PLANKENKOORTS
HEERSERS OVER DE BRONNEN VAN DE NIJL
Yltzt ktaande* tfionumetó
WOLDRICHEM ONTVANGT
Subliem werk van Gilliams
In runenschrift geschreven
Tiende druk van
„De Waterman"
Kort verhaal door Gans Vleugel
ML
De Koptische kerk
in Ethiopië
DE BEVOLKINGSDRUK OP HET CEN
TRAAL STATION blijft maar toenemen.
Jarenlang heeft men geprobeerd het schone
doch verouderde gebouw nog enig soulaas
te verschaffen door het intensiveren van
de bus- en tramd'ien-sten op het voorplein.
En ook het gewone wegverkeer droeg er
het zijne toe bij om de toevloed van men
sen bij de laatste oversteek voor de hal zo
veel mogelijk tegen te houden. Maar het
raakte zélf verstikt in de overstekende
menigte en de stoplichten zijn er dan ook
voornamelijk om het wegverkeer nog enige
kans te geven erdoor te komen. De be
volkingsdruk op het C. S. is dezelfde ge
bleven, alleen geschiedt hij thans als ge
volg van de stoplichten in impulsen. Tel
kens gulpt er zo'n mensenstroom naar bin
nen en dan moet men aan het orgel zo
als de kaartjesloketten gezamenlijk ge
noemd worden alle registers opentrek
ken. En voor het uitblijven van d'isssonan-
ten kan niet langer worden ingestaan.
er eindelijk was, moest ik wijken voor een
aantal mannen dat met een flinke bundel
planken wilde passeren en tegelijkertijd
doortocht moest verlenen aan een stoet rei
zigers uit Utrecht. Ik wilde daartoe op een
ander gedeelte perron overgaan, dat door
een plank van de rest was gescheiden,
maar werd door vele waarschuwende uit
roepen, waarvoor ik van deze plaats nog
mijn dank betuig, van dit voornemen te
ruggehouden. Want het cement van dit
deel was nog niet droog. Men kon er nog
niet op, maar wel in lopen, zoals een oude
werkman zei met hoge laarzen aan, die
met een plank de vochtige substantie glad
streek.
Dat nu maakte het zitje voor het restau
rant op het eerste perron zeer aantrekke
lijk. Er waren er méér, die ervoor zaten.
Zij keken mij spijtig aan (aan hèn had het
niet gelegen) en richtten al hun hoop op
de volgende aankomende trein, welke mis
schien passagiers zou bevatten die er straks
Maar ais men verder loopt en plotseling
aan alle kanten omsloten is door proper
latwerk, dan dringt zich toch de gedachte
op, dat er wel iets aan al die onvolkomen
heden gedaan wordt. Hier en daar treft
men in dit houten ingewand hieroglyph en
aan, die met tiimmermanspotloden moeten
zijn'aangebracht en wanneer men het oor
tegen de planken te luisteren legt, dan
hoort men mannen gedempt praten en za
gen. Wie weet wat daar achter allemaal
al klaar is, kan men dan zeggen en dat
geeft zo'n vertrouwd onzeker gevoel. Som3
tornt er in de nauwe houten trechters,
waardoor de stroom verdund wordt, een
werkman in tegenovergestelde richting. In
zijn ogen is een verwijt jegens de Spoor
wegen, die in deze verbouwingen geen aan
leiding hebben gezien de loop der treinen
stop te zetten. Nu lijkt mij het inwendig
verbouwen van een station terwijl al die
treinstellen blijven binnenkomen en weg
rijden bijna even moeilijk als het stemmen
van een piano terwijl er vierhandig op ge
speeld wordt. Daarom zal het ook wel drie
jaar moeten duren.
