De Film in beeld"
ZELFWERKZAAMHEID
SINTERKLAAS DOET NIET AAN SINTERKLAAS
DE LEEFRENTE
Kort verhaal door Hans de Graaf
Nieuwe Salamanders
99
„De Fran«e Rivièra"
Ferrer als Rubens
Alles over de BBC
Opnieuw doet zich de gelegenheid voor
in deze rubriek te wijzen op het verschij
nen van een boek, dat de lezer op kundige
en aanschouwelijke wijze vertrouwd maakt
met de geheimen van de film. Onder aus
piciën van het Instituut Film en Jeugd en
met steun van het ministerie van O., K.
en W. en het Nederlands Film Instituut is
bij de uitgeverij J. Muusses te Purmerend
verschenen „De film in beeld", een soort
platenatlas van de film door dr. J. M. L.
Peters en A. A. E. van Driel. Men kent
van dr. Peters reeds zijn „Inleiding tot de
filmaesthetiek"waaraan ik een enthou
siaste beschotnoing wijdde. „De film in
beeld" is zo mogelijk een nog welkomere
uitgave, omdat zij naar vorm en inhoud
veel toegankelijker is voor het grote pu
bliek. Het enige bezwaar, dat men kan
laten horen geldt de prijs. Die ligt wel erg
hoog voor de smalle beurs. Een boek als
dit zou juist een zo ruim mogelijke ver
spreiding moeten krijgen door de kostprijs
laag te houden. Nu zulks niet het geval is
blijft het een luxe en zal het bijvoorbeeld
niet in handen komen van de jeugd, die
er toch zo goed gebaat mee zou zijn.
Want dat het een voortreffelijke intro
ductie is op het terrein van de film mag
zeker wel gezegd worden. Het is rijk ge
ïllustreerd. De illustraties verduidelijken
des schrijvers stellingen. Die stellingen ra
ken de film in haar essentie. Er is niets
wat onbesproken blijft: via de „buiten
kant", de algemene verschijningsvormen
van de film, dringen we door naar de kern.
Begrippen als filmrhythme, montage, com
positie, de taal van het beeld, de camera,
belichting, worden in eenvoudige termen
verklaard en met beelden toegelicht. Dat
gebeurt zo welsprekend en doeltreffend,
dat het hoek mag geldén als een Baedeker,
een leidraad voor allen en vooral voor
jeugdige leergierigen naar de schoonheid
van de film. Hier wordt de met de filmpro
blemen „worstelende" bioscoopbezoeker
nu eens op een verrassend logische en hel
dere wijze rijp gemaakt voor het filmbe
grip. Hoe belangrijk dat is moge blijken,
wanneer men de activiteit waarneemt wel
ke er de laatste tijd aan de dag wordt ge
legd om de film als kunst te introduceren
onder het grote publiek. Die activiteit
komt voort uit een behoefte. Al te lang
heeft men de massa aan haar lot over ge
laten en preekte de filmrecensent in een
taal, die voor velen niet toegankelijk was.
Zoals dr. Peters en zijn medewerker Van
Driel het doen wordt met één slag de film
van de theorie overgeheveld naar de prak
tijk. De bioscoopbezoeker gaat kijken met
de ogen van de filmminnaar. Hij ziet wat
die filmminnaar ziet. Hij krijgt er nu pas
goed kijk op.
Ik gebruik opzettelijk deze op de visuele
interpretatie gerichte termen om de lezer
duidelijk te maken hoe verstandig het is
filmvoorlichting te bedrijven met beelden,
in dit geval ontleend aan de film zelf, met
visuele middelen dus. Ik zou wensen, dat
„De film in beeld" bezit werd van iedere
schoolbibliotheek en leeszaal, die zichzelf
acht. En nu wij toch verkeren in de roes
van Sint Nicolaas: het is een fraai en be
gerenswaardig geschenk voor het heerlijk
avondje. Men slaaf het graa? op en neemt
er al bladerende wat van mee. Neemt er
telkens iets meer van mee, want het zet u
aan het denken.
In de reeds bekende Contact-foto-pocket
reeks is thans „De Franse Rivièra" vers
schenen, waarin de fotograaf Cas Corthuys
toont, welke beelden van dit paradijs op
aarde hem gedurende zijn tocht van Mar
seille tot Menton zijn opgevallen. Het
strandleven in al zijn facetten neemt in dit
boek (hoe kan ook anders?) de belangrijk
ste plaats Ln, maar de verdienste van Oort-
huys ligt in het feit dat hij nergens in her
halingen vervalt.
