HET GROENE LAMMETJE Lutheranen in het Oosten DE TEGENSTANDER FRANZ MARC Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant Nederlandse schilderijen op reis KERKELIJK LEVEN Reisbeurzen voor auteurs Welke vijf dieren vind je MerP EEN DOOLHOF Voetbal ïe Parijs busjes door en dat lukte niet. Voor hij wist wat er gebeurde hoorde hij een gerommel en gerinkel en voelde hij iets over zijn witte vacht lopen. Water of iets anders.nee, water was het niet, het was veel dikker. Wat het was merkte hij even later. De boer, die het lawaai gehoord had, kwam met een lantaarn naar buiten. „Kom nou eens kijken", riep hij tegen zijn vrouw die in de deur stond. In het licht van de lan taarn stond het lammetje en van zijn kopje tot zijn staart droop groene verf uit een grote bus, die hij zelf had om gestoten. De boer schudde zijn hoofd en nam het lammetje mee naar binnen. Zo goed het ging wreven hij en zijn vrouw de verf van zijn snuit, zijn rug en zijn staartje. Maar ja, de groene verf zat overal tussen de krulletjes van zijn vacht geplakt en daar hielp geen warm water aan. Rillend van kou stond het lammetje op de keukentafel en liet maar met zich doen. „Morgen zullen we verder zien", zei de boer op het laatst en hij droeg het groene lammetje naar de stal. En daar gebeurde het ergste. De an dere lammetjes, de grote schapen en zelfs zijn moeder wilden van dat rare groene beest niets weten, al vertelde hij ook honderd keer dat hij het was. Niemand geloofde hem. En toen de boer de vol gende morgen in de stal kwam stond het groene lammetje in de verste hoek helemaal alleen te mekkeren van ver driet. Na twee dagen wilde nog niemand van hem weten en de boer, die een goeie vriend van me is, bracht hem bij mij. Heel mager en heel stilletjes ligt hij in zijn mand te kijken en komt alleen over eind als hij melk uit een zuigfles krijgt. Hij is geloof ik heel tevreden met die kleine wereld van zijn mand achter de kachel. Dag dom groen lammetje, zeg gen de kinderen die voor het raam naar hem komen kijken. Mè, mè, roept hij treurig terug. MIES BOUHUYS Carlos, een houten paardje met manen van katoen en met een wollen staartje stond midden in 't plantsoen. Wat moet jij zo laat buiten, het wordt al donker hier, ik ga de hekken sluiten, zei Thomas, de tuinier. Mijn baas heeft me vergeten, hij is naar huis gegaan, zijn moeder riep voor 't eten hij ging en liet mij staan. Moet dat een baasje heten? Och paardje, ga nou gauw, hij lekker aan het eten en jij hier in de kou? Carlos ging aan een touwtje met Thomas mee naar huis, waar Grietje, Thomas' vrouwtje al wachtte bij 't fornuis. Hu, zei Carlos, het paardje, het is hier warm en fijn, hij zwaaide met zijn staartje, 'k wil nergens anders zijn. Naast Grietjes mooiste vaasje staat Carlos op de kast. O, had dat domme baasje maar beter opgepast. MIES BOUHUYS. *.ODOOOOOOOOOOOCX«JO<X* >«iir Ondanks en door alle moeilijkheden heen gaan zij, die werkzaam zijn in dienst van de Kerk, met het verrichten van hun taak door. Tijdens een, in Wenen gehouden bij» eenkomst van Lutheranen werd dit uit een aantal gedane mededelingen nog eens dui delijk bevestigd. De fout, die men vooral in ons land nogal eens maakt, wanneer men spreekt over de situatie, waarin de kerk zich in onze tijd bevindt, is dat men te veel ziet op een of andere bepaalde kerkformatia binnen onze grenzen. Of in een wat gun stiger geval oordeelt naar aanleiding van de plaats, die de verschillende kerken in ons land innemen. Het behoeft wel geen betoog, dat dit onvoldoende is. Zoals bij vele andere dingen, is het bij de kerk goed er kennis van te nemen hoe het elders gaat in Gods wereldwijde kerk. Het is dan ook werkelijk niet alleen voor