IN EEN RIETEN STOELTJE voor een
der restaurants aan het eerste perron heb
ik aanvankelijk vergeefs om de ober ge
roepen. Maar de man treft geen enkel ver
wijt, want in het belendende vertrek was
men met een pneumatische boor bezig al
het oude af te breken. En toen de koffie
wellicht wél in trapten. Hun voze verwach
tingen gingen echter niet in vervulling,
Maar er was nog veel meer te zien. Links
van mij werd verblindend gelast en rechts
takelde men een zware ijzeren balk om
hoog. Toen viel er kalk in mijn koffie. Het
bruiste eventjes en ik keek werktuigelijk
naar boven. Door de opening tussen een
paar doorbuigende planken staarde ik in
de broekspijpen van een zwaarlijvige
bouwvakker. Het werd een beetje beklem
mend, vooral toen voor mijn tafeltje ook
nog een lorrie met één pakje er op en een
auto van de storingsdienst recht tegenover
elkaar stilhielden en te toeteren aanvingen.
Ik heb mij er uitgewurmd om nog juist de
trein van zestien uur dertien te missen.
Van dat bezoek aan het C. S. heb ik een
nieuw soort plankenkoorts overgehouden.
KO BRUGBIER.
TWINTIG JAAR na bet verschijnen van zijn „Elias of het gevecht met de nachte
galen" heeft Maurice Gilliams het stilzwijgen verbroken, dat hij sinds de publicatie
van zijn dagboekaantekeningen „De man voor het venster" (1944) in acht had geno
men. Er ging, jaren geleden al, het gerucht dat Gilliams aan een nieuw boek, een
prozawerk, zou schrijven uiterst moeizaam, uiterst nauwgezet. Maar van de aard
daarvan drong nauwelijks iets tot de buitenwereld door. Wie zijn werk zijn steeds
in een zeer beperkte oplage verschenen dichtbundeltjes (voor een klein deel samen
gevat in Het verleden van Columbus), zijn essays over Paul van Ostayen en De
Braekeleer, zijn proza te beginnen met „Oefentocht in het luchtledige" had gevolgd,
wilde wel geloven dat voor een auteur als hij, die uit elke zielservaring, uit elk in
zijn binnenste stilte gehoord woord, het diepste, zuiverste, waarachtigste puurde aleer
hij een pen op papier zette, jaren van rijpen nodig zouden zijn.
En nu het dan uit zijn handen is geko
men, „Winter te Antwerpen" blijkt het
een wonder van creatieve bezonnenheid,
van stylistische gaafheid, van poëtische be
zweringskracht, van klare beslotenheid te
zijn geworden. Wéér is het, al staat dit be-
schouwelijk-verzonken proza in de „ik
vorm" geschreven, Elias Elias ook nü
nog in gevecht met de nachtegalen, met
zijn onvervulde verlangens, zijn ver in het
verleden verijlende dromen, Elias, met een
van het dagelijks gerucht afgewend oor luis
terend naar binnen gericht, om de stem
der herinnering te horen en in die stem
het antwoord op zijn levensvraag naar het
bedwelmend en huiveringwekkend mys
terie van alle bestaan en alle vergaan.
Maar het is niet de Elias meer van voor
heen. Op zijn eenzame tocht door de jaren
van weleer, tijdens zijn ademloze jacht op
het onachterhaalbare woord het éne,
waarmee alles gezegd, alles geleden, alles
onthuld en verzoend zou zijn is het ver
langen gelouterd tot een wijs abandon, tot
een warm aanvaarden. In de smetteloze
stilte van een hospitaalkamer heeft, bij de
metaphysische gratie van de ziekte, zijn
pijn een helderhorendheid gewekt, die het
ultieme van zijn hartsgeheim beluisteren
kon. Wéér is daar de moeder dierbaar
ste herinnering met haar „gedweeë
ogen, die, nooit uitgerust, alweer nieuwe
vermoeienissen schenen te aanvaarden".
JVeer zijn daar de vader, met zijn sterk-
omsloten eenzaamheid, tante Henriëtte, de
„bij voorbaat onverhoorde".
Men kent ze uit de „vroegere" Elias,
evenals de ver van het bedrijvige leven af
gedreven stilte van Elias' .droomkasteel,
de verlatenheid, de angst, de huiver voor
het vergleden-onvervulde, de koestering
van de dingen van weleer ein het alom
tegenwoordige mysterie, levensmysterie,
natuurmysterie: het gezoem in telefoon
palen, dit levend geluid in het dode, dat
eens leven is geweest, het verhullend-
dromerige van een vilten mist, de beneve-
lend-lokkende roep van een zichtbaar sjir-
pende krekel.
