e fulpen hun
kleuren kreqen
Huisbaas en
gastheer
3i>t.an&tuj,fc
OPEN BOEK
Fabrieksdom i n ées
in Sheffield
Een reclamezuil
als spaarpot
Elke Zaterdag acht pagina's bij alle edities van
Haarlems DagbladOprechte Haarlemsche Courant
Figuurzaagstokje
KERKELIJK LEVEN
Stül Lodewijk XVI
meisjes woonde legde hij de tulp in bed.
Alle zes.
Toen de zes meisjes de volgende dag
wakker werden, wisten ze niet eens
meer of het allemaal echt gebeurd was,
of dat ze gedroomd hadden. Maar ze
waren toch wel zo geschrokken van wat
ze echt of niet echt beleefd hadden, dat
ze er niet meer aan dachten om weg te
lopen.
Het schip uit Nederland was 's mor
gens al vroeg weggevaren, de kapitein
was die oude man met zijn bloemetjes
al weer vergeten. Maar toen hij na lan
ge maanden weer in Nederland terug
kwam en het hele schip doorging om te
kijken of nergens iets bleef liggen voor
hij van boord ging, zag hij in het voor
schip zes prachtig gekleurde bloemen
staan: rose, wit. paars, geel, rood en wit
en heel licht lila: dit waren de tulpen
bollen van de tovenaar die opnieuw wa
ren uitgelopen. De kapitein nam ze mee
naar huis en zette ze in zijn tuin. En
zo, zeggen de mensen, kwamen de eer
ste gekleurde tulpen in Nederland. Dat
tuintje van de kapitein was het begin
van die grote eindeloze velden, waar nu
de tulpen in zoveel kleuren in het voor
jaar staan. Het is jammer dat de tove
naar, die ervoor gezorgd heeft, niet zo
ver kan kijken, dat hij ze ook eens ziet.
MIES BOUHUYS
De vliegenier
Mr"»--
Jullie, de kinderen van het bollen
land, weten natuurlijk heel goed dat er
een tijd is geweest, waarin de mensen
nog nooit van tulpen hadden gehoord.
Dat kun je je nu bijna niet meer voor
stellen, maar het is toch zo.
Hier heel ver vandaan op een hoge
berg groeiden de eerste tulpen, vertel
len sommige mensen. Alle tulpen had
den één kleur, ze waren rood, vuurrood.
Dat weten diezelfde mensen je ook te
vertellen. Nu woonde er op die hoge
berg, waar de tulpen groeiden, ook een
tovenaar, helemaal op de bovenste top.
Overdag sliep hij, maar 's nachts, want
hij kon in het donker het beste zien, zat
hij op het dak van zijn huisje en keek
naar beneden. Hij zag de zee en de
schepen die uit verre landen gevaren
kwamen. Ook uit Holland. De mensen
van de schepen gingen in het stadje aan
de voet van de berg aan land. Ze koch-
Deze spaarpot maak je van de kar
tonnen beker van de closetrol. Maak er
een gleuf in en lijm de onderkant op een
rond stukje carton. Het dak maak je van
een rond stuk stevig papier, dat je op
één plaats moet inknippen tot het mid
den. Dan de twee stukken opzij van deze
inkeping een stukje over elkaar heen
lijmen. Lijm allerlei kleine reclames,
welke je zelf kunt maken, op de koker
en de reclamezuil-spaarpot is klaar.
ten er cadeautjes voor hun kinderen en
hun vrouwen en ze wandelden door het
land om hun benen na zo'/i lange zeereis
weer eens te strekken. De tovenaar keek
naar hen en naar de slapende kinderen
in het stadje, want door muren heen
kijken kon hij ook.