Af en toe laat hij de kust in de steek om,
al fotograferend, de kleine bergdorpjes te
bezoeken, waar de toeristen slechts spora
disch komen, maar na korte tijd keert hij
dan ijlings naar het strand terug. En hij
wordt daarbij steeds op de voet gevolgd
door Jan Brusse, die echter met zijn aan
vullende tekst bescheiden op de achter
grond blijft en voorrang geeft aan de zon
der uitzondering voortreffelijke foto's. Te
recht overigens. d. Gr.
XTWOOOOOOOOOOOOOOOC
HAMBURG (United Press) De
filmproducent Alexander Paal heeft
bekend gemaakt dat hij een filmbiogra
fie over het leven van de Vlaamse
schilder Peter Paul Rubens zal vervaar
digen. Jose Ferrer, die in de film „Mou
lin Rouge" als Toulouse Lautrec optrad,
zal de hoofdrol spelen en tevens de regie
voor zijn rekening nemen.
Paal zei dat de film tegelijkertijd in
drie versies zal worden opgenomen: een
Engelse, een Franse en een Duitse.
„HET GROTE SPEL"
Ik moge nog even een film bespreken,
die onder regie van Robert Siodmak thans
onder de titel „Le grand jeu" (Het grote
spel) in ons land is gaan draaien en haar
eerste week in Tuschinski te Amsterdam
beleefde. De film is naar inhoud niet
nieuw, want al eerder beproefde de cine
matografie er haar krachten op. De Fran
sen hebben zich er waarom begrijp ik
niet opnieuw aan gewaagd. Het is de
ietwat melodramatische geschiedenis van
een man die door geldverlies gedwongen,
dienst neemt in het vreemdelingenlegioen.
Hij ontmoet na jaren de vrouw, die hem
in beter dagen beminde. Ze lijdt aan ge
heugenstoornis. Ze herinnert zich niets
meer. Hun liefde bloeit weer op. Tot blijkt,
dat deze vrouw slechts naar uiterlijk zijn
geliefde was. Haar voorgangster leeft nog
en wil niets meer van hem weten. Gedesil
lusioneerd neemt de man maar weer dienst
in het vreemdelingenlegioen. Ik zou over
deze film zwijgen, ware het niet, dat meri
er een meesterlijke rol in ziet van Arletty.
Wat zij maakt van een hotelhoudster op
jaren, "die alles van het leven weet, is zo
weergaloos goed, zo vol sfeer, vol fijne
nuances in de karaktertekening, dat men
er zijn ogen aan uitkijkt. Ik heb er van ge
noten. Om Arletty alleen zou men „Het
grote spel" moeten gaan zien. Zij bedrijft
het grote spel. En dat kan men niet van
iedere filmactrice zeggen.
P. W. FRANSE
Polygoon-Profilti heeft een aanvang
gemaakt met de opnamen voor een
korte film over onze hoofdstad. Deze
documentaire, die een speelduur zal
hebben van ongeveer 15 minuten, wordt
vervaardigd in opdracht van de Neder
landse Televisie Stichting. Foto: Jan
Retel, de enige acteur in deze film,
beeldt de figuur van Rembrandt uit.
Men ziet hem hier in de deuropening
van het Rembrandthuis.
^*^xxxxoocxxx»oooo<x)00oooor>c>rco<yx»r>030(y)ory>
IN EEN VAN DE nieuwere Amsterdam
se tramstellen trapte ik een bejaarde heer
op de tenen. Toen ik na zijn aanzwellend
gegrom mijn voet met een schichtig „par
don" terugtrok, zag ik dat hij een fraaie
baard droeg. „No es nada", zei hij zo op
gewekt mogelijk. Welke taal dit was, wilde
niet ogenblikkelijk tot mij doordringen,
maar het betekende in elk geval „het is
niets". En op mijn toch nog bezorgde vraag
of ik hem waarlijk niet bezeerd had, zei de
merkwaardige man plotseling „la-maar-
zitten" en verder sloeg hij geen acht op
mij. Ik hield hem voorlopig voor een kun
stenaar en veronderstelde, dat de jonge
man met de donkere gelaastkleur, die ach
ter hem meesmuilde, zijn correspondentie
vriend uit Nigeria was. Het exotische twee
tal, dat even later een beetje verveeld de
étalages bekeek, viel in het Amsterdamse
straatbeeld nauwelijks op. Er is ook moei
lijk iets te bedenken, dat daarin nog wel
kan opvallen.
