HET GROENE LAMMETJE
Lutheranen in
het Oosten
DE TEGENSTANDER
FRANZ MARC
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant
Nederlandse schilderijen op reis
KERKELIJK LEVEN
Reisbeurzen voor auteurs
Welke vijf dieren
vind je MerP
EEN DOOLHOF
Voetbal ïe Parijs
busjes door en dat lukte niet. Voor hij
wist wat er gebeurde hoorde hij een
gerommel en gerinkel en voelde hij iets
over zijn witte vacht lopen. Water of
iets anders.nee, water was het niet,
het was veel dikker. Wat het was
merkte hij even later. De boer, die het
lawaai gehoord had, kwam met een
lantaarn naar buiten. „Kom nou eens
kijken", riep hij tegen zijn vrouw die
in de deur stond. In het licht van de lan
taarn stond het lammetje en van zijn
kopje tot zijn staart droop groene verf
uit een grote bus, die hij zelf had om
gestoten.
De boer schudde zijn hoofd en nam
het lammetje mee naar binnen. Zo goed
het ging wreven hij en zijn vrouw de
verf van zijn snuit, zijn rug en zijn
staartje. Maar ja, de groene verf zat
overal tussen de krulletjes van zijn
vacht geplakt en daar hielp geen warm
water aan. Rillend van kou stond het
lammetje op de keukentafel en liet
maar met zich doen. „Morgen zullen we
verder zien", zei de boer op het laatst
en hij droeg het groene lammetje naar
de stal.
En daar gebeurde het ergste. De an
dere lammetjes, de grote schapen en zelfs
zijn moeder wilden van dat rare groene
beest niets weten, al vertelde hij ook
honderd keer dat hij het was. Niemand
geloofde hem. En toen de boer de vol
gende morgen in de stal kwam stond
het groene lammetje in de verste hoek
helemaal alleen te mekkeren van ver
driet. Na twee dagen wilde nog niemand
van hem weten en de boer, die een goeie
vriend van me is, bracht hem bij mij.
Heel mager en heel stilletjes ligt hij in
zijn mand te kijken en komt alleen over
eind als hij melk uit een zuigfles krijgt.
Hij is geloof ik heel tevreden met die
kleine wereld van zijn mand achter de
kachel. Dag dom groen lammetje, zeg
gen de kinderen die voor het raam naar
hem komen kijken. Mè, mè, roept hij
treurig terug. MIES BOUHUYS
Carlos, een houten paardje
met manen van katoen
en met een wollen staartje
stond midden in 't plantsoen.
Wat moet jij zo laat buiten,
het wordt al donker hier,
ik ga de hekken sluiten,
zei Thomas, de tuinier.
Mijn baas heeft me vergeten,
hij is naar huis gegaan,
zijn moeder riep voor 't eten
hij ging en liet mij staan.
Moet dat een baasje heten?
Och paardje, ga nou gauw,
hij lekker aan het eten
en jij hier in de kou?
Carlos ging aan een touwtje
met Thomas mee naar huis,
waar Grietje, Thomas' vrouwtje
al wachtte bij 't fornuis.
Hu, zei Carlos, het paardje,
het is hier warm en fijn,
hij zwaaide met zijn staartje,
'k wil nergens anders zijn.
Naast Grietjes mooiste vaasje
staat Carlos op de kast.
O, had dat domme baasje
maar beter opgepast.
MIES BOUHUYS.
*.ODOOOOOOOOOOOCX«JO<X* >«iir
Ondanks en door alle moeilijkheden heen
gaan zij, die werkzaam zijn in dienst van
de Kerk, met het verrichten van hun taak
door. Tijdens een, in Wenen gehouden bij»
eenkomst van Lutheranen werd dit uit een
aantal gedane mededelingen nog eens dui
delijk bevestigd.
De fout, die men vooral in ons land
nogal eens maakt, wanneer men spreekt
over de situatie, waarin de kerk zich in
onze tijd bevindt, is dat men te veel ziet
op een of andere bepaalde kerkformatia
binnen onze grenzen. Of in een wat gun
stiger geval oordeelt naar aanleiding van
de plaats, die de verschillende kerken in
ons land innemen. Het behoeft wel geen
betoog, dat dit onvoldoende is. Zoals bij
vele andere dingen, is het bij de kerk goed
er kennis van te nemen hoe het elders gaat
in Gods wereldwijde kerk. Het is dan ook
werkelijk niet alleen voor Lutheranen van
belang te weten, wat er op de genoemda
bijeenkomst werd medegedeeld, in het bij
zonder de Lutherse Kerk in Oost-Europa
betreffende.
