Verschil van-
ezelsbrugget jes
Tussen New York en Tokio
Het rumoer
Overheid, school en muziek
VLOTTE BEWIJSVOERING
Fanny" van Pagnol
in Rotterdam
TEDER
Dierbare vrienden
PRISMA-PU ZZLES
FRANSE PARAGRAAF
Directeur Mauritshuis
reist naar de V.S.
WYNCA LOOS
nxxxxxxxxDoooocxxyx
Wij zijn aardig bij de hand
IK BEN ER WEER helemaal in. Ik ben
weer volkomen doordrongen van het
feit, dat de Rijn bij Lobith in ons land
komt en zich splitst bij Pannerden, dat
de IJsel in het IJselmeer mondt en dat
de Lek via Nieuwe Maas en Nieuwe
Waterweg in de Noordzee stroomt. De
elf provinciën met hun hoofdsteden en
het rijtje Waddeneilanden rollen uit
mijn mond als knikkers uit een zakje.
Ik overhoor het huiswerk van Bri
gitte, die de eerste wankele schreden
heeft gezet op het zo gezegd glibberige
pad der aardrijkskunde. Aanvankelijk
was Brigitte hevig geïmponeerd door
het wóórd alleen en gebruikte ze het
te pas en te onpas voor alle nieuwig
heden der derde klasse. „Morgen,"
vertelde ze opgewonden, „morgen krij
gen we aardrijkskunde van De Kip."
En net toen ze „aardrijkskunde over
het Leven van de Bij" had gehad, ge
viel het, dat haar broertje Peter ge
prikt werd door een, wegens het ver
gevorderd seizoen, flegmatische wesp.
Toen we allemaal druk doende waren
met azijnzure tonic en watten, boog
Brigitte zich met kennersblik over de
witte bult op Peters hand en verklaar
de op de voorzichtige manier van een
professor, die de voetstoots aangeno
men zekerheden van het leven aan
twijfel onderhevig acht: „Tóch méén
ik een mannetjes wesp gezien te heb
ben en ik weet niet of een mannetjes
wesp prikt. Toch eens vragen aan
juf." Want Brigitte is een kind, dat
het theoretisch geeleerde, waar moge
lijk, in practijk brengt.
„Ten Óóstenzegt Brigitte bij het
overhoren van de grenzen van Neder
land en proeft het woord op haar tong.
Ten Westen, Zuiden en Noorden heeft
ze afgeroffeld, maar „ten Óósten" zegt
ze met de zwierige krul in rhythme en
intonatie van een declamatrice.
„Vraag 3", vervolg ik, met mijn hand
op de antwoorden en een blik op de
blinde kaart. „Noem de voornaamste
steden in de provincies." En aangezien
Brigitte een practijk-kind is stoffeer ik
de plaatsen met locale sfeer.
Haarlem geeft geen moeilijkheden, in
Amsterdam woont een hele rits familie,
Den Helder bezochten wij tijdens de
marinefeesten: „Weet je nog, Brigitte,
waar al die oorlogsschepen lagen
In Enkhuizen klommen we op de
Dromedaris toen we in de haven
lagen met de zeilboot en van daaruit
staken we over naar Stavoren. En Sta
voren ligt in Friesland en we waren er
met de grote vacantie. Tot zover gaat
alles van een leien dakje. Zutfen, De
venter en Zwolle gaan niet zo ge
makkelijk. Ik zie de zwarte blinde
kaart weer voor me en de lange aan
wijsstok met het gummi dopje. Ik haal
de ook altijd Overijsel en Gelderland
door elkaar. In dit stadium, waar de
practijk je niet meer helpt en de zui
vere theorie je in de steek laat, nam
ik mijn toevlucht altijd tot ezelsbrug-
getjes. Via die bruggetjes arriveren we
nu in Noord-Brabant. ,,'s-Hertogen-
bosch," zegt Brigitte prompt en voluit
met een volmaakt hoorbare apostro
phe. Het is duidelijk, dat ze het een
mooi en deftig woord vindt.
Breda en Tilburg weet ze ook nog
vlot, maar Eindhoven geeft moeilijk
heden. Brigitte springt op en rent naar
een hoek van de kamer. Ze duwt haar
voorhoofd tegen de muur en beschermt
ten overvloede haar ogen ter weerszij
den met haar handen. Dat is zo haar
geijkte manier van geconcentreerd na
denken. ^Hoe ze het in de school doet
is me een duister raadsel.
