„Uit de diepte heb ik geroepen"
GOED EN BLOED VOOR DE VRIJHEID
Hoe het begon
Toenemende druk
Halverwege
1 Hongerwinter
De Bevrijding
Hard tegen hard
HET GEBAAR VAN HET GEWONE
10 MEI 1940. Ik sta om 3 uur op, t is
nog donker als ik naar de boerderij
fiets, t is 3 minute fietse.
Ik span t paard in de kar en wil weg
varen als er boven m'n hoofd vliegtuige
bromme ik denk, van 6 stuks, geen ge
dachte aan oorlog.
Ik rijd door t dorp waar de bakker met
z'n blouwe hemd in t raam staat, ik zie
nog z'n blote bille, hij roept zoude we
oorlog hebbe, ik lag hem uit en roep
tege hem van oefening, aan 't veld ge
komen is t op slag 3.30 ik begin te
zaaien.
Ik hang t paard de kopzak aan en die
doet niets liever dan vrete maar van
daag niet hij staat te wibele in de kar.
Ik zaai rustig voort en trek me niets
van de mense aan. de vliegtuige kome
aan met zwerme.
4.30 uur, de zon schiet haar eerste stra
len uit t ooste en zet alles in n paars
goude licht t is 'n pracht om te zien en
daar bove vliege als zilvere vogels de
vliegers, alles ziet er uit of was t 'n te
kening.
Alles is op straat en praat en redeneert
en roept, de lucht afweer in Weert be
gint met duivels geraas te schieten, ko
gels van geweren en mitralieurs tikke
bij mij in de akker neer.
Ik ben klaar gekom met zaaie, ik heb
2 perceele gezaaid same groot l'/2 ha.
en 300 kg kalkstikstof, ik ben erg zwart
en stink naar de meststof.
Brugge vliege de lucht in en geweer en
kannone razen, de aarde schut en beeft
en dit alles bij zo'n mooie lente morge.
(Uit het dagboek van een negentien
jarige boerenarbeider uit de omgeving
van Weert).
10 SEPTEMBER 1942. Zo juist is Dien
gekomen en zit te vertellen over de
Jodenvervolging in Amsterdam.
En jonge man en vrouw en kindje heb
ben dan ook onze bijzondere aandacht,
vooral als Dien aan ons vraagt, of wij
geen idee hebben om die menschen in
ons huis op te nemen. De stakkers zitten
in doodsangst want ieder ogenblik kun
nen ze weggehaald worden.
Na lang praten komen we overeen, dat
we er eerst eens een nachtje over wil
len slapen, want er is veel risico aan
verbonden, dat begrijpen we maar al te
goed. Ook Toos haar moeder, die bij
ons logeert wordt raad gevraagd, doch
moeder zegt, hoor eens, Toos en Piet,
jullie moeten het zelf weten, ik kan jul
lie hier in niet raden.
Enfin, we gaan naar bed met een
hoofd vol zorgen. Wat is onze christen
plicht? Ja, dat weten we wel, maar de
angst als er eens iets gaat gebeuren. We
i brengen onze zorgen bij den Heere voor
J we naar bed gaan en vragen Hem bij
stand in deze voor ons zo moeilijke
zaak.
Beide slapen we onrustig, maar als de
morgen daar is en we zijn ontwaakt,
staat ons besluit vast. We moeten de
menschen helpen en de Heere zal over
ons waken. Daar zijn we beiden vast
van overtuigd.
(Uit het dagboek van een 38-jarige ge
meente-ambtenaar uit Veenendaal).
<XXXXXXXXXXXXXXX>CCOOCOCXXXXXXXXXXXXCCOOC<XXXDOC<XXX
1942: Voor het laatst op het Olympiaplein.
1942: Instappen voor de dodentrein.
Ontberingen en verschrik kingen, pijnigende onzekerheid en geestelijke verdrukking
herleven in dagboekfragmenten van Nederlanders - goede en verkeerdehalve en
hele slappelingen - in de vijf gruwelijke jaren van Duitse bezetting
AAN DE STRIJDERS. Dit is geen
rhetoriék en ik zal mij bedwingen. In een
stemming als die, waarin wij nu verkeren,
vervallen we licht in woorden, die later
bij nuchtere beschouwing en in ge
woner dagen, frases schijnen. We zijn
opgewonden, vreemd en ver van onszelf
en we lijken te zweven. Omdat het onge
lofelijke is geschied en omdat het gedaan
is met het gebaar van het doodgewone!"