De vergadering was georganiseerd door
het uitvoerend comité van de Lutherse
Wereldbond. Aan de besprekingen werd
deelgenomen door een tiental hoogleraren
en predikanten uit Oost-Duitsland en uit
de Oost-Europese landen. Het was in We
nen, waar Oost en West elkaar ontmoeten,
dat voor het eerst sedert 1945 weer het
persoonlijk contact tot stand werd ge
bracht met predikanten uit Polen, met de
Lutherse kerken in Tsjechoslowakije en
met de bisschop van de Lutherse kerk in
Roemenië.
In Tsjechoslowakije, zo deelde bisschop
Chabada mede, telt de Evangelische Kerk
vierhonderdduizend leden. Opvallend is,
dat in de verschillende gemeenten bij de
jeugd grote belangstelling bestaat voor het
volgen van het kerkelijk onderricht. Er
zijn kerkelijke gemeenten, waar vrijwel
zonder uitzondering de jonge leden de les
sen volgen!
Bisschop Müller uit Siebenbiirger-Sach-
sen vertelde dat zijn kerk in Roemenië
momenteel zeventigduizend Duitsers telt.
Er wordt ook in het Duits gepreekt. Bij de
Duitssprekende afdeling van het zes jaar
geleden in Klausenberg geopende Theolo
gisch Instituut studeren zoveel Duitsspre
kende studenten, dat men goede hoop heeft,
dat binnen enkele jaren het predikanten
tekort zal zijn ingelopen. Zowel de pasto
rale arbeid als de prediking wordt in Roe
menië vrijwel niet bemoeilijkt. De salaris
sen van theologische hoogleraren en van
predikanten worden door de staat betaald.
Bijzonder zwaar door de oorlog getroffen
is de Poolse Lutherse Kerk, zo kon men in
Wenen vernemen van bisschop Kotula uit
Warschau. De cijfers, die hij noemde, spra
ken maar al te duidelijke taal: vóór de
oorlog telde zijn kerk zeshonderdduizend
leden, hiervan waren er na de oorlog in
het eigenlijke Polen nog maar honderddui
zend over, vooral als gevolg van de ver
drijving door de Duitsers. Op het ogenblik
werken er weer ruim honderd predikanten
in het land. Hiervan hebben er zestien
echter geen officiële theologische opleiding
genoten.
Met Hongarije is reeds eerder het contact
weer tot stand gekomen. De twee Hon
gaarse bisschoppen, die in Wenen aan
wezig waren, hebben reeds eerder aan
oecumenische bijeenkomsten deelgenomen.
In hun land wonen momenteel ongeveer
vijfhonderdduizend Lutheranen met vijf
honderd predikanten.
Ook met Joegoslavië is het contact reeds
eerder tot stand gekomen. Dit land telt
thans honderdtwaalfduizend Lutheranen.
Dat de Evangelische Kerken in Oost-Euro
pa de plaats nog kunnen innemen, die zij
thans bezetten, meende bisschop Lilje uit
Hannover toe te kunnen schrijven aan het
feit, dat men zich streng houdt aan de
godsdienstige plichten en alleen dan >'n
conflict met de staat komt., wanneer deze
in de onmiddellijke godsdienstige rechten
van de kerk ingrijpt. Hoe ver dit laatste
gaat is niet zo duidelijk geworden uit de
gedane mededelingen. Wel is echter vast
komen te staan hetgeen van het grootste
belang is dat ook in al'deze landen Gods
kerk dóórwerkt. Al is het aantal leden vaak
niet groot, het werk gaat, ondanks soms
verre van gemakkelijke omstandigheden,
door.
De minister van Onderwijs. Kunsten en
Wetensrhannen stelt voor 1955 reisbeurzen
en reistoelagen beschikbaar voor auteurs
van nog niet gepubliceerd werk, hetzij poë-
zie hetzij proza (novelle of romanrssav,
H critisch en biograUschL teneinde deze let-
terkimdigen. de gelegenheid te geven in het
buitenland indrukken op te doen. die voor
j hun ontwikkeling als kunstenaar van be-
lang kunnen zijn. Het reglement is aan
Verenigingen van Letterkundigen toege-
zonden ten behoeve van belangstellenden.