Op een nacht dat hij daar weer zat,
zag hij iets bijzonders. In zes van de
huisjes beneden hem gleed een klein
meisje uit bed. Eén in een rose nacht
ponnetje. één in een wit. één in een
paars, één in een geel, één in een rood
met witte biesjes en één in een heel licht
lila ponnetje. De tovenaar zette grote
ogen op, want hij had 's nachts nog
nooit kinderen uit hun bed zien komen.
En zeker niet zes meisjes tegelijk. Wat
gingen ze doen? Nee maar, ze kwamen
naar buiten. Zonder dat hun vader of
moeder het merkten, slopen ze door de
straatjes en wachtten op de kade, waar
de grote schepen uit vreemde landen la
gen, op elkaar. De tovenaar ging er voor
op zijn tenen staan, zó nieuwsgierig was
hij wat die zes meisjes gingen doen.
„Dat schip gaat naar Afrika", zei er
één, „laten we daarheen gaan."
„Nee", zei een ander, „laten we liever
naar een ander land gaan. Naar Enge
land!"
„Hè nee," riep de volgende, „ik wil
naar Spanje."
„Naar Nederland", riep de vierde.
Dat vonden ze allemaal een prachtig
plan en met zijn zessen slopen die on
deugende meisjes aan boord van het Ne
derlandse schip, waar iedereen sliep. De
tovenaar daarboven schrok, want hij
was een goede tovenaar en begreep best,
dat ze er morgen al spijt van zouden
hebben en dat de vaders en moeders
van de kleine meisjes heel bedroefd zou
den zijn.
Hij dacht na. Hij woelde met zijn to
verstaf in het zand. Opeens stootte hij
met zijn stok tegen een hard dingetje,
een bol, een tulpenbol! Meteen had hij
zijn plan klaar. Die tulpenbol had hem
op een idee gebracht. Hij verkleedde
zich, zodat hij er als een gewone oude
man uitzag, nam zijn toverstaf en liep
de berg af.
Toen hij op de kade stond, want hij
moest dicht bij zijn om zijn toverstaf te
laten werken, zwaaide hij die stok drie
maal door de lucht en mompelde geleer
de woorden. En weet je wat er gebeur
de? Die zes kleine meisjes, die zo graag
op reis wilden en zich verstopt hadden
voor in het schip, veranderden in tul
pen: één rose, één witte, één paarse, één
gele, één rode met witte randjes, en één
heel licht lila, net als de kleur van de
zes ponnetjes was geweest. Stijf van
schrik stonden ze op hun tulpenbol. Ze
konden geen woord meer uitbrengen,
alleen heel zacht ritselen met hun bla
deren, die vroeger handen en benen
waren geweest.
Toen ging de tovenaar naar het schip.
Hij klopte op de hut van de kapitein.
Die keek verbaasd naar die oude man,
die hem midden in de nacht uit zijn
kooi kwam halen.
„Wat moet je?" vroeg hij bars.
„Ach meneer de kapitein", zei de to
venaar, „vandaag was ik aan het werk
op uw schip."
„Jij?" vroeg de kapitein. „Ik heb je
helemaal niet gezien."
„Nee", zei de tovenaar, „dat kan ook
wel, meneer de kapitein, maar ik was
helemaal onderin aan de voorkant. En
omdat niemand me zien kon, had ik
daar ook een cadeautje voor mijn vrouw
verstopt, die is morgen jarig weet u.
Maar nu heb ik mijn cadeautje laten
staan. Mag ik het alstublieft even ha
len?"
Nou van die cadeautjes kon de kapi
tein wel begrijpen, die kocht hij zelf
ook altijd. .Vooruit dan maar", zei hij en
hij ging zelf voorop naar de voorkant
van het schip. De tovenaar haalde een
mesje, dat geen pijn kan doen, uit zijn
zak en sneed de zes tulpen van de bol
af. Met het bosje tulpen in zijn hand
verdween hij weer. Hij ging van huis tot
huis en telkens waar één van de kleine
Met mijn woUen wanten aan
en mijn wollen das
loop ik door de winterlaan
en het dorre gras.