ER BEHOEFT aan het bovenstaande
citaat uit het dagboek van een Joodse
journalist over de Februaristaking van
1941 niet zo heel veel veranderd te worden
Vijf jaren lang: de overwinnaars
om het ook een vertolking te doen zijn van
de gemoedstoestand waarin men verkeert
wanneer men de heden bij Martinus Nijhoff
verschenen „Dagboekfragmenten 1940
1945" heeft uitgelezen.
Want meer nog dan in de voorafgaande
bronnenpublicaties van het Rijksinstituut
voor Oorlogsdocumentatie het geval was,
herleeft in dit 638 pagina's tellende boek
werk de herinnering aan oorlog en bezet
ting, aan leed en onderdrukking, maar ook
aan zuiverheid, offerbereidheid welke in
die jaren ons deel waren.
Het dagboek is wellicht de litteraire
vorm, waarin de mens het meest zichzelf
kan zijn, waarin hij het eerlijkst zich uit
spreekt. Het is direct, het is niet omschre
ven met de bedoeling dat andere ogen het
zullen lezen, meestal wordt dit zelfs na
drukkelijk verhinderd. Degenen die hun
dagelijkse gedachten en ervaringen aan het
papier toevertrouwen doen dat, als regel
onbewust, om het verleden vast te houden
in de eerste plaats, om hun gevoelens te
analyseren, hun levenshouding te bepalen
en hun handelingen te toetsen aan alge
mene normen vervolgens.
Uiteraard worden waarde en inhoud van
een dagboek mede bepaald door milieu,
ontwikkeling en karakter van de schrijver,
maar waar het in de oorlogsjaren ging om
de diepste dingen des levens werden de
eerste twee factoren onbelangrijker naar
mate aan de laatste eigenschap hogere
eisen werden gesteld. En dan kan men ont
roerd worden door de in een onbeholpen
spelling en zinsbouw, maar met welk een
zuiverheid van gemoed neergeschreven re
gels van een twintigjarige boerenarbeider
uit de omgeving van Weert, die noteert:
N.S.Bplakate in t dorp aan de electr.
palen maar ze worden achter elkaar ver
wijderd ik word op heterdaad betrapt en
ke prijs een principiële houding wenst te
bewaren, principieel ten aanzien van de
hulp aan de geallieerden, ook al weet en
beseft hij dat hy het leven van andere
landgenoten daarbij tevens in de waar-
schaal stelt, principieel ten aanzien van de
arbeidsinzet, principieel ten aanzien van
het wachtlopen voor de Duitsers. Over het
laatste schrijft hij:
„Vrijwel alle collega's res.officieren l?i
mijn omgeving zijn realisten, practische
mensen met beide-benen-op-de-grond-
staanders, die zonder enig overleg, zonder
enige overweging, onmiddellijk, volledig
en volkomen vanzelfsprekend, natuurlijk
wél wachtlopen. Het komt zelfs in hen niet
op dat hier een probleem ligt".
en hun slachtoffers
moet beloven dat ik t niet meer doen zal
i!c beloof t maar doe t even goed".
„Aan de strijders" schreef die Joodse
journalist in zijn dagboek en deze verzame
ling van dagboeken kan als een bewijs gel
den, dat die strijders niet zo gering in aan
tal waren, ook al bedienden ze niet alle
maal een geheime zender of oefenden ze
niet allen met een sten-gun.
DE INDRUK welke deze journalen ach
terlaten wordt ongetwijfeld nog versterkt
door de intelligente samenstelling van dit
werk. Deze bloemlezing, welke gebaseerd
is op een selectie verricht door mevrouw
dra. T. M. Sjenitzer-van Leening, weten
schappelijk medewerkster aan het Rijksin
stituut voor Oorlogsdocumentatie, behelst
namelijk niet een aantal willekeurig geko
zen fragmenten, maar biedt wel degelijk
een samenhangend beeld, waaruit ook de
lotgevallen van enkelingen zijn te onder
kennen. Bovendien is het ter beschikking
staande materiaal ook zo geschikt, dat men
een zeer getrouw inzicht krijgt in de noden
en zorgen van de verschillende maatschap
pelijke geledingen van ons volk tijdens de
bezetting. Over vrijwel de gehele periode
van vijf jaren en ze lijken ook bij lezing
van deze dagboeken lang, heel lang
strekken zich de aantekeningen uit van een
adviseur op rijpere leeftijd uit Overysel,
voorbeeld van de reacties van en vrijheids
lievende intellectueel op de bezetting, maar
ook die van een Rotterdamse tramconduc
teur, die in het begin van de oorlog vertelt,
dat hij van f 28.08 per week met zijn vrouw
en twee kinderen moet rondkomen en in
1945 dan ook met hongeroedeem in een
ziekenhuis wordt opgenomen.