Haha, hoor ik jou al zeggen, een groen
lammetje, dat bestaat toch niet. Maar
heus hoor, hij mij thuis achter de kachel
staat een mand met een groen lamme
tje erin. dat vind je misschien nog gek
ker hè, een lammetje dat achter de
kachel in een mand ligt. En toch is het
allemaal waar. Het groene lammetje
kan natuurlijk niet praten, zover heeft
het het nog niet gebracht, maar ik weet
toch wel zo veel over hem dat ik je zijn
verhaal ..vertellen kan.
Het groene lammetje is een maand ge
leden geboren. Het had mooie spierwitte
krulletjes net als zijn zusjes en zijn
neefjes en nichtjes die samen met hem
in de stal stonden. Zijn moeder was net
zo trots op hem als alle andere schapen
moeders op hun kinderen zijn. Ze mek
kerde van plezier toen hij voor het eerst
op zijn dunne pootjes ging staan en een
paar rare sprongetjes door het stro
maakte. Dat het een bijdehand lamme
tje was kon je dadelijk wel zien, want
hij kroop niet zoals de anderen na hun
eerste sprongetjes meteen weer in moe
ders vacht weg. O, nee. Hij keek hoe ver
hij wel springen kon in die stal. Dat was
wel niet zo erg ver, maar toch wel zó
dat zijn moeder hem telkens uit het oog
verloor en hem met veel gemekker te
rug moest roepen van zijn ontdekkings
reizen. Na een week, toen het niet zo
Welke dieren zijn hier door elkaar ge
tekend? Het zijn er vijf. Je kunt ze vast
wel vinden, als je er even je best voor
doet.
Knip dit konijntje tweemaal uit vilt
en leg er een paar plukjes watten tus
sen. Naai vervolgens de twee helften
met een heel klein rijgsteekje aan el
kaar. De oogjes zijn twee kraaltjes en
de snorharen maak je ook met een klein
steekje. Bevestig er een koordje aan en
speld het op je mantel.
Hoe komt Kobus Konijn uit zijn hol!
«moonoooot»
koud meer was, zette de boer de deur
van de stal open en toen begon het leven
pas, want het lammetje ontdekte dat de
wereld nog veel, véél groter was dan die
stal. Hij knipperde met zijn ogen tegen
het licht dat naar binnenviel en draafde
achter zijn moeder aan naar buiten.
Eerst bleef hij nog wel vlak bij haar,
net als de anderen, want een beetje be
duusd was hij toch ook wel van dat
groene land voor hem, dat zo ver je kon
zien doorliep. Maar dat duurde niet
lang. Toen hij merkte dat je op dat
groene gras nog beter springen kon dan
in het stro, was hij niet meer te hou
den. Zijn moeder moest er eerst om
lachen toen hij als een dolleman in de
rondte huppelde en er maar niet mee
kon ophouden, maar even later mekker
de ze angstig, want hij was tot vlak bij
de sloot gekomen. En als ze niet geroe
pen had: „Pas op, voorzichtig, op dat
zwarte water kun je niet dansen", dan
was hij er zeker ingesprongen. Weer
even later stond hij met zijn kopje tegen
het hek te duwen, want het weiland van
de boer vond hij al niet groot genoeg
meer en hij wilde verder, altijd verder
de wereld in.
„Gelukkig maar dat er hekken en slo
ten zijn", dacht zijn moeder, want zij
wist beter dan ieder ander hoeveel ge
varen er buiten het weiland op de lam
metjes loerden. Als zij hem erover ver
telde, mekkerde hij ongelovig, want hij
kon zich niet voorstellen dat in die
mooie wereld ook dingen waren die niet
leuk zouden zijn. Toen hij merkte, dat
hij de kans niet kreeg om van het eiland
weg te komen, werd hij nog slimmer.
Een hele dag bleef hij in de buurt van
zijn moeder, hij zeurde niet over het
hek en de sloten en vroeg niet één keer
wanneer hij de wereld in mocht.
