Verschil van- ezelsbrugget jes Tussen New York en Tokio Het rumoer Overheid, school en muziek VLOTTE BEWIJSVOERING Fanny" van Pagnol in Rotterdam TEDER Dierbare vrienden PRISMA-PU ZZLES FRANSE PARAGRAAF Directeur Mauritshuis reist naar de V.S. WYNCA LOOS nxxxxxxxxDoooocxxyx Wij zijn aardig bij de hand IK BEN ER WEER helemaal in. Ik ben weer volkomen doordrongen van het feit, dat de Rijn bij Lobith in ons land komt en zich splitst bij Pannerden, dat de IJsel in het IJselmeer mondt en dat de Lek via Nieuwe Maas en Nieuwe Waterweg in de Noordzee stroomt. De elf provinciën met hun hoofdsteden en het rijtje Waddeneilanden rollen uit mijn mond als knikkers uit een zakje. Ik overhoor het huiswerk van Bri gitte, die de eerste wankele schreden heeft gezet op het zo gezegd glibberige pad der aardrijkskunde. Aanvankelijk was Brigitte hevig geïmponeerd door het wóórd alleen en gebruikte ze het te pas en te onpas voor alle nieuwig heden der derde klasse. „Morgen," vertelde ze opgewonden, „morgen krij gen we aardrijkskunde van De Kip." En net toen ze „aardrijkskunde over het Leven van de Bij" had gehad, ge viel het, dat haar broertje Peter ge prikt werd door een, wegens het ver gevorderd seizoen, flegmatische wesp. Toen we allemaal druk doende waren met azijnzure tonic en watten, boog Brigitte zich met kennersblik over de witte bult op Peters hand en verklaar de op de voorzichtige manier van een professor, die de voetstoots aangeno men zekerheden van het leven aan twijfel onderhevig acht: „Tóch méén ik een mannetjes wesp gezien te heb ben en ik weet niet of een mannetjes wesp prikt. Toch eens vragen aan juf." Want Brigitte is een kind, dat het theoretisch geeleerde, waar moge lijk, in practijk brengt. „Ten Óóstenzegt Brigitte bij het overhoren van de grenzen van Neder land en proeft het woord op haar tong. Ten Westen, Zuiden en Noorden heeft ze afgeroffeld, maar „ten Óósten" zegt ze met de zwierige krul in rhythme en intonatie van een declamatrice. „Vraag 3", vervolg ik, met mijn hand op de antwoorden en een blik op de blinde kaart. „Noem de voornaamste steden in de provincies." En aangezien Brigitte een practijk-kind is stoffeer ik de plaatsen met locale sfeer. Haarlem geeft geen moeilijkheden, in Amsterdam woont een hele rits familie, Den Helder bezochten wij tijdens de marinefeesten: „Weet je nog, Brigitte, waar al die oorlogsschepen lagen In Enkhuizen klommen we op de Dromedaris toen we in de haven lagen met de zeilboot en van daaruit staken we over naar Stavoren. En Sta voren ligt in Friesland en we waren er met de grote vacantie. Tot zover gaat alles van een leien dakje. Zutfen, De venter en Zwolle gaan niet zo ge makkelijk. Ik zie de zwarte blinde kaart weer voor me en de lange aan wijsstok met het gummi dopje. Ik haal de ook altijd Overijsel en Gelderland door elkaar. In dit stadium, waar de practijk je niet meer helpt en de zui vere theorie je in de steek laat, nam ik mijn toevlucht altijd tot ezelsbrug- getjes. Via die bruggetjes arriveren we nu in Noord-Brabant. ,,'s-Hertogen- bosch," zegt Brigitte prompt en voluit met een volmaakt hoorbare apostro phe. Het is duidelijk, dat ze het een mooi en deftig woord vindt. Breda en Tilburg weet ze ook nog vlot, maar Eindhoven geeft moeilijk heden. Brigitte springt op en rent naar een hoek van de kamer. Ze duwt haar voorhoofd tegen de muur en beschermt ten overvloede haar ogen ter weerszij den met haar handen. Dat is zo haar geijkte manier van geconcentreerd na denken. ^Hoe ze het in de school doet is me een duister raadsel. „Radiotoestellen," souffleer ik. „Daar!" zegt ze stampvoetend. „Ik had het bijna." „Denk maar aan lampen", help ik. „Maak