Lutheranen van belang te weten, wat er op de genoemda bijeenkomst werd medegedeeld, in het bij zonder de Lutherse Kerk in Oost-Europa betreffende. De vergadering was georganiseerd door het uitvoerend comité van de Lutherse Wereldbond. Aan de besprekingen werd deelgenomen door een tiental hoogleraren en predikanten uit Oost-Duitsland en uit de Oost-Europese landen. Het was in We nen, waar Oost en West elkaar ontmoeten, dat voor het eerst sedert 1945 weer het persoonlijk contact tot stand werd ge bracht met predikanten uit Polen, met de Lutherse kerken in Tsjechoslowakije en met de bisschop van de Lutherse kerk in Roemenië. In Tsjechoslowakije, zo deelde bisschop Chabada mede, telt de Evangelische Kerk vierhonderdduizend leden. Opvallend is, dat in de verschillende gemeenten bij de jeugd grote belangstelling bestaat voor het volgen van het kerkelijk onderricht. Er zijn kerkelijke gemeenten, waar vrijwel zonder uitzondering de jonge leden de les sen volgen! Bisschop Müller uit Siebenbiirger-Sach- sen vertelde dat zijn kerk in Roemenië momenteel zeventigduizend Duitsers telt. Er wordt ook in het Duits gepreekt. Bij de Duitssprekende afdeling van het zes jaar geleden in Klausenberg geopende Theolo gisch Instituut studeren zoveel Duitsspre kende studenten, dat men goede hoop heeft, dat binnen enkele jaren het predikanten tekort zal zijn ingelopen. Zowel de pasto rale arbeid als de prediking wordt in Roe menië vrijwel niet bemoeilijkt. De salaris sen van theologische hoogleraren en van predikanten worden door de staat betaald. Bijzonder zwaar door de oorlog getroffen is de Poolse Lutherse Kerk, zo kon men in Wenen vernemen van bisschop Kotula uit Warschau. De cijfers, die hij noemde, spra ken maar al te duidelijke taal: vóór de oorlog telde zijn kerk zeshonderdduizend leden, hiervan waren er na de oorlog in het eigenlijke Polen nog maar honderddui zend over, vooral als gevolg van de ver drijving door de Duitsers. Op het ogenblik werken er weer ruim honderd predikanten in het land. Hiervan hebben er zestien echter geen officiële theologische opleiding genoten. Met Hongarije is reeds eerder het contact weer tot stand gekomen. De twee Hon gaarse bisschoppen, die in Wenen aan wezig waren, hebben reeds eerder aan oecumenische bijeenkomsten deelgenomen. In hun land wonen momenteel ongeveer vijfhonderdduizend Lutheranen met vijf honderd predikanten. Ook met Joegoslavië is het contact reeds eerder tot stand gekomen. Dit land telt thans honderdtwaalfduizend Lutheranen. Dat de Evangelische Kerken in Oost-Euro pa de plaats nog kunnen innemen, die zij thans bezetten, meende bisschop Lilje uit Hannover toe te kunnen schrijven aan het feit, dat men zich streng houdt aan de godsdienstige plichten en alleen dan >'n conflict met de staat komt., wanneer deze in de onmiddellijke godsdienstige rechten van de kerk ingrijpt. Hoe ver dit laatste gaat is niet zo duidelijk geworden uit de gedane mededelingen. Wel is echter vast komen te staan hetgeen van het grootste belang is dat ook in al'deze landen Gods kerk dóórwerkt. Al is het aantal leden vaak niet groot, het werk gaat, ondanks soms verre van gemakkelijke omstandigheden, door. De minister van Onderwijs. Kunsten en Wetensrhannen stelt voor 1955 reisbeurzen en reistoelagen beschikbaar voor auteurs van nog niet gepubliceerd werk, hetzij poë- zie hetzij proza (novelle of romanrssav, H critisch en biograUschL teneinde deze let- terkimdigen. de gelegenheid te geven in het buitenland indrukken op te doen. die voor j hun ontwikkeling als kunstenaar van be- lang kunnen zijn. Het reglement is aan Verenigingen van Letterkundigen toege- zonden ten behoeve van belangstellenden. Haha, hoor ik jou al