En wie denk je, hoor ik daar?
't Moet de merel zijn,
ik ken hem nog van vorig jaar,
toen was hij nog klein.
Zeg wat zit jij daar te fluiten
midden in de kou?
Wie niet moet komt niet naar buiten,
geldt dat niet voor jou?
Alle sneeuw is nog niet weg,
in de sloot nog ijs.
'k Vind je, als 'k het eerlijk zeg
wel wat eigenwijs.
Maar wat fluit die merel daar
wippend met zijn staart?
Steeds maar door, achter elkaar?
„Een-en-twintig Maart!"
Is er dan iets, vraag ik dan,
dat ik weten moet?
Lente, fluit de merelman,
alles wordt weer goed!
MIES BOUHUYS.
Eén der problemen, waarvoor de Kerk
zich vooral in onze tijd van techniek
geplaatst ziet, is er voor te zorgen, dat zij
in belangrijke industriecentra het contact
met de arbeiders niet verliest. In het ge
bied van Sheffield in Engeland werkt men
op een wijze, die vrijwel algemeen geac
cepteerd is.
Om allerlei redenen bestaat er tegen
woordig vaak slechts of maar weinig, of
in het geheel geen contact meer tussen
de kerk en de arbeider. Over de vraag hoe
dit komt, zullen we het in dit artikel niet
hebben, het gaat er ons om, aan de hand
van mededelingen die in de „Christian
News Letter" door E. R. Wickham zijn ge
daan, iets weer te geven van de wijze,
waarop de kerk in het genoemde staal-
gebied haar werk tracht te doen onder hen,
die weinig of geen contact met haar onder
houden.
In Sheffield wordt het werk gedaan on
der leiding van vier gespecialiseerde pre
dikanten, die geen andere arbeid doen. Een
van hen heeft jaren lang gewerkt op een
plastic-fabriek, een andere heeft geduren
de de oorlog als mijnwerker gearbeid; een
derde was na de beëindiging van zijn stu
die eerst arbeider in een metaalgieterij.
Een vrouw, die aan de predikanten is toe-
ij gevoegd, heeft sociale wetenschappen en
sociale verzorging gestudeerd. Zij is werk
zaam geweest in een messenfabriek.
Het werk wordt mogelijk gemaakt door
de goede verstandhouding die bestaat tus
sen deze „fabriekspredikanten" en repre
sentatieve personen, als industriëlen en
directeuren, sociale werkers, leiders van
vakverenigingen en woordvoerders van het
personeel in de bedrijven. Met voldoening
kan na tien jaar werken geconstateerd
worden, dat in ieder geval een wederzijds
vertrouwen tussen de Kerk en de werk
nemers is gegroeid.
Het is interessant na te gaan hoe de
fabrieksdominees hun werk doen. Hun da
gelijkse arbeid bestaat in het bezoeken van
de fabrieken, het leggen van contacten
met het personeel, het organiseren van
bijeenkomsten en het deelnemen aan be
paalde activiteiten in de fabrieken. Na
gepleegd overleg bezoeken de predikanten
de mensen tijdens hun werk. Het behoeft
wel geen betoog, dat een van het werk af
houden er niet bij is. Het grote voordeel
van deze bezoeken, waarbij toch vaak wel
een praatje kan worden gehouden, is dat
de dominee de mens in de omgeving, waar
in hij werkt, leert kennen.
In de schafttijd worden bijeenkomsten
gehouden, die overigens een informeel ka
rakter dragen en waarbij vaak de humor
niet ontbreekt. Bij alles Drobeert de predi
kant zich zoveel mogelijk op de achter
grond te plaatsen. Natuurlijk wacht hij er
zich wel voor er door zijn optreden oor
zaak van te zijn, dat het werk in de fabriek
gestoord wordt.