De schryvers van de dagboeken zijn in
de anoniemiteit gebleven, maar de veron
derstelling is gerechtvaardigd, dat de re-
serve-artillerie-officier, die zo'n boeiende
en enerverende beschrijving geeft van de
slag om Mill in de Peel-Raamstelling, de
zelfde is als de Noordhollendse ingenieur,
die later verschijnt als een man, die tot el-
Deze man zal de teleurstelling van zijn
leven ervaren wanneer hij in het voorjaar
van 1945, door de linies geslipt, eindelijk
de vrijheid en de bevrijders hervindt, maar
die geen enkele belangstelling tonen voor
het idealistisch toekomstplan dat hij heeft
opgesteld.
ZIJN ER DAN ALLEEN maar dagboe
ken opgenomen van hen die „goed" waren
en dan nog zo goed, dat zy ook altijd prin
cipieel handelden?
Gelukkig niet; er zijn dagboekfragmen
ten van Oostfrontstrijders, van een in de
Meidagen geïnterneerde commissaris van
politie, die bij zijn vrijlating in de capitu-
(Zie verder pagina 5)
oooooocooooooooo
VRIJDAG 30 APRIL 1943. Lang leve
Prinses Juliana!!!
De Prinses viert nu haar 34ste verjaar
dag in Ottawa. Het is te hopen, dat ze
het volgende jaar, haar verjaardag in
Den Haag mag vieren, tussen juichende
mensen, terwijl de driekleur overal
wappert.
Oom Piet was er vanmorgen even, hij
zei, dat er staking is bij de Spoorwegen,
in Amsterdam en in Hengelo. Het is te
hopen, dat de mensen nu een beetje op
standig worden, en zich niet door die
moffen op de kop laten zitten!
Ik heb vanmorgen een boodschap ge
daan voor Pa, ik moest n.l. een doosje
aardbeien wegbrengen naar Kasteel
Duin en Kruitberg. Vanmiddag ben ik
met Jan naar Heemstede geweest. Hij
moest ook 'n boodschap doen op de Am
sterdamse vaart en toen hebben we met
een het bombardement bekeken. Er staat
vandaag in de krant, dat de provincies
N.Holland, Gelderland, Overijsel en
Limburg om 8 uur binnen moeten zijn.
's Morgens mag je om 6 uur pas op
straat. Ik denk, dat het juist de provin-
8 cies zijn waar ze gestaakt hebben. Me-
8 neer de Hoogt was al om half drie thuis
en vertelde, dat ze in Delft geen water,
gas, licht, brood en groenten hadden.
Mies is toen allemaal brood en groenten
gaan halen. Vannacht luchtalarm, de
43ste keer.
ZATERDAG 1 MEI. Er is vandaag niets
aan de hand. De mensen zijn natuurlijk
bang van wat er in de krant stond n.l.
8 de stakers krijgen geen loon. Moe heeft
8 van Oom Piet een pond boter en 'n stuk
8 spek gekocht en we hebben het al. Dat
spek van dë slager hebben we nooit ge-
8 had. He', kost over de honderd gulden,
y, ongeveer 20.per pond, de boter ook.
'rj. Het regent vandaag. Ik denk, dat ik niet
o kan hockeyen vanmiddag.
8 Nee, hoor, ik ben niet geweest. Ik ben
in de stad geweest en moe en ik hebben
waarachtig nog een paar gebakjes op de
kop kunnen tikken zonder suiker in te
leveren. A. Davelaar kwam net even, en
toen heb ik Ankie Soeters even opge
beld om te vragen of het feest morgen
doorgaat. Want er staat in de krant, dat
er zolang dat politiestandrecht duurt,
geen sportwedstrijden gehouden mogen
worden. En nu gaat het niet door. Dat
8; is verdorie de 2de keer al. Misschien
8 kunnen we morgen geeneens tennissen.
f. (Uit het dagboek van een vijftienjarige 3
o meisjesscholier uit Haarlem).