zeggen, een groen lammetje, dat bestaat toch niet. Maar heus hoor, hij mij thuis achter de kachel staat een mand met een groen lamme tje erin. dat vind je misschien nog gek ker hè, een lammetje dat achter de kachel in een mand ligt. En toch is het allemaal waar. Het groene lammetje kan natuurlijk niet praten, zover heeft het het nog niet gebracht, maar ik weet toch wel zo veel over hem dat ik je zijn verhaal ..vertellen kan. Het groene lammetje is een maand ge leden geboren. Het had mooie spierwitte krulletjes net als zijn zusjes en zijn neefjes en nichtjes die samen met hem in de stal stonden. Zijn moeder was net zo trots op hem als alle andere schapen moeders op hun kinderen zijn. Ze mek kerde van plezier toen hij voor het eerst op zijn dunne pootjes ging staan en een paar rare sprongetjes door het stro maakte. Dat het een bijdehand lamme tje was kon je dadelijk wel zien, want hij kroop niet zoals de anderen na hun eerste sprongetjes meteen weer in moe ders vacht weg. O, nee. Hij keek hoe ver hij wel springen kon in die stal. Dat was wel niet zo erg ver, maar toch wel zó dat zijn moeder hem telkens uit het oog verloor en hem met veel gemekker te rug moest roepen van zijn ontdekkings reizen. Na een week, toen het niet zo Welke dieren zijn hier door elkaar ge tekend? Het zijn er vijf. Je kunt ze vast wel vinden, als je er even je best voor doet. Knip dit konijntje tweemaal uit vilt en leg er een paar plukjes watten tus sen. Naai vervolgens de twee helften met een heel klein rijgsteekje aan el kaar. De oogjes zijn twee kraaltjes en de snorharen maak je ook met een klein steekje. Bevestig er een koordje aan en speld het op je mantel. Hoe komt Kobus Konijn uit zijn hol! «moonoooot» koud meer was, zette de boer de deur van de stal open en toen begon het leven pas, want het lammetje ontdekte dat de wereld nog veel, véél groter was dan die stal. Hij knipperde met zijn ogen tegen het licht dat naar binnenviel en draafde achter zijn moeder aan naar buiten. Eerst bleef hij nog wel vlak bij haar, net als de anderen, want een beetje be duusd was hij toch ook wel van dat groene land voor hem, dat zo ver je kon zien doorliep. Maar dat duurde niet lang. Toen hij merkte dat je op dat groene gras nog beter springen kon dan in het stro, was hij niet meer te hou den. Zijn moeder moest er eerst om lachen toen hij als een dolleman in de rondte huppelde en er maar niet mee kon ophouden, maar even later mekker de ze angstig, want hij was tot vlak bij de sloot gekomen. En als ze niet geroe pen had: „Pas op, voorzichtig, op dat zwarte water kun je niet dansen", dan was hij er zeker ingesprongen. Weer even later stond hij met zijn kopje tegen het hek te duwen, want het weiland van de boer vond hij al niet groot genoeg meer en hij wilde verder, altijd verder de wereld in. „Gelukkig maar dat er hekken en slo ten zijn", dacht zijn moeder, want zij wist beter dan ieder ander hoeveel ge varen er buiten het weiland op de lam metjes loerden. Als zij hem erover ver telde, mekkerde hij ongelovig, want hij kon zich niet voorstellen dat in die mooie wereld ook dingen waren die niet leuk zouden zijn. Toen hij merkte, dat hij de kans niet kreeg om van het eiland weg te komen, werd hij nog slimmer. Een hele dag bleef hij in de buurt van zijn moeder, hij zeurde niet over het hek en de sloten en vroeg niet één keer wanneer hij de wereld in mocht. „Ik geloof dat hij eindelijk verstandig wordt", zei zijn moeder blij. Maar o, dat lammetje. Toen het avond werd en de boer de deur van de stal openzette om de schapen voor de nacht naar binnen te laten, slipte het kleine lammetje in het halfdonker weg en verstopte zich onder een stapel takken, die op het