me nu niet in de war," protes teert Brigitte, „hoe was het nu ook weer? Een eindeen eind „Als je Philips zegt," begin ik weer, „dan volgt het vanzelf: Philips...." „Schei nou uit, ik had het bijna." „Er staat een hele grote fabriek, "houd ik animerend vol, „de grootste van Nederland. Oom John heeft er gewerkt, hij woonde toen in „Ik weet het niet meer," zucht Bri gitte. „Kom nou, je weet het best. Een reus achtige fabriek, iedereen is er trots op. Ze maken er lampen en allerlei electrische dingen en radio „Hou nu op over die radio!" schreeuwt Brigitte paniekerig. „Weet ik véél over radio! Breda, Tilburg.... Breda, Til burg...." Ze wipt op en neer in haar hoek en duwt haar hoofd zo mogelijk nog steviger tegen de muur. „Eindho ven," zegt ze dan opeens en komt te rug naar de tafel. „Wat wou u nu met die radiotoestellen?" „Och, een ezelsbruggetje," leg ik uit. „Daar dénk je dan aanRadio, Philipsdan zeg je vanzelf Eind hoven." „Gek," vindt Brigitte. „Hoe kom je nu van rédio op Eindhoven? Als het me niet te binnen wil schieten, denk ik aan een eind touw. Gewoon een eind touw en dan kom je wel op Eindhoven." EEN ZEKERE LOGICA kan ik niet ontkennen, maar er is natuurlijk wel een gradueel verschil in ezelsbrugge tjes. Ik zou het mijnheer Philips niet graag bekennen en ik acht het een degradatie van de nationale trots, maar mijn dochter denkt voorlopig nog aan Eindhoven via een eind touw. Tout court. En niets van radio en televisie, geen spoor van nationale-industrie- verheerlijking. Gewoon een eind touw. 9) 99 „ER BESTAAN intellectuele mode uitingen. Sedert enige jaren is somberheid de geesten binnengedrongen. De auteurs zeggen graag, dat Frankrijk moreel ten onder gaat en dat de jeugd is ontmoedigd. Dit algemeen verspreide idee is echter onjuist, zoals dat meestal met dergelijke algemene opvattingen het geval is. Het gaat met Frankrijk minder slecht dan onze al te scherpzinnige pessimisten menen en jonge moedige Fransen ontbreken er in het geheel niet." Aldus André Maurois, lid van de Académie Frangaise, in zijn voor woord van het bij de N.V. Uitgeverij „De Kern" te Amsterdam verschenen boek „Tussen New York en Tokio" van de Franse journalist Lapierre. En Maurois doelt daarbij op Dominique en Aliette Lapierre, die tezamen, nadat zij te New York zijn getrouwd bij wijze van huwelijksreis een tocht om de wereld ondernemen met geen andere bezittingen dan driehonderd dollar en een oude auto. Het eerste deel, dat in de steeds beter wor dende serie „Avontuur en Ontdekking" is uitgekomen, behandelt de reis tot en met Tokio en hierin reeds toont Lapierre. dat hij met zijn uitzonderlijke opmerkings gave niet alleen let op de uiterlijke ken merken van de landen en volken. De reis leidt eerst door Virginia, ver volgens naar Mexico en vandaar vertrekt het echtpaar naar de Westkust: „Het is een sneltrein en op comfortabele wijze ge ïnstalleerd wachten wij op het vertrek, dat om 20.01 uur moet plaats vinden. Om kwart voor negen staat de trein nog altijd op het station. Het wachten moe stappen wij uit om de oorzaak van die vertraging aan de weet te komen. Een groep mannen is druk bezig met de stoomleidingen, die WIE MEENT, dat de belangstelling van de overheid voor muziekonderwijs op de scholea een verschijnsel is van de laatste tijd en wie zich over deze nieuwe inzichten verheugd de handen wrijft, die vergist zich ten opzichte van de historie. Uit het ont wikkelingsproces, waaraan school zowel als muziek afzonderlijk of gezamenlijk deel had den, blijkt welk een nauw verband tussen deze beide bronnen van ontwikkeling en beschaving gedurende vele eeuwen heeft be staan. Karei de Gro te, die het