De fabriekspredikanten hebben eeri be
langrijk aandeel in de cursussen ter oplei
ding en ontwikkeling, die in de bedrijven
worden gegeven. Voorts ontvangen ze vaak
uitnodigingen om te spreken op bijeen
komsten van personeelschefs of fabrieks
bazen, op politieke vergaderingen of op
samenkomsten van vakverenigingen. Bui-
ten dit alles hebben deze dominees nog.
hun eigen activiteiten buiten de fabriek.
Iedere drie maanden vinden conferenties
plaats over Christendom en industrie, waar
de leiding en de arbeiders van de fabriek
samen komen. Verder doen de predikan
ten ook „gewoon" werk, als het afleggen
van ziekenbezoeken en het zoeken naar
oplossingen in huiselijke problemen.
Van enorm belang is bij dit alles het
werk van de leken in de fabriek. Natuur
lijk gaat het werk niet overal vlot en ge
makkelijk. Maar er zijn medewerkers, vaak
heel eenvoudige arbeiders, die er aan mee
doen om het Christendom op een nieuwe
wijze te brengen en die mee nadenken
over de betekenis er van voor de vele pro
blemen en spanningen van het industriële
leven en de grotere industriële samenle
ving. De industriepredikanten proberen de
mensen dicht bij de problemen te brengen.
Zij trachten te bewerken, dat men oog
krijgt voor de vraagstukken als die van
de gevolgen van de techniek en de in
dustrie op het leven van de mens. Er zijn
nieuwe mogelijkheden geschapen, maar
worden die voor de mensen in de fabriek
voldoende gerealiseerd? Hoe kan het besef
van saamhorigheid worden versterkt en
wat eisen gerechtigheid, eerlijkheid, zorg
voor de anderen in het leven van iedere
dag, zijn verdere vragen. Ook over de vol
doening in het werk wordt nagedacht.
En bij het stellen van deze vragen komen
vanzelf de godsdienstige problemen om de
hoek lnjken. Dit is niet anders mogelijk bij
dergeliike belangrijke levensnrohlemen.
Het initiatief tot het werk is destijds ge-
nomen door de Anglicaanse kerk. het wordt
j echter gesteund door leden van verschil-
lende kerken.
I a i t-wi
19 MAAKT 1955
PARIJS, MAART. Parijs is tot de
nok gevuld met charme, met schoonheid
en met hartverwarmende attracties. Kijkt
u, als u misschien van de zomer eens in
deze stad komt, niet te veel naar het feit
dat er zoveel huizen aan het scheefzakken
en helemaal wegzakken zijn, d'at er tien
duizenden werkloze Noord-Afrikanen lang
zaam lopen te verhongeren, dat het parle
ment niet tot iets redelijks in staat lijkt en
dat de prijzen te hoog zijn voor de salaris
sen van meer dan de helft van de bevol
king. Kijkt u ook niet naar alle dingen, die
in en door de gids worden aangegeven. De
Sacré Coeur is écht een van de lelijkste
kerken van Europa, de Eiffelitoren is een
belediging van de goede smaak en van de
Are de Triomphe valt eigenlijk alleen maar
te zeggen, dat hij er imposant 9taat van
welke kant men hem ook benadert. Maar
mooi is die Are niet!
Gaat u echter eens kijken in een ver
bijsterend landelijk, oud en heerlijk kerkje
als d<at van de Grieks-Katholieken aan het
einde van de Rue Monge Ln het vijfde ar
rondissement. En daarna kunt u even gaan
kijken in de Arènes de Lutèce, die daar
niet meer dan vijf minuten lopen vandaan
is. Er zijn zo talloos veel punten in deze
stad, die elk voor zich al een reis naar
Parijs de moeite waard zouden maken.