erf lag. Pas toen het helemaal donker was en de boer en zijn vrouw aan tafel zaten kwam het voor de dag en ging hij op onderzoek uit. Hij wou het niet beken nen, maar de wereld viel hem een beetje tegen. In de eerste plaats kon hij niets zien en dan leek het 's avonds wel kou der te zijn dan overdag. Zijn moeders warme vacht was er ook niet om even in weg te kruipen en wat was het gek als je mekkerde en er was niet één broertje of zusje dat je antwoord gaf. Toen hij het hele erf rond was en te rugkwam voor de deur van de schapen stal, had hij al spijt. Maar ja, de gren del zat op de deur. Hij liep nog een keer rond en toen kon hij wel huilen van spijt en kou. Tussen de takken van de brandstapel was het ook al koud en het enige wat het lammetje nu nog zocht, was een warm plekje voor de nacht. Er was nog een andere deur op het erf en die stond open: de schuurdeur. Het lam metje wipte er binnen. Tussen de wielen van een wagen door kroop hij naar de verste hoek. Maar voor hij daar was moest hij tussen een stapel bussen en 30000000000000000000UO< xxxxxjoooooexxwoooooooutj a.tijlxxxccooocc* j In Cairo wordt van 5 tot 27 Maart een expositie van Nederlandse schilderkunst gehouden. Ten behoeve hiervan heeft het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken een collectie schilderijen van hedendaagse kunstenaars naar de Egyptische hoofdstad gestuurd. De verzameling waarbij de nadruk is gelegd op de jonge schilderkunst, omvat vijfentachtig werken van de schilders J. Altink, K. Andrea, W. L. Bouthoorn, H. Broer, J. Buning, B. Buys, H. van Dam, P. Defesche, H. Engelman, Marga- retha Feuerstein, H. Fiedler, G. Franse, Cath. Goeting-Stultiens, J. Goeting, D. van Gulik, Frieda Hunziker, J. H. van Ieperen, W. Kersten, C. Keus, ir. E. A. Kleima, H. Munnik, F. G. W. Nols, W. Schrofer. F. Sieger, P. van Soest, H. M. van der Spoel, J. Stekclenburg, F. de Wit en. D. Zwier. De collectie is op 27 Februari per KLKM naar Cairo gezonden, waar zij onder auspiciën van de „Société des Amis de l'Art" zal worden geëxposeerd. Zij is door de heren J. van Heel, J. L. Mulder en prof. J. Wiegers samengesteld. Het transport werd begeleid door mej. C. J. A. ten Holte van de afdeling Kunsten van het ministerie van Onderwijs. Kunsten en Wetenschappen, die te Cairo de inrichting der tentoonstelling heeft verzorgd. Plet is de bedoeling de verzameling in April te Madrid te exposeren, in Mei te Barcelona en in Juni, ter gelegenheid van een daar te houden Nederlandse week, te St. Gallen in Zwitserland. Ondanks de zonne schijn van de laatste dagen nog steeds winter se schoonheid op het platteland De fotograaf behoef de zich niet eens zo ver buiten Haarlem te begeven om de links hiervan gere produceerde impres sie vast te leggen. Zelfs de traditionele molen ontbreekt niet. Maar zonder dat overdrijvende wol kenveld zou het fili- graanwerk van ijzel der takken van boom en struikgewas min der schitterend uitko men dan nu. En als u langzamerhand ge noeg hebt van al die witte korsten op de velden, als de sneeuw u koud laat, kijkt u dan eens naar de af beelding rechts een suggestieve foto, waarop men de wind als het ware de lucht ziet schoonvegen. PARIJS, Februari Eigenlijk zijn er maar twee gebeurtenissen in het jaar lijkse programma van Parijs, die echt be langrijk voor de gehele bevolking zijn: de zesdaagse in het Velodrome d'Hiver en de aankomst van de Tour de France in het Pare des Princes. Laat u door niemand iets wijs maken over de opening van het opera-seizoen, het bal van de medische studenten, de auto-tentoonstelling, een gala-première van Yves Montand, een ka binetscrisis of nog een paar andere dingen. Het is allemaal niet waar. Het gaat