„Radiotoestellen," souffleer ik.
„Daar!" zegt ze stampvoetend. „Ik had
het bijna."
„Denk maar aan lampen", help ik.
„Maak me nu niet in de war," protes
teert Brigitte, „hoe was het nu ook
weer? Een eindeen eind
„Als je Philips zegt," begin ik weer,
„dan volgt het vanzelf: Philips...."
„Schei nou uit, ik had het bijna."
„Er staat een hele grote fabriek, "houd
ik animerend vol, „de grootste van
Nederland. Oom John heeft er gewerkt,
hij woonde toen in
„Ik weet het niet meer," zucht Bri
gitte.
„Kom nou, je weet het best. Een reus
achtige fabriek, iedereen is er trots
op. Ze maken er lampen en allerlei
electrische dingen en radio
„Hou nu op over die radio!" schreeuwt
Brigitte paniekerig. „Weet ik véél over
radio! Breda, Tilburg.... Breda, Til
burg...." Ze wipt op en neer in haar
hoek en duwt haar hoofd zo mogelijk
nog steviger tegen de muur. „Eindho
ven," zegt ze dan opeens en komt te
rug naar de tafel. „Wat wou u nu
met die radiotoestellen?"
„Och, een ezelsbruggetje," leg ik uit.
„Daar dénk je dan aanRadio,
Philipsdan zeg je vanzelf Eind
hoven."
„Gek," vindt Brigitte. „Hoe kom je nu
van rédio op Eindhoven? Als het me
niet te binnen wil schieten, denk ik aan
een eind touw. Gewoon een eind touw
en dan kom je wel op Eindhoven."
EEN ZEKERE LOGICA kan ik niet
ontkennen, maar er is natuurlijk wel
een gradueel verschil in ezelsbrugge
tjes. Ik zou het mijnheer Philips niet
graag bekennen en ik acht het een
degradatie van de nationale trots, maar
mijn dochter denkt voorlopig nog aan
Eindhoven via een eind touw. Tout
court. En niets van radio en televisie,
geen spoor van nationale-industrie-
verheerlijking. Gewoon een eind touw.
9)
99
„ER BESTAAN intellectuele mode
uitingen. Sedert enige jaren is somberheid
de geesten binnengedrongen. De auteurs
zeggen graag, dat Frankrijk moreel ten
onder gaat en dat de jeugd is ontmoedigd.
Dit algemeen verspreide idee is echter
onjuist, zoals dat meestal met dergelijke
algemene opvattingen het geval is. Het
gaat met Frankrijk minder slecht dan onze
al te scherpzinnige pessimisten menen en
jonge moedige Fransen ontbreken er in
het geheel niet." Aldus André Maurois, lid
van de Académie Frangaise, in zijn voor
woord van het bij de N.V. Uitgeverij „De
Kern" te Amsterdam verschenen boek
„Tussen New York en Tokio" van de
Franse journalist Lapierre.
En Maurois doelt daarbij op Dominique
en Aliette Lapierre, die tezamen, nadat zij
te New York zijn getrouwd bij wijze van
huwelijksreis een tocht om de wereld
ondernemen met geen andere bezittingen
dan driehonderd dollar en een oude auto.
Het eerste deel, dat in de steeds beter wor
dende serie „Avontuur en Ontdekking" is
uitgekomen, behandelt de reis tot en met
Tokio en hierin reeds toont Lapierre. dat
hij met zijn uitzonderlijke opmerkings
gave niet alleen let op de uiterlijke ken
merken van de landen en volken.