onderwijs hervormde, scholen stichtte en ze van een vvèldoordacht leerplan voorzag, vergat daar bij de muziek niet en stelde vast, dat de leerlingen in zang en muziektheorie moes ten worden onderricht. Men kan zich thans ternauwernood voorstellen, hoeveel energie dit aan de docenten en hun discipelen moet hebben gekost. Het notenschrift verkeerde nog in een zodanig stadium van onvolko menheid, dat het slechts ten dele kon weergeven wat bedoeld was. Het duidde de gang der melodie maar bij benadering aan. Het gehele zangrépertoire moest dus prac- tisch uit het hoofd worden geleerd. Dit be stond uit honderden gregoriaanse gezan gen, door de leraar voorgezongen en ein deloos herhaald, totdat de scholieren ze vast in het geheugen hadden. Als wij ons verwonderd afvragen, hoe het mogelijk was dat daaraan zoveel tijd werd besteed, dan dienen we te bedenken, dat de school voor de gemeenschap toen iets anders betekende dan nu. Jos. Smits van Waesberghe zegt daarover in zijn „School en muziek in de middeleeuwen" dat „het in deze tijd aller minst ging om het verwerven van een do sis kennis op school, maar dat de school de jeugd in eerste instantie klaarmaakte om een functie te bekleden in een kunstzinni ge, uit voile overtuiging beleden eredienst". Een hooggesteid ideaal, slechts mogelijk in een door eenheid-van-levensbeschouwing gedragen samenleving. In latere eeuwen zou de functie van de school van karakter veranderen. Maar dit behoefde nog geen scheiding te betekenen tussen haar en de muziek. Een der vorsten, wie de volksopvoeding in zijn r(jk zeer ter harte ging, Frederik de Grote, beveelt in 17-16, dat in de scholen en gymnasia de jeugd met meer zorg moet worden onder wezen in zang en dat daarom driemaal per week zangles moet worden gegeven. Ik wil met deze voorbeelden maar aan tonen, dat het geen nieuwe vorm van over heidszorg was, die in 1954 by de Neder landse regering ter sprake kwam: het in voeren van de muziek by het middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs. Het practische resultaat van het departemen tale overleg is geweest, dat in de toekomst muziekonderwijs (in de vorm van inleiding in de schoonheid der muziek) zal worden gegeven op de hogere burgerscholen en gymnasia, maar met voorlopige beperking tot de middelbare meisjesscholen. Deze be perking is jammer maar begrijpelijk. Invoe ren van een leervak als dit brengt veel moeilijkheden en tegenstanden mee. Het leerplan is overvol, niet iedere onderwijs man ziet van deze uitbreiding de wense lijkheid in en er zijn nog niet veel voor dit doel gevormde docen ten. De minister heeft terecht ingezien, dat niet iedere toonkun stenaar, al heeft hij nog zoveel muzikale capaciteiten, geschikt is dit onderwijs te geven. Om met succes voor de klassen van H.B.S. of gymnasium te staan, moet de muziek-docent aan vele zaken, die niet rechtstreeks samenhangen met zijn muzikale kennis, aandacht hebben gewrjd. Als hij zijn gezag wilde handhaven, dan moet hij antwoord kunnen geven op veel wat hem door zijn leerlingen kan wor den voorgelegd en wat louter op het gebied der algemene ontwikkeling ligt. Er is daar voor dus een bijzondere opleiding ingesteld, welke op de conservatoria met het diploma „Schoolmuziek" wordt beloond. Volledig heidshalve voeg ik hieraan toe, dat dit di ploma sedert enkele jaren ook bij de Staatsexamens voor muziek behaald kan worden en dat doctorandi in de musicologie de bevoegdheid eveneens bezitten. Het zal echter nog wel enige tijd duren, voordat het nieuwe leervak aan alle middelbare scholen en gymnasia gedoceerd kan wor den. Maar het is te hopen, dat te zijner tijd een eind zal komen aan de achterstand, die