„Ik geloof dat hij eindelijk verstandig
wordt", zei zijn moeder blij. Maar o, dat
lammetje. Toen het avond werd en de
boer de deur van de stal openzette om
de schapen voor de nacht naar binnen
te laten, slipte het kleine lammetje in
het halfdonker weg en verstopte zich
onder een stapel takken, die op het erf
lag. Pas toen het helemaal donker was
en de boer en zijn vrouw aan tafel zaten
kwam het voor de dag en ging hij op
onderzoek uit. Hij wou het niet beken
nen, maar de wereld viel hem een beetje
tegen. In de eerste plaats kon hij niets
zien en dan leek het 's avonds wel kou
der te zijn dan overdag. Zijn moeders
warme vacht was er ook niet om even
in weg te kruipen en wat was het gek
als je mekkerde en er was niet één
broertje of zusje dat je antwoord gaf.
Toen hij het hele erf rond was en te
rugkwam voor de deur van de schapen
stal, had hij al spijt. Maar ja, de gren
del zat op de deur. Hij liep nog een keer
rond en toen kon hij wel huilen van
spijt en kou. Tussen de takken van de
brandstapel was het ook al koud en het
enige wat het lammetje nu nog zocht,
was een warm plekje voor de nacht. Er
was nog een andere deur op het erf en
die stond open: de schuurdeur. Het lam
metje wipte er binnen. Tussen de wielen
van een wagen door kroop hij naar de
verste hoek. Maar voor hij daar was
moest hij tussen een stapel bussen en
30000000000000000000UO< xxxxxjoooooexxwoooooooutj a.tijlxxxccooocc* j
In Cairo wordt van 5 tot 27 Maart een expositie van Nederlandse schilderkunst
gehouden. Ten behoeve hiervan heeft het ministerie van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken een
collectie schilderijen van hedendaagse kunstenaars naar de Egyptische hoofdstad
gestuurd.
De verzameling waarbij de nadruk is gelegd op de jonge schilderkunst, omvat
vijfentachtig werken van de schilders J. Altink, K. Andrea, W. L. Bouthoorn,
H. Broer, J. Buning, B. Buys, H. van Dam, P. Defesche, H. Engelman, Marga-
retha Feuerstein, H. Fiedler, G. Franse, Cath. Goeting-Stultiens, J. Goeting, D.
van Gulik, Frieda Hunziker, J. H. van Ieperen, W. Kersten, C. Keus, ir. E. A.
Kleima, H. Munnik, F. G. W. Nols, W. Schrofer. F. Sieger, P. van Soest, H. M. van
der Spoel, J. Stekclenburg, F. de Wit en. D. Zwier.
De collectie is op 27 Februari per KLKM naar Cairo gezonden, waar zij onder
auspiciën van de „Société des Amis de l'Art" zal worden geëxposeerd. Zij is door
de heren J. van Heel, J. L. Mulder en prof. J. Wiegers samengesteld. Het transport
werd begeleid door mej. C. J. A. ten Holte van de afdeling Kunsten van het
ministerie van Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen, die te Cairo de inrichting
der tentoonstelling heeft verzorgd.
Plet is de bedoeling de verzameling in April te Madrid te exposeren, in Mei te
Barcelona en in Juni, ter gelegenheid van een daar te houden Nederlandse week,
te St. Gallen in Zwitserland.
Ondanks de zonne
schijn van de laatste
dagen
nog steeds winter
se schoonheid op het
platteland
De fotograaf behoef
de zich niet eens zo
ver buiten Haarlem
te begeven om de
links hiervan gere
produceerde impres
sie vast te leggen.
Zelfs de traditionele
molen ontbreekt niet.
Maar zonder dat
overdrijvende wol
kenveld zou het fili-
graanwerk van ijzel
der takken van boom
en struikgewas min
der schitterend uitko
men dan nu. En als
u langzamerhand ge
noeg hebt van al die
witte korsten op de
velden, als de sneeuw
u koud laat, kijkt u
dan eens naar de af
beelding rechts
een suggestieve foto,
waarop men de wind
als het ware de lucht
ziet schoonvegen.
PARIJS, Februari Eigenlijk zijn er
maar twee gebeurtenissen in het jaar
lijkse programma van Parijs, die echt be
langrijk voor de gehele bevolking zijn:
de zesdaagse in het Velodrome d'Hiver en
de aankomst van de Tour de France in
het Pare des Princes. Laat u door niemand
iets wijs maken over de opening van het
opera-seizoen, het bal van de medische
studenten, de auto-tentoonstelling, een
gala-première van Yves Montand, een ka
binetscrisis of nog een paar andere dingen.