De reis leidt eerst door Virginia, ver
volgens naar Mexico en vandaar vertrekt
het echtpaar naar de Westkust: „Het is een
sneltrein en op comfortabele wijze ge
ïnstalleerd wachten wij op het vertrek,
dat om 20.01 uur moet plaats vinden. Om
kwart voor negen staat de trein nog altijd
op het station. Het wachten moe stappen
wij uit om de oorzaak van die vertraging
aan de weet te komen. Een groep mannen
is druk bezig met de stoomleidingen, die
WIE MEENT, dat de belangstelling van
de overheid voor muziekonderwijs op de
scholea een verschijnsel is van de laatste
tijd en wie zich over deze nieuwe inzichten
verheugd de handen wrijft, die vergist zich
ten opzichte van de historie. Uit het ont
wikkelingsproces, waaraan school zowel als
muziek afzonderlijk of
gezamenlijk deel had
den, blijkt welk een
nauw verband tussen
deze beide bronnen
van ontwikkeling en
beschaving gedurende
vele eeuwen heeft be
staan. Karei de Gro
te, die het onderwijs
hervormde, scholen
stichtte en ze van een
vvèldoordacht leerplan
voorzag, vergat daar
bij de muziek niet en stelde vast, dat de
leerlingen in zang en muziektheorie moes
ten worden onderricht. Men kan zich thans
ternauwernood voorstellen, hoeveel energie
dit aan de docenten en hun discipelen moet
hebben gekost. Het notenschrift verkeerde
nog in een zodanig stadium van onvolko
menheid, dat het slechts ten dele kon
weergeven wat bedoeld was. Het duidde de
gang der melodie maar bij benadering aan.
Het gehele zangrépertoire moest dus prac-
tisch uit het hoofd worden geleerd. Dit be
stond uit honderden gregoriaanse gezan
gen, door de leraar voorgezongen en ein
deloos herhaald, totdat de scholieren ze
vast in het geheugen hadden. Als wij ons
verwonderd afvragen, hoe het mogelijk was
dat daaraan zoveel tijd werd besteed, dan
dienen we te bedenken, dat de school voor
de gemeenschap toen iets anders betekende
dan nu. Jos. Smits van Waesberghe zegt
daarover in zijn „School en muziek in de
middeleeuwen" dat „het in deze tijd aller
minst ging om het verwerven van een do
sis kennis op school, maar dat de school de
jeugd in eerste instantie klaarmaakte om
een functie te bekleden in een kunstzinni
ge, uit voile overtuiging beleden eredienst".
Een hooggesteid ideaal, slechts mogelijk in
een door eenheid-van-levensbeschouwing
gedragen samenleving.
In latere eeuwen zou de functie van de
school van karakter veranderen. Maar dit
behoefde nog geen scheiding te betekenen
tussen haar en de muziek. Een der vorsten,
wie de volksopvoeding in zijn r(jk zeer ter
harte ging, Frederik de Grote, beveelt in
17-16, dat in de scholen en gymnasia de
jeugd met meer zorg moet worden onder
wezen in zang en dat daarom driemaal per
week zangles moet worden gegeven.
Ik wil met deze voorbeelden maar aan
tonen, dat het geen nieuwe vorm van over
heidszorg was, die in 1954 by de Neder
landse regering ter sprake kwam: het in
voeren van de muziek by het middelbaar
en voorbereidend hoger onderwijs. Het
practische resultaat van het departemen
tale overleg is geweest, dat in de toekomst
muziekonderwijs (in de vorm van inleiding
in de schoonheid der muziek) zal worden
gegeven op de hogere burgerscholen en
gymnasia, maar met voorlopige beperking
tot de middelbare meisjesscholen. Deze be
perking is jammer maar begrijpelijk. Invoe
ren van een leervak als dit brengt veel
moeilijkheden en tegenstanden mee. Het
leerplan is overvol,
niet iedere onderwijs
man ziet van deze
uitbreiding de wense
lijkheid in en er zijn
nog niet veel voor dit
doel gevormde docen
ten.
De minister heeft
terecht ingezien, dat
niet iedere toonkun
stenaar, al heeft hij
nog zoveel muzikale
capaciteiten, geschikt
is dit onderwijs te geven. Om met succes
voor de klassen van H.B.S. of gymnasium
te staan, moet de muziek-docent aan vele
zaken, die niet rechtstreeks samenhangen
met zijn muzikale kennis, aandacht hebben
gewrjd. Als hij zijn gezag wilde handhaven,
dan moet hij antwoord kunnen geven op
veel wat hem door zijn leerlingen kan wor
den voorgelegd en wat louter op het gebied
der algemene ontwikkeling ligt. Er is daar
voor dus een bijzondere opleiding ingesteld,
welke op de conservatoria met het diploma
„Schoolmuziek" wordt beloond. Volledig
heidshalve voeg ik hieraan toe, dat dit di
ploma sedert enkele jaren ook bij de
Staatsexamens voor muziek behaald kan
worden en dat doctorandi in de musicologie
de bevoegdheid eveneens bezitten. Het zal
echter nog wel enige tijd duren, voordat
het nieuwe leervak aan alle middelbare
scholen en gymnasia gedoceerd kan wor
den. Maar het is te hopen, dat te zijner tijd
een eind zal komen aan de achterstand, die
bij ons onderwijs in dit opzicht heerst.