De menigte om hen heen liep winkels en
warenhuizen in en uit om zich te bevoorra
den met allerlei snuisterijen, practische ca-
deaux, onpractische cadeaux en dergelijke.
De luidruchtigheid van de détailhandel, die
culmineerde in het rinkelen der kassabel
len, deed de kopers de bedachtzaam
heid vergeten, waarmee zij er op uit waren
gegaan. Men raakt er licht door in een
kooproes, waarin men zich er geen reken
schap meer van geeft, hoe dit allemaal valt
te rijmen, zowel in ons budget als in het
gedichtje dat er bij moet. Schenken rijmt
op gedenken en Sint op gezwind, maar men
wil wel eens iets anders, nietwaar?
Het was mijn bedoeling in deze ruimte
voor een aantal practische cadeaux een
paar rijtjes practische rijmwoorden mee te
geven, temeer omdat de behoefte daaraan
zo geweldig groot is. Vele visites worden
niet meer afgelegd, omdat de gasten be
vreesd zijn in versjesmakerij te worden uit
gebuit. Maar in bedenken van aardige rijm-
worden werd ik gestoord, doordat de oude
met de baard my vroeg of ik hem over het
Muntplein wilde voeren. Zijn donkere cor
respondentievriend. die toch werkelijk niet
voor een kleintje vervaard scheen te zijn,
durfde dit blijkbaar niet aan.
Het tweetal deed ook inkopen, maar veel
minder dan de anderen. In een banketbak
kerswinkel volstond de oude bijvoorbeeld
met een rol fliken. En toen hem daarnevens
ook nog enig sanitair van suikergoed met
marsepeinen inhoud werd aangeboden,
wond de man zich verschrikkelijk op, alsof
dit nu juist iets was dat hem al jaren
dwars zat. Helaas raakte ik hem en zijn
Nigerisehe metgezel in het straatgewoel
kwijt.
BIJNA ZOU IK heden toch met een lijst
van practische rijmwoorden voor de dag
zijn gekomen, als ik het boeiende tweetal
nog niet eens voor de derde keer ontmoet
had. Het was boven in een groot warenhuis,
waar het opkomende koperstij mij langs de
wonderen der moderne speelgoederentech-
niek voerde. Het meest ben ik getroffen
door een auto-met-gyro-aandrijving, die on
getwijfeld velen zal doen nagaan of hun
eigen giro-aandrijving krachtig genoeg is
voor een dergelijke uitgave. Op dat moment
werd de oude met de baard door een tegen
gestelde stroom tegen mij aangedreven.
„U moet tractren", zo zei ik om nog een
menselijk aspectje te tonen in deze wilde
maalstroom van het financiëel-econo-
misch) leven. Hij bleek dit ernstig op te
vatten en wenkte mij. Terwijl ik mij achter
het tweetal aanwrong hoorde ik hem zeg
gen „ik ben nog niet jarig"Aanvan
kelijk meende ik dat hij een vaste uitdruk
king van populair zelfbeklag gebruikte,
maar toen besefte ik ook nog niet, wie deze
twee mensen waren.
Wij passeerden een toonbank vol pistolen
en revolvers en zagen hoe een vrouw, die
onderaan een klein jongetje bleek mee te
trekken zo'n schietwapen trok en naar en
naar de prijs informeerde. Zodra zij die ver
nomen had, legde zij het wapen weer neer
en zei klagerig tot het ventje in de diepte:
„Ik denk niet dat jij een revolver van Sin»
nieklaas krijgt, daar ben je te verrrrvelend
voor geweest!"
De oude werd bijzonder onrustig en pro
beerde zijn pas te verhaasten. Hij en zijn
vriend uit Nigeria schenen hier zo gauw
mogelijk weg te willen.
DE GOEDE, OUDE MALAGA, die de
merkwaardige oude man had willen bestel
len, was er niet en wij behielpen ons met
vruchtensap. Hij had er op zijn baard
wijzend een rietje bij gevraagd, „anders
wordt het zo'n knoeiboel
Het was een prettig onderonsje, vol wel
willende algemeenheden en forse opmerkin
gen over de vruchtensap, totdat hij ineens
de donkere bijzitter met „Piet" aansprak.