A
XXX>3<XXXXX«OCOOCOCXXX*XXXXIOOOCilOOCOOOCCCOOOCCCOOOOCO(.':Cif t
DINSDAG, 23 JANUARI 1945 Een
dag of tien geleden heeft het hard ge-
2 vroren: 's nachts een paar maal -12° C.
8 Daarna is het pracht weer geworden tot
midden verleden week. Toen begon het
8 te stormen. Donderdag, de eerste dag
3 van de storm, ben ik de meer in ge-
8 weest 50 kg tarwe voor het bontkleedje
8 met een karretje halen. Kwam meer
dood dan levend thuis. Kon mij toen
indenken wat een „dodenrit" het is naar
„de Noord". Zaterdag is het begonnen
8 te sneeuwen. De sneeuw ligt er nu nog
j en ze is hard geworden door de lichte
8 vorst, die daarop inviel. Gisteren ben ik
met de slee weer de Meer in geweest.
3 Was er ontzettend stil (vanwege de raz-
8 zia's denk ik). Gaf „drupoog" (een
3 eigenaardige boer wiens ogen altijd tra-
nen en wiens neus altijd druppelt) 2
paar mooie bontwanten (I voor z'n
vrouw en 1 voor z'n dochtertje) Toen
hij vroeg wat moet je ervoor hebben,
antwoordde ik hetzelfde wat hij ons
deed als we wat kregen van hem: „Nou
Laat maarDat is wel goed". En
8 daarna: „Als U ons zo nu en dan aan
3 aardappels helpt(Hij zei altijd: „Na
8 de oorlog koon ik wel es bij je vader
8 een bontjekker halen") Piepers had hij
niet meer en ik kreeg alleen een kwart
c; mud koolrapen. Juist toen ik weg wilde
gaan, zei hij: „Moet je een vat erwten
hebben" Ik kreeg minstens 25 pond
8 erwten. Ik had dus niet verkeerd ge
gokt! Vogelaar wil maar 25 pond tarwe
voor de voetenzak geven. Vader doet
het niet, 1 mud tarwe kost op 't ogen
blik 1500.Vandaar dat Mulder ons
niet wil afleveren. We aten gisteren
voor 7,50 tot 8 spruitjes 3,50 per
kg) Is ook geen groente meer te krijgen.
Gelukkig hadden we wat kolen gesleept.
Hebben vandaag (avondeten): 1 bord
i bruine bonensoep, alleen koolraap met
3 suikerbiet en 3 suikerbiet-tarwe drie-
3 in-de-pan gegeten. Ik rammel vanavond
van de honger, ik ben er een beetje
misselijk van. Ik kreeg gisteren bij Vo-
8 gelaar 2 kopjes thee en 1 koekje! Snap-
pen die boeren niet dat ik meer behoef
te heb aan een glas melk met een flinke
3 boterham? Die boeren leven ook eigen-
lijk nog zo voor-oorlogs. Alleen Woens-
dag en Vrijdag zijn er grote boerderij-
3 razzia's geweest. In H'lem en omstre-
3 ken houden de Duitsers sinds verleden
week Zondag iedere dag straatrazzia's.
3 Ben er een paar maal middendoor ge-
lopen. Gelukkig zie ik er nogal jong uit
3 (en bleek). Een rare gewaarwording is
j zo'n razzia: Je merkt eigenlijk niets,
3 soms zie je een onvoorzichtige man
3 oppikken. Er heerst een beklemmende
3 spanning, geen mof is dan te vertrou-
wen. En dan is het zo weer weg, de
moffen zitten n.l. altijd op (onze ge-
gapte) fietsen. Maar de beklemming
3j blijft. In de lucht hangt de spanning 8
van vijandschap tussen Mof en Neder- 8
lander. De Duitsers zijn niet langer x
8 „nieuwe-orde-brengers". Ze verklaar- 0
den zich openlijk tot onze vijanden na 8
de spoorwegstaking, of liever wij ver- <-
klaarden ons mèt de spoorwegstaking
openlijk tot hun vijanden. 8
Sinds een elf dagen woedt het Russische 8
winteroffensief. In een verbluffend
tempo rukken ze naar Duitsland's gren-
zen op èn.... zelfs Duitsland binnen, s
Dit heeft de algemeen pessimistische 8
stemming wat opgehaald naar optimis- g
tischer sferen. Moeizaam leeft iedereen
van de ene dag naar de andere. Déze
zomer loopt het nu toch wel af, durft
men weer te denken. Onze boom is ein
delijk geheel om. We stoken nu alleen
hout en hiêrvoor hebben we hooguit
drie weken hout voor. Enfin, de Hout is
gelukkig dichtbij en zo heèl lang zal het.