Het is niet waar, dat men wat men
noemt „muzikaal" moet zijn om aan der
gelijke inleidende lessen over muziek iets
te hebben. Ons volk is, in zijn geheel geno
men, ontvankelijk voor muziek en het is
meermalen verrassend te ervaren hoe zich
het muziekbegrip en daarmee de liefde
voor de muziek ontwikkelen laatAls
eenmaal bij de jonge mens het gevoel voor
haar onlroeringsmacht gewekt is, dan gaan
nieuwe vergezichten voor hem open: hij
gaat het verband zien tussen deze en an
dere kunsten, hij wordt in een wereld op
genomen, die hem in vele gevallen zal fas
cineren door haar geestelijke kracht, die
hem in nog meer gevallen verwonderd zal
doen staan door haar innerlijke rijkdom
en hem in alle gevallen zal doen beseffen,
dat er meer dingen tussen hemel en aarde
zijn dan hij tevoren had kunnen vermoeden.
Men zal opgemerkt hebben, dat in boven
staande uiteenzettingen alleen gesproken
is over overheidsbemoeiing en dat andere
initiatieven (en ook het vraagstuk van de
muziek op de lagere school) buiten beschou
wing bleven. WILLEM ANDRIESSEN
Proeve van illustratie: een oude Japanner,
bezig met het versieren van aardewerk
met gouddraad.
tussen twee wagons schijnen te zijn los
gegaan. Daar Mexico een gespecialiseerd
land is, stellen wij met bewondering vast,
dat vier arbeiders belast zijn met de repa
ratie: de eerste, gewapend met een enorme
tang draait de moeren los, de tweede
draait ze van de bouten af, de derde haalt
de moerplaatjes er af, de vierde vervangt
de versleten onderdelen, waarna montage
in omgekeerde volgorde begint."
En iets verder vertelt Lapierre: „Als ik
uit de trein stap vind ik tot mijn grote
verbazing de dikke D, de rector van het
Franse lyceum in Mexico-City terug, wiens
geweldige vrouw iedere ochtend om tien
uur op de speelplaats snoepgoed verkoopt.
Het schijnt zelfs, dat zij haar verkoop
kunst zover drijft, dat zij een elastiekje
cadeau geeft aan iedere leerling, die drie
sinaasappelen koopt, ten einde herti in
staat te stellen een katapult te maken en
de schil als projectiel te gebruiken".
Via Arizona, San Francisco, Honoloe-
loe gaat de reis vervolgens naar Japan
waar het echtpaar op de kade door een
jonge Japanse student, Nishyama, ont
vangen wordt. „Bob Nishyama was tijdens
de oorlog een van die zelfmoordpiloten,
die door de Japanners er op uit werden
gestuurd om zich op buitengewoon be
langrijke en moeilijk te bereiken doelen
te pletter te laten vallen. Op een dag
schoot Bob in een gevecht een Amerikaans
jachtvliegtuig neer. Het toestel stortte in
vlammen gehuld neer en de piloot werd
gedood. Zodra de oorlog was afgelopen,
lieten de ouders van de jonge Amerikaan
de Japanse piloot, die hun zoon had ge
dood, opzoeken en zij boden hem ver
scheidene duizenden dollars aan opdat die
vliegenier in Amerika kon komen studeren
en daar kon leren wat democratie is
In Japan wordt Dominique oorlogscor
respondent van de UNO in Korea en do
ceert Aliette op een modevakschool. Na
talrijke wederwaardigheden hebben zij
geld genoeg om de reis naar Frankrijk
voort te zetten, hetgeen echter in „Azië
van Oost naar West" beschreven zal wor-
den, H. de Gr. O
ALS OVER de Noren de expeditiegeest
vaardig wordt, dan zijn zij niet meer te
houden. Zij verpakken zich ongemakkelijk
in dassen, mutsen en bonkers en gaan een
polair luchtje happen zonder er een woord
over naar huis te schrijven. Af en toe lijkt
liet of zij zich nog liever stilletje» door de
kou laten bevangen dan er ook maar iets
over naar huis te schrijven, zó wars zijn
zij van publiciteit. Een volgende expeditie
moet er maar achter zien te komen hoe
het hun vergaan is.