om het fietsen, om Louison, Hugo, Senfft, Hassen en nog eens Louison. Daar komen de grote mensenmenigten voor. Wat men hier „Tout Paris" noemt, heeft niets te maken met geheel Parijs: het is een kleine en vrij nauwkeurig afge schermde kring van mensen, die trou- wens maar een paar maanden per jaar in Parijs wonen. Want zij mogen ook het seizoen in Deauville en aan de Riviéra niet missen. Neen, geheel Parijs komt al leen maar in grote getale als er om het hardst wordt gewielrend Dat geldt ook voor de rest van Frankrijk, behalve voor bepaalde delen van het Zuiden, waar rugby en stierengevechten nog wel eens een ferme menigte kunnen aantrekken. Daarom is het eigenlijk ten onrechte, dat ik over voetbal wil schrijven. Maar de Zesdaagse is nog (net) niet begonnen en de Tour de France nog lang niet. Ik kom juist terug uit het Pare des Princes, waar ik twee voetbalwedstrijden heb gezien. Eerst C.A. Paris tegen Le Havre, daarna Stade Francais tegen Can nes. Dat gaat hier vaak zo, op de manier van een Engelse bioscoop met twee hoofd voorstellingen, omdat het stadion anders niet genoeg mensen bereid vindt om een rijksdaalder neer te leggen voor een mid dag sport. Men realiseert zich hier, dat een wielerbaan rond moet zijn of ovaal en dus in het midden een zekere ruimte open moet laten. Met het zakeninstinct dat weinig Fransen vreemd is, apprecieert men dus het feit dat de stadiondirectie het ini tiatief heeft genomen om die middenruimte op vrije dagen voor iets anders te ge bruiken. Dat mag dan wel voetbal zijn. En voor die twee professional-wedstrijden op één middag komen wel een kleine dertig duizend mensen opdraven. Zij komen voornamelijk om twee rede nen: om de gezonde open lucht en om de scheidsrechter uit te fluiten. Want dat is een van de aardige eigenschappen van het Parijse publiek: het is volstrekt sportief gezind tegen de spelers. Nooit zult u het de ene partij (ook al is het de thuisclub) horen voortrekken boven de andere. Alles, wat iedereen doet, wordt op prijs gesteld en krijgt een applausje. Het mooiste is als er iemand gewond raakt en niettemin v"-\ DE NAAM van de in 1916 op zesendertig- jarige leeftijd gesneuvelde Duitse schilder Franz Mare heeft voor de na hem komende generaties van schilders een legendarische klank. Drie sterke factoren hebben er ge zamenlijk toe bijgedragen dat deze zo'n duidelijk beeld oproept: Ten eerste het feit dat hij een begaafd vernieuwer der schil derkunst was, ten tweede dat hij zijn ge dachten over deze vernieuwing in woord en geschrift naar buiten bracht en ten derde zijn vroege en tragische dood, waarmede zijn oeuvre werd afgesloten op een moment dat het wel enige en zelfs ingrijpende ver anderingen had ondergaan, maar door de korte tijdspanne waar in deze zich voltrok ken hadden, toch een compact en overzich telijk geheel vormde. Met het brengen, bijna veertig jaar na zijn dood, van een tentoonstelling wordt deze grote „naam" onvermijdelijk in het geding gebracht. Dit geldt te meer, daar deze expositie buiten Duitsland plaats vindt, waar men dus niet in de gelegenheid was de gemaakte en mogelijk geïdealiseer de voorstelling aan de originele werken te toetsen. Het is bijna onmogelijk om zonder deze overwegingen de tentoonstelling, die in het Stedelijk Museum te Amsterdam ge houden wordt, binnen te gaan. opstaat en doorspeelt met een om der wille van het publiek voortreffelijk van pijn verwrongen gezicht. Maar dat kan niet altijd, dus moet er naar andere op winding worden gezocht. En kijk! daar staat nog een man op het terrein. Daar gaan we ons over opwinden. Er bestaat hier een mooie, hoewel onge schreven regel: wat de scheidsrechter doet is altijd fout. De spelers