8 toch niet meer duren!?
8 Sneeuwboel door de regen weggespoeld.
(Uit het dagboek van een zeventien-
jarige Haarlemse H.B.S.'er).
8
8
5 MEI 1945 Ik had gemeend, dit dag-
boek te kunnen eindigen met een zin
3 als: daar verschijnen de eerste Canade-
zen, nog besmeurd met kruitdamp, om
c de hoek van de straat. Het is heel an-
c ders gelopen. We wachten hun komst,
fris en monter, nog steeds af.
Ik had gedacht, dat het einde, verlich-
j; ting zou betekenen, zoiets als het a flog-
8 gen van een loden pak. Weer is het an-
ders gelopen. Ik kan aan het denkbeeld,
8 nu werkelijk vrij te zijn, maar moeilijk
8: wennen.
8 (Uit het dagboek van een 38-jarige
S Delftse onderwijzer).
Het op deze pagina's gebruikte authen
tieke fotomateriaal is ons welwillend
ter beschikking gesteld door het Rijks-
Instituut voor Oorlogsdocumentatie.
CCCCOCXXXXXXXXXXIOCCCO
xxxxxxxxoooooooooooooocooooooocooooocoooooooooocxxxxxxxx
29 APRIL 1944. Hele rustige dagen zon
der gasten, veel te rustig, ik verlang
weer naar bezoek. Om 5 uur wordt een
eenzame Franschman gebracht, geluk
kig heeft hij gezelschap aan Leo. Maan
dag zou hij weer gehaald worden en
Dinsdag zouden er eerst weer nieuwe
komen maar het lot besliste anders. Om
6 uur zie ik 7 fietsers komen, ik schrok
al, dat was een beetje veel voor de Zon
dag, maar 4 waren geleiders. Aan een
van de nieuwelingen was direct aan
zijn Frans accent te horen als iemand
du Midi, hij kwam uit Toulouse. Ze
waren uit Venlo op 't vliegveld terecht
gekomen en door de Duitse douane op
gepakt en ingesloten, alle papieren en
de portefeuille afgenomen. In die 5 min.
dat de politie weg was om te informee-
ren zagen ze kans om 't getraliede raam
pje v/d cel kapot te krijgen en te ont
snappen.
Om half 8 kregen ze eindelijk avond
eten, om 8 uur wordt er weer geklopt
en werden er twee Russen gebracht. Ze
hadden ze onderweg al gezien en ge
zegd, dat ze wachten moesten, maar uit
angst hadden ze zich verstopt. In 't be
gin vertrouwde'ik 't niet, het was moei
lijk met ze te praten, daar alleen één
een heel klein beetje Duitsch kende. Ze
kwamen uit Essen, waar de drie Fran-
schen ook vandaan kwamen gevlucht
na 't bombardement. Van Essen is niet
veel over. Door de Franschen werden de
Russen ook nog verhoord en hun bagage
nagekeken, maar het bleek goed. Ik
vroeg hun „kommen Sie von Essen" en
hun antwoord was „nicht Essen, trin-
ken". De arme kerels in Duitschland
waren ze met een Hollander gevlucht,
hadden in een hooiberg geslapen. In
Holland was het moeilijker, waar ze om
drinken vroegen, overal werden ze ge
weigerd, waren de mensen bang voor
hen. Ze waren nog zoo jong en dood
moe, ik kon wel huilen uit medelijden
met ze. In Frankrijk kunnen ze niet o
blijven, daar worden ze direct opgepikt, 3
ik vroeg of met de eène Franschman 'g
mee naar Toulouse konden en dan naar g
Zwitserland. Dat wilden de Russen ook
't liefst, naar Zwitserland en daar blij- 8
ven. Gauw maakte ik nog een kliekje 8
snijboonen en wat vleesch klaar, dat 3:
werd met smaak verorberd. „Gut, gut, fi
danke" en toen gauw naar kooi. Ze 8
konden het trapje bijna niet meer op 8
om boven te komen. gj
1 MEI 's Avonds alle zes vertrokken, 3
de vier Franschen op de fiets en de twee
Russen te voet. 8
Er is me weer gevraagd of ik 6 piloten 3
onder kan brengen, ik krijg ze Woens- 8
dagavond. Ze moeten weg uit Helden, o
daar er gedurig naar piloten gezocht 8
wordt. g
(Uit het dagboek van een 56-jarige 8
eigenares van een landgoed in Midden- 8
Limburg). 8
1940: De bezetters cn hun helpers. 1910: De bevrijders en hun vrienden.
