onze bureaux: Grote Houtstraat 93 en
Soendaolein; in IJmuiden: Kennemer-
laan 186.
TOEN HET GESPREK liep over wat men
wel eens „lichte muziek" noemt, merkte
een onzer bekendste musici op: „Wat is
lichte muziek? Het is onmogelijk, daarvan
een definitie te geven. De tegenstelling:
lichte muziek enerzijds en klassieke mu
ziek anderzijds gaat niet op, want is de
„Kleine Nachtmusik"
van Mozart niet licht,
vindt men zelfs bij
Vader Bach geen
Bourrées en Gavottes
en wat al niet meer.
dat een verrukkelijke
lichtheid heeft?"
Ik durfde hieraan
toe te voegen, van de
oude Johann Sebas
tian zelfs Fuga's te
kennen, die de licht
voetige charme van
de dans bezitten. En om een voorbeeld ie
geven meende ik te mogen zeggen, dat de
uitdrukking „Alla Menuetto" boven de
vijftiende Fuga uit de tweede band van het
„Wohltemperierte Klavier" daar in het ge
heel niet zou misstaan.
Maar de „men" die van lichte muziek
houdt zet de radio af. als hij vreest. Bach
of Mozart te zullen moeten horen. Hij heeft
voor de muziek van onze oude meesters, tot
die van de dodecaohonisten, via de roman
tici en de impressioonisten, maar één ver
zamelnaam: „klassiek". Dit laatste woord
betekent dan voor hem de uiterste graad
van verveling en onbehagen, waartoe mu
ziek in staat blijkt te zijn hem te voeren.
Laten we echter elkaar goed begrijpen.
Deze „men" is lang niet iedereen, die van
lichte muziek houdt. Het vraagstuk is zo
maar niet met een hoogmoedig afwijzend
gebaar der serieuze musici als afgedaan te
beschouwen. Er zijn heel veel mensen, die
weliswaar zogenaamde klassieke muziek
te zwaar te verteren vinden, maar die in
goede amusementsmuziek plezier hebben.
En men moet als musicus wel een erge
droogstoDpel zijn om dit genoegen niet te
kunnen beerijpen en meevoelen. Maar hier
ligt nu juist een der kernnunten van wat
voor de musici het prob'eem vormt.
Men kan over de juistheid der benamin?
„lichte muziek" of „amusementsmuziek"
van mening verschillen, dit is niet erg be
langrijk. Men moet echter trachten onder
scheid te zien en te maken tussen wat
muzikaal verantwoord is, wat de mens op
no? altijd kunstzinnige wijze zijn dagelijkse
beslommeringen doet vergeten en wat
hem daarentegen neerhaaU, wat schade
doet aan de gezonde muziekzin van de
massa. Helaas worden er onder de naam
amusementsmuziek soms geluiden gepro
duceerd, zo ontstellend van wansmaak, dat
men zich wel epns afvraagt, of hier niet
iets tegen te beginnen zou zijn. In de strijd
tegen minderwaardigheden zal goede ont-
spanningsmuziek een der sterkste wapens
kunnen zijn.
Het is niet te verwonderen, dat ook on
der de beoefenaren der amusementsmuziek,
zo goed als allen goede vakmusici, dit
vraagstuk uit-en-ter-na onder de ogen is
gezien. Zo heeft enige tijd geleden de stich
ting „Onze Lichte Muziek" een commissie
ingesteld: de Commissie-Kunst, zo genoemd
naar haar voorzitter mr. Jaap Kunst, die
weliswaar slechts een bepaald facet dezer
muziek had te onderzoeken, maar die in
haar enkele maanden geleden verschenen
rapport verder gaat en wensen uitspreekt,
waar iedere musicus het mee eens kan zijn.
De opdracht luidde:
na te gaan of er in
onze amusementsmu
ziek typisch Neder
landse elementen aan
wezig zijn en zo ja,
hoe die verder tot
ontplooiing gebracht
kunnen worden. Zo
niet, of het mogelijk
zou zijn, een tyoisch
Nederlandse stijl te
scheppen, die zich dan
langzamerhand zou
kunnen ontwikkelen. In het eerste deel
van het rapport worden de karakterist:eke
eigenschappen der volksmuziek van Euro
pa, Noord- en Zuid-Amerika behandeld.
Men ging namelijk van het standpunt uit,
dat de amusementsmuziek van sommige
landen meermalen dezelfde karakte-'rek-
ken vertoont als hun volksmuziek. Het is
in ieder geval gelukkig, dat de oommissie
tot de conclusie is kunnen komen, dat de
amusementsmuziek nog zo verbonden is
met het volksleven, dat er elementen van
de volkskunst in terug te vinden zijn. In
tussen is het meestal zo, dat ze de onbe
vangenheid en de natuurlijke charme daar
van heeft verloren, dat ze er een banale
glamour voor in de plaats heeft gekregen.
In het tweede deel van het rapport wordt
de Nederlandse amusementsmuziek bespro
ken. Helaas beperkt het zich naar mijn
mening teveel tot beschouwingen over vo
cale muziek en wordt aan de instrumentale
lichte muziek wat weinig aandacht ge
schonken. Er staan overigens uitstekende
opmerkingen in. Aan het slot spreekt de
commissie enkele wensen uit, waarvan ik
er twee en met volle instemming ver
meld: „Dat bij onze componisten van lichte
muziek het besef zal worden gewekt, dat
het nodig is zich bij het schrijven van huil
melodieën te beraden op onze eigen volks
aardDat die componisten ernstig zul
len trachten stereotiepe banaliteiten, die
een deel der tegenwoordige productie ont
sieren, te vermijden."
Dit alles is nog maar een begin, maar
het is al winst, als het besef zou doordrin
gen hoeveel muzikaal-afschuwelijks de
naam van amusementsmuziek ten onrechte
draagt. Platte Amerikanismen, vervalste
negermuziek, liedjes met vrouwenstemmen
in de onnatuurlijkste stemliggingen, om
van allerlei hik-en-stotter-rhythmen nog
maar te zwijgen al deze dingen stompen
de goede smaak af. Maar amusementsmu
ziek, die van gezonde beginselen uitgaat,
kan velen op sombere dagen zonneschijn
brengen. Ze kan een smaakvormend. op
bouwend bestanddeel zijn van de muzikale
volksopveoding. En daarom zal geen musi
cus op de betekenis daarvan hooghartig
kunnen neerzien.
WILLEM ANDRIESSEN.