bij ons onderwijs in dit opzicht heerst. Het is niet waar, dat men wat men noemt „muzikaal" moet zijn om aan der gelijke inleidende lessen over muziek iets te hebben. Ons volk is, in zijn geheel geno men, ontvankelijk voor muziek en het is meermalen verrassend te ervaren hoe zich het muziekbegrip en daarmee de liefde voor de muziek ontwikkelen laatAls eenmaal bij de jonge mens het gevoel voor haar onlroeringsmacht gewekt is, dan gaan nieuwe vergezichten voor hem open: hij gaat het verband zien tussen deze en an dere kunsten, hij wordt in een wereld op genomen, die hem in vele gevallen zal fas cineren door haar geestelijke kracht, die hem in nog meer gevallen verwonderd zal doen staan door haar innerlijke rijkdom en hem in alle gevallen zal doen beseffen, dat er meer dingen tussen hemel en aarde zijn dan hij tevoren had kunnen vermoeden. Men zal opgemerkt hebben, dat in boven staande uiteenzettingen alleen gesproken is over overheidsbemoeiing en dat andere initiatieven (en ook het vraagstuk van de muziek op de lagere school) buiten beschou wing bleven. WILLEM ANDRIESSEN Proeve van illustratie: een oude Japanner, bezig met het versieren van aardewerk met gouddraad. tussen twee wagons schijnen te zijn los gegaan. Daar Mexico een gespecialiseerd land is, stellen wij met bewondering vast, dat vier arbeiders belast zijn met de repa ratie: de eerste, gewapend met een enorme tang draait de moeren los, de tweede draait ze van de bouten af, de derde haalt de moerplaatjes er af, de vierde vervangt de versleten onderdelen, waarna montage in omgekeerde volgorde begint." En iets verder vertelt Lapierre: „Als ik uit de trein stap vind ik tot mijn grote verbazing de dikke D, de rector van het Franse lyceum in Mexico-City terug, wiens geweldige vrouw iedere ochtend om tien uur op de speelplaats snoepgoed verkoopt. Het schijnt zelfs, dat zij haar verkoop kunst zover drijft, dat zij een elastiekje cadeau geeft aan iedere leerling, die drie sinaasappelen koopt, ten einde herti in staat te stellen een katapult te maken en de schil als projectiel te gebruiken". Via Arizona, San Francisco, Honoloe- loe gaat de reis vervolgens naar Japan waar het echtpaar op de kade door een jonge Japanse student, Nishyama, ont vangen wordt. „Bob Nishyama was tijdens de oorlog een van die zelfmoordpiloten, die door de Japanners er op uit werden gestuurd om zich op buitengewoon be langrijke en moeilijk te bereiken doelen te pletter te laten vallen. Op een dag schoot Bob in een gevecht een Amerikaans jachtvliegtuig neer. Het toestel stortte in vlammen gehuld neer en de piloot werd gedood. Zodra de oorlog was afgelopen, lieten de ouders van de jonge Amerikaan de Japanse piloot, die hun zoon had ge dood, opzoeken en zij boden hem ver scheidene duizenden dollars aan opdat die vliegenier in Amerika kon komen studeren en daar kon leren wat democratie is In Japan wordt Dominique oorlogscor respondent van de UNO in Korea en do ceert Aliette op een modevakschool. Na talrijke wederwaardigheden hebben zij geld genoeg om de reis naar Frankrijk voort te zetten, hetgeen echter in „Azië van Oost naar West" beschreven zal wor- den, H. de Gr. O ALS OVER de Noren de expeditiegeest vaardig wordt, dan zijn zij niet meer te houden. Zij verpakken zich ongemakkelijk in dassen, mutsen en bonkers en gaan een polair luchtje happen zonder er een woord over naar huis te schrijven. Af en toe lijkt liet of zij zich nog liever stilletje» door de kou laten bevangen dan er ook maar iets over naar huis te schrijven, zó wars zijn zij van publiciteit. Een volgende expeditie moet er maar achter zien te komen hoe het hun vergaan is. En wanneer dan vijf