Maar waar ik u eigenlijk over wilde
vertellen, daar hoeft u helaas nigt voor
naar Frankrijk te komen. U kunt het niet
bezichtigen, omdat het daar niet voor be
doeld is. Ik vertel u het volgende alleen,
omdat het zo typisch is voor Parijs als
een aanmoediging, omdat er tientallen of
honderden van deze plekjes in de stad zijn,
waarvan een aantal met enige aandrang
wel voor u open zal staan.
Het betreft hier mijn huiseigenaar, een
aardige, opgewekte man, die in het bezit is
van teveel geld. Hij is ook altijd wat be
schroomd om mij de huur te vragen: hij
weet, dat onze bankrekeningen er zo ver
schillend uitzien en dat maakt hem wat
verlegen. Daarom is hij slechts bereid de
huur in ontvangst te nemen, als hij er een
diner of een paar glaasjes tegenover mag
stellen. Meestal gebeurt dat in een restau
rant. maar nu zijn wij bij hem thuis ge
weest. Hij woont aan de Rue d'Hauteville,
een van die vele sombere, donkere straten
in de omgeving van het Gare du Nord. Hij
drijft daar een soort reisbureautje, maar
het zou hem slecht uitkomen als hij klan
ten zou krijgen. Daar is het niet voor be
doeld: het gaat meer om een etiket en een
directeurstitel op zijn visitekaartje. De
huiseigenaar, die ik Marcès zal noemen
want hii wil beslist niet. dat u komt kijken
ontving ons in zijn minuscule, smoeze
lige kantoortje, dat men bereikt door een
vieze, constant-donkere binnenplaats over
te steken. In dat kantoortje hebben wij
een half uur zitten praten, tot hij ons plot-
seline aanbood het huis te laten zien. Men
accepteert een dergelijk aanbod, al was
het aMeen maar om beleefd te zijn. De
heer Marcès verdween en kwam een kwar
tier later terug met de mededeling, diat hij
de lirMon even had aangestoken.
Toen zagen wij zijn huis. Het bevat
achtentwintig kamers en zalen en het stamt
uit die achttiende eeuw. De meubilering is
nog eenseezind Louis Seize, de verlichting
tegenwoordig electrisch, maar zo goed mo-
gelii'k verborgen onder oude stijl men
merkt het haast niet. Aan de wanden han
gen de portretten van de befaamde horen
en hun courtisanes, die hier gewoond heb
ben. Het bad op de eerste verdieping is
van binnen met leer bekleed, omdat dit de
warmte beter behoudt. Achter het huis
ligt een tuin van een goede honderd vier
kante meter, aangelegd en perfect onder
houden in die strakke symmetrische stijl,
die u in alle grote tuinen van Frankrijk
kunt vinden. Er dringt geen geluid door
van de drukke stad overal eromheen. De
wintertuin is een droomoord van voortref
felijke smaak. De slaapkamers boven zijn
als het overige: als vroeger. Het zou mij
niet verbaasd hebben, als wij als stoute
jongens waren weggestuurd door een on
verwacht binnenkomende bewoonster in
hoepelrok, met achter haar de fraai uit
gedoste minnaar van het moment.
Door die woning hebben wij een uur ge-
Ttcee aspecten van Frankrijk de gecompliceerdheid van het moderne
verkeer Passage Clouté) in de hoofdstad en de eenvoud van het geloof in
een klein dorpskerkje. De brede weg en het smalle pad.... ln het hier
naast besproken „La France a livre ouvert" vindt men heel toepasselijk
teksten van Sartre en Bernanos op de tegenoverliggende bladziid
VAN DE in dit blad in October bespro
ken prachtige „Histoire de France" is thans
bij de uitgeverij Larousse te Parijs het
tweede en laatste deel verschenen. Het
voert de lezer van de troonsbestijging van
Lodewijk de Vijftiende in 1715 naar het
einde van de oorlog 1940-1945. Ook in dit
deel is de „veldslagenhistorie" tot het
hoogst noodzakelijke beperkt en wordt
deze niet aangewend als aanleiding voor
nationale lofzang en verheerlijking. Tegen
de achtergrond van oorlogen, wisselingen
van vorsten en regeringsstelsels worden
vooral getoond de verschillende aspecten
van het Franse leven in hun ontwikkeling:
handel, landbouw, openbare mening,evolu
tie der zeden, ideeën, wetenschap en kun
sten. In een zeer prettig leesbare, levendige
en soms boeiende stijl worden met een te
waarderen objectiviteit de toppen en diep
tepunten van de Franse historie beschre
ven. Het verloop dier geschiedenis illu
streert tevens de verandering, die ln de
machtsverhoudingen heeft plaatsgevonden.