De oude keek op als iemand, die bezig is
bij een verhoor door de mand te vallen en
zei verward, zonder dat ik hem nog iets
had kunen vragen: „Ja, die jongen kan
toch best Piet heten Waarom zou die jon
gen geen Piet kunnen heten? Nee, ik zie
helemaal niet in waarom die jongen geen
Piet zou kunen heten". Maar de schellen
waren my van de ogen gevallen. Ik raapte
ze op en stak ze weer bij me, want het is
af en toe wel leuk, die dingen op te heb
ben. „U bent dus onsterfelijk", zei ik op de
man af.
Indien hij de kunstenaar was geweest,
waarvoor ik hem aanvankelijk hield, dan
zou hij natuurlijk gezegd hebben „ik hoop
het te worden". Maar nu boog hij zich met
een ruk over het tafelblad naar mij toe en
fluisterde: „STIL! Als ze het horen ben ik
Voor de
microfoon
De BBC heeft ons dezer dagen verrast
met de toezending van zijn Handboek voor
het jaar 1955.
Het is in de plaats gekomen van de jaar
boeken, welke door de Britse omroep van
1928 tot 1952 werden uitgegeven. We ken
nen alleen de na
oorlogse edities daar
van, die weliswaar
tal van interessante
artikelen bevatten
over de uitzendingen
van het verstreken V,
programmajaar (dat
bij de BBC van 1 April tot en met 31 Maart
loopt) en over degenen die bij de uitvoe
ring daarvan een belangrijke plaats in
namen, maar het geheel bleef, hoewel zeer
te waarderen, toch altijd op het niveau
van een goed geredigeerd weekblad. Het
nieuwe Handboek is anders opgezet. Het
wil een duidelijke handleiding zijn tot alle
werkzaamheden van de BBC en geeft
daarbij ook een overzicht van de pro
grammaproductie in het afgelopen jaar.
Het wil voorts alle inlichtingen over deze
nationale instelling verstrekken welke er
maar binnen de band van een boekje van
224 bladzijden gegeven kunnen worden.
Voor degene die begerig is een inzioht te
krijgen in het zo uitgestrekte én ingewik
kelde organisme van de BBC dus een uit
gave om van te watertanden.
Een lijstje met practische raadgevingen
maakt de belanghebbende wegwijs om
trent het verkrijgen van een auditie of een
betrekking, het doorgeven van SOS-be-
richten of charitatieve oproepen, het ver
overen van kaartjes voor studioshows of
het aanvragen van een gramofoonplaat.
De financiën van de BBC zijn geen ge
sloten boek, zoals we van de Nederlandse
omroepen gewend zijn: in het Handboek
staan heel wat staatjes in debet en credit,
welke enig inzicht in de economie van het
omroepbedrijf wettigen. Uiteraard kan
men er ook een opsomming van alle zen
ders en golflengten, zowel voor de televisie
als voor de geluidsomroep, in vinden en de
tekst van het charter op basis waarvan de
BBC werkt.
Tenslotte kunnen we de verleiding niet
weerstaan een paar getallen aan het
Handboek te ontlenen. De *BBC zendt uit
in 43 talen. Engels, Gaelic en Welsh niet
meegerekend. Van de 900 nieuwsbulletins
welke wekelijks de aether ingaan, zijn er
650 in vreemde talen. In één jaar stelde
het Derde programma de operaliefhebbers
in de gelegenheid tachtig volledige opera's
te horen. De jaarlijkse hoorspelproductie
beloopt duizend luisterspelen. De BBC-
discotheek bevat een half millioen platen
en banden. De Britse omroep heeft 13.000
.man personeel in dienst: wie naar dat uitge
breide apparaat na lezing van deze aan
kondiging nieuwsgierig is geworden, reser-
vere vijf shilling voor het hier besproken
Handboek. J. H. B.
nog onsterfelijk belachelijk ook!"
De dwingende ogen, vlak vóór mij, waar
in de overredingskracht van vele eeuwen
geschiedenis fonkelden, legden mij het zwij
gen op. Ik ontweek zijn blik en nam een
slokje vruchtensap terwijl ik anderzijds het
koude zweet de vrije loop liet. De man ging
weer rustig achterover zitten en knoopte
zyn sportjasje over zijn baard dicht.