Noren een expedi tie in de nog wel Stille Oceaan beginnen, is men helemaal niet meer geneigd daar nog enig nieuws over te verwachten. Dat er, zoals in het geval van de Kon-Tiki- expeditie, tóch uitvoerig over gefilmd en tentoongesteld wordt, is er dan ook wel licht alleen aan te danken, dat er een Zweed bij was. Wij allen, die ons gewillig de adem hebben laten benemen door het boek over de wederwaardigheden van Thor Heyerdahl en zijn mannen, kunnen thans het vlot zien, waarop zij zich hon derdenéén dagen lang hebben laten gaan. Floris Meslier, die reeds geruime tijd een walvis exploiteert en op het ogenblik juist zit te „dubben" of zijn roeping met het beest nu verder het volksonderwijs in het Nabije Oosten geldt dan wel de gees telijke verheffing van Zuid-Amerika kon er nog best een object bij hebben. Hij heeft het met de manager van het vlot zo kunnen managen, dat dit vlot ook in ons land te kijk is gelegd, eerst in Rotter dam en thans in Amsterdam. Het wordt overkoepeld door een sfeervolle blauwe tent van de heer O. Hellesqe, Teltverksted te Bergen (N.). De bewoners van Rotter dam en Amsterdam bekijken het even in tensief van alle kanten als de bewoners van de Stille Oceaan het destijds van on deren hebben bezichtigd. Het vlot ziet er beslist wel stevig uit en daarom hebben wij aanvankelijk niet be grepen, waarom er een bordje „Verboden aan te raken" op staat. Maar dat is er wel licht op blijven staan na de expeditie, waarbij het immers bestemd geweest kan zijn om de wal-, inkt- en zaagvissen op een even eerbiedige afstand te houden als de huidige bezoekers. Aan de te laat aange boden diensten der zaagvissen had men uiteraard geen behoefte, nadat de balsa- stammen voor het vlot reeds in Equador waren afgezaagd. Op dit vlot zijn dus Thor Heyerdahl, Herman Watzinger, Knut Haugland, Tor- stein Raaby, Erik Hesselberg en Bengt Danielson met hun hele wetenschappelijke hebben en houwen voortgestuwd door de Humboldtstroom, welke reeds in de vorige eeuw toevallig door een ontdekkingsreizi ger van dezelfde naam (F. H. Alexander Baron von Humboldt) werd opgemerkt. Zij hebben daarmee willen bewijzen, dat de Polynesische eilanden niet uit Azië zijn 99 Het Rotterdams Toneel heeft twee stuk ken in studie genomen, te weten „Fanny" van Marcel Pagnol in de vertaling en on der regie van Bob de Lange en „Les Nuits de la Colère" van Armand Salacrou in de vertaling van Anna Koopman en onder re gie van Jan Teulings. De première van „Fanny" zal op 1 Ja nuari worden gegeven in de Rotterdamse Schouwburg, gevolgd door de Nieuwjaars wens van W. A. Wagener. Ook de eerste voorstelling van het twee de stuk, waarvan de Nederlandse titel nog niet is vastgesteld, zal begin Januari plaats hebben, vermoedelijk ook in Rotterdam. bevolkt, zoals klakkeloos werd aangeno men, maar uit Zuid-Amerika, met als grote uitvalspoort voor de migratie Calao in Peru. Indien alle geleerden bereid waren zich zo persoonlijk voor hun bewijsvoering in te zetten dan zouden vele wetenschappen er waarschijnlijk minder ingewikkeld uit zien. Het is deze instelling van „vaarwel, heb ik ongelijk dan kom ik om.die wij al eens als een typisch Noors karaktertrek- je hebben horen beschrijven. Trouwens, zelfs als men het grootste gelijk ter wereld heeft, kan men op en derglijk tocht nog wel omkomen: het is immers geen argu ment tegen de vraatzucht van de haaien, de inhaligheid van de inktvissen en de lompe omgangsvormen der walvissen? Tot dat inzicht zijn Thor en zijn mannen ook wel gekomen. Het eten was geen probleem: de vlie gende vissen kwamen hun zo aanvliegen. Men kent deze smakelijke familieleden van onze haring wel, die zo lang boven water