Het is er één voor één weer: sfeer eer
dan tastbaarheid; siddering eer die over
de herinneringen heenstrijkt en ze als
herfstige bladeren even beven doet dan de
herinnering-zelve; nuance, klank, geur en
kleur, in zachte, onmerkbare vervloeiïn-
gen. Maar hoe behoedzaam en ingehouden
is dat tasten achter de dingen, is dat hand-
leggen op het hart van het voorbije gewor
den. Het is een zo sterk-metaphorisch
werk als dat Van Gilliams kan eigenlijk
alleen in metaphoren worden omschreven
alof een donkere, schuwe vlinder tril
lend neerstrijkt op iets vergankelijk-lichts
om er het ónvergankelijke uit te puren,
méér dan een verzoenende herinnering,
méér dan suizelend nafluisteren: iets waar
in zich de veelkleurige wisseling van het
voorbij-ijlend eindige tot een eindeloos-
wit, de lokkende veelstemmigheid zich tot
één stil en hoog verlangen verheldert.
Deze dubbelganger van Elias keert uit
de blanke „droomcel" van het ziekenhuis
terug tot- de wereld een ingewijde nu
in zijn diepste geheim, in zijn wetenschap,
dat al zijn streven naar perfectie, naar vol
maaktheid van leven en werk „de som
bevat van onuitgevoerde wanhoopsdaden".
De droom van het onvatbare, zo betove-
i-end-bedwelmend, tot vereenzamens in de
hoogste graad toe gedroomd, is te ijl, het
herinneringskasteel is te broos, om er het
winter-ontij van het dagelijks levensbe
wind mee te kunnen trotseren. Die dro
men en hun kasteel, vervreemd van het
dagelijks dóen in hun onaantastbaarheid,
moesten gaan spreken „met de stem van
de natuur", moesten zich vereenzelvigen
met een onverdelgbare levenskracht, om,
zoal niet het perfecte, dan toch „het be
tere" te kunnen verwerkelijken.
En zo gebeurt het dan ook. Elias, wiens
haren aan de slapen beginnen te vergrij
zen, schrijft, een kind weer, telkens in de
sneeuw runentekens, die zich, op een
kreet van onmacht om het „onvatbare" uit
te zeggen, schikken in een leesbaar ver
band. Het is een eenvoudige vrouwennaam,
die daar in het blank kristal van het
sneeuwdek staat geschreven en die hij, nu
deze tot woord is geworden, weer met de
voet uitveegt, aldus het licht geheim voor
het mensenoog voorgoed verbergend. Wie
zou dit metaphorisch-aangeduide ontwij
dend willen verduidelijken?
Alleen dit nog: dit in runenschrift ge
schreven wonderwerk van transparante
taal, dit sterke weefwerk van het kwets
baarste gevoelen, is letterlijk een meester
stuk. Meesterlijk, omdat zich hier in de
volstrekste zin het onvervangbare beeld is
uitgedrukt op een onvervangbare wijze.
Meesterlijk ook, omdat het hartsverlangen
zich verdichtte tot een kristal van vorm en
woord, met diep-daarin de flonkering van
het onzegbare. C J E. DINAUX
Maurice Gilliams: „Winter te Antwerpen
(Colibrant. Lier).
Een der primitieve bruggen in het binnen
land van Ethiopië. Deze ligt over de
Godjeb, de grensrivier tussen de provincies
Djimma en Kaffa.
DE GESCHIEDENIS van de overgang van Ethiopië naar het
Chrisendom is zeer romantisch. Zij gaat terug tot de vierde
eeuw, toen een jongeman uit Tyre, met name Frumentius, ge
vangen genomen werd en als slaaf in dienst van de koning
van Aksum kwam. Frumentius, die een zeer goede opvoeding
genoten had, verwierf de achting van de koning en werd de
leraar van diens zoon, aan wie hij de beginselen van het Chris
tendom leerde. Zijn woord en voorbeeld werkten zodanig, dat
spoedig de koning en vele van zijn onderdanen het Christelijk
geloof aannamen.