En wanneer dan vijf Noren een expedi
tie in de nog wel Stille Oceaan beginnen,
is men helemaal niet meer geneigd daar
nog enig nieuws over te verwachten. Dat
er, zoals in het geval van de Kon-Tiki-
expeditie, tóch uitvoerig over gefilmd en
tentoongesteld wordt, is er dan ook wel
licht alleen aan te danken, dat er een
Zweed bij was. Wij allen, die ons gewillig
de adem hebben laten benemen door het
boek over de wederwaardigheden van
Thor Heyerdahl en zijn mannen, kunnen
thans het vlot zien, waarop zij zich hon
derdenéén dagen lang hebben laten gaan.
Floris Meslier, die reeds geruime tijd een
walvis exploiteert en op het ogenblik
juist zit te „dubben" of zijn roeping met
het beest nu verder het volksonderwijs in
het Nabije Oosten geldt dan wel de gees
telijke verheffing van Zuid-Amerika
kon er nog best een object bij hebben. Hij
heeft het met de manager van het vlot
zo kunnen managen, dat dit vlot ook in
ons land te kijk is gelegd, eerst in Rotter
dam en thans in Amsterdam. Het wordt
overkoepeld door een sfeervolle blauwe
tent van de heer O. Hellesqe, Teltverksted
te Bergen (N.). De bewoners van Rotter
dam en Amsterdam bekijken het even in
tensief van alle kanten als de bewoners
van de Stille Oceaan het destijds van on
deren hebben bezichtigd.
Het vlot ziet er beslist wel stevig uit en
daarom hebben wij aanvankelijk niet be
grepen, waarom er een bordje „Verboden
aan te raken" op staat. Maar dat is er wel
licht op blijven staan na de expeditie,
waarbij het immers bestemd geweest kan
zijn om de wal-, inkt- en zaagvissen op een
even eerbiedige afstand te houden als de
huidige bezoekers. Aan de te laat aange
boden diensten der zaagvissen had men
uiteraard geen behoefte, nadat de balsa-
stammen voor het vlot reeds in Equador
waren afgezaagd.
Op dit vlot zijn dus Thor Heyerdahl,
Herman Watzinger, Knut Haugland, Tor-
stein Raaby, Erik Hesselberg en Bengt
Danielson met hun hele wetenschappelijke
hebben en houwen voortgestuwd door de
Humboldtstroom, welke reeds in de vorige
eeuw toevallig door een ontdekkingsreizi
ger van dezelfde naam (F. H. Alexander
Baron von Humboldt) werd opgemerkt.
Zij hebben daarmee willen bewijzen, dat
de Polynesische eilanden niet uit Azië zijn
99
Het Rotterdams Toneel heeft twee stuk
ken in studie genomen, te weten „Fanny"
van Marcel Pagnol in de vertaling en on
der regie van Bob de Lange en „Les Nuits
de la Colère" van Armand Salacrou in de
vertaling van Anna Koopman en onder re
gie van Jan Teulings.
De première van „Fanny" zal op 1 Ja
nuari worden gegeven in de Rotterdamse
Schouwburg, gevolgd door de Nieuwjaars
wens van W. A. Wagener.
Ook de eerste voorstelling van het twee
de stuk, waarvan de Nederlandse titel nog
niet is vastgesteld, zal begin Januari plaats
hebben, vermoedelijk ook in Rotterdam.
bevolkt, zoals klakkeloos werd aangeno
men, maar uit Zuid-Amerika, met als grote
uitvalspoort voor de migratie Calao in
Peru.
Indien alle geleerden bereid waren zich
zo persoonlijk voor hun bewijsvoering in
te zetten dan zouden vele wetenschappen
er waarschijnlijk minder ingewikkeld uit
zien. Het is deze instelling van „vaarwel,
heb ik ongelijk dan kom ik om.die wij
al eens als een typisch Noors karaktertrek-
je hebben horen beschrijven. Trouwens,
zelfs als men het grootste gelijk ter wereld
heeft, kan men op en derglijk tocht nog
wel omkomen: het is immers geen argu
ment tegen de vraatzucht van de haaien,
de inhaligheid van de inktvissen en de
lompe omgangsvormen der walvissen? Tot
dat inzicht zijn Thor en zijn mannen ook
wel gekomen.