„U zult het wel druk hebben met inko
pen", opperde ik, om althans nog iets te
zeggen. Hij keek me medelijdend aan en
kwam weer voorover zitten om mij iets te
zeggen, dat iedere dag nog in mij nadreunt,
woord voor woord en waar ik het al een
paar dagen erg moeilijk mee heb: „U bent
een braaf kind. Maar een kind. Ziet u die
drukte hier dan niet? Al die drukte? Al
die mensen. Wat wilde u m y dan nog la
ten doen. Ze doen tegenwoordig alles zelf,
dat ziet u toch?KO BRUGBIER
IJ MEN VAN ROON deed het
niet meer. Achttien jaar lang
was hij onafgebroken de
Sint Nicolaas van het wa
renhuis geweest, maar ver
leden jaar toen hij des
avonds op 5 December na
het sluiten van de zaak zijn
tabberd en mijter op een
klerenhanger had gehangen
en de staf uit elkaar had ge
schroefd, tóen al wist hij, dat het de laat
ste keer zou zijn. Hij had er gewoon geen
zin meer in. De jaren drukten zwaar op
zijn gebogen schouders, de kinderen moes
ten vlak bij zijn oude oren steeds harder
schreeuwen om zich verstaanbaar te ma
ken en bovendien tochtte het tegenwoordig
op de speelgoedafdeling zo erg, dat hij tot
ver in Januari met een stijve schouder
moest rondlopen.
De verkoopsters fluisterden tegen elkaar,
dat Sijmen oud begon te worden, wanneer
zij des avonds tegelijk met hem de perso-
neelstrap afliepen en hem schuifelend
langs de huizen in de donkerte zagen ver
dwijnen. Maar Sijmen wist wel beter.
Zesenzeventig noemde hij niet oud, maar
het lag aan de kinderen, die vroeger toen
hij vorstelijk breed-uit gezeten op zijn ver
gulde troon audiëntie verleende, veel ge
dweeër en rustiger waren geweest.
Daaraan dacht Sijmen toen hij in zijn
keukentje aan tafel zat, terwijl hij ver
strooid met de grote witte brief speelde.
„Aan de Weledelgeboren Heer S. van Roon"
stond er op en daaronder in kleine letter
tjes en tussen haakjes: „Sinterklaas van
het warenhuis". De inhoud van het epistel
was bijzonder zakelijk gesteld. Men vroeg
zich af waarom Sijmen nog niets van zich
had laten horen. Hij wist nu zo langzamer
hand toch wel, dat de Sint-Nicolaas-actie
op 17 November begon en of hij zich per
omgaande maar met de directie in verbin
ding wilde stellen.
Sijmen had moeizaam geworsteld met het
antwoord. Zijn stramme vingers wilden
niet zo best meer en met hakige letters had
hij geschreven, dat het hem wel speet,
maar dat hij er in het vervolg van afzag
om als goedheiligman te fungeren. Hij wil
de de heren nog wel bedanken voor alles
wat zij voor hem gedaan hebben, maar dit
jaar moesten zij maar naar een jongere
opvolger uitzien. „Om gezondheidsredenen"
had Sijmen er nog achter gezet, hoewel hij
zich opperbest voelde. „Met de meeste
hoogachting, uw dienstwillige dienaar, S.
van Roon".
Des avonds, toen hij de brief op de post
had gedaan, .was hij een beetje verdrietig
naar huis gewandeld. Om acht uur, twee
uur vroeger dan gewoonlijk, was hij al
naar bed gevaan, maar de slaap had hij
niet te pakken kunnen krijgen.
HIJ WAS EEN GOEDE Sint Nicolaas
geweest, al zei hij het zelf. Toen hij veertig
jaar was en nog bij het spoor werkte, was
hij er mee begonnen. Hij herinnerde het
zich nog best. In het schaftlokaal van het
station had hij de kinderen van de overige
personeelsleden ontvangen. Hij was toen
gekleed in een paarse tabberd en twee sein-
wachters hadden voor zwarte Pieten ge
speeld.
Na afloop waren zijn collega's enthou
siast. Ze hadden nog nooit zo'n goede Sin
terklaas gehad en Sijmen, die het zelf ook
prettig werk vond, had het van dat mo
ment af ieder jaar weer gedaan. Niet al
leen bij het spoor, maar ook bij de gym
nastiekvereniging, bij de plaatselijke afde
ling voor onbehuisde kinderen, af en toe
zelfs bij de schoenenwinkelier en een heel
enkele keer privé bij mensen aan huis.