Dit werd geënt op het toen reeds lang in Ethiopië levende Ju
daïsme, hetgeen zich nog heden ten dage onverminderd ken
baar maakt. De herkomst van dit Judaïsme is gehuld in legen
darische historie. Men herkent het in de vorm van de kerken,
de ark met de stenen tafels, welke in diepste verering gehou
den wordt, de zogenaamde priesterdansen en in het onbetwist
aanvaarden van het Oude Testament boven
al. Nog altijd wordt bij voorbeeld de Mo-
saïsche wet gevolgd, welke het vlees van
gevogelte met zwemvliezen tussen de tenen,
evenals het vlees van elk dier, dat zijn voed
sel niet herkauwt en dat gespleten hoeven
heeft, als onrein bestempelt.
Frumentius keerde na enige jaren terug naar Alexandrië om
de patriaixh te verzoeken, een bisschop aan te wijzen, die de
nieuwe gemeenschap van Christenen in Ethiopië verder zou
onderwijzen en leiden. Deze patriarch, St. Athanasius, wijdde
Frumentius zcif tot eerste bisschop van Ethiopië, waar hij nu
nog in de historie als Abba Salama of Vader van de Vrede
voortleeft. Met deze bisschopswijding werd de band gelegd,
welke tot op de huidige dag de Koptische Kerk in Ethiopië ver
bindt met die van Egypte, die zij in doctrinaire aangelegen
heden onvoorwaardelijk volgt.
De Koptische Kerk hangt de leer aan van het monophysitisme,
welke op het Concilie van Chalcedon in het jaar 451 op grond
van een uitspraak van Paus Leo de Grote veroordeeld werd.
De monophysitisten, die in de Christus slechts één natuur en
één wil aannamen, scheidden zich na deze uitspraak af en
vormden de Nationale Koptische Kerk. Het Koptisch is waar
schijnlijk een verbastering van het Egyptische Aigyptioi: na
komelingen van het oude Egypte.
Is de keizer het wereldlijk hoofd van de kerk, het geestelijk
hoofd is de Koptische Patriarch, die te Alexandrië in Egypte
zetelt. Deze wijdt de aartsbisschop van Ethiopië, die de titel
van „Abuna" (Onze Vader) draagt. Door de eeuwen heen werd
de band tussen de Koptische Kerken van Ethiopië en Egypte ook
door de regeringen van laatstgenoemd land als poltiek waar
devol gezien. De steeds zo tolerante houding van Islamietische
zijde tegenover deze kerk moet misschien ook verklaard wor
den uit het streven om het land, waar naar de toen geldende
opvattingen de bronnen van hun levensader de Nijl ont
sprongen, niet van zich te vervreemden.
De historie zegt, dat Egypte in de twaalfde eeuw wandaden
bedreef tegenover de „ongelovigen" de Christenen dus. Kei
zer Lalibela van Ehtiopië, een van de vroomste nakomelingen
van Salomo, liet daarom een dam bouwen in het Tanameer,
waarvan thans nog de muren te zien zijn. Door het afbuigen
van de voedingsstroom van de Nijl dreigde
de uithongering van Egypte, dat zich haastte
een einde te maken aan de vervolgingen. De
Kaliefen van Caïro zonden rijke geschenken
en de verhouding tussen beide landen werd
weer normaal, totdat in het 1706 een Ethio-
pisch afgezant in Egypte werd vermoord.
De Ethopisch vorst, Tekla Haimamot, zond daarop een brief
aan de Pashja van Egypte, waarin hij schreef: „Wij zullen ons
van de Nijl bedienen om u te straffen, omdat God ons de macht
heeft gegeven over zijn bronnen". De Pashja gaf onmiddellijk
daarop opdracht Ethopië alle denkbare schadevergoeding te
betalen. Zelfs Napoleon herinnerde zich deze ontwikkelingen.