kunnen blijven dat men zich afvraagt hoe zij zulk een lange tijd de adem kunnen in houden. De Humboldtstroom voerde een geweldige variatie aan menu's onder hen door. Het drinkwater was helemaal geen probleem: men neemt een rauwe vis en perst deze uit. Misschien hadden zij ook liever een citroen uitgeperst, maar la mer comme a la mer, nietwaar? Hoe dan ook, de voornaamste drijfveer tot deze onderneming is natuurlijk geweest het uitdagende „dat bestaat niet" van an dere geleerden. Dezen hielden immers vol dat de balsahouten vlotten, welke in de oudheid door de Inca's gebruikt werden, op zo'n lange tocht wel moesten zinken. Tenzij men ze geregeld te drogen kon leg gen daar is nu juist in de Stille Oceaan weinig gelegenheid voor. Er bleef de No ren en de Zweed dus niets anders over dan de Prae-Inca's en de Inca's van res pectievelijk 1400 en 500 jaar geleden nog eens zo getrouw mogelijk te imiteren. De bedenking, dat Thor en de zijnen dan toch maar radio op hun vlot hadden kan van de hand worden gewezen. De oude Inca's waren reeds achter zóveel dingen, die wij Theo J. van der Wal is er ln gesiaagu om wat hij zelf noemt .honderden ver nuftspelen op elk gebied Ln alle denk bare graden van moeilijkheid" uit te denken en te verzamelen in het Prisma- puzzle-boek (uitgegeven door Het Spectrum te Utrecht). Hij heeft daarbij kennelijk zijn best gedaan om een zo groot mogelijke va riatie in zijn problemen en probleempjes te scheppen en dit is hem uitstekend gelukt. Want niet alleen komen in dit boekje zulke vragen voor als „Hoeveel halve stuivers gaan er in een half kwartje?" (antwoord binnen drie so- conden) maar ook legt hij zijn lezers eindeloos lange verhalen voor, waarbij men met een beperkt aantal gegevens toch het antwoord van een verschrik kelijk moeilijk vraagstuk kan vinden. Men kan dit boekje uiteraard voor vele doeleinden gebruiken: bij het werk, in de trein, gedurende een vervelende visite of zomaar thuis om iets te doen te hebben. Men komt trouwens altijd als overwinnaar uit de strijd, want achterin staan alle 533 antwoorden op een rijtje, hetgeen voor velen een troost zal zijn. nog niet bevroedden, dat zij ook best ra dio's gehad kunnen hebben. WIJ HEBBEN allemaal een beetje on beholpen voor dat vlot met die bamboehut en dat vierkante zeil gestaan, waarmee die achtduizend kilometer zijn afgelegd. Rustig uit laten drijven.... Ik herinnerde mij de paniek waarin ik al raakte, toen de bad man dit alleen nog maar bij zwemles tegen mij zei. Bij het verlaten van de mooie tent van de heer O. Hellesqe te Bergen (N.) heb ik mij gepijnigd met de vraag of Thor en zijn mannen nu echt elke dag een bordje plankton hebben gegeten. Ondertussen schalde een zegevierende luidspreker-stem in mijn oren: „Wetenschap, vernuft en verbeeldingskracht hadden opnieuw de zogenaamde limiet der menselijke moge lijkheden overschredenToen wist ik het. Als dat zo is dan hebben zij vast en zeker ook plankton gegeten. En nu zijn er altijd nog mensen, die met de scepsis van een orgelman vragen: „Nou en?" Zij willen wel eens weten of het nu zo belangrijk is of een eiland nu van deze Qf van gene zijde is bevolkt. Hen ver wijzen wij naar de Nieuw Guinea-kwestie. KO BRUGBIER VOOR EEN KLEINE geharde boeren gemeenschap werd een lezing gehouden over de liefde, want een kleine geharde boerengemeenschap geeft men geen sexuele voorlichting. Nu is ook het spre ken over liefde niet gemakkelijk voor mensen, die de natuurlijke eenvoud be zitten, waarin liefde een vanzelfspre kend bestaan leidt. Het ontroert d'e bui tenstaander de boer gebogen te zien op zijn land, om hem met eindeloze zorg steeds te zien doen en laten, wat