Voor vijf gulden per visite plus twee-vijftig
voor de knecht. Met roe, zak en verguld
boek kostte het twee kwartjes meer.
Maar zijn ideaal lag hoger. Hij wilde
namelijk als goedheiligman door honder
den kinderen bejubeld worden, als vorst
gezeten boven de massa op zijn troon en
vriendelijk wenkend met zijn staf en zijn
witte handschoenen.
Toen hij zijn tweede lustrum als Sinter
klaas vierde, was juist midden in de Sint
Nicolaasweek de goedheilige van het wa-
HET PERSONEEL van het warenhuis
was vertrouwd geraakt met Sijmen van
Roon als goedheiligman. Niemand kon im
mers de bange kinderen zo vlug op hun
gemak stellen als hij en niemand kon zo
bestraffend kijken in het grote boek wan
neer de kinderen iets te luidruchtig voor
zijn zetel verschenen.
En toch gedroeg hij zich niet hoogmoedig
renhuis ontslagen wegens zwendel met de
cassabonnen. Sijmen solliciteerde, de direc
tie van de zaak aarzelde niet lang en stelde
hem, mede met het oog op zijn voortreffe
lijke referenties, als tijdelijke Sinterklaas
aan.
Men heeft er nooit spijt van gehad, want
niemand vatte zijn taak zó ernstig op als
Sijmen en het volgend jaar verleende men
hem dan ook zijn vaste benoeming. Sijmen
accepteerde dit als een vanzelfsprekend
heid. Hij wist, dat hij bijna niet te over
treffen was en hij werd hierin gesterkt
door het aanbod van een concurrerende
tegenover de andere werknemers. Hij liet
de zwarte Pieten altijd meedelen in de
fooien en ook zat hij gewoon bij hel per
soneel in de pauze tussen de middag- en
avondverkoop in de cantine zijn boterham
men op te eten. Zijn mijter zette hij dan
voor zich op tafel.
DE BEDRIJFSLEIDERS waren wel een
beetje geschrokken van de antwoordbrief
van Sijmen. Waar haalden zij zo gauw een
andere ideale Sinterklaas vandaan?
Zij waren zelfs met een grote auto naar
het kleine straatje van Sijmen gereden en
bazar, die hem na een jaar of vijf trachtte
weg te kopen.
Sijmen had echter met een achteloos ge
baar de verlokkende aanbiedingen van de
hand geslagen en de directie van zijn eigen
warenhuis had als dankbaarheid c^aar
tegenover gesteld, dat Sijmen zich om de
drie jaar een nieuwe uitrusting kon laten
aanmeten. Sijmen had daar slechts een be
scheiden gebruik van gemaakt. Af en toe
een nieuwe tabberd was wel noodzakelijk,
omdat de kinderen niet altijd even schone
handen hadden, maar zijn andere attribu
ten waren in die achttien jaar slechts één
keer vernieuwd.
Hij had allang afstand gedaan van de
traditionele plakbaard. In de loop der tij
den had hij echter zijn eigen baard laten
groeien en een geregeld bezoek aan de
kapper had er voor gezorgd, dat er in de
week voor zijn onechte verjaardag een
helder witte baard als een klein poppen-
dekentje over zijn tabberd hing.
hadden in het keukentje met alle moge
lijke argumenten getracht hem over te
halen. Meneer van Roon zou een nieuwe
staf krijgen, zijn zetel zou uit de tocht ge
zet worden en als hij er op stond zou hij
medezeggenschap krijgen bij het vaststellen
van de reclame-slagzinnen. Want zij wis
ten, dat Sijmen daar altijd wel oren naar
had gehad.
Sijmen was echter halsstarrig bij zijn
besluit gebleven. Hij hield er mee op, hij
dacht er niet meer aan om weer bijna drie
weken de kinderen te ontvangen. Achttien
jaren waren meer dan genoeg geweest. En
bokkig staarde hij voor zich uit.
De heren keken elkaar aan, haalden hun
schouders op en stapten weer in de auto.
Er was toch niets meer aan te doen.
Op de dag van de intocht van Sint Nico
laas had Sijmen van Roon het moeilijk
Gewoontegetrouw was hij vroeg opgestaan,
maar erg vrolijk was hij niet. Integendeel.