Onmiddellijk na zijn landing in Egypte vaardigde hij gezanten
naar Ethiopië af om een vriendschapsverdrag te sluiten met de
„heersers over de bronnen van de Nijl".
HET IS de grote verdienste van keizer Haile Selassie, dat hij
erin geslaagd is de kerk een meer centrale plaats te doen in
nemen in de thans gereorganiseerde staat. Aanvankelijk had hij
in ernstige mate de weerstand te duchten van de conservatieve
geestelijkheid. Het waren vooral de hervormingen op het gebied
van het onderwijs en de invoering van nieuwe arbeidsmethoden
die wantrouwen wekten. Het rustige beleid en de diepe, reli
gieuze toewijding van de keizer hielpen de weerstanden te
overwinnen.
In de als „Romulus Editie" bekende
reeks, tot stand komende door de samen
werking van de uitgeverijen J. M. Meulen-
hoff en de Wereldbibliotheek, is thans als
zevende deel „De Waterman" verschenen,
door Marsman „één van de grootste wer
ken van onze litteratuur" genoemd. Deze
serie zal herdrukken bevatten van alle
werken van Arthur van Schendel in gelijk
vormige uitvoering, in fraaie donkerrode
banden met goudstempel. Al eerder zagen
aldus het licht: Herinneringen van een
domme jongen, De Mensenhater, De Plei-
ziervaart, Een zindelijke wereld, Rose An-
gelique en Shakespeare/Verlaine.
Deze tiende druk van „De Waterman"
het oerhollandse verhaal van schipper
Maarten Rossaart, die zich op het water
onder de ruime hemel onttrekt aan zijn
door godsdienstige onverdraagzaamheid
benauwende milieu heeft vanwege de
bijzondere betekenis een speciale verzor
ging gekregen: de tekenaar Bert Bouman
maakte hiervoor enkele tekeningen, die over
het algemeen goed in de sfeer passen. Eén
daarvan nemen wij als voorbeeld hier over.
Na „Het fregatschip Johanna Maria" is dit
Van Schendels meestgelezen roman. In het
voorjaar van 1955 zullen „Een zwerver
verliefd" en „Een zwerver verdwaald" in
deze ook typografisch fraai uitgevoerde
reeks verschijnen.
Van „Jan Compagnie" door Arthur van
Schendel is onlangs de achtste druk ver
schenen en wel als 83ste deel van de zoge
naamde Prismaboeken, populaire edities in
zakformaat, van de uitgeverij Het Spee-
OCX*X»fOCOOC)OCOC«XXXXX«XX<XX)OOC'OCXX«XXOOOCXX)C>r*>->T>XOO'
trum te Utrecht en Antwerpen. Ook dit
werk ui de dertiger jaren behoort tot het
beste Nederlandse proza, waarin ons volks
karakter weerspiegeld is. Het is verheu
gend dat door deze goedkope herdruk de
lezerskring aanzienlijk wordt uitgebreid.
C00c0cc0n0000000c*w00000000cxxxvxic0000c00()c0000cx>30000c
DANK ZIJ de schier volledige „Guide to
broadcasting stations" van het Engelse
tijdschrift „Wireless World" weten wü, dat
Ethiopië drie korte-golfstations bezit, na
melijk in de 46, 31 en 19 meterband. Zij
werken onder de roepletter ETA en hun
vermogen is vooralsnog tot één kilowatt
beperkt. Uit de laatste druk van de Neder
landse Radio-Encyclopaedie is af te leiden,
dat de Ethiopische omroep ressorteert on
der de afdeling pers en propaganda van
het Ministry of Pen (een soort kanselarij),
dat gevestigd is op nummer 83 aan de Pa-
triottenweg in Addis Abeba. Wie er meer
van wil weten wende zich tot dit adres, zo
als wij dat hebben gedaan, zonder er ove
rigens wijzer van te zijn geworden.
Dat één der zenders van Ethiopië op de
19-meterband werkt, duidt erop, dat men
er daarginds prijs op stelt zijn stem en vi
sie op grote afstand, met name in de Ver
enigde Staten van Amerika, te laten horen.