voor de ander een beleving van fundamentele natuurgevoelens zou zijn. De boer be- lééft die niet dagelijks, de boer valt er mee samen, altijd. Het waarom is nooit zijn overweging en daarom is zijn leven onbevangen en de grote levensvervoe- ring een andere, dan de buitenstaander hem toebedeel. Hij kent zijn eigen lief de niet, want hy is die liefde en doet er goed en kwaad mee. Zó kiest de boer zich een vrouw, dacht de spreker en nam zich voor uit te weiden over de tederheid als onmiddellijke exponent van de liefde. Met tederheid kan ik de boer verbazen, dacht hij, tederheid kan hem de liefde duidelijker maken dan de liefde zelf, want die laat hij zich niet meer leren hij laat zich niet ont eigenen. Hij sprak. Hij droeg ontroerende ver zen voor. Hij sprak over de tederheid, die de geweldige brede natuur van jaargetijden voorbij is en de mens eigen. In de zaal luisterde men gespannen en met grote overgave. In de pauze kwam een jong paartje naar hem toe. Het meisje zei: „Ik heb goed naar u geluisterd en ik geloof dat u veel gezegd1 heeft voor mijn verloofde, maar hij begrijpt het niet goed". Een forsgeschouderde jongkerel stond wat onwennig ja te knikken. Zijn hele hou ding, zijn open gezicht, grove handen en ruwe kleding tekenden zijn toekomst en verleden: een goede boer. De spre ker wachtte op precisering. Maar er kwam niet meer. „U bent dus verloofd1". Hij nam het initiatief maar. Ze knikten, liet was immers al gezegd. „U houdt van elkaar?" Dat volgde uit de verloving. „Is hij lief voor je?". De spreker zocht heil b(j het meisje. „Dat wel," zei ze, nog steeds beschut. Toen wist de spreker dat hij naast zijn doel had geschoten. Hij had gesproken over tederheid, dit meisje miste teder heid, maar geen van de twee had be grepen wat hij eigenlijk precies had willen zeggen. De spreker begreep zijn fout. „De enige mogelijkheid is eigen lijk dat ik de volgende keer met mijn vrouw kom en een uur lang tederheid demonstreer," dacht hij, „wat de boer niet ziet is vrij onduidelijkHij zei: „Kerel, je moet eens leuke dingen tegen haar zeggen, lieve zoete dingen". „Hij is dol op veel suiker im zijn kof fie", zei het mejsje. „Je moet haar eens helpen met jas aantrekken en zo", hield de spreker vol. „Ze heeft een hele mooie," was het eerste dat de man zei. „En je moet haar eens goed beet pakken en zacht kussen en over haar gezicht strelen." Het meisje straalde, daér was ze voor gekomen. De jongkerel keek haar heel peinzend aan. Niet-begrijpend haalde hij zijn handen uit zijn zakken en hield ze de spreker voor: „Mêe zulk' handen?" vroeg hy. VOLEUR. PARIJS, December, Pas na middernacht wordt het ongeveer rustig: er is wat gesnor van auto's te horen uit stra ten voorbij de andere huizen, maar het is een geluid dat aan slapen doet denken. In een lager gelegen apartement loopt het bad vol en er zijn soms knallen, zoals die in iedere stad bij nacht voorkomen men zou een moord vermoeden, maar de vol gende ochtend is er zelden een sensatie. Overdag is het lawaai zo groot, dat men nu en dan in de verleiding komt zich voor te stellen hoe het er op al deze overbe volkte straathoeken uit zal zien als de wil dernis er is teruggekeerd. Charles-Noei Martin, een jonge atoomgeleerde, heeft onlangs in het weekblad Express een schetsmatig overzicht gegeven van de uit werking die enkele proeven met H-bom- men al op het leven ter wereld kunnen hebben en daarmee de verbeelding mis schien geprikkeld. Er is ook een journaal filmpje van hem gemaakt, waarin hij in opnieuw verkorte vorm de zelfde inlich tingen geeft: wetenschappelijk nieuws be gint in Frankrijk voedsel voor de dagelijk se verbeelding te worden, zoals een