Het eten was geen probleem: de vlie
gende vissen kwamen hun zo aanvliegen.
Men kent deze smakelijke familieleden van
onze haring wel, die zo lang boven water
kunnen blijven dat men zich afvraagt hoe
zij zulk een lange tijd de adem kunnen in
houden. De Humboldtstroom voerde een
geweldige variatie aan menu's onder hen
door. Het drinkwater was helemaal geen
probleem: men neemt een rauwe vis en
perst deze uit. Misschien hadden zij ook
liever een citroen uitgeperst, maar la mer
comme a la mer, nietwaar?
Hoe dan ook, de voornaamste drijfveer
tot deze onderneming is natuurlijk geweest
het uitdagende „dat bestaat niet" van an
dere geleerden. Dezen hielden immers vol
dat de balsahouten vlotten, welke in de
oudheid door de Inca's gebruikt werden,
op zo'n lange tocht wel moesten zinken.
Tenzij men ze geregeld te drogen kon leg
gen daar is nu juist in de Stille Oceaan
weinig gelegenheid voor. Er bleef de No
ren en de Zweed dus niets anders over
dan de Prae-Inca's en de Inca's van res
pectievelijk 1400 en 500 jaar geleden nog
eens zo getrouw mogelijk te imiteren. De
bedenking, dat Thor en de zijnen dan toch
maar radio op hun vlot hadden kan van
de hand worden gewezen. De oude Inca's
waren reeds achter zóveel dingen, die wij
Theo J. van der Wal is er ln gesiaagu
om wat hij zelf noemt .honderden ver
nuftspelen op elk gebied Ln alle denk
bare graden van moeilijkheid" uit te
denken en te verzamelen in het Prisma-
puzzle-boek (uitgegeven door Het
Spectrum te Utrecht).
Hij heeft daarbij kennelijk zijn best
gedaan om een zo groot mogelijke va
riatie in zijn problemen en probleempjes
te scheppen en dit is hem uitstekend
gelukt. Want niet alleen komen in dit
boekje zulke vragen voor als „Hoeveel
halve stuivers gaan er in een half
kwartje?" (antwoord binnen drie so-
conden) maar ook legt hij zijn lezers
eindeloos lange verhalen voor, waarbij
men met een beperkt aantal gegevens
toch het antwoord van een verschrik
kelijk moeilijk vraagstuk kan vinden.
Men kan dit boekje uiteraard voor
vele doeleinden gebruiken: bij het werk,
in de trein, gedurende een vervelende
visite of zomaar thuis om iets te doen te
hebben. Men komt trouwens altijd als
overwinnaar uit de strijd, want achterin
staan alle 533 antwoorden op een rijtje,
hetgeen voor velen een troost zal zijn.
nog niet bevroedden, dat zij ook best ra
dio's gehad kunnen hebben.
WIJ HEBBEN allemaal een beetje on
beholpen voor dat vlot met die bamboehut
en dat vierkante zeil gestaan, waarmee die
achtduizend kilometer zijn afgelegd. Rustig
uit laten drijven.... Ik herinnerde mij de
paniek waarin ik al raakte, toen de bad
man dit alleen nog maar bij zwemles tegen
mij zei.
Bij het verlaten van de mooie tent van
de heer O. Hellesqe te Bergen (N.) heb ik
mij gepijnigd met de vraag of Thor en zijn
mannen nu echt elke dag een bordje
plankton hebben gegeten. Ondertussen
schalde een zegevierende luidspreker-stem
in mijn oren: „Wetenschap, vernuft en
verbeeldingskracht hadden opnieuw de
zogenaamde limiet der menselijke moge
lijkheden overschredenToen wist ik
het. Als dat zo is dan hebben zij vast en
zeker ook plankton gegeten.
En nu zijn er altijd nog mensen, die met
de scepsis van een orgelman vragen: „Nou
en?" Zij willen wel eens weten of het
nu zo belangrijk is of een eiland nu van
deze Qf van gene zijde is bevolkt. Hen ver
wijzen wij naar de Nieuw Guinea-kwestie.