Het is voorts waar
schijnlijk, dat de n,
Ethiopische omroep
als eerste taak heeft
de voorlichting van
het buitenland, meer
nog dan de ontwikke-
ling en verstrooiing
van de eigen luisteraars, die nog gering in
aantal zullen zijn Maar zekerheid hebben
wij daaromtrent niet, want wij zijn nim
mer in de gelegenheid geweest ook maar
één trilling van Addis Abeda op te vangen.
Wfl weten dus ook niet welk pauzeteken
men daar gebruikt, zelfs niet of men er één
heeft. Maar het zou ons niet verwonderen
indien dat een doffe trommelslag was. Van
Voor de
microfoon
geklonken door middel van de trommen.
Door de stilte van de tropische nacht heb
ben de korpsen van de trommelende
nieuwsdienst elkaar de berichten doorgege
ven, die de volgende dag de gesproken
„headlines" van de omroepers in dorpen en
steden vormden. Zo hebben de Ethiopiërs
in 1896 vernomen hoe de Italiaanse indrin
gers bij Adoea op de vlucht werden ge
jaagd en veertig jaar later hoe ze met meer
succes terugkwamen, dank zij bommen
werpers en mosterdgas. En de nieuwe heer
sers mochten zich in de vijf jaar, dat zij da
onderdanen van Keizer Haille Selassia
knechtten, dan al snel kunnen verplaatsen
over de betonwegen, welke zij door het her
bergzame land aanlegden, het gerucht van
hun kwade trouw ging nog sneller door het
aloude middel van de trom. Op 5 Mei 1941
- - ook Ethiopië kent zijn Vijfde Mei was
het een triomfdag voor deze vorm van
draadloze techniek: toen kon de feestelijke
terugkeer uit de ballingschap van de ge
liefde vorst met het geweld van dondersla
gen worden kond gedaan.
Deze herinnering mogen ons tot beschei
denheid manen in onze waardering van de
radio. Zij is niet onmisbaar. En men noeme
het volk niet achterlijk dat haar nog niet
kent of haar nog slechts in beperkte mate
kan gebruiken. Dat volk heeft namelijk
zijn eigen communicatiemiddelen gevonden,
welke even doeltreffend kunnen werken
als onze twintigst-eeuwse techniek. De her
tog van Aosta heeft het ondervonden, toen
het gedreun der trommels over de bergen
hem het uur aanzegde, dat de Ethiopiërs
de strijders van de Duce zouden tcrugdrij-
oudsher heeft blij en droevig nieuws over ven naar het land waar ztf vandaan kwa
de heuvels en door de wouden van Ethiopië men. J H. B.
Q;ooaxxxxxx)0roxXxoooooocoDocoocxx»axooc»cooooocoooooaoooc»oococaoDooooo^^
TOEN Elisabeth en ik in Woldrichem uit de trein stapten,
stond Tante Gretha ons op te wachten op het perron. Zij
kwam haastig naar ons toe en gaf ons beiden een zoen. Wat
ziet Tantetje er geagiteerd uit, dacht ik. Terwijl we nog
volop bezig waren met het informeren naar elkanders ge
zondheid, voegden zich een dikke heer in jaquet en een
mevrouw in een bontjas bij ons groepje. Tante Gretha
stelde ons aan hen voor: de burgemeester van Woldrichem
met zijn echtgenote. Ik had nooit geweten dat de omgang
van Tante Gretha met de eerste burgers van haar woon
plaats zo intiem was, dat dezen het zelfs nodig oordeelden
haar bij het afhalen van familieleden te vergezellen.
De burgemeester begon opeens een soort speech af te
steken, waar ik niet veel van begreep. Hij had het over een
beroemde bioloog en zijn vrouw, die aan het dorp Wol
drichem een bezoek brachten. Hij zei, dat het dorp Woldri
chem dit bijzonder op prijs stelde. Daarna verzocht hij ons
hem te volgen. Over het perron lopend schrok ik een paar
keer heftig van blitzlicht. We kwamen door de wachtkamer,
waar een nogal protserige loper uitlag en stonden weldra
voor het stationsgebouw. Hier waren enkele honderden
mensen verzameld, die juist toen wij naar buiten traden
een luid geroep aanhieven. Ze zwaaiden ook met vlaggetjes.