uooc*x»ooc*x*x>x*xoocococoooca
ZO KAN MEN van dit
boek getuigen, dat het een
waarheidsgetrouw beeld
geeft van de lotgevallen van
de Nederlanders in een tijd
perk dat te snel uit onze
gedachten schijnt te gera
ken. Maar wellicht geldt
dit niet voor vele van de
schrijvers en schrijfsters
van deze dagboeken: zy
hebben hun leven in die ja
ren vastgelegd. Maar in dit
geval mag men zeggen: hun
leven was ons leven. Ook
wij hebben deel gehad aan
de ontberingen en ver
schrikkingen, aan de pijni
gende onzekerheid en de
geestelijke verdrukking
welke ons werd aangedaan
en opgelegd.
Een heel volk heeft toen
uit de diepte van zijn be
staan geroepen en de echo
daarvan klinkt ons uit dit
boek nog in de oren: dit is
geen rhetoriek. Bij de nuch
tere beschouwing achteraf,
in gewoner dagen, zijn deze
woorden geen holle frases
gebleken: zeker, we waren
opgewonden, vreemd en ver
van ons zelf, we leken te
zweven. Maar het ongelofe
lijke is geschied en het is
gedaan met het gebaar van
het doodgewone.
En dat is de betekenis
van dit boek.
J. H. BARTMAN
(Vervolg van pagina 4)
latie slechts weet te zeggen: „Onze dag
komt", of van een Jeugdstormster, die zich
in de sympathie mag verheugen van vele
leden van de Duitse Wehrmacht („De ene
Duitser is nog niet vertrokken of de ande
er staat al weer voor de deur", zegt Pa
boos) en er is tenslotte, na Dolle Dinslag,
een huilerig relaas van een naar Duitsland
gevlucht „Kameraadske", dat daar iets van
de ware verbondenheid met het eigen land
schijnt te voelen, ook al gingen haar zor
gen in de ballingschap onverminderd uit
naar watergolf, permanent en roddel.
Behalve de „verkeerden" en de goeden
treft men ook de „halven" en de „slappe
lingen" aan. We kunnen ons slechts scha
men voor de twee „Engelandvaarders" die,
in een Zuid-Frans kamp vastgelopen, al
leen maar kunnen schelden op de „Tom
mies", die in gebreke blijven hen te ver
lossen. De notities van een weliswaar voor
de Duitsers werkende monteur in War
schau en Minsk verraden ten minste nog
medelijden met de onderdrukte Polen en
Russen en met de ook daar tergende ver
nietiging van de Joodse bevolking.
Bij de jeugd, hoewel in het algemeen aan
de goede kant staande, treffen we een
vaak ontstellend gebrek aan begrip voor
de ernst der situatie. Een Amsterdamse
kantoorbediende van negentien jaar schrijft
bijvoorbeeld: „We kunnen haast niet dan
sen, wat voor ons het ergste is".
GELUKKIG dat daar zovelen tegenover
staan die tonen goed en bloed voor de vrij
heid te willen offeren. Er is een waarlyk
heroïsch dagboekfragment van een 27-ja-
rige ingenieur, die als Engelandvaarder ter
dood is veroordeeld en met zijn lotgenoot
overweegt beslist geen gratie te vragen:
„Moet het feit, dat we gratie vragen om-
dal we spijt van onze. daad hebben niet
een heel vreemde indruk maken, nadat we
tijdens alle verhoren en op de rechtzitting
steeds verklaard hebben opnieuw in zee te
zullen steken, als ons daartoe de kans ge
geven wordt?"
En dan is er die Veluwse zakenvrouw,
die de onderduikers bij dozijnen een onder
komen verschaft: ze heeft een gehele orga
nisatie daartoe opgebouwd. Dan komt de
bevrijding en ze wordt in triomf naar het
bordes van het raadhuis gebracht, tezamen
met andere verantwoordelijke leiders der
illegaliteit, 's Avonds schrijft ze verwon
derd: „Ik had nooit gedacht, dat ze me bij
de hoofdpersonen beschouwden".
'-"C!
1944: In de rij voor een hap eten