KO BRUGBIER
VOOR EEN KLEINE geharde boeren
gemeenschap werd een lezing gehouden
over de liefde, want een kleine geharde
boerengemeenschap geeft men geen
sexuele voorlichting. Nu is ook het spre
ken over liefde niet gemakkelijk voor
mensen, die de natuurlijke eenvoud be
zitten, waarin liefde een vanzelfspre
kend bestaan leidt. Het ontroert d'e bui
tenstaander de boer gebogen te zien op
zijn land, om hem met eindeloze zorg
steeds te zien doen en laten, wat voor
de ander een beleving van fundamentele
natuurgevoelens zou zijn. De boer be-
lééft die niet dagelijks, de boer valt er
mee samen, altijd. Het waarom is nooit
zijn overweging en daarom is zijn leven
onbevangen en de grote levensvervoe-
ring een andere, dan de buitenstaander
hem toebedeel. Hij kent zijn eigen lief
de niet, want hy is die liefde en doet
er goed en kwaad mee. Zó kiest de boer
zich een vrouw, dacht de spreker en
nam zich voor uit te weiden over de
tederheid als onmiddellijke exponent
van de liefde. Met tederheid kan ik de
boer verbazen, dacht hij, tederheid kan
hem de liefde duidelijker maken dan de
liefde zelf, want die laat hij zich niet
meer leren hij laat zich niet ont
eigenen.
Hij sprak. Hij droeg ontroerende ver
zen voor. Hij sprak over de tederheid,
die de geweldige brede natuur van
jaargetijden voorbij is en de mens eigen.
In de zaal luisterde men gespannen en
met grote overgave.
In de pauze kwam een jong paartje
naar hem toe. Het meisje zei: „Ik heb
goed naar u geluisterd en ik geloof dat
u veel gezegd1 heeft voor mijn verloofde,
maar hij begrijpt het niet goed". Een
forsgeschouderde jongkerel stond wat
onwennig ja te knikken. Zijn hele hou
ding, zijn open gezicht, grove handen en
ruwe kleding tekenden zijn toekomst
en verleden: een goede boer. De spre
ker wachtte op precisering. Maar er
kwam niet meer. „U bent dus verloofd1".
Hij nam het initiatief maar. Ze knikten,
liet was immers al gezegd. „U houdt van
elkaar?" Dat volgde uit de verloving.
„Is hij lief voor je?". De spreker zocht
heil b(j het meisje. „Dat wel," zei ze,
nog steeds beschut.
Toen wist de spreker dat hij naast zijn
doel had geschoten. Hij had gesproken
over tederheid, dit meisje miste teder
heid, maar geen van de twee had be
grepen wat hij eigenlijk precies had
willen zeggen. De spreker begreep zijn
fout. „De enige mogelijkheid is eigen
lijk dat ik de volgende keer met mijn
vrouw kom en een uur lang tederheid
demonstreer," dacht hij, „wat de boer
niet ziet is vrij onduidelijkHij zei:
„Kerel, je moet eens leuke dingen tegen
haar zeggen, lieve zoete dingen".
„Hij is dol op veel suiker im zijn kof
fie", zei het mejsje.
„Je moet haar eens helpen met jas
aantrekken en zo", hield de spreker vol.
„Ze heeft een hele mooie," was het
eerste dat de man zei.
„En je moet haar eens goed beet
pakken en zacht kussen en over haar
gezicht strelen."
Het meisje straalde, daér was ze voor
gekomen. De jongkerel keek haar heel
peinzend aan. Niet-begrijpend haalde
hij zijn handen uit zijn zakken en hield
ze de spreker voor: „Mêe zulk' handen?"
vroeg hy.
VOLEUR.
PARIJS, December, Pas na
middernacht wordt het ongeveer rustig: er
is wat gesnor van auto's te horen uit stra
ten voorbij de andere huizen, maar het is
een geluid dat aan slapen doet denken. In
een lager gelegen apartement loopt het bad
vol en er zijn soms knallen, zoals die in
iedere stad bij nacht voorkomen men
zou een moord vermoeden, maar de vol
gende ochtend is er zelden een sensatie.