Het is allemaal niet waar.
Het gaat om het fietsen, om Louison,
Hugo, Senfft, Hassen en nog eens Louison.
Daar komen de grote mensenmenigten
voor. Wat men hier „Tout Paris" noemt,
heeft niets te maken met geheel Parijs: het
is een kleine en vrij nauwkeurig afge
schermde kring van mensen, die trou-
wens maar een paar maanden per jaar
in Parijs wonen. Want zij mogen ook het
seizoen in Deauville en aan de Riviéra
niet missen. Neen, geheel Parijs komt al
leen maar in grote getale als er om het
hardst wordt gewielrend Dat geldt ook
voor de rest van Frankrijk, behalve voor
bepaalde delen van het Zuiden, waar
rugby en stierengevechten nog wel eens
een ferme menigte kunnen aantrekken.
Daarom is het eigenlijk ten onrechte, dat
ik over voetbal wil schrijven. Maar de
Zesdaagse is nog (net) niet begonnen en
de Tour de France nog lang niet.
Ik kom juist terug uit het Pare des
Princes, waar ik twee voetbalwedstrijden
heb gezien. Eerst C.A. Paris tegen Le
Havre, daarna Stade Francais tegen Can
nes. Dat gaat hier vaak zo, op de manier
van een Engelse bioscoop met twee hoofd
voorstellingen, omdat het stadion anders
niet genoeg mensen bereid vindt om een
rijksdaalder neer te leggen voor een mid
dag sport. Men realiseert zich hier, dat een
wielerbaan rond moet zijn of ovaal en dus
in het midden een zekere ruimte open
moet laten. Met het zakeninstinct dat
weinig Fransen vreemd is, apprecieert men
dus het feit dat de stadiondirectie het ini
tiatief heeft genomen om die middenruimte
op vrije dagen voor iets anders te ge
bruiken. Dat mag dan wel voetbal zijn. En
voor die twee professional-wedstrijden op
één middag komen wel een kleine dertig
duizend mensen opdraven.
Zij komen voornamelijk om twee rede
nen: om de gezonde open lucht en om de
scheidsrechter uit te fluiten. Want dat is
een van de aardige eigenschappen van het
Parijse publiek: het is volstrekt sportief
gezind tegen de spelers. Nooit zult u het
de ene partij (ook al is het de thuisclub)
horen voortrekken boven de andere. Alles,
wat iedereen doet, wordt op prijs gesteld
en krijgt een applausje. Het mooiste is als
er iemand gewond raakt en niettemin v"-\
DE NAAM van de in 1916 op zesendertig-
jarige leeftijd gesneuvelde Duitse schilder
Franz Mare heeft voor de na hem komende
generaties van schilders een legendarische
klank. Drie sterke factoren hebben er ge
zamenlijk toe bijgedragen dat deze zo'n
duidelijk beeld oproept: Ten eerste het feit
dat hij een begaafd vernieuwer der schil
derkunst was, ten tweede dat hij zijn ge
dachten over deze vernieuwing in woord en
geschrift naar buiten bracht en ten derde
zijn vroege en tragische dood, waarmede
zijn oeuvre werd afgesloten op een moment
dat het wel enige en zelfs ingrijpende ver
anderingen had ondergaan, maar door de
korte tijdspanne waar in deze zich voltrok
ken hadden, toch een compact en overzich
telijk geheel vormde.
Met het brengen, bijna veertig jaar na
zijn dood, van een tentoonstelling wordt
deze grote „naam" onvermijdelijk in het
geding gebracht. Dit geldt te meer, daar
deze expositie buiten Duitsland plaats
vindt, waar men dus niet in de gelegenheid
was de gemaakte en mogelijk geïdealiseer
de voorstelling aan de originele werken te
toetsen. Het is bijna onmogelijk om zonder
deze overwegingen de tentoonstelling, die
in het Stedelijk Museum te Amsterdam ge
houden wordt, binnen te gaan.
opstaat en doorspeelt met een om der
wille van het publiek voortreffelijk van
pijn verwrongen gezicht. Maar dat kan
niet altijd, dus moet er naar andere op
winding worden gezocht.
En kijk! daar staat nog een man op het
terrein. Daar gaan we ons over opwinden.