Ik zag ergens een agent een opgeschoten jongen met zijn
gummistok een mep geven, waarschijnlijk omdat hij te
veel naar voren drong. Voor het trottoir bevonden zich twee
koetsjes. De burgemeester zei tegen Elisabeth en mij, dat
we in het eerste koetsje moesten gaan zitten. Zelf klom hij
met Tante Gretha en zijn echtvriendin in het tweede rij
tuig en zo gingen wij aanstonds op weg.
Het is een vergissing, zei Elisabeth tegen mij, nadat we
ons in de kussens hadden laten zakken. Ontzettend pijnlijk.
Had ik mijn lila japon maar aangetrokken. Nu zie ik er
vreselijk uit. Ik heb niet eens een hoed opZe trok het
raampje omhoog en wuifde vriendelijk naar de mensen, die
aan de kant van de weg stonden te roepen of met ons
rijtuig meeholden. Uit vele vensters hingen ïn ^et gebouw was van alles te zien. Eén raarster was van mijn werk. Ik voelde me opperde ik. Dit voorstel maakte Elisabeth
vlaggen. Op verschillende plaatsen waren hoek van de tentoonstellingsruimte werd niet weinig gevleid. woedend. Ze beschuldigde mij ervan on-
spandoeken aangebracht,, waarop: „Hulde" volledig in beslag genomen door bakkerij- En avant! riep de burgemeester, nadat practisch te zijn. Zij zei zelfs, dat ik ge-
stond te lezen. Ik had al snel uitgerekend, machines. Er stond een dame van middel- hij zijn zakhorloge te voorschijn gehaald speend was van de geringste hoeveelheid
dat ons bezoek aan Woldrichem niet sa- bare ieeftijd, gekleed in een beige mantel- en uitvoerig bestudeerd had. We gaan een gezond verstand,
menviel met een verjaardag in de Konink- pak> die ons trachtte uit te leggen hoe één stukje eten!
lijke familie. Ik vertelde Elisabeth, dat ik en ander functionneerde. Zij praatte met Ook dit vond ik zeer genoeglijk. We kregen aon, dan ook, we werden voorgesteld
aan alle notabelen van het dorp Woldri
chem en dronken thee en andere dingen
en dansten. De moeder van de dominee
kwam naar me toe met een boek en ver
zocht me, mijn handtekening op het schut
blad te zetten. Ik deed het. Hi, hi, gichelde
de oude dame. u bent een grappenmaker,
u probeert me te foppen.
schorre stem en nam voortdurend een massa tomatensla en koude kip en De nicht van de notaris richtte een soort-
Met een tekening door Clémentine van Lamsweerde
lijke
er hoegenaamd niets van begreep.
Een vergissing, zei ze wat ongeduldig,
steeds minzaam met haar zakdoek
zwaaiend. Die mensen denken dat jij een
beroemde geleerde bent en willen ons op
deze manier verrassen. Natuurlijk heeft
Tante ons dat gelapt. We moeten er maar
van maken, wat er van te maken valt.
NA ONGEVEER EEN KWARTIER hielden slokjes uit een glas water, dat ze in haar Tante Gretha hield een tafelrede. Ze las gelijk verzoek tot me. Hé, zei deze, ik wist
we halt voor een gebouw, dat geheel met hand geklemd hield. Ik geloof dat we ons deze op van een blad papier. Ze eindigde niet dat u een pseudoniem had.