Overdag is het lawaai zo groot, dat men
nu en dan in de verleiding komt zich voor
te stellen hoe het er op al deze overbe
volkte straathoeken uit zal zien als de wil
dernis er is teruggekeerd. Charles-Noei
Martin, een jonge atoomgeleerde, heeft
onlangs in het weekblad Express een
schetsmatig overzicht gegeven van de uit
werking die enkele proeven met H-bom-
men al op het leven ter wereld kunnen
hebben en daarmee de verbeelding mis
schien geprikkeld. Er is ook een journaal
filmpje van hem gemaakt, waarin hij in
opnieuw verkorte vorm de zelfde inlich
tingen geeft: wetenschappelijk nieuws be
gint in Frankrijk voedsel voor de dagelijk
se verbeelding te worden, zoals een maand
of wat geleden bleek toen een automobilist
op een landweg bij het vervangen van een
lekke band beschoten werd door een boer,
die in hem een Martiaan van een vliegende
schotel zag. Dergelijke zware middelen zijn
overigens niet eens nodig, of misschien
hebben zij hun invloed al tevoren gehad;
in ieder geval zijn er steden waar het aan-
'zien van de trams in de rails, de laatste
modellen in de étalages en in de tijdschrif
ten in de kiosken als vanzelf de voorstel
ling oproepen van hetzelfde gebied nadat
de winkels, bioscopen en lantaarnpalen zijn
opgerold en weggelegd in het vloerkleed
van asfalt. In sommige steden kan men het
zich beter voorstellen dan in andere. Hoe
zachter de bodem hoe makkelijker en
alleen als het plaveisel van asfalt is.
In moeilijke gevallen moet er een mate
van ergernis te hulp komen, over hoeveel
heden lawaai en drukte die in een tege
moetkomende waardering voor steedse
rumoerigheid niet meer kunnen worden
opgenomen. Een cafétje aan de Rue de
Richelieu, waar men omstreeks het mkv-
daguur zelfs achter de gesloten ramen tel
kens weer zijn woorden moet herhalen om
dat een ronkende scooter een zinsdeel heeft
meegesleurd, in het algemeen alle café
terrassen op hoeken waar verkeerslichten
staan, zodat iedere anderhalve minuut
twintig auto's hun sprint naar 't volgende
verkeerslicht inzetten. Een warenhuis later
in de middag, waar men zich iedere paar
passen moet uitrekken om zo min mogelijk
vlc-erruimte in beslag te nemen. En het
trottoir voor de étalages, waar men zich
schuifelend vooruit beweegt, totdat er do
kans is om zich als een rugbyspeler in een
opening van korte duur te werpen. Een
restaurant waar een tweemans-muziekje
speelt, dat men zou kunnen vergeten, ware
het niet dat de gitarist alleen voor de aller
eenvoudigste passages genoeg accoorden
geleerd heeft. Of een oversteekplaats van
een brede straat, waar alleen een opening
in het verkeer in de ene richting komt als
dat in de andere op zijn dikst is.
Dit alles wordt niettemin gewoon. Wie
bezig is zich teweer te stellen in het stads
verkeer komt er niet gauw toe zich te be
klagen. Pas later, als men uit een hoog
raam ergens op de straat neerkijkt, met
achter zich een stoel en een asbakje, vraagt
men zich af hoe het mogelijk geweest is er
urenlang onbewogen bij te blijven. Het
leven ziet er trouwens gevaarlijker uit van
een vierde verdieping: de overstekende
wandelaars lijken voortdurend te laat te
zijn om te ontkomen aan naderende auto's
en niets doet bovendien vermoeden dat zij
het gevaar hebben opgemerkt. Iemand
staat hij een boom te betogen tegen de
schaarse omstanders. Men kan zijn stem
precies volgen maar de woorden niet
onderscheiden. Als het raam open is,
wordt zijn stem opgenomen in het geraas
van het verkeer. Dan herinnert men zich
de dag zonder de tijd die de lawaaien en de
zwoegende tienduizenden nog op een af
stand van elkaar hield. En alles loopt in
geraas en drukte dooreen, zoals op de ach
tergrond bij de aankondiging van een film
journaal, dat daarmee de weetgierigheid
van het publiek hoopt te wetten. Terug in
de stille stoel stelt men zich het everzwijn
voor, dat door de struiken en de varens zal
draven waar nu nog de Place St-Michel is
en wijzelf zullen toezien van het zonnige
niets uit, knabbelend op een strootje.
Dr. A. B. de Vries, directeur van Het
Mauritshuis te 's-Gravenhage, vertrekt de
volgende week naar New York om aan
wezig te zijn bij het transport van de expo-
sotie „Nederlandse Meesters uit de zeven
tiende eeuw" naar Toledo in de staat Ohio.
Deze tentoonstelling wordt op 5 Januari in
Toledo geopend.