Er bestaat hier een mooie, hoewel onge
schreven regel: wat de scheidsrechter doet
is altijd fout. De spelers kunnen elkaar
met de vuisten te lijf gaan, er kan nage
trapt worden, gescholden en geduwd
maar als de scheidsrechter daar een beslis
sing over neemt, is hij altijd fout. Niet om
dat hij partijdig is, want dat is niemand.
Daar is voetbal niet belangrijk genoeg
voor. Alleen maar omdat hij de scheids
rechter is.
Dit schept een sfeer van behaaglijke
gemoedsrust op de tribunes. Iedereen weet
waar het om gaat. Toen ik vanmiddag
binnenkwam (iets te laat) op een moment
dat het hele publiek geïnteresseerd zat te
loeien en te fluiten, wist ik meteen waar
het om ging. Men hoeft geen vermoeiende
en uitgebreide inlichtingen in te winnen
over de vraag welke partij in het ongelijk
staat. Dat is duidelijk: het is de scheids
rechter. Ik zoek een plaats, ga zitten en
zeg tegen mijn buurman: „Hij is weer
verschrikkelijk, hè?" Daarmee is voor de
rest van de middag een band tussen ons
geschapen. Samen kijken wij verder ge-
noegelijk naar de wedstrijd en jouwen
tegen de arbiter.
Dit geeft een mooie objectieve kijk op
het spel. Wij tellen de doelpunten niet. Dat
is een bijzaak. U zoudt het echt eens moe
ten komen proberen. Het is de zekerste
weg naar een prettige middag. Dat meen
ik. En de scheidsrechter wordt er redelijk
voor betaald. A. S. H.
RUIM ACHTTIENDUIZEND MENSEN
ZAGEN BEELDEN VAN ZADKINE
De tentoonstelling van werken van de
beeldhouwer Ossip Zadkine, die in het
Arnhems Gemeentemuseum is gehouden,
heeft opvallend veel bezoek getrokken.
18.500 personen, van wie 4500 in groeps
verband, hebben de expositie bezocht. Ook
vele scholen togen naar het museum, on
der meer uit Amsterdam, Baarn, Deventer,
Enschedé, Geleen en Tilburg, zelfs uit een
blindeninstituut te Wolfheze.
De vrees gedésillusionneerd te worden
doet zich gelden, maar blijkt al spoedig
ongegrond. Het werk heeft geladenheid be
houden en kan ook over de talloze moder
nismen, die er op volgden, heen zijn bood
schap uitdragen. Het bezit het merkteken
van een ware overtuiging. Het is de tegen
pool van het experimentele. Deze doelbe
wustheid, geschraagd door intelligentie en
gevoed door een sterk geloof in de ver
nieuwing, die het bracht, spreekt zo duide
lijk, dat het critisch onderzoek naar sterk?
of zwakke uitingen op het tweede plan
wordt geschoven.
Franz Mare werd in 1880 te München
geboren. In 1910 kwam hij in aanraking
met August Macke, met Kaudinsky stichtte
hij de bekende groep der „Blaue Reiter"
waartoe ook Paul Klee behoorde. Aan dit
réveil der expressionisten is zijn naam
onverbrekelijk verbonden. Hij was er ook
een der voornaamste woordvoerders van.
Hij betoogde dat het in de kunst om de
diepste dingen ging, dat de vernieuwing
niet vormvernieuwing mocht zijn, dat zij
een wedergeboorte van het denken was. De
mystiek werd in de zielen weer wakker en
met haar herrezen oeroude elementen der
kunst. Waren deze (wel typisch Duitse)
denkbeelden van algemene aard, over zijn
eigen werk sprak hij directer. Hierin bek
leed hij een pantheïstisch levensgevoel, dat
hem in verbinding bracht met de krachten
der natuur. En vooral met het dier. Hiervan
trachtte hij, na er de eigenaardigheden van
bespied te hebben, een typering te geven
die binnen de gesloten arabeske van één
lijn het totale wezen bevatte. In de kleur
zoekt hij aanvankelijk naar een sterk con
trast tussen het dier en de omgevende
natuur, later doordrongen deze elkaar als
de facetten in een prisma.
In plaats van het beeld dat wij van
Franz Mare bezaten te doen vervagen, heeft
deze Amsterdamse expositie het integen
deel versterkt en vooral verrijkt. Enige
sublieme aquarellen dragen daartoe niet
weinig bij. OTTO B. DF KAT