kunnen elkaar met de vuisten te lijf gaan, er kan nage trapt worden, gescholden en geduwd maar als de scheidsrechter daar een beslis sing over neemt, is hij altijd fout. Niet om dat hij partijdig is, want dat is niemand. Daar is voetbal niet belangrijk genoeg voor. Alleen maar omdat hij de scheids rechter is. Dit schept een sfeer van behaaglijke gemoedsrust op de tribunes. Iedereen weet waar het om gaat. Toen ik vanmiddag binnenkwam (iets te laat) op een moment dat het hele publiek geïnteresseerd zat te loeien en te fluiten, wist ik meteen waar het om ging. Men hoeft geen vermoeiende en uitgebreide inlichtingen in te winnen over de vraag welke partij in het ongelijk staat. Dat is duidelijk: het is de scheids rechter. Ik zoek een plaats, ga zitten en zeg tegen mijn buurman: „Hij is weer verschrikkelijk, hè?" Daarmee is voor de rest van de middag een band tussen ons geschapen. Samen kijken wij verder ge- noegelijk naar de wedstrijd en jouwen tegen de arbiter. Dit geeft een mooie objectieve kijk op het spel. Wij tellen de doelpunten niet. Dat is een bijzaak. U zoudt het echt eens moe ten komen proberen. Het is de zekerste weg naar een prettige middag. Dat meen ik. En de scheidsrechter wordt er redelijk voor betaald. A. S. H. RUIM ACHTTIENDUIZEND MENSEN ZAGEN BEELDEN VAN ZADKINE De tentoonstelling van werken van de beeldhouwer Ossip Zadkine, die in het Arnhems Gemeentemuseum is gehouden, heeft opvallend veel bezoek getrokken. 18.500 personen, van wie 4500 in groeps verband, hebben de expositie bezocht. Ook vele scholen togen naar het museum, on der meer uit Amsterdam, Baarn, Deventer, Enschedé, Geleen en Tilburg, zelfs uit een blindeninstituut te Wolfheze. De vrees gedésillusionneerd te worden doet zich gelden, maar blijkt al spoedig ongegrond. Het werk heeft geladenheid be houden en kan ook over de talloze moder nismen, die er op volgden, heen zijn bood schap uitdragen. Het bezit het merkteken van een ware overtuiging. Het is de tegen pool van het experimentele. Deze doelbe wustheid, geschraagd door intelligentie en gevoed door een sterk geloof in de ver nieuwing, die het bracht, spreekt zo duide lijk, dat het critisch onderzoek naar sterk? of zwakke uitingen op het tweede plan wordt geschoven. Franz Mare werd in 1880 te München geboren. In 1910 kwam hij in aanraking met August Macke, met Kaudinsky stichtte hij de bekende groep der „Blaue Reiter" waartoe ook Paul Klee behoorde. Aan dit réveil der expressionisten is zijn naam onverbrekelijk verbonden. Hij was er ook een der voornaamste woordvoerders van. Hij betoogde dat het in de kunst om de diepste dingen ging, dat de vernieuwing niet vormvernieuwing mocht zijn, dat zij een wedergeboorte van het denken was. De mystiek werd in de zielen weer wakker en met haar herrezen oeroude elementen der kunst. Waren deze (wel typisch Duitse) denkbeelden van algemene aard, over zijn eigen werk sprak hij directer. Hierin bek leed hij een pantheïstisch levensgevoel, dat hem in verbinding bracht met de krachten der natuur. En vooral met het dier. Hiervan trachtte hij, na er de eigenaardigheden van bespied te hebben, een typering te geven die binnen de gesloten arabeske van één lijn het totale wezen bevatte. In de kleur zoekt hij aanvankelijk naar een sterk con trast tussen het dier en de omgevende natuur, later doordrongen deze elkaar als de facetten in een prisma. In plaats van het beeld dat wij van Franz Mare bezaten te doen vervagen, heeft deze Amsterdamse expositie het integen deel versterkt en vooral verrijkt. Enige sublieme aquarellen dragen daartoe niet weinig bij. OTTO B. DF KAT

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Haarlem's Dagblad | 1955 | | pagina 13