vlaggen en guirlandes van voorjaarsbloe- allemaal nogal apathisch voelden, behalve met het uitspreken van de hoop, dat Eli- ik begon de situatie minder aangenaam te
men versierd was. „Woldrichem Omhoog" Tante Gretha: die maakte telkens scherpe sabeth en ik het aardig vonden in Woldri- vinden, vooral toen een man meteen goed-
luidde het opschrift van een langwerpig opmerkingen over het accent van de dame chem en met genoegen zouden terugzien moedig doch pienter gezicht, waarop tal
houten bord, dat aan de bovenzijde van de in het mantelpak. Midden in een omslach- op deze dag. Na het noenmaal bezochten rijke sproeten prijkten, informeerde hoe
gevel was opgehangen. Elisabeth en ik tige verhandeling over kneedmachines liep we een inrichting voor lager onderwijs, het stond met mijn nieuwste werk. Ik ver
stapten uit het rijtuig. Er kwam een klein ze opeens ostentatief weg. Weldra volgden Vooral in de vierde klasse heerste een pret- telde, dat ik iets aan het schrijven was
.-i-jjtige sfeer. De juffrouw, diie een gestroom- over de vogeltrek.
een
meisje in klederdracht naar ons toe. dat we het oudje.
een bouquet rode. geel gevlekte tulpen Waar is toch de directeur van de expo- lijnde bril met steentjes droeg, liet de kin- Hoogst interessant, zei de man.
-4- i J.-!- bra*»™ Ril En welke methode volgt u, als ik vragen
droeg. Zij overhandigde Elisabeth het bou- sitie? vroeg Elisabeth, die zou ons mis- doren sommetjes maken met breuken. Bij
quet~Ze brabbelde daarbij iets onverstaan- schien een wat duidelijker overzicht kun- ieder fout antwoord kreeg het mens een
baars en maakte zich vervolgens haastig nen geven. O, dat ben ik zelf, antwoordde kleur, met het gevolg dat zij om de dertig Hoe bedoelt u dat? vroeg ik.
mag?
uit de voeten. Elisabeth wendde zich glim- de burgemeester.
seconden van sneeuwwit in pioenrood ver- Welke rol speelt bij u de windrichting,
lachend met de ruiker naar verschillende Tante Gretha stond uit een kopje soep te andere en omgekeerd. vroeg de man.
kanten. Zij maakte lichte buiginkjes. Het lepelen, dat haar door een meneer met een Wilt u de kinderen nu wat laten zingen? Excuseert u mij een ogenblik, zei ik.
gejuich zwol. Inmiddels was ook het volg- soepketel was verstrekt. Toen haar con- vroeg Tante Gretha. Elisabeth! riep ik. Welke rol speelt ook
koetsje gearriveerd. De burgemeester voeg- sumptie op was, wandelden we verder Maar natuurlijk! En de kinderen zongen weer de windrichting bij vogeltrek?
de zich handenwrijvend bij ons, geflan- langs de vaak fraai ingerichte stands. We In 't groene dal, Op de grote stille heide Eh, geen enkele, riep Elisabeth terug.
1 Jamam «*n1 A Lr loiw n 11
keerd door zijn twee dames.
Geen enkele, zei ik.
—jzagen kinderwagens, linnengoederen, vele en Klein Vogelijn.... BH
Is het nietJ prachtig! riep Tante Gretha soorten peulvruchten en zo meer. Er was Om vier uur werd in het dorpshotel ter Bedrog! riep de man.
enige malen luidkeels. Is het niet magni- eveneens een hoekje, waar moderne cera- onzer ere een thé-dansant gegeven. In het
miek werd geëxposeerd. Een jong meisje rijtuig op weg erheen zat Elisabeth te foe- ENFIN, de rest begrijpt u wel. Elisabeth en
fiek!
Kom nu doen we even de tentoonstel- met een paardenstaart nam me apart en teren omdat ze geen behoorlijk toiletje bij ik zijn juist gisteren teruggekeerd. Maar
i ijah .ia fooi 7.il Vind Tante Gretha z.al mos een iaartie in een
ling, zei de burgemeester, en dan gaan we zette een gesprek op in de Engelse taal. Zij
3 Uiig, /.Xii UC UUlgl
gezellig lunchen.
vertelde onder meer dat zij een bewonde-
zich had. Tante Gretha zal nog een jaartje in een-
Kun je niet iets van Tante Gretha lenen? zaamheid moeten brommen.