Men moet wel erkennen, dat het gedaan :s
met de hegemonie van Frankrijk en dat
zijn rol als grote, beslissende macht is uit
gespeeld. Maar als men het boek na lezing
sluit, is men vervuld van bewondering voor
de wonderlijke vitaliteit en de scheppende
kracht van het Franse genie. Op het cul
turele plan blijft Frankrijk een der voor
naamste leiders.
Evenals het eerste deel is dat tweede rijk
en fraai geïllustreerd met vele, weinig be
kende platen. Tekst en iconographie ma
ken deze „Histoire de France" tot een kos
telijk en kostbaar naslagwerk.
ER ZIJN vele manieren om de ongrijp
bare sfeer van een land te leren aanvoelen
en om zyn aardrijkskunde te leren kennen.
De uitgever Pierre Seghers heeft een wel
zeer aantrekkelijke gekozen.
In een album van ruim honderdvljftig
bladzijden, onder de titel „La France
livre ouvert" heeft de samensteller op de
rechterpagina een foto van een Frans
'andschap of van een tafereel uit het Frarv-
e leven geplaatst en op de linker een ge
richt of prozatekst, die daarop betrekking
hebben. Zo wordt het geschrevene verhel
derd door het beeld en het beeld verklaard
door het woord. Er zijn natuurlijk plekjes
■m werken of personen, die historisch ver-
honden zijn: Grignan en Madame de Sé-
rigné, Uzès met Racine en Gide. Port-Royal
-net Pascal.... Maar Seghers heeft de te
bekende en te beroemde monumenten en
.gevallen" weggelaten en door een verras-
end beeld een verrassende kijk gegeven
ip landstreek, stad of dagelijks leven.
Niet steeds is de tekst geheel in overeen
stemming met de foto. En men zou kun-
len opmerken, dat de ware minnaar van
noëzie zijn eigen al of niet bestaande land
schappen droomt rond zekere gedichten,
->f wel dat hij dank zij de werking der
ioor Baudelaire bezongen „correspondfan-
-es' een beeld in eigen woorden ver-
olkt. Dat neemt niet weg, dat dit album
ioor zijn prachtige platen en bijna steedu
:uist gekozen tekst op fijnzinnige wijze het
verband laat zien, dat bestaat tussen Fran
se schrijvers en Franse oorden. Beide leert
men daardoor beter kennen.
S. ELTE.
dwaald, geleid door onze huiseigenaar, die
meer bleek te hebben dan teveel geld. Mei
diepe reverentie voor wat de historie hem
had toevertrouwd vertelde hij de geschie
denis van dit alles. Hij gaf namen en jaar
tallen, maar het was niet om te bluffen
het was de opsomming van zijn verant
woordelijkheid, die hij ernstig neemt. Eén
of twee keer per jaar, als de gemeente
Parijs het erg beleefd komt vragen, staat
hij haar toe een receptie in zijn huls to
houden. Verder is het voor hem, voor zijn
vrienden en voor het nageslacht. En eigen
lijk vind ik d'at nog meer voor hem pleiten,
dan het feit dat hij vorig jaar tien mil-
lioen francs en veel werk heeft gegeven
aan het instand houden van een aantal
kastelen in de omgeving van Bordeaux
zijn geboortestreek.
A. S. Ft