maand of wat geleden bleek toen een automobilist op een landweg bij het vervangen van een lekke band beschoten werd door een boer, die in hem een Martiaan van een vliegende schotel zag. Dergelijke zware middelen zijn overigens niet eens nodig, of misschien hebben zij hun invloed al tevoren gehad; in ieder geval zijn er steden waar het aan- 'zien van de trams in de rails, de laatste modellen in de étalages en in de tijdschrif ten in de kiosken als vanzelf de voorstel ling oproepen van hetzelfde gebied nadat de winkels, bioscopen en lantaarnpalen zijn opgerold en weggelegd in het vloerkleed van asfalt. In sommige steden kan men het zich beter voorstellen dan in andere. Hoe zachter de bodem hoe makkelijker en alleen als het plaveisel van asfalt is. In moeilijke gevallen moet er een mate van ergernis te hulp komen, over hoeveel heden lawaai en drukte die in een tege moetkomende waardering voor steedse rumoerigheid niet meer kunnen worden opgenomen. Een cafétje aan de Rue de Richelieu, waar men omstreeks het mkv- daguur zelfs achter de gesloten ramen tel kens weer zijn woorden moet herhalen om dat een ronkende scooter een zinsdeel heeft meegesleurd, in het algemeen alle café terrassen op hoeken waar verkeerslichten staan, zodat iedere anderhalve minuut twintig auto's hun sprint naar 't volgende verkeerslicht inzetten. Een warenhuis later in de middag, waar men zich iedere paar passen moet uitrekken om zo min mogelijk vlc-erruimte in beslag te nemen. En het trottoir voor de étalages, waar men zich schuifelend vooruit beweegt, totdat er do kans is om zich als een rugbyspeler in een opening van korte duur te werpen. Een restaurant waar een tweemans-muziekje speelt, dat men zou kunnen vergeten, ware het niet dat de gitarist alleen voor de aller eenvoudigste passages genoeg accoorden geleerd heeft. Of een oversteekplaats van een brede straat, waar alleen een opening in het verkeer in de ene richting komt als dat in de andere op zijn dikst is. Dit alles wordt niettemin gewoon. Wie bezig is zich teweer te stellen in het stads verkeer komt er niet gauw toe zich te be klagen. Pas later, als men uit een hoog raam ergens op de straat neerkijkt, met achter zich een stoel en een asbakje, vraagt men zich af hoe het mogelijk geweest is er urenlang onbewogen bij te blijven. Het leven ziet er trouwens gevaarlijker uit van een vierde verdieping: de overstekende wandelaars lijken voortdurend te laat te zijn om te ontkomen aan naderende auto's en niets doet bovendien vermoeden dat zij het gevaar hebben opgemerkt. Iemand staat hij een boom te betogen tegen de schaarse omstanders. Men kan zijn stem precies volgen maar de woorden niet onderscheiden. Als het raam open is, wordt zijn stem opgenomen in het geraas van het verkeer. Dan herinnert men zich de dag zonder de tijd die de lawaaien en de zwoegende tienduizenden nog op een af stand van elkaar hield. En alles loopt in geraas en drukte dooreen, zoals op de ach tergrond bij de aankondiging van een film journaal, dat daarmee de weetgierigheid van het publiek hoopt te wetten. Terug in de stille stoel stelt men zich het everzwijn voor, dat door de struiken en de varens zal draven waar nu nog de Place St-Michel is en wijzelf zullen toezien van het zonnige niets uit, knabbelend op een strootje. Dr. A. B. de Vries, directeur van Het Mauritshuis te 's-Gravenhage, vertrekt de volgende week naar New York om aan wezig te zijn bij het transport van de expo- sotie „Nederlandse Meesters uit de zeven tiende eeuw" naar Toledo in de staat Ohio. Deze tentoonstelling wordt op 5 Januari in Toledo geopend.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1954 | | pagina 15