Somber wandelde hij door de drukke stad
EEN BOOTSMAN, met een trui als
een huid en ongetwijfeld een geweldig
behaarde borst daaronder, woonde sinds
kort in het kleine hartelijke huisje, dat
stond op te gaan in de onbedoelde omar
ming van twee ryen huizen, recht van lijf
en leden, maar zonder vreugden. Sinds
kort had hy de zeven zeeën vaarwel ge
zegd, waarop hy vyfentwintig jaar 't ver
langen had gedragen in het kleine huis
je tussen de bollenvelden te gaan wo
nen. Vijfentwintig jaar had hij het huis
je in de bloei van zyn begeren tot een
rond ideaal verheven, terwijl zich ter
plaatse de bestrating van het bollenveld
voltrok. Toen de straat was volgebouwd
rond het solitaire huisje, kwamen zelfs
de weinig pretentieuze honden er hun
gelegenheid niet meer zoeken. Het was
een onbezoedelde straat met rechtscha
pen mensen.
De bootsman voer zich een lijfrente
bij elkaar en toen hy zich in het huisje
vestigde was hij achtenzestig jaar en
nauwelijks meer by machte zich te ver
zoenen met de verdwenen bollenvelden.
De buurtgesprekken over hem benader
den hun volwassenheid als hij in die
machtige trui boodschappen deed.
Hy sprak nooit en zyn gezicht had de
verbittering, die by een ander door het
leven met de zee zou verweren tot rust.
Hij moest een bedorven mens zijn. Hy
was niet getrouwd, maar alle havenwij
ken zouden wel van hem weten.
Hij had één vriendje. Een jongetje van
zeven jaar belde elke ochtend om acht
uur bij hem aan en kwam dan ikele
minuten later naar buiten met een dub
beltje in zijn knuistje. Steevast elke
ochtend kocht hy van dat dubbeltje een
zakje dropballen. Zijn moeder had al
met de grootste dreigementen de bezoe
ken verboden, maar als het jongetje
maar een kans zag, belde hij aan om
even later met dat dubbeltje naar bui
ten te komen.
De vermoedens van de buurt zal ik u
besparen, maar op een ochtend stond
een agent naast het huisje van de boots
man en werd het kereltje naar het bu
reau gevoerd, waar hij onder dwang zijn
dubbeltje prijs gaf. Maar hij toonde een
trotse weerbaarheid, die zelfs vader
commissaris niet kon doorbreken met
alle middelen. Waar krijg je dat dubbel
tje voor en waarom gehoorzaam je je
moeder niet en waarom vertel je het ons
nou niet, we hebben het beste met je
voor. Het enige, wat ze uit hem kregen
was, dat de bootsman elke ochtend te
gen hem schold. Maar zo hard was het
ventje niet, of hij wilde op den duur
naar moeder. En toen vertelde hij zijn
verhaal.
„Ik bel aan en dan komt de bootsman
naar beneden om open te doen. Dan rent
hij heel hard naar boven, smijt de deur
van zijn slaapkamer dicht en dan ga ik
op die deur bonzen. Wel tien keer en
dan brult hij „Wie is daar?" en dan
moet ik altyd zeggen „De kapitein, op
staan!" Toen zweeg het jong en begon
een beetje te huilen. „En dan?" vroeg
de commissaris. Het ventje zweeg. „En
d&n
Terwijl het jongetje voluit huilde
hoorde de verbysterde commissaris hem
zeggen: „Dan zegt hij: Niks mee te ma
ken, donder op rotvent!" Later hoorden
de ouders, dat het ventje dan onmiddel
lijk naar binnen ging en van het nacht
kastje een klaargelegd dubbeltje pakte,
terwijl de bootsman snurkte.
En in de buurt, waar geen bollenvel
den meer zijn, waar het huisje niet meer
hartelijk en solitair is, werd de oude
zeeman voortaan gemeden als de pest.
De bootsman heeft er nog maar een
kort leven gehad. VOLEUR
en keek smalend naar de reclameplaten,
waarop in felle moderne kleuren de meest
afstotende Sinterklazen het publiek grijn
zend aankeken.
Sijmen drentelde lusteloos verder. Zon
der dat hij zich er van bewust was ging
hij het warenhuis binnen. De portier
groette hem als een oude bekende, maar
Sijmen lette er niet op en belandde na een
halve wenteling van de draaideur in het
roezemoezige leven binnen.
Door de luidsprekers klofiken alle beken
de Sint Nicolaasversjes en de koude neu
trale stem van de omroepster deelde mee,
dat ouders in èet bezit van een cassabon
van tenminste vijf gulden met hun kinde
ren Sint Nicolaas op de tweede étage kon
den bezoeken.
„Dat 's fout", mompelde Sijmen toen hij
de trap opliep, „nooit bedragen noemen,
da 's mijn principe". Hij schudde in ge
dachten zijn hoofd, de baard wiegde mee.
Op de speelgoedafdeling zat de nieuwe
Sinterklaas, op Sijmen's plaats. Met een
groenige tabberd en een baard van engelen
haar. Huiverend wendde Sijmen zich af en
keek toen recht in de ogen van een klein
jongetje, dat aan de hand van zijn moeder
midden in het gangpad was blijven stil
staan en met een uitgestrekt armpje naar
hem wees. „Dag Sint", stamelde het kerel
tje eerbiedig en staarde de oude man met
grote blij-bange ogen aan.
Sijmen kreeg een schok en wendde zijn
blik af. Hij slikte twee, drie keer en zei
toen zacht: „Nee, joch, daar zit Sint Nico
laas" en hij gebaarde vaag naar de hoek
van de afdeling. Toen draaide hij zich om
en liep de trappen af, ging de draaideur
door en stond weer buiten.
Sijmen was tevreden met het leven.
De „Salamander"-reeks van oorspronke
lijke en vertaalde romans, verschijnend bij
de N.V. Em. Querido's Uitgeversmaatschap
pij te Amsterdam, heeft sinds kort een
nieuw en aantrekkelijk stofomslag gekre
gen, met in het midden een per deeltje
wisselend vignet. Als voorbeeld daarvan
reproduceren wij hierbij de tekening, die
voorkomt op het kaft van „Blanke Gestal
ten" door Arthur van Schendel, een bun
del met zeven te weinig bekende verhalen,
elk aan een vrouwenfiguur gewijd, van
deze in 1946 overleden grootmeester van
het Nederlandse proza.
Een nieuwe aanwinst van deze serie, die
ruime belangstelling verdient, is de keuze
die de bekende regisseur Johan de Meester
maakte uit het novellistisch werk van zijn
gelijknamige vader, een typische vertegen
woordiger van het naturalisme. Enkele van
deze gedeeltelijk in Frankrijk, voor de rest
in Nederland spelende vertellingen, hebben
een satirische inslag. In zijn voorwoord
merkt Victor E. van Vriesland onder meer
op: „De Meester was, hierin de voornaam
ste kunststromingen van zijn ijtd weer
spiegelend, een pessimist. Maar zijn pessi
misme was zo vitaal, dat het hem niet deed
kwijnen, maar dat het, integendeel, om zo
te zeggen het leven een opgewonden standje
gaf. Deze schrijver leed en leefde met zijn
figuren".
Waarom „Le diable au corps" van Ray
mond Radiguet door Jacoba van Velde en
F. C. Kuipers als „Van de liefde bezeten"
werd vertaald, is niet geheel duidelijk, al zou
men inderdaad kunnen stellen, dat in dit
werk van een helaas zeer jong gestorven
auteur de als liefde vermomde begeerte tot
bezetenheid wordt. Jammer genoeg is
trouwens de Nederlandse tekst niet geheel
van smetten vrij. Maar dit bezwaar zinkt
in het niet bij de voldoening om het feit,
dat deze bij alle nuchterheid van observa
tie buitengewoon treffende geschiedenis
van de verhouding tussen een vroegrijpe,
zestienjarige jongen en een wat oudere,
gehuwde vrouw in Frankrijk tijdens de
eerste wereldoorlog thans binnen ieders
bereik is gebracht.
Nu moest het nog mogelijk zijn, dat de
linnen bandjes van vroeger terugkeren. Do
huidige zijn gauw beschadigd. K.
OSSIP ZADKINE
De ambassadeur van Frankrijk in ons
land, de heer Jean Paul Garnier, zal op 27
November in het Gemeentemuseum te
Arnhem een tentoonstelling openen. De
expositie, die zal zijn geopend tot 30 Ja
nuari 1955, omvat 65 beeldhouwwerken,
30 gouaches en enkele tekeningen.